Titel: Revolutie is meer dan een woord
Ondertitel: 23 stellingen over anarchisme
Auteur: Gabriel Kuhn
Datum: 2016
Notities: Vertaling door Anarchistische Groep Amsterdam, september 2023.

Voorwoord

Ik schreef Revolutie is meer dan een woord in 2016 uit frustratie over bepaalde aspecten van het anarchistische milieu, maar ook uit toewijding aan de kernprincipes van het anarchisme. Het lijkt erop dat de tekst bij veel radicalen veel stof heeft doen opwaaien, want hij is in verschillende talen vertaald. Ik ben blij dat er nu ook een Nederlandse vertaling is. Nederlandse lezers kunnen zo zelf bepalen hoe toepasbaar de inhoud is op de anarchistische scene / beweging in Nederland.

Sinds ik dit stuk zeven jaar geleden schreef, is er niet veel veranderd in mijn opvattingen. Ik zie nog steeds dezelfde uitdagingen als dezelfde mogelijkheden in het anarchisme. Naar mijn mening zijn er talloze gebreken die we moeten overwinnen om een krachtige sociale en politieke kracht te worden, maar het antwoord ligt niet in het verheffen van autoritaire concepten van socialisme / antikapitalisme, hoe wanhopig we ons ook voelen. Op de lange termijn zullen ze niemand bevrijden, mensen kunnen alleen zichzelf bevrijden.

Deze tekst is niet bedoeld als blauwdruk voor een revolutie, maar om ons aan het denken te zetten over revolutie. Ik hoop een relevante discussie op gang te brengen.

Gabriel Kuhn, Stockholm, juni 2023

Introductie

Sinds de eeuwwisseling heeft het anarchisme een sterke opleving doorgemaakt. In een veelgelezen artikel van David Graeber en Andrej Grubačić uit 2004 werd het aangekondigd als de "revolutionaire beweging van de eenentwintigste eeuw", en in het recente boek Translating Anarchy over de Occupy Wall Street-beweging, gebaseerd op interviews met talrijke organisatoren, betwist auteur Mark Bray dat anarchistische ideeën de drijvende ideologische kracht erachter waren. Ondertussen zijn anarchistische projecten (tijdschriften, boekenbeurzen, organisatiegroepen) de afgelopen twintig jaar aanzienlijk toegenomen. Dit is allemaal geweldig nieuws.

Maar tegelijkertijd viert het neoliberalisme hoogtij, wordt de kloof tussen arm en rijk met de dag groter, woeden er oorlogen, heeft surveillance de orwelliaanse dimensie overtroffen, en lijkt niets in staat om de ecologische ver- nietiging van de aarde te kunnen stoppen. Als er al een noemenswaardige uitdaging wordt gevormd tegen de huidige orde, dan zijn de verantwoordelijken ofwel religieuze fundamentalisten, neofascisten of, in het beste geval, linkse bewegingen rond charismatische leiders en populistische partijen. Ook al claimen anarchisten graag anarchistische elementen in opstanden, van het Tahrirplein in Caïro tot de straten van Ferguson, Missouri, is het de vraag of zelf- verklaarde anarchisten echt een belangrijk rol hebben gespeeld in deze gebeurtenissen. Kortom, ondanks de genoemde opleving, lijkt het anarchisme op wereldschaal even gemarginaliseerd als altijd. In het licht hiervan lijkt het een goed moment om na te denken over de rol van het anarchisme in de algemene politieke arena en zijn sterke en zwakke punten te onderzoeken. De inhoud van deze tekst wordt op een beknopte en ongecompliceerde manier gepresenteerd, waardoor gen- eralisaties onvermijdelijk zijn. Ze zijn gebaseerd op ervaringen in West- en Noord-Europa; lezers zullen zelf moeten beslissen in hoeverre deze ervaringen overeenkomen met hun eigen ervaringen en in hoeverre ze relevant zijn voor de omgeving waarin ze zelf actief zijn.

Wat is Anarchisme?

In de postmoderne tijd is het populair geworden om definities te verwerpen, omdat ze onze gedachten zogenaamd in een hokje stoppen. Dit is echter een doekje voor het bloeden. Het is vanzelfsprekend dat definities slechts communicatie- middelen zijn en geen aanspraak kunnen maken op het vastleggen van de essentie van een bepaald fenomeen. Een praktische definitie is gebaseerd op bepaalde criteria: de oorsprong van een term en etymologische aspecten, het gebruik en de verandering van betekenis in de loop der tijd, en terminologische samenhang binnen het taalsysteem dat we gebruiken. De volgende werkdefinitie van anarchisme moet op die manier worden begrepen.

Anarchisme is, ten eerste, een poging om een gelijkwaardige samenleving te vestigen die een zo vrij mogelijke ontwikkeling van haar individuele leden mogelijk maakt. Het egalitarisme is de noodzakelijke voorwaarde om deze vrije ontwikkeling voor iedereen bereikbaar te maken en niet alleen voor een paar uitverkorenen. Ze wordt alleen beperkt als de vrije ont- wikkeling van anderen wordt belemmerd; hierin zijn geen duidelijke grenzen te trekken (waar eindigt de vrijheid van de één en begint die van een ander?), maar dat betekent niet dat er niet over onderhandeld kan worden.

