Errico Malatesta
Anarchisme en organisatie
Organisatie, wat uiteindelijk slechts de praktijk van samenwerking en solidariteit is, is een natuurlijke en noodzakelijke voorwaarde van het maatschappelijk leven; het is een onontkoombaar feit dat zich aan iedereen opdringt, zowel aan de samenleving in het algemeen als aan elke groep mensen die naar een gemeenschappelijk doel toewerkt. Omdat de mens niet geïsoleerd wil of kan leven, is het onvermijdelijk dat mensen die noch de middelen, noch een voldoende ontwikkeld sociaal besef hebben om zich vrijelijk te associëren met gelijkgestemden en mensen met gemeenschappelijke belangen, zich onderwerpen aan de organisatie door anderen, meestal deel uitmakend van een klasse of een heersende groep, met als doel de arbeid van anderen uit te buiten voor hun persoonlijk voordeel. En de voortdurende onderdrukking van de massa's door een kleine bevoorrechte groep is altijd het resultaat geweest van het onvermogen van de onderdrukten om het onderling eens te worden om zich samen met anderen te organiseren voor productie, voor genot en voor de mogelijke noodzaak van verdediging tegen wie hen dan ook zou willen uitbuiten en onderdrukken. Anarchisme bestaat om deze situatie te verhelpen ...
Welnu, het lijkt ons dat organisatie, dat wil zeggen vereniging voor een specifiek doel en met de structuur en middelen die nodig zijn om dat doel te bereiken, een noodzakelijk aspect is van het sociale leven. Een mens in afzondering kan niet eens het leven van een beest leiden, want hij zou niet in staat zijn om zich te voeden, behalve misschien in tropische gebieden of wanneer de bevolking uitzonderlijk gering is. Daarom moeten zij zich met andere verenigen, of preciezer gezegd, zich met hen verenigen als consequentie van de evolutionaire antecedenten van hun soort, zich onderwerpen aan de wil van anderen (slaaf zijn) of anderen onderwerpen aan zijn/haar wil (gezag hebben) of in broederlijke overeenstemming met anderen samenleven in het belang van het welzijn voor allen ('coöperatie'). Niemand kan aan deze noodzaak ontsnappen.
Als we het bestaan van een gemeenschap die georganiseerd is zonder autoriteit, dat wil zeggen zonder dwang, als mogelijkheid accepteren - en anarchisten kunnen niet anders dan deze mogelijkheid accepteren, anders zou anarchisme geen betekenis hebben - laten we dan verder gaan met het bespreken van de organisatie van de anarchistische beweging.
Ook in dit geval lijkt organisatie nuttig en noodzakelijk. Als een beweging het geheel betekent - individuen met een gemeenschappelijk doel waar ze zich voor inspannen - dan is het natuurlijk dat ze het onderling eens worden, hun krachten bundelen, de taken verdelen en al die stappen nemen die volgens hen zullen leiden tot het bereiken van die doelen. Om geïsoleerd te blijven, waarbij elk individu op eigen houtje handelt of probeert te handelen zonder coördinatie, zonder voorbereiding, zonder hun bescheiden inspanningen voor een sterke groep, betekent dat je jezelf veroordeelt tot machteloosheid, dat je je inspanningen verspilt aan kleine ineffectieve acties en dat je heel snel het geloof in je doeleinden verliest en mogelijk wordt gereduceerd tot volledige inactiviteit.
Een wiskundige, een scheikundige, een psycholoog of een socioloog kunnen zeggen dat ze geen programma hebben of alleen maar bezig zijn met het vaststellen van de waarheid. Ze zoeken kennis, ze willen niet iets doen. Maar anarchisme en socialisme zijn geen wetenschappen; het zijn voorstellen, projecten, die anarchisten en socialisten proberen te realiseren en die daarom als specifieke programma's geformuleerd moeten worden.
