Voeg secties toe aan de boekmaker: In de lift (Ayelt de Wit en Adam Flintoff)

 

Bij complexe structuren zoals bijvoorbeeld een hoofstuk met subsecties, zorgt het selecteren van alleen het hoofdstuk waarschijnlijk voor alleen het selecteren van de hoofdstuktitel, dus het is aan te raden om het hoofdstuk en alle subsecties te selecteren.

De tekststructuur wordt hieronder getoond.

 
Sectie
Selecteer
Titel, auteur, datum...
In de lift
4. Van 'participatie' als modewoord, naar echte bewonersinvloed! Wijken zijn in beweging: er moet volop vernieuwd en gesaneerd worden. Het beleid heeft een dubbele agenda. Aan de ene kant wordt bewoners verteld dat er te veel sociale huurwoningen zijn en dat zij plaats moeten maken voor nieuwe, meer draagkrachtige groepen. Met verhuispremies en voorrang op wachtlijsten worden bewoners verleid om de buurt zo snel mogelijk te verlaten. Aan de andere kant worden bewoners aangesproken als burgers die initiatief moeten nemen en moeten participeren in de buurt. Om deze conflicterende praktijk te veranderen is het nodig te weten waarin het democratisch tekort van de huidige stedelijke vernieuwing precies schuilt. Vervolgens kan de vraag gesteld worden hoe bewonersparticipatie dan wél vorm kan krijgen. Is er een werkwijze denkbaar waarbij de zorgen, belangen en wensen van huidige bewoners een echte plaats krijgen in een besluitvormingsproces? In hun nieuwe rol als projectontwikkelaar zijn corporaties grotendeels de agenda voor de stedelijke vernieuwing gaan bepalen. De geprivatiseerde corporaties worden door de centrale en lokale overheid aangespoord om zo snel mogelijk grote aantallen huizen te renoveren, te slopen en/of te bouwen. Zo wordt de stedelijke agenda niet door de behoefte van de buurt en woningzoekenden bepaald, maar door een bovenlokale agenda voor stedelijke herstructurering. Inspraak door buurtbewoners is wel mogelijk, maar dan op het moment dat de eigenlijke beslissingen al genomen zijn. De inbreng van de zittende bewoners in zulke projecten is dus bijna volledig afwezig. De in allerijl opgerichte bewonerscommissies kunnen vaak niet meer dan redden wat er te redden valt binnen het vernieuwingsproces van hun woonomgeving. Als er al sprake is van overleg, dan vindt dat meestal op individueel niveau plaats. De sociale dimensie van de stedelijke vernieuwing wordt daarmee gereduceerd tot een royale verhuisregeling met goede begeleiding. Op deze wijze lijken weliswaar de grootste gevolgen te zijn opgevangen, maar feitelijk beperkt deze vorm van stedelijke vernieuwing de mogelijkheden van lagere inkomensgroepen op de woningmarkt. Ook werkt het bovengenoemde proces van stedelijke vernieuwing eerder vervreemding en individualisering in de hand dan dat het betrokkenheid en inspraak vergroot. Niet heel lang geleden, in de jaren zeventig en tachtig, bestond er een totaal andere situatie, toen er nog ‘gebouwd voor de buurt’ werd. Bewoners werden ondersteund door opbouwwerkers die door de centrale overheid werden gefinancierd en direct werkten voor bewonersorganisaties. Om invloed uit te oefenen heb je bijvoorbeeld (stede) bouwkundige en planologische vaardigheden nodig die nu alleen ingekocht worden door de Het informatiecentrum voor bewoners is al jaren gesloten. opdrachtgevende corporaties en overheden, maar niet voor bewoners beschikbaar zijn. Door beleidsmakers en woningcorporaties worden vaak twee opties genoemd voor het vergroten van de invloed van bewoners in stedelijke vernieuwingsprocessen. De eerste is om de ‘woonconsument’ centraal te stellen. Vooralsnog heeft deze typering geen betrekking op de bewoners van sociale woningen. De invloed van consumenten is immers evenredig aan hun besteedbaar inkomen, hetgeen impliceert dat de ideologie en het instrument van consumentenvrijheid weinig kan betekenen voor bewoners met weinig economisch kapitaal en dus voor het merendeel van de huidige en toekomstige bewoners van herstructureringswijken. Een andere populaire optie is om bewonersoverleg te institutionaliseren. Er zijn verschillende verenigingen en werkgroepen die regelmatig overleg hebben met bestuurders van gemeenten en corporaties. In veel gevallen gaat het hier om inspraakstructuren die hun wortels hebben in de stadsvernieuwing van de jaren tachtig. De brede bewonersbeweging van toen bestaat nu niet meer en het gevolg is dat de geïnstitutionaliseerde vertegenwoordigers moeite hebben om de meeste bewoners te bereiken. Een ongelijkheid in kennis en informatie tussen georganiseerde en nietgeorganiseerde bewoners is hiervan het gevolg. Het marktmodel (de burger als consument) en het corporatistische model (de bewoner als onderdeel van het bestuur) werken kortom niet voor grote groepen bewoners. Om deze situatie te verbeteren moeten tenminste twee dingen veranderen. Ten eerste zal de machtsverhouding tussen bewoners en bestuurders meer evenwicht moeten krijgen. Ten tweede mag het gebrek aan cultureel en economisch kapitaal niet langer een belemmering voor participatie vormen. Zeker nu de aanpak van achterstandswijken in Nederland