Titel: De stad was van ons
Ondertitel: Interviews met 28 voormalige krakers en kraaksters
Auteur: IISG
Datum: 1996
Bron: iisg.nl
Notities: Het Staatsarchief: Het archief van de kraak- en actiebeweging in Nederland. Het Staatsarchief is opgericht in 1991 in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Vandaar die naam. In mei 2000 is het archief ondergebracht op het Internationaal Instituut voor Sociale geschiedenis.
Met het archiveren van de kraakgeschiedenis wilden we het onder alle voormalige deelnemers versnipperde actieverleden bij elkaar brengen. In de eerste plaats om deze nooit ergens centraal bewaarde geschiedenis voor de ondergang te behoeden. In de tweede plaats om de ervaringen van tienduizenden, krakers, milieuactivisten, antimilitaristen, antifascisten etc. over te dragen aan volgende generaties; ter lering en vermaak, maar vooral ter kennismaking.

Het begin: buurtstrijd 1975-1978

Harri: "Ik kwam in '75 naar Amsterdam en ben als buurtwerker in een nieuw buurthuis in de Oosterparkbuurt gaan werken. Zo leerde ik al vrij snel alle ins en outs van zo'n buurt kennen. Het was net of er zojuist een bom was ingeslagen, grote stukken van die buurt waren als ruines, leuk voor de kinderen om te spelen maar als woonplek erg slecht. Het was in de periode dat de stadsontwikkeling op gang kwam en daar had ik als buurtwerker veel mee te maken. De afdeling stadsontwikkeling had een plan om de straten die nu allemaal horizontaal lopen - Eerste, Tweede, Derde Oosterparkstraat, Vrolikstraat, Platanenweg, Populierenweg - allemaal verticaal te laten lopen, dat kwam er op neer dat al die straten in feite weg moesten. Het beleid was toen nog zo dat er pas gesloopt werd als de hele straat ontruimd was, dat betekende een enorme sociale ontwrichting van zo'n buurt, want er gingen steeds meer mensen weg en er bleven steeds meer woningen dichtgetimmerd staan. Dat duurde jaren. Toen bleek dat die woningen niet plat gingen kwam het idee: we gaan er wat mee doen. Mensen die geen huis hadden en dat waren vaak jongeren, zijn toen begonnen dichtgetimmerde woningen open te breken om daar te gaan wonen. Dat ging met steun van de buurtbewoners, dat waren vaak de felste schreeuwers op het moment dat er woningen met een groep gekraakt werden.
Dat ging goed, zelfs zo goed dat er bij de gemeente, waar ook verschil van mening was over hoe dat nou moest gaan, mensen waren die ons tipten wanneer er verhuisd werd, zodat we die woningen konden kraken. Er waren binnen de gemeente dus ook wel mensen die vonden dat het anders moest en dat zo'n buurt een beetje leefbaar moest blijven. In die woningen kwamen veel jongeren. Je kreeg een stuk of zeven, acht panden naast elkaar waar allemaal jongeren woonden en die vonden dat natuurlijk ontzettend leuk, die hadden ineens een eigen plek en een mogelijkheid om zelfstandig te leven. Ik heb hier toen zelf ook een woning gekraakt, ik vond dat als je hier werkt, je er ook moest wonen. Met het werk in het buurthuis ben ik op een gegeven moment opgehouden, maar ik ben wel in deze buurt gebleven en doorgegaan met kraken."

Pietje: "Ik wilde mijn eigen woonsituatie oplossen. Ik wist niets van de kraakbeweging maar ik had iets van 'Dit huis is leeg, ik zoek een huis, als ik er nu in ga zitten, kan ik op dat huis passen want nu lekt het en de ruiten zijn eruit en dan doe ik er een paar nieuwe ruiten in en ik maak het dak en dan heb ik mijn eigen woning gecreeerd'. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in een ontruiming waarbij ik te maken kreeg met een proces van de rechtbank en een kort geding. Ik was al mijn spullen kwijt. Zo werkt dat, ze gooien gewoon je spullen in een container.
Ik had geen politieke motieven, wel een rechtvaardigheidsgevoel: dit is recht en dit is krom. Mijn politieke motivatie is er pas later bij gekomen, omdat ik zag dat er een heleboel zaken naar mijn idee helemaal fout zaten. Ik zag dat er heel veel woninkjes op een verkeerde manier gebruikt werden. Er waren diverse woninkjes in de Jordaan waar oudere echtpaartjes uitgepest werden. De trap van de begane grond naar 1-hoog werd gesloopt, de begane grond werd verbouwd en er werd een ladder neergezet voor mensen van 72 jaar. Dat werd gewoon expres gedaan om ze weg te pesten. Mensen die daar 40 jaar lang gewoond hebben. Er waren eens 6 lattenzolders van 6 gezinnetjes op een trap, en die werden afgebroken. De spullen en de oude troep gingen in de container en er werd een appartementje van gemaakt dat voor 180 gulden in de maand verhuurd werd. Die woninkjes zelf deden in die tijd - we praten over 25 jaar geleden - 60 gulden in de maand. Nou dan ging ik die mensen helpen om die lattenzoldertjes weer terug te veroveren. Dat vond ik recht, ik vond dat ik die mensen daarmee moest helpen.

