Titel: Over het fenomeen bullshit banen
Auteur: Graeber David
Bron: Verkregen op 10-10-2019 van https://www.agamsterdam.org/wp-content/uploads/2010/06/Graeber-Over-bullshit-banen.pdf
Notities: David Graeber is Professor Antropologie aan de London School of Economics. Zijn boeken Direct Action: An Ethnography, Debt: The First 5000 Years en Utopia of Rules:On Technology, Stupidity, and the Secret Joys of Bureaucracy zijn te leen bij de Anarchistische Bibliotheek in Amsterdam.

In 1930 voorspelde John Maynard Keynes dat de technologie tegen het einde van de 20ste eeuw zo ver gevorderd zou zijn dat landen als Groot Brittannië en de Verenigde Staten de 15-urige werkweek zouden hebben ingevoerd. toentertijd wees alles in die richting en was er weinig reden om aan zijn voorspelling te twijfelen. Tegenwoordig zijn we in technologisch opzicht ook al lang zover, maar toch is er nog steeds geen 15-urige werkweek. In plaats daarvan is de technologie vooral aangewend om ons juist méér te laten werken. Om dit voor elkaar te krijgen moeten er dus haast wel volkomen overbodig banen gecreëerd zijn. Vooral in Europa en Noord Amerika spenderen brede lagen van de bevolking hun hele werkende leven aan het uitvoeren van taken waarvan ze heimelijk het gevoel hebben dat die nutteloos zijn. De morele en spirituele schade die hiervan het gevolgis valt moeilijk te overschatten, het vormt een litteken over onze collectieve ziel. Maar toch hoor je hier zelden iemand over.


Waarom is het door Keynes voorspelde Utopia, waar men zo reikhalzend naar uitkeek in dejaren zestig, er eigenlijk nooit van gekomen? Tegenwoordig luid het standaard antwoord dat hij geen rekening heeft gehouden met de enorme toename van het consumentisme. Dat we, gegeven de keus tussen minder uren werken of meer spullen en speeltjes, collectief gekozen hebben voor het laatste. Eigen-schuld-dikke-bult. Maar we hoeven er niet lang over na te denken om te weten dat dit moralistische sprookje helemaal niet waar kan zijn. Sinds de jaren 20 hebben we een eindeloze variatie aan nieuwe banen en industrieën zien komen, maar slechts enkele daarvan hebben in de verte ook maar iets uit te staan met de productie en distributie van iPhones, sushi of dure sneakers.


Dus waar zijn deze banen dan wel? In een recent rapport werd de werkgelegenheid in Europa en de VS tussen 1900 en 2000 vergeleken, het geeft ons een duidelijk beeld (en ik merk op dat dit beeld grotendeels gelijk is voor het Verenigd Koninkrijk): In de afgelopen eeuw is het aantal arbeiders werkzaam in de huisbediening, in de industrie of in de agrarische sector, dramatisch afgenomen. In de zelfde tijd echter, is het aantal “managementmedewerkers, administratief medewerkers, verkoop- en servicemedewerkers verdrievoudigd”. Van “een kwart naar driekwart van de totale werkgelegenheid." In andere woorden: productieve banen zijn, zoals voorspeld, grotendeels weg geautomatiseerd (zelfs de zwoegende massa van industrie arbeiders in India en China meegerekent, vormen industrie arbeiders wereldwijd lang niet meer zo'n groot percentage van de wereldbevolking als in het verleden.)


Maar in plaats van dat er een enorme reductie in arbeidsuren wordt toegestaan, zodat de wereldbevolking vrij is om hun eigen projecten, pleziertjes, visies en ideeën te verwezenlijken, zien we het opzwellen van, niet zozeer de 'diensten'-sector als wel de administratieve sector. Zien we de creatie van geheel nieuwe industrieën, zoals financiële dienstverlening en telemarketing. Maar ook de ongeëvenaarde uitbreiding van sectoren alsbedrijfsrecht, academische en gezondheidsadministratie, human resources en public relations. En dan rekenen nog niet eens alle mensen mee die bezig zijn met als administratieve of technische dienstverlening of met de beveiliging voor deze industrieën.

