Dhjana Samshuijzen
Solidariteit
Solidariteit - Deel 1
Solidariteit. Eén van de meest gebezigde woorden in de links-radicale beweging. Lees een willekeurig artikel op Indymedia, luister een gemiddelde speech op een demo: je zal het woord minstens drie keer om de oren krijgen. Maar geven we ook handen en voeten aan dat zo bewierookte concept of is ‘solidariteit’ vooral een bühne-woord geworden?
Een vriendin-kameraad werd geconfronteerd met de zelfmoord van een vluchteling die ze jaren had ondersteund en die haar bijzonder dierbaar was geworden. In de eerste weken na zijn dood liep ze niet alleen tegen haar eigen verdriet op, maar ook tegen een muur van ijzingwekkend zwijgen van mede-kameraden.
Er zijn genoeg mensen die willen meelopen in een demonstratie voor de rechten van kinderen in gezinslocaties, petities ondertekenen of vlammende stukken schrijven over het onrecht dat kinderen daar wordt aangedaan. Maar als een uitgeprocedeerd gezin dan zo moedig is om de horror van de gezinslocaties te ontvluchten en zich in het ongewisse te storten, zijn er dan kameraden die dat gezin een veilige opvangplek bieden? Nauwelijks. De deuren blijven dicht.
Mijn eigen huis is jarenlang behalve een opvangplek ook een plek geweest waar plannen gesmeed konden worden, trainingen en workshops gevolgd konden worden en waar uitgeputte of getraumatiseerde kameraden een safe space konden vinden. Het huis werd te duur en afgelopen zomer vond ik een nieuw, kleiner en goedkoper huisje. Dat verhuizen betekende ook een hoop werk, dus vroeg ik om hulp. Ik kreeg hulp – alleen zo goed als niet uit de activistenhoek.
Iedere activist ziet kameraden om zich heen kapot gaan aan burn-outs of trauma’s na politiegeweld. En iedereen is het er over eens dat daar meer aandacht voor moet komen en dat we elkaar moeten gaan ondersteunen hierin. Maar als ik een call-out laat uitgaan om mensen te zoeken die ingewerkt willen worden in Support & Recovery voor een actieweek in Londen, dan kost het me bloed, zweet en tranen om uiteindelijk één iemand te vinden.
Ik zou een longread kunnen schrijven alleen al met voorbeelden van een schrijnend gebrek aan daadwerkelijke solidariteit binnen de beweging. Maar dat wil ik niet. Het punt dat ik wil maken zou dan verloren gaan in de ongetwijfeld venijnige opsomming. Liever geef ik een aanzetje tot reflectie. Want, alle theorieën over revolutie en critical mass ten spijt, een beweging die praktische solidariteit niet in haar dagelijks handelen verweeft, zal gedoemd zijn om alleen maar eindeloos door te modderen. Geen groei, geen ontwikkeling, maar het herhalen van een sociale dynamiek die zich kenmerkt door egocentrisme en vervreemding – juist datgene wat we willen veranderen.
Er is een enorme discrepantie in de plaats die het woord ‘solidariteit’ inneemt in het linkse discours enerzijds en het concrete, alledaagse solidaire handelen anderzijds. Ik verbaas me daar al jaren over. Het schijnt hier als een soort vaststaand gegeven binnen de beweging te worden aangenomen; iets wat ‘erbij hoort’. Maar als ik verschillende plekken in Europa bezoek om daar trainingen of ondersteuning te geven, merk ik dat dat beeld niet klopt: het hoort er helemaal niet bij en in vrijwel alle andere landen waar ik kwam, was die solidariteit wel tastbaar, geworteld, vanzelfsprekend.
En op al die plekken is de beweging groter en krachtiger. Toeval? Dat denk ik niet. Is echte solidariteit een lastig begrip in de Nederlandse mentaliteit die ons – of we dat nou wilden of niet – met de paplepel is ingegoten?