Als het waar is dat organisatie leiders creëert; als het waar is dat anarchisten niet in staat zijn om samen te komen en tot een overeenkomst te komen zonder zich te onderwerpen aan een autoriteit, betekent dit dat ze nog geen erg goede anarchisten zijn, en voordat ze denken aan het oprichten van een anarchistische samenleving binnen de wereld moeten ze nadenken over het zichzelf in staat stellen om anarchistisch te leven. De remedie ligt niet in de afschaffing van organisatie maar in het groeiende bewustzijn van elk individueel lid. Zowel in kleine als in grote samenlevingen ligt de oorsprong en de rechtvaardiging voor autoriteit, afgezien van brute kracht, waarvan voor ons geen sprake kan zijn, in sociale desorganisatie.
Als een gemeenschap behoeften heeft en haar leden niet weten hoe ze zich spontaan moeten organiseren om daarin te voorzien, dan komt er iemand naar voren, een autoriteit die in die behoeften voorziet door gebruik te maken van de arbeid van iedereen en hen naar eigen wens te sturen. Als de wegen onveilig zijn en de mensen niet weten welke maatregelen ze moeten nemen, komt er een politiemacht die in ruil voor de diensten die ze levert, verwacht gesteund en betaald te worden en die zichzelf ook opdringt en haar gewicht in de schaal legt; als er een bepaald product nodig is en de gemeenschap niet weet hoe ze met verafgelegen producenten afspraken moet maken om het te leveren in ruil voor lokaal geproduceerde goederen, komt er een koopman die profiteert van de behoefte van de ene partij om goederen te verkopen en van de andere om ze te kopen en die zijn/haar eigen prijzen oplegt aan zowel de producent als de consument. Dit is wat er in ons midden is gebeurd; hoe minder we georganiseerd zijn, hoe meer we geneigd zijn ons te laten opleggen door een paar individuen. En dit is begrijpelijk. Het is zelfs zo dat organisatie, verre van autoriteit te creëren, de enige remedie ervoor is en het enige middel waardoor ieder van ons eraan zal wennen actief en bewust deel te nemen aan het collectieve werk en op te houden passieve instrumenten te zijn in de handen van leiders.
Maar een organisatie, zo wordt beweerd, veronderstelt een verplichting om de eigen activiteiten te coördineren met die van anderen; het schendt dus de vrijheid en belemmert het initiatief. Zoals wij het zien, is wat werkelijk vrijheid wegneemt en initiatief onmogelijk maakt de geïsoleerdheid die het machteloos maakt. Vrijheid is geen abstract recht maar de mogelijkheid om te handelen; dit geldt zowel voor onszelf als voor de samenleving als geheel. En het is door samenwerking met onze medemensen dat we de middelen bereiken om onze activiteit en ons zelfbeschikkend vermogen tot uitdrukking kunnen brengen.