Tot zover wijkt deze definitie niet ver af van het marxistische idee van communisme. Het verschil ligt in het tweede deel van de definitie, namelijk de overtuiging dat de oprichting van een egalitaire samenleving die vrije individuele ontwikkeling mogelijk maakt afhankelijk is van politieke actoren die de essentiële waarden van zo'n samenleving onmiddellijk implementeren, in hun manier van organiseren, leven en strijd. Tegenwoordig wordt dit vaak prefiguratieve politiek genoemd.

De oorsprong van het anarchisme als een zelfduidende politieke beweging gaat terug tot het sociale vraagstuk halverwege de negentiende eeuw in Europa. Anarchisten maakten deel uit van de Internationale Arbeidersassociatie, beter bekend als de Eerste Internationale, samen met de politieke stromingen die later zouden uitgroeien tot sociaaldemocraten enerzijds en leninisten anderzijds.1 Wij vinden deze oorsprong belangrijk en zien het anarchisme als onderdeel van de linkse traditie. We zijn er tegen om anarchisme een 'filosofie', een 'ethiek', een 'principe' of een 'manier van leven' te noemen in plaats van een politieke beweging. Een existentiële houding is één ding; organiseren voor politieke verandering is iets anders. Zonder goede organisatie wordt anarchisme gemakkelijk gereduceerd tot een nobel idee, dat meer religie of 'hipsterisme' weerspiegelt dan politieke ambitie. Tegelijkertijd is anarchisme niet alleen een antiautoritaire klassenstrijd. Het is breder en omvat activi- teiten die variëren van het opzetten van sociale centra tot het deconstrueren van gendernormen tot het bedenken van alternatieve vormen van vervoer. De prefiguratieve dimensie van het anarchisme heeft altijd vragen omvat die niet pasten in de enge definities van links: diëtaire, seksuele en spirituele overwegingen, evenals persoonlijke ethische kwesties.

Anarchisme en links: sociaaldemocratie en leninisme

Als politieke beweging die historisch gezien tot de linkerzijde behoort, is de relatie tussen anarchisme en sociaaldemocratie alsmede leninisme van belang. We moeten onthouden dat het uiteindelijke doel – een staatloze en klassenloze maatschappij die de vrije ontwikkeling van iedereen garandeert – oorspronkelijk hetzelfde was voor alledrie de stromingen.

Vaak worden deze drie stromingen gekarakteriseerd als links (sociaaldemocratie), radicaal-links (leninisme) en ultralinks (anarchisme). Wij denken dat dit misleidend is. We moeten eerder denken aan een driehoek waarin elke stroming even ver van de andere staat. Terwijl anarchisme en leninisme een revolutionaire houding delen, en leninisme en sociaal- democratie marxistische wortels hebben, verwerpen anar- chisten en sociaaldemocraten beide de dictatuur van het proletariaat. Anarchisme staat net zo dicht bij sociaal- democratie als bij leninisme, en vice versa.

De voornaamste kritiekpunten van marxistische ideologen (sociaaldemocratisch of leninistisch) op het anarchisme zijn: a) anarchisme is naïef, dat wil zeggen, het heeft een geïdealiseerd begrip van de menselijke natuur en sociale organisatie; b) anarchisme is roekeloos, dat wil zeggen, het heeft geen begrip van hoe politieke verandering te bewerk- stelligen en moedigt daarom ondoordachte actie aan die, in het ergste geval, reactionaire krachten laat zegevieren; en c) anarchisme is kleinburgerlijk, dat wil zeggen, het is zo bezorgd over individuele vrijheid dat het sociale rechtvaardigheid negeert.

Een deel van deze kritiek is terecht, maar het betreft alleen bepaalde tendensen binnen het anarchisme. Over het algemeen was het anarchistische begrip van de menselijke natuur in feite veel genuanceerder dan dat van andere linkse stromingen (bijvoorbeeld met betrekking tot de psychologie van de macht). Wat betreft het teweegbrengen van politieke verandering waren sommige anarchistische acties misschien roekeloos, maar de meeste waren weloverwogen en doordacht. En hoewel er individualistische stromingen zijn geweest, hebben die nooit de beweging als geheel bepaald. Het belangrijkste is misschien wel dat het anarchisme, ongeacht zijn echte of veronderstelde tekortkomingen, een aantal voordelen heeft ten opzichte van zijn linkse tegenhangers:

⭑ Anarchisme heeft een sterkere kritiek op de aard van autoriteit. Wat je ook wilt zeggen over de zogenaamde eenvoud van anarchistische theorie, in God en de Staat, geschreven in 1871, vatte Michail Bakoenin het lot van wat later de Sovjet-Unie zou worden in twee pagina's samen. Hij voorspelde dat een revolutionaire partij die de macht zou grijpen een nieuwe heersende elite zou vormen, de bevrijding van het volk zou verhinderen, en effectief haar eigen ondergang zou voorbereiden. Vandaag de dag spreken prominente marxisten als John Holloway, Slavoj Žižek en Alain Badiou over de noodzaak van een communisme zonder staat en partij alsof dit een nieuwe uitvinding is. Maar anarchisten hebben dit altijd al betoogd.