Theo: Voor mij begon het op televisie in 1965 toen de Generaal Vetterstraat gekraakt werd door mensen die weliswaar een woning nodig hadden, maar ook aan de buitenwereld wilden tonen dat de woningnood gigantisch was en dat het verkeerd gebruik van woningen en het leeg laten staan van woningen volstrekt onnodig was. We hebben het in die beginperiode heel pragmatisch opgezet, van okay, we werken vanuit een buurt. Kraken moest altijd ontzettend geintegreerd zijn in het normale leven in een buurt. Het is nooit voor mensen zoals ik een kick geweest of een spannende periode. Het mes sneed aan twee kanten: enerzijds was leegstand een gigantische ergernis, er ontstond criminaliteit, verval van de buurt en anderzijds liepen mensen desperaat rond om huisvesting te vinden, dus die combinatie maak je dan automatisch.

Jojo: "Ik denk dat je pas echt kraker wordt als je in een kraakpand woont. Het kraakpand waar ik ging wonen was een zwaar verkrot pand aan de Herengracht, van huis uit erg mooi, maar totaal beschimmeld door het regenwater dat er rechtstreeks naar binnen liep. Het kraken betekende voor mij twee dingen. In de eerste plaats, het gaan wonen met een min of meer toevallig bij elkaar geraapt zootje mensen: illegale junks, half psychiatrische patienten, buitenlanders, maar ook een aantal mensen die ik al kende en politiek gelijk georienteerd waren als ik. In de tweede plaats was het een krot waar heel veel aan gerepareerd en aan verbouwd moest worden.

Theo: "Ik heb zelf nooit in een kraakpand gewoond. Ik had een huurwoning. Dus voor mij lag de noodzaak niet zozeer in het consumptief gedeelte. Het is altijd een middel geweest voor mensen die in buurtstrijd bezig waren in politieke strijd in het algemeen. De woningnood is altijd kunstmatig in stand gehouden, dat is om economische redenen. Je hebt altijd een dubbele wet gehad: bescherming van het eigendomsrecht aan de ene en een wet die verplicht stelde dat iedereen het recht had om te wonen aan de andere kant. Dat in een kapitalistische maatschappij het eigendomsrecht prevaleert, dat is al een onrecht van de eerste orde. Dan zag je de verdeling, de herverdeling van ruimte, erg onrechtvaardig, erg gericht op speculanten. Ik bedoel, mensen met geld hebben nooit woningnood gehad. Dat is altijd een strijdpunt van de eerste orde geweest. Dus je lag dagelijks in de clinch met huisjesmelkers, gemeenteambtenaren, of ambtenaren die corrupt waren, met politieke regels, noem maar op."

