Titel: Social media surveillance
Auteur: Buro Jansen
Datum: 11 november 2019
Bron: BdO #3 2019: Technologie: buitendeorde.org
Notities: Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden: www.burojansen.nl

      Monitoring

      Verkeerd sentiment

      Grondrechten

      De surveillancetrein dendert voort

De in opdracht van politiediensten uitgevoerde social media surveillance staat op gespannen voet met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering en betoging. Met de Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten 2017 krijgen de inlichtingendiensten meer mogelijkheden om op grote schaal communicatie van burgers af te tappen. De meeste mensen zullen echter nauwelijks beseffen dat de Nederlandse politie al op grote schaal burgers op sociale media in de gaten houdt.

De overheid is weinig mededeelzaam over haar social media surveillance. Uit documenten die door Buro Jansen & Janssen in 2016 en 2017 via een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) zijn verkregen blijkt echter dat de Nederlandse politie in toenemende mate aan social media surveillance doet en hierbij samenwerkt met de bedrijven Coosto (sinds 2012), OBI4wan en HowAboutYou (sinds 2013). Ook de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) maakt sinds 2011 gebruik van de diensten van Coosto.

Alle verzamelde informatie wordt bewaard

Monitoring

Coosto, OBI4wan en HowAboutYou zijn Nederlandse social media monitoring bedrijven die tools aanbieden op het terrein van reputatiemanagement en webcare. Tot hun klantenkring behoren bedrijven en overheidsorganen die negatieve publiciteit willen tegengaan. Bovengenoemde bedrijven verzamelen data met zoekmachines die het internet afspeuren. Deze data komen in principe van open bronnen (informatie die door bedrijven en individuen op het internet wordt gedeeld).

Alle verzamelde informatie wordt bewaard, ook berichten die mensen zelf van hun social media account hebben verwijderd. De genoemde bedrijven hebben van deze online en social media data handelswaar gemaakt. Essentieel onderdeel van reputatiemanagement is de sentiment analyse: de data wordt voorzien van een label goed/positief, slecht/negatief en neutraal. Het gaat natuurlijk vooral om negatieve berichtgeving waar een producent snel op wil reageren.

Dat de Nederlandse politie interesse heeft in de diensten en tools van deze drie bedrijven is op zich niet verwonderlijk. Social media data zijn een belangrijke bron van OSINT (Open Source INTelligence), van oudsher een typisch ‘product’ van inlichtingendiensten, dat ook steeds belangrijker wordt binnen de politiediensten. Uit de WOB-documenten blijkt dat politiekorpsen al een aantal jaren experimenteren met social media surveillance en dat de politie sinds 2013 een meer gecentraliseerde aanpak ontwikkelt.

In een document uit 2013 spreekt de politie de ambitie uit om social media surveillance een vast onderdeel van het dagelijkse politiewerk te maken: ‘Door de informatieorganisatie in de eenheden wordt er dagelijks online een structurele monitor gedraaid’. Twee jaar later, in 2015, wordt het belang van OSINT veelvuldig benadrukt in een adviesrapport. De politie voert ondertussen dag en nacht online en social media surveillance uit, zo blijkt uit dit rapport.

Verkeerd sentiment

De politie gebruikt niet alleen de tools van de bedrijven maar ook de sentiment analyse en denkt dat dit een bijdrage kan leveren aan het politiewerk. Aan de hand van de gelabelde berichten kunnen personen dus worden geprofileerd of van een risicoprofiel worden voorzien.

Bedrijven als Coosto en OBI4wan presenteren sentiment analyse doorgaans als een wetenschappelijke methode. Er bestaat echter geen wetenschappelijke onderbouwing van de kwaliteit, nauwkeurigheid en totstandkoming van de analyses. De effectiviteit van sentiment analyse is dan ook ongewis. Het is de vraag of het bijdraagt aan de effectiviteit van politiewerk, of aan het ongefundeerd verdacht maken van (groepen) mensen.

Het is verontrustend dat de politie geen kritische kanttekeningen plaatst bij de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de sentiment analyse. In de via de WOB openbaar gemaakte beleidsdocumenten wordt hier met geen woord over gesproken.

Door gebruik te maken van commerciële diensten omzeilt de politie wettelijke beperkingen

Grondrechten

Social media surveillance staat op gespannen voet met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering en betoging. Ze wordt ingezet om kritische burgers en protestgroepen in de gaten te houden. Uit de WOB-documenten blijkt dat het kan gaan om demonstraties, manifestaties, maar ook om voetbalwedstrijden of feesten van een motorclub.

De politie lijkt zich echter niet bezig te houden met de vraag hoe social media surveillance zich verhoudt tot de grondrechten van haar burgers. In de WOB-documenten ontbreken de juridische kaders hiervoor volledig. Veelzeggend is de passage in een intern beleidsdocument uit 2015 waarin wordt vermeld ‘dat de juridische kaders voor de gebruikers van de tools nog moeten worden opgesteld’.

Social media surveillance staat ook op gespannen voet met de privacywetgeving. De politie mag niet ongelimiteerd persoonsgegevens verzamelen, verwerken en bewaren. Haar beleid ten aanzien van opslag en verwerking van persoonsgegevens is wettelijk geregeld en het aantal bewaartermijnen is gelimiteerd.

Door gebruik te maken van de commerciële diensten van Coosto, OBI4wan en HowAboutYou omzeilt de politie deze wettelijke beperkingen. De online en social media gegevens die deze bedrijven verzamelen zijn persoonsgegevens, hetgeen ook wordt bevestigd in hun privacyverklaringen. Geen van de bedrijven heeft het verwerken van persoonsgegevens echter gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), of haar voorganger het College Bescherming Persoonsgegevens. De genoemde bedrijven worden al tien jaar niet gecontroleerd door de AP.

De surveillancetrein dendert voort

De Nederlandse politie doet de afgelopen jaren steeds meer aan social media surveillance. De AIVD en de MIVD hebben nooit bekend gemaakt of zij gebruik maken van social media surveillance. Wel verklaarde voormalig minister Blok (Wonen en Rijksdienst) in 2013 dat de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie, die verantwoordelijk zijn voor respectievelijk de AIVD en MIVD, Coosto als leverancier hebben. Het is aannemelijk dat ook de inlichtingendiensten aan social media surveillance doen, maar de WOB-documenten bieden hierover geen uitsluitsel.

De trein van de social media surveillance dendert voort, ondanks het feit dat het middel op gespannen voet staat met de grondrechten en de bescherming van persoonsgegevens en de gehanteerde methode van sentimentanalyse discutabel is. De overheid, social media platforms en sociale monitoring bedrijven zijn niet transparant en leggen geen politieke of maatschappelijke verantwoording af over de wenselijkheid en risico’s van social media surveillance. Dat is verontrustend.

Noot en meer info

Dit artikel is in februari 2018 verschenen op de website van Buro Jansen & Janssen. Daar kun je nog veel meer lezen over social media surveillance. Ook Observant (nr. 70), het periodiek van Buro Jansen & Janssen, is geheel gewijd aan dit thema.