⭑ Anarchisten hebben altijd veel aandacht besteed aan de culturele aspecten van macht, terwijl het marxisme zich voornamelijk heeft gericht op economische relaties, waarbij de economische basis de culturele 'bovenbouw' bepaalt. Hoewel er lippendienst wordt bewezen aan het feit dat deze relatie dynamisch en dialectisch is, heeft dit er zelden toe geleid dat marxisten dezelfde aandacht hebben besteed aan culturele strijd als anarchisten.

⭑ Niet alleen culturele aspecten van macht zijn door anarchisten benadrukt, maar ook de veelheid van onder- drukking. Slechts enkele stromingen binnen het anarchisme deelden de marxistische neiging om de strijd van de zo- genaamde niet-arbeidersklasse te reduceren tot bijzaken. Anarchisten hebben bijvoorbeeld sterkere kritiek geformuleerd op patriarchaat en nationalisme. In een tijd waarin termen als 'meervoudige onderdrukking' en 'intersectionaliteit' in zwang zijn, kan het anarchisme met recht aanspraak maken op een vooruitstrevende rol.

⭑ Hoewel – net als hun marxistische tegenhangers – de meeste klassieke anarchisten geloofden in wetenschappelijke vooruitgang als een noodzaak om naar een bevrijde maat- schappij toe te werken, wordt het anarchisme niet gekenmerkt door een deterministisch begrip van de geschiedenis of door eurocentrisch rationalisme. Elitaire concepten van weten- schappers als een quasi-leidende klasse werden al vroeg be- kritiseerd, terwijl utopische perspectieven in hoog aanzien werden gehouden in plaats van te worden afgedaan als afleidende toekomstdromen. Nu het historisch materialisme wankeler lijkt dan ooit, spreekt dit in het voordeel van het anarchisme.

⭑ Tenminste enkele prominente anarchisten, zoals Lev Tolstoj en Gustav Landauer, begrepen de noodzaak van een 'geestelijke revolutie'. Niet om zich over te geven aan hocus- pocus, maar om de noodzaak te benadrukken van het transformeren van de menselijke ziel om de wereld te kunnen veranderen. Een spirituele dimensie maakt radicale politiek rijker, niet armer.

⭑ Het scepticisme van anarchisten ten opzichte van het historisch materialisme heeft hen vaak het marxistische verwijt opgeleverd dat ze 'voluntaristisch' zijn, dat wil zeggen dat ze geloven dat revolutionaire processen afhankelijk zijn van mensen die ervoor kiezen (de wil hebben; voluntas) om ze te steunen. Marxisten beschouwen dit als oppervlakkig, omdat ze erop staan dat economische realiteiten het individuele bewustzijn bepalen en dus ook het vermogen van individuen tot politieke actie. Het zijn de anarchisten die gelijk hebben. Sociale verandering komt van mensen die sociale verandering willen.

⭑ In het werk van latere twintigste-eeuwse anarchisten – bijvoorbeeld in dat van Murray Bookchin, Paul Feyerabend of de zogenaamde anarchoprimitivisten met al hun problemen – is het vertrouwen in technologie uitgedaagd op manieren die de marxistische theorie niet heeft kunnen evenaren. In tijden waarin de rol van technologie in de sociale en ecologische crises waarmee we geconfronteerd worden steeds duidelijker wordt, is het onmogelijk om de anarchisten hiervoor geen erkenning te geven.

⭑ De anarchist is de permanente criticus. Met een sterke scepsis tegenover zowel totalitaire ideologieën als persoonlijk- heidscultussen zijn anarchisten er altijd snel bij geweest om te wijzen op gebreken in politieke bewegingen. Hoewel dit problematische connotaties heeft – van hinderlijk zijn tot, soms, het belemmeren van collectieve organisatie – is het ook essentieel om te voorkomen dat machtsrelaties afgezaagd en dogmatisch worden.

⭑ De prefiguratieve politiek van het anarchisme geeft het een sterk praktisch voordeel dat veranderingen in het dagelijks leven mogelijk maakt die maar weinig andere politieke ideologieën hebben kunnen bewerkstelligen.

⭑ De focus van het anarchisme op diversiteit leidt tot rijke vormen van politieke interventie. In termen van creativiteit en innovatie overtreft het anarchisme met gemak de marxistische linkerzijde.

Anarchisme en revolutie

De grootste zwakte van het anarchisme is het ontbreken van een levensvatbaar concept van revolutie, oftewel een radicale herverdeling van macht en rijkdom. Dit is vooral opvallend als je de revolutionaire claims van het anarchisme bekijkt. Jezelf distantiëren van 'hervormingsgezinde', 'liberale' of 'gematigde' krachten is een integraal onderdeel van de anarchistische identiteit.