Pietje: Ik heb later pas wat van de kraakbeweging gemerkt. In het begin was het meer dat je dingen met elkaar deed. Ik heb het nooit zo gezien als een kraakbeweging. Ik kreeg voor het eerst met een georganiseerde beweging te maken in de Dapperbuurt, dat was De Sterke Arm. De Dapperbuurt werd gesaneerd en de mensen gingen meebeslissen waar ze wilden wonen, hoe ze hun huizen wilden hebben. Daar zaten oudere mensen bij die zeiden van 'prima, wij willen nieuwe woningen, maar waar is de schoorsteen'. Mensen die de oorlog hadden meegemaakt die wilden een schoorsteen hebben, die hadden zoiets van 'centrale verwarming prachtig, maar wij willen een rookkanaal hebben waar wij een kacheltje voor kunnen zetten, want je weet nooit'. Nou dat vond ik een volkomen legitieme eis van die mensen. Dat is later met diverse architecten heel creatief opgelost.
Van '72 tot '75 ben ik in de Nieuwmarkt actief geweest. Daar heb ik heel veel ervaring opgedaan. Ook aan de politieke kant, een cursus vergadertechniek helpt enorm, of een cursus snellezen voor het lezen van nota's en ingewikkelde stukken die een normale burger niet begrijpt, dat heeft ook ontzettend geholpen. Ik heb heel veel geleerd in de Nieuwmarkttijd. Hoe je met ambtenaren omgaat, met wethouders, met burgemeesters, met mensen die strepen hebben, mensen die petten op hebben, in alle vormen. Nadat de Nieuwmarkt ontruimd was en de grote groep van de Nieuwmarktbewoners die op het metrotracé woonde zichzelf geherhuisvest hadden, al dan niet in een pandje dat door de gemeente was aangeboden, kwamen er veel meer mensen bij. Er waren ook veel meer panden die leegstonden. Toen is het voor mijn gevoel echt een beweging geworden, veel meer georganiseerd.

Jojo: "Kraken betekende ook het inrichten van je eigen woning, een kamer veroveren op het krot, een keuken die moet worden ingericht. Er was een prachtige tuin waar ook het enige waterpunt te vinden was. Het ligbad stond ook in de tuin. Het baden in het ligbad in de tuin, dat was voor mij een van de belangrijkste sensaties van het kraken. Je moest ook regelmatig het dak op om de goot te voorzien van nieuw dakleer zodat er wat minder water naar binnen liep. Dat was het oorspronkelijke kraken."

Henk: "Er was niets georganiseerd. We hebben eerst een winkelpandje gehuurd in de van Hogendorpstraat 124 om daar het kraakgebeuren op te zetten. Daar zijn we met z'n tweeën begonnen. Theo en ik hielpen mensen die bij ons op het woonspreekuur kwamen persoonlijk. We zochten de lege woningen uit en die gingen we dan voorkraken, dat deden we meestal alleen om niet op te vallen, want niemand moest in de gaten hebben dat je die woning op een illegale manier je toeëigende, want zo ging dat toentertijd. Je ging dan heel voorzichtig de trap op, meestal had je zo'n loper beneden, zo'n loperslot, Theo en ik hadden zo'n afgezaagde loper, die paste op elke deur, dus je kon zo het trappenhuis in. Hup naar boven toe en dan heel zachtjes gingen we de deur openbreken en dat kon op alle mogelijke manieren gaan natuurlijk, je kon de cylinder eruit pulken, je kon breekijzer tussen de deur zetten. Daar hadden wij natuurlijk onze foefjes voor om dat zo stil mogelijk te doen. Dat was dan heel zachtjes op de vloer lopen, dat de buren de vloerplanken niet hoorden kraken. En dan heel zachtjes het pennetje van het cilinderslot op maat doorzagen. Dat moest allemaal heel zachtjes gebeuren, slot eruit, nieuwe cilinder erin. Ja, dat was soms heel spannend, dan klopte het hart in je keel, want als je daar in je eentje bezig was en je zou gesnapt worden, dan was het inbraak of je kon door de buren van de trap geslagen worden. Je liep natuurlijk risico's, dat wist je en dat calculeerde je in. Ging het mis dan had je pech gehad, dan moest je met een grote ploeg terugkomen om het veel openlijker te gaan doen.
Als het nieuwe slot erin zat dan ging je lawaai maken, want naar de buren toe was ik de nieuwe bewoner en die ging net de sleutel ontvangen. Je kon gewoon doen alsof je de legale huurder was die net z'n woning kwam bezetten. Als de woning voorgekraakt was, kwamen we met de woningzoekenden met een bakfietsje met spulletjes erop en die werd naar de woning toegebracht. Met gasflessen, matrassen, tafels en stoelen en dan gingen we met de nieuwe bewoner de woning inrichten. Gas en licht werd aangevraagd. Het werd helemaal geregeld, van het moment van de kraak tot aan de afronding, tot ze een woonvergunning in hun zak hadden. Zover ging dat dus, de begeleiding van de woningzoekenden. Je kwam op die manier natuurlijk niet tot veel kraakacties. In een geval was je soms maanden zoet. Dat kweekte natuurlijk goodwill. Een aantal mensen is ons ook blijven steunen in de uitbreiding van de kraakbeweging."

