Albert de Jong
Anarchisme en syndicalisme
Hoe de anarchist staat tegenover het syndicalisme hangt geheel af van de opvatting, welke hij van het anarchisme heeft. Wanneer hij het anarchisme beschouwt als een sociaal-politieke, als een revolutionnaire arbeidersbeweging, dan is hij voorstander van het syndicalisme. Want een arbeidersbeweging, die de staat afwijst, kan op niets anders gebaseerd zijn dan op de syndicaten op de bedrijven. Zij heeft geen andere positieve macht dan haar economische macht.
Maar er bestaat nog een ander soort anarchisme, dat individualistisch en ethisch is gericht, dat bepaalde, in het wezen der zaak uit het christendom ontsproten zedelijke opvattingen huldigt, dat niet rechtstreeks de maatschappij wil hervormen, maar dat de mens wil bekeren. De aanhangers van dit soort anarchisme kunnen zich met het syndicalisme niet verzoenen, omdat een volksbeweging nooit kan voldoen aan de ethische en theoretische eisen welke zij stellen.
Het sociaal-anarchisme streeft naar machtsvorming, het gaat uit van de bestaande maatschappelijke verhoudingen, van de krachten, die in de maatschappij aanwezig zijn, en die het versterken of verzwakken wil. Het individualistisch-ethisch anarchisme gaat uit van zedelijke normen en abstracte theorieën. Het vraagt zich ten aanzien van elke beweging en van elk maatschappelijk gebeuren af, in hoeverre dit beantwoordt aan zijn theoretische en èthische eisen en waar volksbewegingen en revoluties daaraan nooit beantwoorden, houdt het zich practisch afzijdig.
Toen de militaire staatsgreep van Franco door het spaanse volk werd beantwoord met een niet-geweldloze revolutie, waren onder de beide groepen anarchisten in Nederland principiële voorstanders van de revolutie met zuiver economische, niet gewelddadige middelen. De sociaal-anarchisten gingen uit van het feit, dat een dergelijke revolutie in Spanje ondenkbaar was. Zij begrepen, dat de spaanse strijd tegen het fascisme alleen succes zou kunnen hebben, wanneer deze strijd werd gekeerd door de solidariteit van de arbeiders in geheel Europa en wekten hen daartoe op. Zij beschouwden, bij alle verschil in theoretisch opzicht, de Spaanse Revolutie ten volle als de hunne. De ethisch-individualistische anarchisten toetsten de practijk van de Spaanse Revolutie aan hun abstracte theorieën, wezen ze af en gingen over hun beginselverklaringen debateren, die zij verscherpten in niet gewelddadige geest.
Tussen deze beide opvattingen van het anarchisme bestaat een diepe kloof. Een samengaan der beide richtingen is, zoal niet onmogelijk, dan toch zonder veel zin. In iedere reële strijd zullen zij uit elkander aan en hun meningsverschillen zullen elke actie verlammen. Eenheid der anarchisten, een vaak nagestreefd doel, is onbereikbaar. Organisatie van alle anarchisten is niet te verwezenlijken. Dit is niet zo heel erg. De beide richtingen kunnen afzonderlijk werken, elk op eigen terrein. Belangrijker is organisatie en is eenheid der arbeiders.
Het sociaal-anarchisme streeft naar een omwenteling van de maatschappij om mens en gemeenschap te bevrijden van de staats-slavernij en van de loondienst. De strijd tegen de staatsalmacht en tegen klassenbevoorrechting is reeds begonnen in de Franse Revolutie. Zij bracht de absolute staat en het koningschap ten val, legde de grondslag voor de parlementaire democratische staat, schafte de voorrechten af van adel en geestelijkheid, bepaalde dat geestelijken en rechters door het gehele volk werden gekozen. De leidende macht in deze révolutie was de bourgeoisie, die zowel wetenschappelijk als economisch reeds een belangrijke rol vervulde in de maatschappij. Haar doeleinden kon zij slechts bereiken door de hulp van het proletariaat, dat op elk critiek moment in de revolutie ingreep en handelend optrad. De verwachting van het proletariaat, dat de revolutie ook aan zijn ellende een einde zou maken, werd niet verwezenlijkt.
Na de verbanning van Napoleon kwam met Lodewijk XVIII — een broer van Lodewijk XVI het oude franse koningshuis weer aan het bewind. Allerlei réactionnairemaatregelen werden door gevoerd, de resultaten; der 'Revolutie voor een deel geliquideerd. Maar wanneer in Juli 1830 zijn opvolger Karei X de grondwet schorst, de persvrijheid opheft, de pas gekozen Kamer ontbindt en een vierde deel der kiezers van hun stemrecht berooft, roept de bourgeoisie het proletariaat ten strijde. Barricades worden opgeworpen, het stadhuis en de Tuillerieën veroverd, Karei X tot aftreden gedwongen en vervangen door Louis Philippe. Het volk echter is er niet beter van geworden.