Ik reken onvoorwaardelijke solidariteit graag tot een begrip dat vooral aan de linkerkant van het politieke spectrum hooggehouden wordt. Natuurlijk zijn er ook vormen van solidariteit te vinden in nationaal-socialisme of zelfs onder white supremacists, maar dat is dan een beperkte en voorwaardelijke solidariteit: alleen die met de eigen clan. Linkse solidariteit strekt zich – in ieder geval in de ideologie – uit tot over de grenzen van wat ‘eigen’ is. En laat Nederland nou niet bepaald een land zijn met een sterke linkse geschiedenis. Waar anarchisme, socialisme en communisme in andere landen en werelddelen hoogtijdagen hebben gekend, is het hier altijd marginaal gebleven. Dat verschil is nu nog altijd zichtbaar. Als boeren of arbeiders in België of Frankrijk zich ergens boos over maken, dan breken er massale stakingen uit en wordt het land platgelegd. En negen van de tien keer sluiten andere groepen zich uit solidariteit nog aan ook. ‘Stakingen’ in Nederland beperken zich in het gunstigste geval tot een ochtendje lesuitval of wat lauwe stiptheidsacties hier en daar. Maar de boel gaat niet plat. En solidair is men al helemaal niet; er wordt vooral gemopperd over de overlast die het veroorzaakt.
Links gedachtegoed en de bijbehorende educatie in solidariteit zijn hier nooit sterk geweest. Maar de tegenpool, kapitalisme, wel. Balkenende verheerlijkte de ‘VOC-mentaliteit’ vanuit misplaatste trots, maar hij legde wel de vinger op de zere plek: kapitalisme zit al eeuwen in onze historische genen. En de kapitalistische ideologie sloopt solidariteit, bewust of onbewust. In een maatschappij waarin ons van kleuter af aan wordt geleerd dat het goed is om te consumeren, winst te maken, geld te vragen voor alles wat je doet, ongebreideld groter te worden ten koste van de rest van de wereld, is er geen ruimte voor solidariteit.
Onder het economische aspect zit een sociaal aspect, dat nog destructiever is. Kapitalisme leert ons dat we onze ego’s heilig moeten verklaren. Het leert ons al het leven en alle grondstoffen op deze planeet te beschouwen als producten die geconsumeerd en gebruikt kunnen worden. En daarmee vervreemdt het ons van elkaar èn onze leefomgeving. Je verbonden voelen is contraproductief. Solidariteit is een sta-in-de-weg voor het kapitalistisch gedachtegoed. En daarom moet het kapot.
In Nederland hebben we nog een extra dimensie gegeven aan het begrip vervreemding. Verzuiling is een typisch Nederlands fenomeen. We zijn nogal van het hokjesdenken. Ja, zal je zeggen, maar die verzuiling hebben we toch inmiddels wel achter de rug. Dat was vroeger. Is dat zo? Laat de klassieke indeling van protestant, katholiek, liberalen en ‘rooien’ eens los en kijk in plaats daarvan naar tegenwoordige hokjes. Ik noem er een paar: PVV’ers, christenen, moslims, vluchtelingen, hipsters, bijstandsgerechtigden, linkse activisten. Zo beschouwd zijn de hokjes nog steeds onverbiddelijk van elkaar gescheiden. Niet alleen bewegen we ons uitsluitend binnen onze eigen kringen, we verfoeien ook nog eens alles wat niet tot de eigen kring behoort. En ja, linkse activisten, wij staan net zo goed in dat rijtje.
Ik hoor de eerste linkse activist nu zo’n beetje protesteren. Dat hele verhaal over kapitalisme, dat ging nog wel, maar nee, wij staan helemaal niet in dat rijtje, want wij prediken juist solidariteit met allemaal andere groepen. Doen we dat echt? Of preken we alleen solidariteit met groepen die een mogelijke visvijver zouden kunnen zijn voor het groter worden van de beweging? Kan een bijstandsgerechtigde die PVV stemt ook op onze solidariteit rekenen? Of een Marokkaanse jongere die onze ideeën over anti-kapitalisme belachelijk vindt?
En sterker nog: zijn we ‘binnen de eigen gelederen’ wel echt solidair naar elkaar toe? We roepen vaak genoeg op tot solidariteit – en daar is dan ook niks mis mee. Als je zelf het slachtoffer bent van repressie in welke vorm dan ook, dan geven solidariteitsbetuigingen een enorme powerboost. Maar het moet óók handen en voeten krijgen, meer zijn dan alleen het bühne-woord dat het vaak is.
Zolang in kraakpandjes niemand zich verantwoordelijk wil voelen voor de afwas, zolang witte activisten zich nog steeds beledigd, gekwetst of buitengesloten voelen als ze wit worden genoemd, zolang ‘iemand anders’ getraumatiseerde activisten moet ondersteunen maar we tientallen excuses vinden om het niet zelf te doen, zolang we elkaar wel opbellen als we voetvolk nodig hebben voor acties maar niet om te vragen hoe het nou eigenlijk met de ander is, zolang gematigde en radicale activisten elkaar onderuit halen… zolang hebben we nog steeds niks begrepen van solidariteit. Al staat het op twintig spandoeken.