Jojo: "Wij hadden het idee dat kraken in de eerste plaats een manier is om jezelf aan woonruimte te helpen en dat het interessante van de kraakbeweging ook was dat mensen daardoor hun eigen lot in handen namen. Zelfwerkzaamheid betekende niet alleen dat je zelf neemt wat je nodig hebt, maar ook dat je je niet aan het handje laat nemen door deskundigen, hetzij van kraakspreekuren, hetzij door politieke figuren die je wel even zouden vertellen hoe je je moest gedragen als je kraker was. Wij vonden het minder van belang om actie te voeren tegen een wet, het ging ons veel meer om het idee van de directe actie volgens het oude principe 'neem en eet'. Dat is de basis van de kraakbeweging en dat gaat niet alleen om wonen, maar ook om andere dingen die je nodig hebt."

Pietje: "Er was in de Nieuwmarkttijd ook wel een Krakershandleiding, dat was een boekje dat kocht je voor / 1,50, zo'n rood boekje nog op de stencilmachine gemaakt. Stencilen heb ik trouwens ook nog geleerd in de Actiegroep Nieuwmarkt. In dat boekje stond wat je moest doen om aan een woning te komen. Als je geen pand wist dan ging je vragen aan mensen. Er werden kraakgroepen geformeerd. Wij hadden Roodmerk, waar je uitsmijters kon eten maar waar ook vergaderd werd. Er was een drukkerij aan verbonden. De mensen die in de Nieuwmarkt altijd met drukken bezig waren, kwamen nog uit Provo en Kabouter. Daar is allemaal op voortgeborduurd.
Ik heb Theo in 1974 leren kennen bij de AAP, de Amsterdamse Aktie Partij, en op straat met rellen en met rare dingen. Theo nam de verdediging op zich van Rechtboomssloot 24. Dat was een oude zuur-inleggerij. Dat was een pand dat niet door de mensen van de Nieuwmarkt zelf verdedigd werd. Het zou waarschijnlijk als eerste aangevallen worden door de politie. Het was ook het pand waarvan de luchtbrug liep, vanaf de Lastageweg over de Rechtboomssloot heen naar de Rechtboomloot 24. En daar heb ik Henk van der Kleij leren kennen, samen met Theo verdedigde hij dat pand. Ik stond in een ander pand op de Rechtboomssloot op het dak. We deden samen mee met de voorbereidingen van de ontruimingen.
Na de Nieuwmarkt ben ik met Theo en Henk verder gegaan. Alle activisten van de Nieuwmarkt hadden zich netjes ingedekt, er zijn maar heel weinig mensen van de Aktiegroep Nieuwmarkt verder gegaan. Ik ben in ieder geval een van de mensen die in de kraakbeweging is verder gegaan. Er ontstond een harde kern met mensen die hun mannetje of vrouwtje wel stonden, en een groot deel daarvan kwam uit de Staatsliedenbuurt. De Staatsliedenbuurt was beter georganiseerd dan wat er overgebleven was uit de Nieuwmarktbuurt. Via de Aktiegroep Nieuwmarkt waren er contacten met het Bickerseiland waar de strijd om de poortwoningen, met ome Joop Beaux, gevoerd werd. Ik had contacten met heel veel mensen uit allerlei delen van de stad. De mensen van de Aktiegroep Nieuwmarkt waren heel plaatselijk bezig. Het waren vaak ook nieuwkomers in Amsterdam."