Geen enkele anarchistische samenleving van enige omvang is ooit tot stand gekomen buiten oorlogsomstandigheden. Geen ervan hield het langer dan een paar jaar vol. Anarchisten geven hiervoor stelselmatig de schuld aan de meedogen- loosheid van de kapitalistische lakeien en de achterbakse aard van de marxisten. In beide zit een kern van waarheid, maar het is geen volwaardige verklaring voor de slechte revolu- tionaire staat van dienst van het anarchisme. Een belangrijke factor is dat anarchisten zichzelf – om goede en eervolle redenen – een rol ontzeggen die voor de meeste revoluties noodzakelijk is. De vaak geciteerde woorden van Friedrich Engels zijn waar: "Hebben deze heren ooit een revolutie gezien? Een revolutie is zeker het meest autoritaire dat er is; het is een handeling waarbij een deel van de bevolking zijn wil oplegt aan het andere deel door middel van geweren, bajonetten en kanonnen, allemaal zeer autoritaire middelen." Anarchisten hebben geen bevredigend antwoord op dit dilemma. Er zijn wel pogingen gedaan, maar geen daarvan is overtuigend. De belangrijkste kunnen als volgt worden samengevat:

a) Een 'dropping-out' benadering, die zijn sterkste theoretische steun kreeg in de nederzettingstheorieën van Gustav Landauer. Landauer stelde voor om een anarchistische samenleving op te bouwen door middel van autonome plattelandsgemeen- schappen en coöperaties in plaats van door de staat aan te vallen. Het is een prachtig idee, maar radicale communes komen en gaan al zo'n 150 jaar zonder ooit het kapitalisme en de staatsmacht wezenlijk te bedreigen. Zodra ze hinderlijk worden, worden ze vernietigd of geïntegreerd in de kapitalistische markt; in de afgelopen decennia is de commercialisering van de 'alternatieve cultuur' een treffend voorbeeld geweest van dit laatste.

b) Een 'radicaal reformistische' benadering, waarbij men spreekt over een 'revolutie in fases' of over revolutie als een 'proces' in plaats van een 'breuk'. Wat achter deze formules schuilgaat, is meestal niet veel meer dan een traditionele reformistische benadering doorspekt met radicale retoriek. Daar zouden we ons niet veel zorgen over moeten maken.

c) Een 'insurrectionistische' benadering die het begrip revolutie verplaatst van structurele verandering naar een moment van gelukzalige empowerment. Er is niets mis met opstanden. Ze leggen sociale tegenstellingen bloot, ze zetten machts- verhoudingen tijdelijk op zijn kop, ze inspireren, en nog veel meer. Maar ze veranderen de fundamentele machtsstructuren van de samenleving niet; en als ze al bijdragen aan het ontstaan van een machtsvacuüm, dan kan dat inderdaad worden opgevuld door reactionairen als er geen radicale tegenstructuren zijn. Hoewel opstanden belangrijke elementen van een revolutie kunnen zijn, is het verwarren ervan met de revolutie zelf net zoiets als het verwarren van een boks- wedstrijd met een hockeywedstrijd.

d) Een 'collapsistische' benadering, die elke poging om de huidige orde te corrigeren zinloos acht, omdat alleen catastrofale gebeurtenissen het einde ervan kunnen en zullen brengen. In deze logica betekent anarchistisch activisme zich voorbereiden op de catastrofe om de verdwijnende machts- structuren ('beschaving') te vervangen door kleine en on- afhankelijke anarchistische gemeenschappen. Het grootste probleem met dit scenario is de afwezigheid van enig ander mechanisme dan de heerschappij van geweld dat ons in staat stelt om te gaan met het onvermijdelijke sociale conflict dat het met zich meebrengt. Met andere woorden, het collapsisme vervalt gemakkelijk in sociaal darwinisme. En zelfs als dat niet zo is, is de aanname van een ineenstorting geen basis voor gezonde politieke actie. Het is op zijn zachtst gezegd erg gewaagd om te pleiten voor het niet langer proberen te cor- rigeren van het systeem omdat het toch wel snel zal instorten. Wat als dat niet zo is? Van defaitisme een deugd maken zal ons niet helpen.

Het feit dat het anarchisme geen werkbare theorie over revolutie heeft, brengt het niet in diskrediet of suggereert niet dat het onbelangrijk is. In feite gaat de historische invloed van het anarchisme zelfs de schattingen van de meeste anarchisten ver te boven. Anarchisme is altijd een belangrijke motor voor sociale verandering geweest. De achturige werkdag, vrijheid van meningsuiting, antimilitarisme, abortusrechten, LGBTQ- bevrijding, antiautoritaire pedagogie, veganisme, enzovoort – ooit werden al deze strijden in belangrijke mate geleid door anarchisten. Het is alleen zo dat geen van hen revolutionair bleek te zijn. In plaats daarvan zijn ze meestal geïntegreerd in de ontwikkeling van de kapitalistische natiestaat.

Anarchisten moeten eerlijk zijn. Óf ze geven toe dat ze hervormers zijn met een radicaal randje (niets mis mee als dat expliciet wordt gemaakt), óf ze werken aan het ontwikkelen van een revolutionair perspectief. Radicale uitsloverij en het verwerpen van 'reformistische' / 'liberale' / 'gematigde' politiek is beschamend als je eigen politiek niet revolutionairder is dan die van ngo's, kerkelijke groeperingen of welzijnsorganisaties.