Ach, nou is het toch nog een venijnig stuk geworden. Het punt is: misschien moeten we ons bewust worden van onze historische ‘legacy’, die we wel uitgesproken afkeuren, maar die ons handelen toch nog op zoveel vlakken beïnvloedt. Onze onbewuste gedragspatronen.
Lees vooral het artikel dat hierna komt. Dat gaat over het antigif tegen vervreemding en hoe we daadwerkelijke solidariteit in onze levensvisie én alledaagse werkelijkheid vorm kunnen geven.
Solidariteit - Deel 2
In het eerste deel van deze longread over solidariteit heb ik geprobeerd te laten zien wat volgens mij de redenen zijn voor een schrijnend gebrek aan solidariteit binnen de links-activistische beweging. Maar ik wil verder gaan dan alleen een constatering en een analyse over mogelijke oorzaken. Per slot van rekening noemen we ons niet voor niks een beweging. Laten we niet vastgeroest blijven in oude gedragspatronen, maar blijven groeien en bewegen.
Dat het begrip solidariteit een centrale plaats inneemt in de linkse ideologie, is kennelijk geen garantie voor onvoorwaardelijk en praktisch solidair handelen. Ik denk ook niet dat solidariteit een aangeboren kenmerk is: je kunt bij peuters en kleuters wel empathie, vrijgevigheid en behulpzaamheid zien, maar ze zullen zich niet zo snel ‘solidair verklaren’ met iets of iemand. Dat ontwikkelt zich pas later. Wat is dan de basis waar dat uit kan groeien?
In een serie korte lezingen over ‘Buddhist reflections on social action' haalt Guyhapati (trainingscentrum Ecodharma) een citaat aan van Aldous Huxley. Huxley was naast begenadigd fictieschrijver ook auteur van talloze wetenschappelijke en filosofische publicaties. Als Huxley, in de laatste fase van zijn leven, wordt gevraagd om een eindbeschouwing, dan zegt hij: “It is a bit embarrassing to have been concerned with the human problem all one’s life and find at the end that one has no more to offer by way of advice than ‘Try to be a little kinder.’”
Het is het meest waardevolle advies dat ik in tijden gehoord heb.
Zo, is dat even een koude douche. Je verwacht een in beton gegoten analyse over de weg naar solidariteit en ineens is daar alleen de simplistische, misschien zelfs naïeve, stelling ‘dat we gewoon een beetje vriendelijker moeten proberen te zijn’.
Zelfs hier achter mijn toetsenbord hoor ik de reacties al losbarsten. Smalend hoongelach over hippie-gezeur. Opperste verontwaardiging over het privilege van non-violent gedram in een wereld waar dagelijks mensen doodgaan aan de gevolgen van institutioneel en publiek racisme, aan uitsluiting, aan kolonialisme, aan geweld. Meewarige gezucht: is dit dan waar Dhjana na een sabbatical van een half jaar mee op de proppen komt? Jammer, ze was zo radicaal…
Al zit er misschien een kleine kern van waarheid in ieder van die reacties, toch is deze stelling allesbehalve simplistisch of naïef en loont het de moeite om te kijken naar de diepere lagen hiervan.
Ik begin met een afbakening van het begrip vriendelijkheid. Waar ik op doel is niet sociaal gewenst gedrag, prettige omgangsvormen of beleefdheid. Je kan prima aardig doen zonder enige vriendelijkheid te voelen tegenover een ander. Ik heb het over oprechte vriendelijkheid: het soort dat niet een bedrieglijk glazuurlaagje aan de buitenkant is, maar die van binnen doorvoeld wordt – waar uiterlijk en innerlijk op één lijn liggen.
Oprechte vriendelijkheid is nauw verbonden met allerlei kernbegrippen die raken aan social justice: interesse, respect, gelijkwaardigheid, empathie, compassie, acceptatie, ruimte voor diversiteit, veiligheid, zorgzaamheid. Probeer maar eens om vriendelijk te zijn als één van deze kwaliteiten nadrukkelijk afwezig is. Je komt niet verder dan wat beleefdheidsvertoon.
Zou je kunnen stellen dat de kwaliteiten die ik zojuist opnoemde dan voorwaarden zijn voor oprechte vriendelijkheid? Ja, en toch ook weer niet. Het is als een cyclus: de kernkwaliteiten zijn de voedingsbodem voor vriendelijkheid, maar tegelijkertijd ook de vruchten ervan. Het versterkt elkaar.