En ook niet de hele legers aan mensen die werken in de ondersteunende diensten (zoals honden uitlaatservices, 24 uur pizza bezorgers), die alleen kunnen bestaan omdat men zo weinig tijd overhoudt naast al die anderen banen. Ik stel voor om deze banen vanaf nu bullshit jobs te noemen.

Het lijkt wel alsof iemand er een dagtaak aan heeft onzinnige banen te bedenken om ons bezig te houden. En dit is het mysterie, want in het kapitalistische systeem is dit nu precies wat er NIET zou moeten gebeuren. Natuurlijk, in oude inefficiënte socialistische bureaucratieën zoals die van de Sovjet Unie, waar arbeid als een recht en zelfs een heilige plicht beschouwd werd, bedacht het systeem zoveel banen als dat er mensen waren. Daarom hadden Sovjet warenhuizen drie medewerkers nodig om een stuk vlees te verkopen. Maar dat is nu juist wat marktwerking zou moeten oplossen. Volgens de economische theorie althans, is het laatste wat een bedrijf zou moeten doen wel geld spenderen aan overbodige arbeidsplaatsen. En toch is dat precies wat er gebeurd.

Terwijl bedrijven gewetenloos 'afslanken' zijn de mensen die als gevolg van de massa ontslagen steeds sneller en meer werk moeten verrichten, zonder mankeren de mensen die ook werkelijk iets produceren, verplaatsen, repareren of onderhouden. Als door een soort onverklaarbare formule neemt het aantal betaalde bureaucraten alleen maar toe. Het doet welhaast denken aan de Sovjet Unie: steeds meer mensen werken op papier 40 tot 50 uur, terwijl ze in werkelijkheid, precies zoals Keynes al voorspelde, hun werk in 15 uur zouden kunnen doen. De rest van hun tijd is men voornamelijk bezig met het bijwonen van trainingen, cursussen en conferenties, het updaten van facebook profielen of het downloaden van complete seizoenen aan televisieseries.

Het antwoord is duidelijk niet economisch, maar moreel en politiek van aard. De regerendeklasse heeft ontdekt dat een blije en gelukkige productieve bevolking met tijd om handen een dodelijk gevaar voor hen vormt. (Kijk maar eens wat er gebeurde toen er bijna zo'n situatie dreigde te ontstaan in de jaren zestig.) Het sentiment dat arbeid als een morele plicht ziet en het daarmee gepaard gaande gevoel dat iedereen die zich niet voor het merendeel van zijn wakende uren aan een of andere strenge arbeidsdiscipline wil onderwerpen ook niets verdient, komt hen erg goed uit.

Toen ik eens zat na te denken over de schijnbaar eindeloze groei van administratieve verantwoordelijkheden aan de Britse academische faculteiten, kreeg ik een visioen van de hel. De hel is een groep individuen die al hun tijd besteden aan taken die ze niet leuk vinden en waar ze ook niet bijzonder goed in zijn. Ze zijn bijvoorbeeld ingehuurd omdat ze erg goede meubelmakers zijn, maar ze komen tot de ontdekking dat van hen verwacht wordt dat ze zich een groot deel van de tijd moeten bezighouden met het bakken van vis. Niet alleen hoeft die taak niet echt gedaan te worden, zoveel gebakken vis is er namelijk helemaal niet nodig, de meubelmakers raken zo bezeten door jaloezie bij de gedachte dat sommigen van hun collega's wel het grootste deel hun tijd kunnen besteden aan het maken van meubels en mogelijk niet hun deel van de verantwoordelijkheid voor het bakken van vis op zich nemen, dat er al snel een enorme hoop slecht gebakken vis in de werkplaats ligt en dat het bakken van vis eigenlijk het enige is waar iedereen zich nog mee bezig houdt. Ik denk eigenlijk dat dit een accurate beschrijving is van de morele dynamiek van onze economie.