Huidige problemen binnen het anarchisme

Het probleem van de revolutie heeft het anarchisme vanaf het begin achtervolgd. Andere problemen zijn gekomen en gegaan, afhankelijk van de historische omstandigheden en de toestand van de beweging. Dit zijn de belangrijkste die we vandaag kunnen identificeren:

⭑ Er is een triest gevoel van morele superioriteit, dat vaak het politieke werk overschaduwt. Het onderliggende probleem lijkt te zijn dat twee motivaties elkaar overlappen wanneer mensen actief worden in anarchistische kringen: de ene is dat je de wereld wilt veranderen; de andere is dat je beter wilt zijn dan de gemiddelde persoon. Het laatste leidt gemakkelijk tot zelfmarginalisatie, omdat elk gevoel van morele superioriteit berust op het behoren tot een kleine groep in plaats van de massa. Wanneer dit dominant wordt, krijgt je identiteit voorrang op je daden en gaat het wijzen op de persoonlijke tekortkomingen van anderen boven politieke verandering. Ironisch genoeg zijn de belangrijkste doelwitten vaak mensen uit onze eigen kringen en klasse in plaats van de vijand, volgens de trieste logica dat "als je degenen die je moet raken niet kunt raken, dan raak je degenen die binnen handbereik zijn". De combinatie van het veroordelen van buitenstaanders en tegelijkertijd concurreren met insiders voor de morele koppositie is onverenigbaar met elke beweging die revolutio- naire integriteit claimt.

⭑ De anarchistische beweging is over het algemeen een subcultuur. Subculturen zijn geweldig. Ze bieden mensen een thuis (soms zelfs een levensreddend thuis), ze helpen activistische kennis te behouden, ze maken experimenten mogelijk, enzovoort. Maar een afwijkende mening is geen revolutie. Dus als de politiek wordt gereduceerd tot de subcultuur, wordt de revolutionaire retoriek leeg en vervreemdend. Mensen haten dit, en fuck dat, maar met welk doel?

⭑ De algemene stemming in veel anarchistische kringen varieert van chagrijnig tot ronduit onbeschoft. Soms behoren onze zogenaamde microkosmossen van een bevrijde wereld tot de meest onuitnodigende plekken die je je kunt voorstellen: donker, vies en vol met mensen die onvriendelijkheid verwarren met rebellie. Je gedragen als een eikel maakt je niet radicaler, het maakt je gewoon een eikel. Helaas kenmerkt deze strijdlust ook interne debatten. De discussies op sommige anarchistische online fora zijn een van de veiligste manieren om mensen voorgoed van het anarchisme af te houden. Een radicale benadering van conflicten wordt gekenmerkt door openheid en zelfkritiek, niet door anoniem een troll uit te hangen.

⭑ Ondanks de theoretische omarming van individualiteit en diversiteit zijn veel anarchistische scenes ongelooflijk uniform. Een gemiddelde koffiezaak in een hoofdstraat brengt een grotere verscheidenheid aan mensen samen dan de meeste anarchistische ontmoetingsplaatsen. Daar zijn historische redenen voor, maar in wezen is de anarchistische cultuur --- de taal, het uiterlijk, de sociale gedragscode --- gewoon erg homogeen. Hoe anarchistisch zijn omgevingen waarin mensen zich ongemakkelijk voelen vanwege wat ze dragen, eten of luisteren?

⭑ De begrippen free space en safe space worden vaak door elkaar gehaald. Een safe space, dat wil zeggen ruimtes waar mensen kunnen rekenen op zorg en ondersteuning, zijn nodig in de wereld waarin we leven. Maar het zijn ruimtes die een bepaald doel dienen. Het zijn niet de vrije ruimtes die we willen creëren, dat wil zeggen, ruimtes waarin mensen hun mening geven, in debat gaan en gezamenlijk de problemen oplossen die daarbij ontstaan. Wat mensen op de lange termijn veilig maakt, is het collectieve vermogen om over grenzen te kunnen onderhandelen. Absolute veiligheid is onmogelijk. Kwetsbaarheid, misverstanden en irritaties maken deel uit van het sociale leven en zullen zelfs in de meest anarchistische samenleving niet verdwijnen.

⭑ Het idee dat iedereen alles moet kunnen, wordt verward met het idee dat iedereen alles kan. De introductie tot vaardigheden of het overdragen van kennis door ervaren activisten en organisatoren wordt bespot. Dit leidt tot het tegenkomen van dezelfde valkuilen en het steeds opnieuw uitvinden van het wiel.