Een anarchistische organisatie moet volledige autonomie en onafhankelijkheid, en dus volledige verantwoordelijkheid, aan individuen en groepen toestaan; vrije overeenstemming tussen hen die het nuttig vinden om samen te komen voor coöperatieve actie, voor gemeenschappelijke doelen; een morele plicht om zijn beloften na te komen en geen actie te ondernemen die in strijd is met het overeengekomen programma. Op deze basis introduceert men dan praktische vormen en geschikte instrumenten om de organisatie echt leven in te blazen. Dus de groepen, de federatie van groepen, de federaties van federaties, vergaderingen, congressen, correspondentiecomités enzovoort. Maar ook dit moet vrij gebeuren, op zo'n manier dat het denken en het initiatief van de individuele leden niet beperkt wordt, maar alleen om een grotere draagwijdte te geven aan de inspanningen die in afzondering onmogelijk of ineffectief zouden zijn. Dus voor een anarchistische organisatie zijn congressen, ondanks alle nadelen die ze ondervinden als representatieve organen, vrij van elke vorm van autoritarisme omdat ze geen wetten maken en hun beslissingen niet aan anderen opleggen. Ze dienen om persoonlijke contacten tussen de meest actieve kameraden te onderhouden en te vergroten, om programmatische studies over de manieren en middelen voor actie samen te vatten en aan te moedigen; om iedereen op de hoogte te brengen van de situatie in de regio's en het soort actie dat het meest dringend nodig is; om de verschillende stromingen van anarchistische meningen op dat moment samen te vatten en een soort statistiek daarvan op te stellen. En hun besluiten zijn niet bindend, maar slechts suggesties, adviezen en voorstellen om aan alle betrokkenen voor te leggen, en ze worden niet bindend en uitvoerend behalve voor degenen die ze aanvaarden en voor zolang ze ze aanvaarden. De administratieve organen die ze benoemen - Correspondentiecommissies, etc. - hebben geen directieve bevoegdheden, nemen geen initiatieven behalve voor diegenen die er specifiek om vragen en ze goedkeuren, en hebben geen autoriteit om hun eigen standpunten op te leggen, die ze zeker kunnen houden en uitdragen als groepen kameraden, maar die niet kunnen worden gepresenteerd als de officiële standpunten van de organisatie. Ze publiceren de resoluties van de congressen en de meningen en voorstellen die hen door groepen en individuen worden medegedeeld; en ze handelen voor diegenen die er gebruik van willen maken, om relaties tussen groepen te bevorderen, en samenwerking tussen diegenen die het eens zijn over verschillende initiatieven; ieder is vrij om te corresponderen met wie hij/zij rechtstreeks wil, of gebruik te maken van de andere comités die door specifieke groeperingen zijn benoemd.
In een anarchistische organisatie kunnen individuele leden elke mening uiten en elke tactiek gebruiken die niet in strijd is met de geaccepteerde principes en die de activiteiten van anderen niet verstoort. In elk geval blijft een bepaalde organisatie bestaan zolang de redenen voor eenheid superieur zijn tegenover die van verdeeldheid; anders valt het uiteen en maakt het plaats voor andere, meer homogene groeperingen. Het leven en de duurzaamheid van een organisatie is zeker een voorwaarde voor succes in de lange strijd die voor ons ligt, en bovendien is het natuurlijk dat elke instelling er instinctief naar streeft om voor onbepaalde tijd te blijven bestaan. Maar de duur van een libertaire organisatie moet het resultaat zijn van de geestelijke affiniteit van haar leden en van het aanpassingsvermogen van haar constitutie aan de voortdurend veranderende omstandigheden. Als het niet langer een nuttig doel kan dienen is het beter dat het sterft.
We zouden zeker blij zijn als we allemaal goed met elkaar konden opschieten en alle krachten van het anarchisme konden verenigen in een sterke beweging; maar wij geloven niet in de soliditeit van organisaties die gebouwd zijn op concessies en veronderstellingen en waarin geen echte overeenstemming en sympathie bestaat tussen de leden. Beter verdeeld dan slecht verenigd. Maar we zouden willen dat elk individu zich aansloot bij zijn kameraden en dat er geen geïsoleerde krachten of vergane krachten zouden zijn.
Rest ons nog te spreken over de organisatie van de werkende en onderdrukte massa's voor verzet tegen zowel de regering als de werkgevers. Arbeiders zullen nooit in staat zijn zichzelf te emanciperen zolang ze in een vakbond niet de morele, economische en fysieke kracht vinden die nodig is om de georganiseerde macht van de onderdrukkers te onderwerpen.