een belangrijk politiek onderwerp is, willen bestuurders slagvaardig optreden. Buurten opknappen is echter geen oplossing als de problemen en zwakke bewoners naar elders worden verplaatst. Het is nodig dat de politiek de uitdaging aangaat om beleid te maken waarbij stedelijke vernieuwing de betrokkenheid van bewoners juist vergroot. Nederland heeft een rijke traditie op dit gebied maar die staat sterk onder druk door de privatisering van corporaties en de enorme financiële belangen in de gehele vastgoedsector. Meer dan ooit is het belangrijk om weerstand tegen deze ontwikkeling te bieden. Bestuurders van gemeenten/stadsdelen en corporaties moeten tijdens het proces van wijkvernieuwing leren rekening te houden met de huurders die al in de buurt wonen. Bewoners moeten bovendien in staat worden gesteld om aan het proces deel te nemen. Dit houdt in dat bewoners ook in het besluitvormingsproces betrokken worden vóórdat belangrijke beslissingen worden genomen en niet erna. Als bestuurders dit leren inzien zou stedelijke vernieuwing daadwerkelijk kunnen leiden tot sociale en maatschappelijke emancipatie van alle huidige en toekomstige wijkbewoners. In plaats van een passieve doelgroep van individuen die gecompenseerd worden voor een gedwongen verhuizing te vormen, of als commissie niet serieus genomen worden en slechts achter de feiten aan rennen, kunnen wijkbewoners dan uitgroeien tot betrokken invloedrijke vormgevers van hun eigen woonomgeving. Dit is een verkorte en door de auteurs van In de Lift bewerkte versie van: 'Bewonersparticipatie in stedelijke vernieuwing: Macht en techniek' geschreven door Justus Uitermark. In: JaapJan Berg, Tahl Kaminer, Marc Schoonderbeek en Joost Zonneveld (redactie): Huizen in transformatie. Rotterdam, NAi Uitgevers, 2008.
5. Conclusie We begonnen deze publicatie met een verhaal over de breed gedeelde opvatting dat de Indische Buurt in de lift zit. Hopelijk is nu duidelijk geworden dat zo'n transformatie een hoge prijs kent. Die prijs wordt betaald door gedemoraliseerde huurders en door al die mensen die in de toekomst niet meer in de buurt zullen kunnen wonen. Woningzoekenden zien aanhoudende wachtlijsten bij een steeds kleiner wordend aanbod. Bovendien wordt tegenwoordig de helft van het krimpende aanbod van vrijkomende betaalbare huurwoningen in de stad toegewezen aan verdreven huurders met urgentiebewijzen uit deze en andere herstructureringsbuurten. De transformatie van de Indische Buurt werd grotendeels ingezet door het in mei 2010 opgeheven stadsdeel Zeeburg. Dit is dus een uitgelezen moment om kritisch naar de transformatie te kijken. Het is nadrukkelijk nìet genoeg als het nieuwe stadsdeel Oost concludeert dat het alleen uitvoeringsproblemen betreft. Bestaande regelgeving, omtrent tijdelijke huur en onderhoud bijvoorbeeld, dient inderdaad veel beter gehandhaafd te worden. Dat is een belangrijk en welkom begin. Maar het onderliggende probleem is structureel en een structureel probleem wordt niet verholpen door 'flankerend beleid' en het doorverwijzen van individuele huurders naar het (overigens zeer belangrijke) Wijksteunpunt Wonen. Het structurele probleem is geworteld in de modieuze ideologie dat er te veel betaalbare huurwoningen zijn en in het beleid dat daarom de verkoop van die huurwoningen mogelijk maakt en aanmoedigt. Als het stadsdeel zich zorgen maakt over de in deze publikatie geschetste ontwikkelingen in de Indische Buurt, moet het dan ook erkennen dat het afbreken en verkopen van sociale huurwoningen hier een centrale factor bij is. Het is belangrijk te begrijpen dat er geenszins sprake is van een vrije keus tussen blijven en weggaan. Huurders moeten immers al lang voor het daadwerkelijke keuzemoment stand houden tegen vijandig beleid, desinvestering, het (strategisch?) niet naleven van bestaande regelgeving, de onmacht van handhavingsmechanismes en roofzuchtige speculanten. Bovenal kampen ze met de voorgenoemde ideologie, waarvan het beleid impliciet doorweekt is, namelijk dat al die huurders en huurwoningen toch stiekem een beetje in de weg zitten en 'niet meer van deze tijd' zijn. Beleidsmakers en bestuurders moeten de moed vinden om echt naar bewoners te luisteren, ze serieus te nemen. Participatie is geen modewoord voor een gezellige vrijetijdsbesteding maar legt de nadruk op echte invloed van bewoners op besluitvorming over hun woningen. Het uitgangspunt moet niet alleen de inbreng van bestuurders, verhuurders en hun beleid zijn, maar vooral ook de kracht van bewoners zelf. Wij hopen dat het stadsdeel en haar bewoners bereid zijn om deze uitdaging en discussie aan te gaan. We concluderen met een waarschuwing. De Indische Buurt is een zichtbaar voorbeeld van gentrificatie. Maar de vier verhalen in deze publicatie hadden ook over andere buurten in Amsterdam, ook in Oost, kunnen gaan. De Indische Buurt biedt ons dus een spiegel waarin we de algehele transformatie van de woningvoorraad in Amsterdam en de bijbehorende transformatie van haar bevolking, kritisch kunnen en moeten bekijken.
Bron, notities...