⭑ Er is een bijna volledig gebrek aan visie en strategische oriëntatie in de anarchistische beweging. Bovendien verkeren de organisatiestructuren in een crisis. Spontaniteit, het affiniteitsgroepenmodel en een geromantiseerd begrip van veelheid zijn dominant geworden. Al deze begrippen zitten vol gebreken. De enige langetermijngemeenschappen die ze mogelijk maken bestaan uit een handvol vrienden, wat een ontoereikende basis is voor de organisatie die nodig is voor brede sociale verandering. Het belangrijkste antwoord hierop vanuit de anarchistische beweging, namelijk het platformisme, onderschat het belang van individuele verantwoordelijkheid, wat leidt tot een verwarring van formaliteit met efficiëntie (we komen hierop terug in het laatste hoofdstuk).

Wat moet er gebeuren

De anarchistische subcultuur is wijdverspreid. Het heeft een solide infrastructuur en een gestage aanvoer van nieuwe rekruten (weliswaar met een groot verloop). Het is makkelijk in staat om zichzelf in stand te houden, het bied een veilige identiteits-haven voor lui die 'mainstream'-, 'bourgeoise' of 'hetero'-cultuur afwijzen, en het heeft alle voordelen die subculturen hebben (zie hierboven). Anarchisme produceert ook invloedrijke ideeën, inspirerende vormen van sociale interactie en een levendige verzetscultuur. Alles tezamen zorgt dit voor een enerverende politieke speeltuin en bevestigt het de relevantie van anarchisme in het dagelijks leven. Dus, als het gebrek aan een revolutionair perspectief ons niet stoort, is er niet veel om ons zorgen over te maken. De subcultuur wordt niet bedreigd door de hierboven vermelde problemen. Maar als we vinden dat het opgeven van een revolutionair perspectief een te groot offer is (en als we geen kameraden willen verliezen met sterke revolutionaire betrokkenheid bij orthodox marxisme), moeten we het ontwikkelen van zo'n perspectief mogelijk maken. Hier zijn een aantal suggesties:

1. Anarchisten moeten duidelijk zijn over wat ze willen en eerlijk over wat ze kunnen doen.

2. De wil om de maatschappij te veranderen moet belangrijker zijn dan het promoten van je identiteit als een moreel superieure radicaal.

3. Anarchisten moeten spreken op een manier die mensen die niet tot de ingewijden behoren kunnen begrijpen. Taal is altijd in verandering en problematische uitdrukkingen moeten bestreden worden, maar anarchistische discussies moeten engagerend en niet vervreemdend zijn.

4. We hebben visies nodig. In tegenstelling tot wat voor veel anarchisten een mantra is geworden, zijn visies geen blauwdrukken die proberen om het gedrag van mensen te dicteren. Anarchistische visies zijn simpelweg schetsen van wat anarchisten willen. Als zulke ideeën niet geformuleerd worden, zal niemand buiten anarchistische kringen het een reet interesseren wat anarchisten te zeggen hebben. Continu prefigureren is niet genoeg. Op een gegeven moment is het tijd om te figureren.

5. Strategie wordt verkeerd begrepen als een rigide activistisch masterplan. Het ontwikkelen van strategie betekent simpelweg het hebben van een voorstel om te bereiken wat je wil bereiken. Als je dit opgeeft, geef je revolutionair werk op.

6. Er is geen tegenstelling tussen het bouwen van autonome structuren en ingrijpen in de heersende orde. Dit is een nepconflict dat onnodig en schadelijk is. Hetzelfde geldt voor het vermeende conflict tussen persoonlijke praktijken ('lifestyle') en collectief organiseren. Het een versterkt het ander.

7. We hebben een transformatie van waarden nodig. Zolang we alle spullen willen die worden geproduceerd, zullen we niet in staat zijn om het politieke en economische systeem af te schalen tot een niveau dat zowel ecologisch als sociaal duurzaam is.

8. Een kritiek van technologie moet deel zijn van elke revolutionaire beweging. Technologie maakt mensen af- hankelijk van systemen waar ze geen controle over hebben en vergt een complexiteit van sociale organisatie dat onmogelijk vol te houden is op een grassroots niveau. We moeten kernenergie en andere zogenaamde zegeningen die de aarde en de mensheid in gijzeling houden afwijzen, de vooruitgang als onmisbaar middel om de wereld te verbeteren in twijfel trekken, rationalisme en wetenschap onder de loep nemen, en ons richten op kleinschalige gemeenschappen.

9. Als je anarchisten vraagt waarom ze meer focussen op bepaalde strijden dan andere is het meest voorkomende antwoord dat "alle strijd belangrijk is". Maar dat is geen antwoord op de vraag. De vraag is niet of alle strijd belangrijk is (natuurlijk zijn ze dat), maar waarom we aan sommige voorrang geven. Ja, subjectieve factoren spelen een rol: je focust op de strijd die je het meest aan het hart gaat of waarin je je het meest competent voelt. Maar als we revolutionairen beweren te zijn, dan moeten we ook de strijd identificeren met het grootste revolutionaire potentieel. Morele urgentie komt niet noodzakelijkerwijs overeen met revolutionair potentieel. De meeste strijd is op zichzelf niet revolutionair, ze moeten revolutionair gemaakt worden door tastbare verbindingen met revolutionaire politiek.