Oké, ik begrijp natuurlijk dat deze voorstelling meteen de reactie oproept: “Wie ben jij dan wel om te bepalen welke banen werkelijk 'nodig' zijn? Wat betekend 'nodig' eigenlijk. Wantlaten we eerlijk zijn: jij bent een professor in de antropologie, sinds wanneer zijn die 'nodig'?” (En er zijn zeker heel wat Telegraaflezers die mijn baan als het summum van geldverspilling zouden typeren.) Aan de ene kant is dit natuurlijk waar, er kan geen objectieve standaard komen van de sociale waarde van een baan. Ik wil ook niet suggereren dat ik iemand, die ervan overtuigd is dat zijn of haar baan een betekenisvolle bijdrage aan de wereld levert van het tegendeel wil overtuigen. Dat ik iemand wil vertellen dat het eigenlijk nutteloos is wat zij of hij doet. Maar hoe zit het met die mensen die er zelf van overtuigd zijn dat hun baan betekenisloos is?

Niet zo lang geleden kwam ik weer in contact met een jeugdvriend van de middelbare school die ik al 12 jaar niet meer had gezien. Ik was verbaasd om te horen dat hij in de afgelopen jaren zowel dichter als zanger in een indierock band geweest was. Ik had nummers van de band toentertijd namelijk wel op de radio gehoord maar nooit vermoed dat de zanger iemand was die ik kende. Hij was duidelijk briljant en innovatief en zijn werk had zonder meer het leven van mensen over de hele wereld positief beïnvloed. Maar na een paar minder succesvolle albums had hij z'n contract bij een platenmaatschappij verloren. Geplaagd door schulden en met een pasgeboren dochter nam hij noodgedwongen een rechtenstudie op. Naar eigen zeggen,“de standaard weg voor mensendie geen duidelijk idee hebben over de richting van hun leven”. Op het moment dat ik hem tegenkwam was hij een bedrijfsrecht advocaat bij een prominente New Yorkse rechtenfirma en was hij de eerste om toe te geven dat zijn baan volkomen overbodig was, niets aan de wereld bijdroeg en, naar eigen zeggen, niet zou moeten bestaan.

Dit roept nogal wat vragen op. Om te beginnen: wat zegt het over onze samenleving als er blijkbaar slechts zeer beperkt vraag is naar getalenteerde muziekkanten en poëten, maar een schijnbaar onverzadigbare behoefte aan gespecialiseerde bedrijfsrechtadvocaten? (Antwoord: Als 1% van de bevolking het grootste deel van alle welvaart beheerd dan reflecteert “de markt” wat zij, nuttig en belangrijk vinden.) Maar het laat vooral zien dat demeeste mensen die deze banen uitvoeren zich er uiteindelijk bewust van zijn dat hun baan nutteloos is. Sterker nog, ik kan me niet herinneren ooit een bedrijfsrecht advocaat ontmoet te hebben die ervan overtuigd was dat zijn of haar baan niet onzinnig is.

Hetzelfde geld voor al de industrieën die ik hierboven opgenoemd heb. Er bestaat een heleklasse van betaalde professionals die, zou je ze ontmoeten op een feestje, toegeven dat wat jij doet (antropoloog zijn bijvoorbeeld) eigenlijk best interessant is, maar die het pratenover hun eigen werk zoveel mogelijke vermeiden. En die, nadat er wat drank ingegaan is, zelfs ontsteken in tirades over hoe stom en nutteloos hun eigen werk wel niet is.

