Bert Altena
Alle begin is moeilijk: een inleiding in het anarchisme
Er zijn niet zo heel veel boeken van geringe omvang die geïnteresseerden invoeren in het anarchisme. In Nederland was het boekje dat Henri Arvon in 1951 voor de serie ‘Que sais-je?’ schreef, naast natuurlijk Alexander Berkman’s ABC van het anarchisme, lange tijd zo’n inleiding.[1] Sinds een paar jaar bevat de serie ‘Que sais-je?’ ook een boekje van Gaetano Manfredonia over het anarchisme in Europa.[2] Van iets zwaarder wetenschappelijk gewicht is tenslotte nog de oudere inleiding van Peter Lösche.[3] Wie meer tijd uittrekt, kan natuurlijk terecht in uitvoeriger boeken van Paul Avrich tot en met Ettore Zoccoli.
De meeste van deze inleidingen zijn historisch opgebouwd. Ze beginnen in Grieken land en eindigen, als ze erop kunnen terugkijken, bij de anders-globalisten. De meeste aandacht gaat ondertussen uit naar de klassieke schrijvers van Godwin tot en met Kropotkin. Eigenlijk hebben we het dus meer over boeken die inleiden in de geschiedenis van het anarchisme en en passant de lezer bekend maken met de ideeën van anarchisten (en soms ook met een stuk van de anarchistische beweging: anarchisme van de daad, anarcho- of revolutionair syndicalisme en Spanje). Je komt stukjes en beetjes van het anarchisme te weten terwijl het groeit en uitkristalliseert, maar deze boeken geven geen systematisch overzicht van het anarchisme als politieke overtuiging.
De enige van de korte inleiders die dat doet, is Alexander Berkman. Hij presenteert een systematisch verhaal, waarin hij de lezer wil overtuigen van het mooie en goede van de anarchistische ideeën. Berkman is een echte advocaat van het anarchisme, die bovendien probeert zijn pleidooi zo eenvoudig mogelijk te houden. Iedereen moet het kunnen begrijpen. Het aardige van het boekje is nog steeds dat hij de lezer ook deelgenoot maakt van wijzigingen in zijn opvattingen. Dat maakt het erg menselijk.
Nu is er in Engeland een nieuwe inleiding in het anarchisme verschenen van de hand van Ruth Kinna, die enkele diepgravende artikelen over Kropotkin heeft gepubliceerd en gepromoveerd is op de esthetische opvattingen van William Morris. Zij is bovendien redacteur van Anarchist Studies.[4] Haar boek heet expliciet ‘een gids voor beginners’ en het benadert het anarchisme zoals Alexander Berkman. Kinna heeft niet een geschiedenis van het anarchisme geschreven, maar net als Berkman een systematische uiteenzetting van wat anarchisme zoal kan inhouden. Het is met andere woorden een geografie van het anarchisme. Natuurlijk bevat het boek de nodige historische informatie, maar die dient de systematische uiteenzetting. Daarom komt de meeste geschiedenis aan bod in het eerste hoofdstuk dat ons vertelt wat anarchisme nu eigenlijk is. Waar komt het woord vandaan, wie zijn de belangrijkste persoonlijkheden, welke denkrichtingen heb je en hoe ziet de geschiedenis van het anarchistisch denken er in het kort (11 pagina’s) uit? Daarmee heeft de lezer het basismateriaal waarmee het boek verder werkt. Het meest kenmerkend van het anarchisme is volgens Kinna verwerping van de staat. Een negatief doel dus. Het tweede hoofdstuk wordt gewijd aan de anarchistische kritiek op de staat en aan zaken als zelfbestuur, gezag, sociale macht en vrijheid. Begint het boek dus met een negatieve stelling, Berk man zou er moeite mee gehad hebben omdat hij het anarchisme zo prachtig vindt, door die negativiteit heen weet Kinna heel mooi de positieve idealen te laten zien waaruit de kritiek voortkomt.
Het derde hoofdstuk gaat in op twee uiteenlopende anarchistische alternatieven. Het eerste is dat van de primitivisten, als John Zerzan en John Moore, die vooral zeer zware kritiek op technologie verwoorden en de aanlokkelijkheden van een wereld zonder moderne technologie (zoals die van de jagers en verzamelaars), ja zelfs zonder taal, daartegenover stellen. Het tweede is de aandacht die anarchisten altijd voor utopieën hebben gehad en het belang van utopieën voor anarchisten. Het hoofdstuk mondt uit in een behandeling van enkele experimenten in anarchistisch samenleven. In het vierde hoofdstuk gaat Kinna in op veranderingsstrategieën. Evolutie en revolutie worden tegenover elkaar gezet, het belang van het feit dat de verdrukten zichzelf moeten bevrijden, ideeën over protest en geweld.
Zo wordt op een systematische manier alles over het anarchisme verteld. Als inleiding is dit een stuk aantrekkelijker dan de historische verhandelingen, terwijl op een heel functionele manier de Bakoenins en Kropotkins ook in dit betoog meer dan voldoende aan de orde komen. Het mooie van de opzet van Kinna vind ik bovendien dat ze zo fraai laat zien hoezeer anarchisme debat is. Het boek is eigenlijk een doorgaande discussie tussen anarchisten toen en nu. Inzake geweld komen bijvoorbeeld de opvattingen van de tolstojanen evenzeer aan de orde als die van Ted Kaczynski (de Unabomber). Over het algemeen neemt Kinna geen stelling, ze brengt vooral in kaart. Ze heeft relatief meer aandacht voor engelstalige anarchisten, maar dat is gezien het land waarin dit boek is verschenen wel te begrijpen. Een Fransman zou meer over E. Armand spreken. Bij Kinna ontbreekt hij, maar het individualisme ontbreekt niet en ook ideeën over vrije liefde worden behandeld.
Het boek is al met al een zeer informatieve Beginner’s guide (ook voor gevorderden), maar het is op een heel ander niveau geschreven dan Berkman’s ABC. Kinna hurkt niet naast de lezertjes neer, die moeten maar op haar niveau zien te komen. Kennis van politieke denkers (zoals Hobbes of Rousseau) is handig, maar per slot van rekening is dit een beginners gids voor anarchisme, niet voor politieke theorie in het algemeen. Wie ook daarin een beginner is, zal met een internetverbinding de ontbrekende kennis gemakkelijk aan kunnen vullen.
[1] Henri Arvon, L’Anarchisme (Parijs 1951). Een Nederlandse vertaling kwam nog in 2000 uit bij uitgeverij Voltaire in Den Bosch. Alexander Berkman, ABC van het anarchisme (Utrecht 1980).
[2] Gaetano Manfredonia, L’Anarchis me en Europe (Parijs 2001)
[3] Peter Lösche, Anarchismus (Darmstadt 1977)
[4] Ruth Kinna, Anarchism a beginner’s guide (Oxford 2005)