10. Het omarmen van diversiteit is altijd één van de sterke punten van anarchisme geweest, maar het moet geen excuus worden om analyse te negeren. Elke onzin kan gerecht- vaardigd worden met de 'noodzaak voor diversiteit', alsof dit een vrijbrief is om maar te doen waar je zin in hebt. Bijvoorbeeld: niet alle tactieken zijn op elk moment even bruikbaar; ze moeten gekozen worden aan de hand van de mogelijkheden en de specifieke situatie. Wat willen we? Wie is er betrokkken? Wat kan realistisch gezien worden gedaan? Wat zijn onze middelen? Diversiteit is goed wanneer het staat voor openheid, flexibiliteit en een scala aan opties. Maar als het wordt bejubeld als een deugd op zich, verandert radicale politiek in neoliberaal winkelen; je kiest wat je leuk vindt.

11. Open discussie is noodzakelijk voor zowel een vruchtbare intellectuele omgeving als voor processen van bevrijding. Wanneer mensen dingen zeggen of doen die anderen problematisch vinden, moeten ze meegenomen worden in de discussie in plaats van beschimpt, bestraft of het zwijgen op te worden gelegd.

12. Labels zijn een no-go voor veel anarchisten. "Het is niet belangrijk hoe je jezelf noemt, het is belangrijk wat je doet." Op het eerste gezicht lijkt dat overtuigend. Echter, een label is maar een woord, woorden zijn communicatiemiddelen, en bij communicatie zijn we afhankelijk van korte manieren om iets te zeggen. Een label plakken op de inhoud van onze politiek laat anderen – vrienden en vijanden – een idee krijgen van waar we voor staan. Dit is hoe we gemeenschap en solidariteit opbouwen. Er zou nooit een 'communistische dreiging' zijn geweest als er geen woord voor was. Het is belangrijk voor een sociale beweging van gelijkgestemden om een gemeen- schappelijke naam te hebben.

13. We moeten organisaties bouwen die – openlijk – anarchistisch van aard zijn, maar wel in staat om een cruciale rol te vervullen in bredere sociale bewegingen en de organisaties van mensen (vakbonden, huurdersverenigingen, consumentenorganisaties, sportverenigingen, enzovoort). Anarchistische organisaties moeten voorzien in een netwerk voor discussie, gezamenlijke actie, en wederzijdse steun. Hoewel dit een bepaalde mate van formaliteit vereist, moet dit niet worden verward met efficiëntie. Efficiëntie is altijd afhankelijk van de afzonderlijke kwaliteiten van de leden van de organisatie, dat wil zeggen verantwoordelijkheid, betrouwbaarheid en aansprakelijkheid. Daarom is platfor- misme geen antwoord op de crisis in anarchistisch organiseren. We hebben iets nodig dat flexibeler is.

14. Het belang van individuele kwaliteiten moet serieus worden genomen. Als we top-down-mechanismes afwijzen om te zorgen dat dingen voor elkaar komen, dan moeten mensen toegeweid zijn om het zelf te doen. De anarchistische werkelijkheid is hier ver van verwijderd. Veel anarchisten doen alleen dingen als ze er zin in hebben; veel hebben allerlei meningen over wat anderen zouden moeten doen zonden zelf ooit iets te doen; veel zijn onbetrouwbaar en onverant- woordelijk, en genieten ervan om degenen die hen erop aanspreken 'autoritair' te noemen; velen gebruiken ver- gaderingen voor egocentrisch geneuzel in plaats van voor het nemen van zinvolle beslissingen. Als deze tendensen doorzetten, is er geen hoop dat anarchisme ooit een revolutionaire beweging zal worden.

15. Er moet een nieuwe synthese komen in het anarchisme. Het is nodig dat mensen met verschillende focussen – de werkplek, het patriarchaat, militarisme, enzovoort – samenwerken, zich verenigen rond een gedeelde set principes, en het eens worden over een gezamenlijke strategie waarin hun verschillende tactieken op de beste manier worden gecoördineerd. Claims om als enige het anarchisme te vertegenwoordigen schaden iedereen, inclusief de betreffende groep.

16. Anarchisten moeten besef hebben van de beperkingen van anarchistische politiek. Afhankelijk van de doelen van een bepaalde strijd, kan een sociaaldemocratische of leninistische aanpak meer op zijn plaats zijn. Het verdedigen van de verzorgingsstaat is een reformistische strijd, en als anarchisten het de moeite waard vinden, zouden ze het meest effectief kunnen zijn als buitenparlementaire steuntroepen voor sociaaldemocratische inspanningen.

17. Veel anarchisten associëren kaderleden uitsluitend met leninistische politiek. Dat is jammer. In essentie is een kaderlid alleen maar een fulltime organisator, en er is een verschil tussen een fulltime organisator en een weekendactivist. Kaderleden verdienen geen privileges, maar hun ervaringen en toewijding moeten worden erkend – niet omwille van henzelf, maar omwille van de beweging. Kaderleden moeten zich ook voorbereiden op revolutionaire situaties; het gebrek aan een dergelijke voorbereiding is een van de grootste historische zwakheden van het anarchisme geweest.