Er zijn anarchisten geweest, en er zijn er nog steeds, die weliswaar de noodzaak erkennen om zich vandaag de dag te organiseren voor propaganda en actie, maar die vijandig staan tegenover alle organisaties die niet het anarchisme als doel hebben of die niet de anarchistische strijdmethoden volgen. Voor die kameraden is het alsof alle georganiseerde krachten voor een doel dat niet radicaal revolutionair is, krachten zijn die de revolutie ontnomen worden. Het lijkt ons in plaats daarvan, en de ervaring heeft ons standpunt zeker al bevestigd, dat hun benadering de anarchistische beweging zou veroordelen tot een staat van eeuwigdurende steriliteit. Om propaganda te maken moeten we onder de mensen zijn, en het is in de arbeidersverenigingen dat arbeiders hun kameraden vinden en vooral diegenen die het meest geneigd zijn om onze ideeën te begrijpen en te accepteren. Maar zelfs als het mogelijk was om zoveel propaganda te maken als we wilden buiten de verenigingen om, kon dit geen merkbaar effect hebben op de werkende massa. Afgezien van een klein aantal individuen die hoger opgeleid zijn en in staat tot abstract denken en theoretisch enthousiasme, kan de arbeider niet in één sprong tot het anarchisme komen. Om een overtuigd anarchist te worden, en niet alleen in naam, moet hij beginnen de solidariteit te voelen die hem met zijn kameraden verbindt, en leren met anderen samen te werken ter verdediging van gemeenschappelijke belangen en die, door te strijden tegen de bazen en tegen de regering die hen steunt, moeten beseffen dat bazen en regeringen nutteloze parasieten zijn en dat de arbeiders de binnenlandse economie door hun eigen inspanningen zouden kunnen beheren. En als de arbeider dit heeft begrepen, is hij of zij een anarchist, zelfs als hij of zij zichzelf niet zo noemt.
Verder is het aanmoedigen van allerlei soorten volksorganisaties het logische gevolg van onze basisideeën en moet daarom een integraal onderdeel van ons programma zijn. Een autoritaire partij, die de macht wil grijpen om haar ideeën op te leggen, heeft er belang bij dat het volk een vormeloze massa blijft, niet in staat om voor zichzelf op te komen en daarom altijd gemakkelijk te overheersen. Daaruit volgt logischerwijs dat ze niet meer dan voldoende organisatie kan vereisen, van het soort dat ze nodig heeft om aan de macht te komen: Electorale organisaties als ze die hoopt te bereiken met legale middelen; Militaire organisatie als ze vertrouwt op gewelddadige actie. Maar wij anarchisten willen het volk niet emanciperen; wij willen dat het volk zichzelf emancipeert. Wij geloven niet in dat wat van bovenaf komt en met geweld wordt opgelegd; wij willen dat de nieuwe manier van leven voortkomt uit het lichaam van het volk en overeenkomt met de status van hun ontwikkeling en vordert naarmate zij zich ontwikkelen. Daarom is het voor ons belangrijk dat alle belangen en meningen hun uitdrukking vinden in een bewuste organisatie en het gemeenschapsleven beïnvloeden in verhouding tot hun belang.
We hebben de taak op ons genomen om te strijden tegen de bestaande maatschappelijke organisatie en om de obstakels te overwinnen voor de komst van een nieuwe samenleving waarin vrijheid en welzijn voor iedereen verzekerd zouden zijn. Om dit doel te bereiken organiseren we ons en proberen we zo talrijk en sterk mogelijk te worden. Maar als alleen onze anarchistische groeperingen georganiseerd zouden zijn; als de arbeiders geïsoleerd zouden blijven als zovele eenlingen die zich niet om elkaar bekommeren en alleen verbonden zijn door de gedeelde keten; als wijzelf, behalve als anarchisten georganiseerd in een federatie, niet als arbeiders georganiseerd zouden zijn met andere arbeiders, dan zouden we helemaal niets kunnen bereiken, of hoogstens zouden we onszelf kunnen opdringen ... en dan zou het niet de triomf van het anarchisme zijn, maar onze triomf. We zouden ons dan anarchisten kunnen blijven noemen, maar in werkelijkheid zouden we gewoon heersers zijn, en net zo impotent als alle heersers zijn als het gaat om het algemeen belang.