De reactionnaire maatregelen van Louis Philippe leiden in Februari 1848 opnieuw tot een opstand van de tot dan nog altijd revolutionnaire liberale bourgeosie, die — thans voor de laatste maal - zij aan zij strijdt met het proletariaat voor de vrijheid van het volk tegen de absolutistische neigingen van de staat. De revolutie zegeviert. Na Lodewijk XVI, Napoleon en Karel X wordt ook Louis Philippe afgezet en de republiek wordt uitgeroepen. Maar verkiezingen brengen de nederlaag van de rode republikeinen. Voor de werklozen onder het proletariaat wordt geen uitkomst gebracht. De proclamatie van Considérant en Blanc, waarin ieder het recht wordt verzekerd om door zijn arbeid te leven, wórdt door het parlement ter zijde geschoven. Dan voor het eerst treedt het proletariaat op voor eigen zaak. Maar de bourgeoisie kiest de zijde van het behoud. De arbeiders revolutie van Juni 1848 wordt neergeslagen: 10.000 doden, 14.000 gedeporteerden. Louis Napoleon wordt tot president gekozen en laat zich in 1851 uitroepen tot keizer van Frankrijk. De bourgeoisie stelt zich aan de zijde van zijn dictatuur over het volk. In de overige landen van Europa neemt zij eenzelfde houding aan. Zij wordt bevreesd voor het volk, dat in 1789, in 1830, in Februari 1848 voor haar de kastanjes uit het vuur heeft gehaald. Het liberale burgerdom is niet langer revolutionnair, het verenigt zich met keizer en staat, liever verbindt het zich met de reactie tegen de revolutie, dan met de revolutie tegen de reactie. De Juni revolutie van 1848 bracht, niet slechts de nederlaag van het volk, maar ook die van de niet langer revolutionnaire liberale bourgeoisie. Zij wil eindelijk van haar bevoorrechte positie genieten. Geplaaist voor de keuze tussen Vrijheid en haar privileges kiest zij voortaan altijd en overal de laatste. Haar vrijheid is nog slechts de vrijheid om uit te buiten. Zo brengt de liberale bourgeoisie om der wille van haar klassebevoorrechting het liberalisme in miscrediet en kon Lenin zijn beruchte woord spreken: „Vrijheid is een burgerlijk vooroordeel.”
De strijd tegen het staatsabsolutisme is overgegaan uit de handen der bourgeoisie in die van het socialistische proletariaat. Maar in hetzelfdejaar 1848, op het tijdstip van de beslissende strijd tegen autocratie, bevoorrechting en voor de vrijheid, kregen de, oude denkbeelden van dictatuur en staatsalmacht een bondgenoot in een nieuwe vijand van de vrijheid uit het kamp van het socialistische proletariaat zelf: in dat jaar publiceren Marx en Engels hun Communistisch Manifest, dat het socialisme wil verwezenlijken door middel van een absolute staatsdictatuur.
In 1871 is de Commune van Parijs de laatste poging in Frankrijk om het socialisme lafigs vrijheidslievende weg door te voeren. Zij beoogt de oplossing van Frankrijk in een federatie van autonome gemeenten met eigen rechtspraak, eigen onderwijs en decentralisatie van de mïicht. Zij wordt verslagen: 30.000 doden, 50.000 vermisten, 40.000 gevangenen, 10.000 veroordeelden.
In 1872 wordt de in 1864 gestichte, uit syndicaten opgébouwde IAA door Marx vernietigd en in de meeste landen ontwikkelt zich de socialistische arbeidersbeweging in de Duitse geest van Lassalle, van het Communistisch Manifest, van de staat en van de dictatuur.
Het noodlotsjaar 1914 brengt de zondeval van dit socialisme: het kiest de zijde van de nationale staat, van de kapitalistische bourgeoisie. Van 1917 af ontwikkelt zich in Rusland een nieuwe absolutistische staat, die het voorbeeld wordt voor het italiaanse fascisme, het Duitse nationalisme. Het absolutisme van de staat is hersteld in een afschuwelijker vorm dan het ooit heeft gehad, in een vorm, waarbij de macht aan de top doelbewust beheerst, en steunt op het tegen het volk georganiseerde volk. De laatste oorlog heeft de wereld, zo grondig gemilitariseerd, dat productie en distributie nog slechts „militair ement” konden worden georganiseerd, waardoor ook de democratische staten steeds meer een totalitair karakter krijgen. En inmiddels wordt de politiek internationaal beheerst door de dreigende atoomoorlog tussen Amerika en Rusland, waarin alle politieke partijen hun standpunt reeds hebben gekozen.
Tegenover dit in alle landen heersende staatsabsolutisme en tegenover dit oorlogsgevaar zal moeten worden gevormd een derde front. Wat zou dit front anders kunnen zijn dan een economische arbeidersbeweging? En wat is deze economische arbeidersbeweging anders dan de anarcho-syndicalistische beweging?
Dit front bestaat trouwens in de na de eerste wereldoorlog opnieuw gestichte IAA met de spaanse CNT, die tegen Franco streed en "de sociale revolutie doorvoerde, met de 120.000 leden tellende franse CNT, die tijdens de jongste stakingen op twee fronten streed: tegen de staat en tegen de stalinisten, met al haar andere secties.
Onze beweging behoort te staan naast deze IAA. De ethisch-individualistisch gerichte leden zullen zich aan haar zijde niet kunnen scharen.
Eenheid op dit punt zal niet worden bereikt, ook niet door eindeloze discussie en debat. Daarom zei ik op ons congres van 2 Juni 1946: Wij willen en wij kunnen niet alle anarchisten in één organisatie verenigen, de individualisten en desociaal-anarchisten, maar alleen de aanhangers van de economische zelforganisatie van het volk, die beseffen, dat socialisme en vrijheid alleen kunnen worden verwezenlijkt op de grondslag van de door het volk zelf in het leven geroepen en door het volk zelf beheerde organen. Daarom spreekt onze beginselverklaring zich uit voor de zelforganisatie der massa’s en voor bedrijfsorganisaties.
Het komt mij voor, dat dit alles niet door ieder van ons even goed is begrepen. Maar dit staat voor mij vast: Zal onze beweging een toekomst hebben, dan zal zij eindelijk het debatteren over het syndicalisme moeten besluiten door zich vierkant uit spreken: voor of tegen. 10-2-48 Albert de Jong