18. Het koppig vermijden van discussies over leiderschap schaadt de anarchistische beweging. Er zijn altijd leiders in sociale groepen, of je ze nu zo noemt of niet. Alleen als dit wordt erkend, kunnen de autoritaire en uitbuitende aspecten van leiderschap worden vermeden. Anders zullen ze op een niet-transparante en onverantwoordbare manier werken, wat kenmerkend is voor veel anarchistische groepen.

19. We moeten ons bewust zijn van de oorsprong van het anarchisme. Het anarchisme heeft geen monopolie op antiautoritair denken, dat in verschillende vormen in alle culturen en tijdperken terug te vinden is. Toch is het anarchisme als een zelfbenoemde politieke beweging een product van de sociaal-politieke omstandigheden in het negentiende-eeuwse Europa. Dit heeft culturele implicaties die de beweging tot op de dag van vandaag karakteriseren en voorkomen dat zij zich verspreidt op de manier waarop de meeste anarchisten dat graag zouden willen. De oplossing is niet het beweren dat alle antiautoritaire stromingen in wezen ‘anarchistisch’ zijn (wat in het ergste geval een vorm van koloniale coöptatie is; als mensen ervoor kiezen de naam ‘anarchisme’ niet te gebruiken voor hun politiek, hebben ze een reden). De oplossing is eerder dat anarchisten bewijzen dat zij waardige medestanders zijn in een mondiale strijd voor bevrijding.

20. Zogenaamde bondgenootpolitiek kan als leidraad dienen voor anarchisten die betrokken zijn bij sociale strijd die door anderen wordt gedragen, maar het concept moet goed worden begrepen. Gedachteloos ja zeggen tegen wat iemand anders van je vraagt, is zelfverloochening en heeft niets met radicalisme te maken. Bovendien vertegenwoordigt geen enkel individu of groep ooit een gemeenschap, dus we kunnen onze eigen verantwoordelijkheid om beslissingen te nemen nooit opgeven door te verwijzen naar de autoriteit van iemand anders. We moeten verantwoording afleggen voor de beslissingen die we nemen. Het kan noodzakelijk zijn om het leiderschap van anderen in de strijd te accepteren, maar we moeten altijd kritisch met hen omgaan om de strijd samen vooruit te helpen.

21. We hebben serieuze discussies nodig over de moge- lijkheden en onmogelijkheden van gewapende strijd; geen kinderachtige romantisering van rellen of misdaden, maar een onderzoek naar hoe de macht wordt verdeeld en behouden en hoe deze op militante wijze kan worden bestreden, wat in de meeste gevallen van diepere sociale conflicten nodig zal zijn. Bovendien, als we de revolutie echt serieus nemen, kunnen we het leger en de politie niet tot eeuwige vijand maken. Bijna alle revoluties waren afhankelijk van het inlijven van delen van het leger en de politie, en de militaire mogelijkheden van guerrillagroepen nemen drastisch af in tijden van hightech- oorlogsvoering. Dit is een realiteit waar we mee moeten omgaan, hoe ongemakkelijk het ook is.

22. We moeten financiële compensatie heroverwegen. De doe- het-zelfcultuur is heel goed in het behouden van onaf- hankelijkheid, het aanmoedigen van creativiteit en het koesteren van vindingrijkheid. Maar zodra de grens naar zelfuitbuiting is overschreden, zijn het bijna uitsluitend mensen uit de middenklasse (voornamelijk mannen, overwegend wit) die overblijven.

23. Het nastreven van een revolutie omwille van de revolutie is zinloos. Het enige dat een revolutie rechtvaardigt, is dat het de levens van mensen beter maakt. Dit moet tot uiting komen in alles wat revolutionairen doen.

^1: Het was onze bedoeling om voetnoten in deze tekst te vermijden, maar we vonden een korte uitleg over het gebruik van de termen 'sociaaldemocratie', 'leninisme' en 'marxisme' onvermijdelijk. Terwijl het anarchisme zich al vroeg afsplitste van marxistische stromingen binnen links (de verbanning van Michail Bakoenin en James Guillaume van het congres van de Eerste Internationale in Den Haag in 1872 wordt vaak beschouwd als een cruciaal moment), ontstond de breuk tussen hervormingsgezinde sociaaldemocraten en revolutionaire leninisten pas met de Russische Revolutie van 1917. Op dat moment werden beide stromingen nog steeds beschouwd als marxistisch en toegewijd aan het creëren van een socialistische samenleving. In de sociaaldemocratische beweging vervaagde deze ideologische oriëntatie snel temidden van de parlementaire realiteit en tegen de jaren dertig was het uit vrijwel alle sociaal- democratische partijstatuten verdwenen. Hedendaagse zogenaamde sociaaldemocratische partijen hebben geen voeling meer met deze geschiedenis en voeren een neoliberale politiek met een zweem van keynesianisme. We verwijzen niet naar deze partijen als we het in deze tekst over 'sociaaldemocratie' hebben, maar naar een traditie van serieuze marxistische politiek binnen het domein van het parlementarisme. Sommige, zij het weinig, linkse partijen zetten deze traditie tegenwoordig nog voort.