Dit is wezenlijk psychologisch geweld. Hoe kan je nu je waardigheid vinden in je werk als je er heimelijk van overtuigd bent dat jouw baan niet zou moeten bestaan? Hoe kun je dan geen woede en wrok voelen? Maar de bijzondere vernuft van de heersers van deze samenleving is dat ze een manier gevonden hebben om er net als in het voorbeeld van de visbakkers, zeker van te zijn dat die woede gericht wordt tegen die mensen die juist betekenisvol werk doen. Bijvoorbeeld: In onze samenleving lijkt het regel dat hoe duidelijker je werk anderen in de samenleving ten goede komt, hoe minder je ervoor betaald krijgt. Oké, er bestaat geen objectieve standaard voor, maar om een idee te krijgen, stel jezelf eens de vraag: Wat gebeurt er als deze hele klasse mensen van de ene op de andere dag verdwenen is? Hoe je ook denkt over verplegers, vuilnismensen, monteurs, het is duidelijk dat als ze van het ene op de andere moment in het luchtledige zouden verdwijnen dat direct catastrofale gevolgen zou hebben voor onze samenleving. Een wereld zonder leraren of dokwerkers zou ook zeker snel in de problemen komen. Zelfs een wereld zonder sciencefiction schrijvers of ska-muzikanten zou overduidelijk niet meer dezelfde zijn. Maar hoe de mensheid te lijden zou hebben onder het plots in rook opgaan van alle private equity CEO's, lobbyisten, PR onderzoekers, actuarissen, telemarketeers, deurwaarders of juridisch adviseurs is niet helemaal duidelijk. (Veel mensen vermoeden zelfs dat het de mensheid ten goede zou komen.) Toch, een paar veel aangehaalde uitzonderingen zoals doktoren daargelaten, lijkt de regel: hoe duidelijker je werk anderen ten goede komt, hoe minder je ervoor betaald krijgt, opmerkelijk goed te houden.

Het perverse is dat veel mensen lijken te denken dat het zo hóórt. Daarin schuilt het geheim van de kracht van rechts populisme. Je kunt het goed zien als de tabloids de wrok tegen de stakend metrowerkers ophitsen die Londen lamleggen bij werkconflicten: Het feit dat de metrowerkers Londen plat kunnen leggen laat zien dat hun werk werkelijk nodig is, maar dat is nu juist wat mensen lijkt te irriteren. In de VS is het zelfs nog duidelijker, de Republikeinen hebben opmerkelijk veel succes met het mobiliseren van haat tegen onderwijzers en autowerkers (en veelzeggend: niet tegen de managers van de scholen en de auto-industrie die de problemen in werkelijkheid veroorzaken).Want die zouden zogenaamd enorme lonen en fantastische arbeidsvoorwaarden hebben. Het is alsof men zegt: “Maar jullie mogen kinderen onderwijzen! Of auto's bouwen! Jullie hebben al ECHT werk, maar daarnaast hebben jullie ook nog het lef om een middenklasse pensioen en gezondheidszorg te verwachten?”

Het lijkt moeilijk een beter werkregime dan dit te bedenken als je de macht van het financieel kapitaal wilt behouden. Echte, productieve arbeiders worden genadeloos uitgeknepen en uitgebuit. Terwijl de rest worden verdeeld tussen enerzijds een groep
geterroriseerde, vrijwel algemeen verachtte werkelozen, en een grotere groep mensen anderzijds die eigenlijk betaald worden om niks te doen. Een groep mensen met banen (managers, beheerders, etc.) die haast gemaakt lijken om hen zich te doen laten
identificeren met de perspectieven en gevoeligheden van de heersende klasse, en dan specifiek met die van haar financiële avatars. Een groep mensen die tegelijkertijd ook een lichte afkeer koesteren tegen iedereen wiens werk een duidelijke en onbetwistbare sociale waarde heeft. Natuurlijk heeft niemand dit systeem bewust zo ontworpen, het is voortgekomen uit bijna een eeuw van vallen en opstaan. Maar het is de enige verklaring voor het feit dat we, ondanks onze grote technologische capaciteiten nog steeds geen 3 tot 4-urige werkdag hebben.