Er is nog een diepere laag. Vriendelijkheid impliceert dat je de ander bewust ziet en je je voor die ander openstelt. En daarmee is vriendelijkheid het tegengif voor vervreemding en egocentrisme. Vervreemding en egocentrisme zijn weer de voedingsbodem (en de vruchten!) van kapitalisme en kolonialisme. Proberen vriendelijker te zijn is dus niet alleen een lief trucje, maar ook een krachtig middel dat in staat is de fundamenten van sociale ongelijkheid te slopen. Het is verre van naïef.
Misschien bekruipt je nu het gevoel dat dit stiekem een betoog is voor geweldloze feel-good acties en dat ik andere acties zou afkeuren. Ik wil korte metten maken met dat gevoel. Sommige strijden zullen gestreden moeten worden en soms zijn bepaalde vormen van geweld de enige manier om maatschappelijk geweld een halt toe te roepen en te voorkomen dat er nog meer schade wordt aangericht. Maar als we als beweging meer willen doen dan alleen reactief aanmodderen, dan willen we meer dan alleen de schadelijke dingen stoppen. Dan willen we tegelijkertijd een andere, betere manier van met elkaar en de wereld omgaan opbouwen. Dat gebeurt niet vanzelf, enkel en alleen door het negatieve tegen te houden. Daarvoor zullen we de kernkwaliteiten in de praktijk moeten brengen.
Ik strijd niet voor een utopische samenleving ergens in de verre toekomst; ik wil de dingen hier en nu in beweging krijgen. Niet alleen op theoretisch en ideologisch vlak, maar tastbaar, concreet, in de jouw en mijn dagelijkse werkelijkheid.
Dat brengt me weer bij het idee dat proberen vriendelijker te zijn een simplistische oplossing zou zijn. Oprecht vriendelijk zijn is allesbehalve simplistisch. Met gelijkgestemden of wezens die ons dierbaar zijn gaat het ons misschien gemakkelijk af, maar als we proberen om vriendelijkheid over de grenzen van onze comfort zone uit te tillen, dan is het hard werken, omdat wij allemaal binnen deze cultuur van kapitalisme en kolonialisme opgegroeid zijn en vervreemding van elkaar met de paplepel ingegoten hebben gekregen.
Vriendelijker proberen te zijn vereist dat je je egocentrisme of je behoefte om anderen van jouw gelijk te overtuigen los kan laten. Do as you say, dat heeft meer effect. Het vergt discipline en volharding om de muren van afkeer of onverschilligheid die je hebt opgebouwd weer af te breken. Het is niet altijd makkelijk om uit je eigen overvolle bubbel te stappen en een ander bewust te zien.
Loop je dan niet het risico dat je je te kwetsbaar opstelt en anderen over je heen laat lopen? Nee. Vriendelijker zijn beperkt zich als het goed is niet alleen tot anderen. Het is net zo essentieel om vriendelijker te zijn tegenover jezelf. Jezelf bewust te zien, milder te zijn in je oordeel, je eigen grenzen te erkennen en te respecteren, jezelf aan te moedigen in plaats van te ontmoedigen: dit zijn stuk voor stuk kwaliteiten waarmee je prettiger en sterker door het leven gaat (en het zijn ook nog eens adequate oplossingen voor burnout-gedragspatronen).
Het mag dan hard werken zijn om zoiets simpels als vriendelijker zijn in ons dagelijks gedrag te krijgen, het goede nieuws is dat het veel meer effect heeft dan je waarschijnlijk denkt. Om even terug te vallen op mijn eigen ervaringen: ik ontdek niet alleen veel meer vriendelijke mensen om me heen, ik ervaar ook meer rust en vertrouwen. Het is een bron van veerkracht als de ellende van de wereld even te overweldigend is. Conflicten escaleren niet meer zo snel, problemen worden gezamenlijk opgelost in plaats van dat ze verergeren, zelfs vergaderingen gaan efficiënter.
Terug naar de oorspronkelijke vraag: wat is dan de basis van waaruit daadwerkelijke solidariteit kan groeien? Ik heb geen wetenschappelijk onderlegd antwoord op die vraag. Maar ik denk dat oprecht vriendelijk zijn een goed begin is. Zeker als je er niet alleen over kletst, maar het ook gewoon doet. Misschien zouden we ons moeten voornemen om alleen nog maar ‘solidariteit’ op een spandoek te schilderen als we daar ook naar handelen. Dan heeft het weer de kracht en de betekenis die het hoort te hebben.