Theo: "Vanuit de buurt deed ik vooral de spreekuren. Je zette een of twee keer per week de deuren open en je zorgde voor pamfletten, zodat bekend werd dat je spreekuren hield. Je probeerde uit de ervaring van die spreekuren een soort handleiding voor krakers samen te stellen. Mensen hadden moeite met het vinden van woningen, en mensen hadden moeite met het openmaken van deuren. Maar we stelden ook onze regels: Als je de panden, die gekraakt moesten worden, had uitgezocht, ging je op pad met de nodige gereedschappen. We hadden wel onze regels: je trapt een deur niet open, je neemt contact op met de buren. Je laat zien wie je bent, je legt uit dat een pand gekraakt ging worden. Belangrijk was dat de deur keurig open ging en het slot onmiddellijk werd verwisseld en voordat de politie kwam, moest je je huisraad binnen hebben. Maar zo'n kraakactie hield meer in dan alleen de mensen op de woning zetten. Er werden onmiddellijk allerlei voorzieningen getroffen, want kraakpanden met kaarsen, dat was bij ons absoluut verboden. Gelijk moest het gas en de elektriciteit aangesloten worden. Als de politie kwam dan werd het door ons afgehandeld. Het kwam ook vaak voor dat de buren insprongen. Die vertelden dan dat er niks aan de hand was.
Verder is het ook zo dat je je pand van te voren goed moet uitzoeken. Als er al iemand met het pand bezig was dan had je de regel "blijf daar van af". Dus de situatie moest gedegen worden uitgezocht en bekend zijn. Voorzover men zelf niet aan die informatie kon komen, deed ik dat. Je zorgde voor contacten binnen de gemeentelijke diensten. Per jaar heb ik honderden mensen geholpen. Een voorwaarde binnen het spreekuur was wel dat het geen eenrichtingsverkeer mocht zijn. Mensen moesten ook mee gaan doen, op wat voor manier dan ook. Het betekende niet dat hele gezinnen verplicht waren om in de actiegroep actief te worden, maar wel dat als er naast hen gekraakt werd ze hulp zouden bieden. Op zo'n moment werd iets teruggevraagd.
Ik heb daar veel tijd en energie in gestoken, dat was 12 tot 14 uur per dag, dat is echt ontzettend veel, dat ging soms ook 's nachts. Die spreekuren duurden tot half twee 's nachts, 's avonds tot 11 uur, half 12 en daarna deed je nog de administratieve werkzaamheden en de voorbereiding van het kraken de volgende ochtend. Om 8, 9 uur 's morgens werden de kraakacties uitgevoerd die op het spreekuur waren afgesproken.

Jack: "Ik was vijftien, zestien toen ik per se het huis uit wilde. Dan kun je een kamer huren, maar dat was in die tijd vrij moeilijk omdat ik geen werk had maar een uitkering. En dan had je ook nog vaak problemen met hospita's en regels waaraan je je moest houden. Je werd in feite geremd in je vrijheid. Maar er werd ook veel gekraakt, dat wist ik van de Nieuwmarkttijd en van andere kraakacties die in het nieuws waren geweest. Ik heb toen eerst meegekraakt aan een pand waarbij al vrij snel een gerechtelijke uitspraak was om het pand te verlaten. De mensen die erin zaten deden dat vrijwillig, en dat vond ik verbazingwekkend, want als je voor je woonrecht staat dan ga je op zijn minst niet weg. Wat er verder dan zou moeten gebeuren daar had ik toentertijd nog geen idee van, maar op zijn minst dat je bleef zitten en je niet liet wegslepen, maar dat gebeurde niet. Toen was duidelijk dat ik bij die mensen daar niets te zoeken had."
In de Staatsliedenbuurt werd al vrij veel gekraakt, vaak slooppanden. Ik heb me toen gemeld bij het kraakspreekuur. Eerst heb ik tijdelijk bij mensen op een zolderkamertje in de Van Beuningenstraat gewoond. Naast dat inschrijven bij zo'n kraakspreekuur kon je maar beter ook zelf zoeken. Na een paar maanden had ik iets gevonden in de Zeeheldenbuurt. Daar heb ik met hulp van een paar mensen uit de Staatsliedenbuurt een kraakbuurt opgezet. Er was een kraakspreekuur, een ontmoetingsruimte en een groep mensen met dezelfde ideeën over de infrastructuur. Wij vonden dat het nodig was om de beweging op te bouwen en uit te breiden naar andere buurten. De jaren '78 en '79 waren de opbouwjaren. De basis van de kraakbeweging werd verstevigd en daar heb ik aan meegeholpen.

Paulien: "Kraken deed ik al toen ik nog in Arnhem woonde. Er waren zoveel mensen die geen huis hadden. Het simpele verhaal, woningnood en zoveel leegstaande huizen. Dat was de directe aanleiding om te gaan kraken. Ik raakte in 1978 bij de Amsterdamse kraakbeweging betrokken toen ik nog in Arnhem woonde. We waren bezig met het organiseren van een landelijk overleg voor kraakgroepen want de anti-kraakwet kwam eraan en dat wilden we tegenhouden, het liefst landelijk natuurlijk. Er waren al wat acties gepland en die moesten zoals altijd weer in Amsterdam plaatsvinden, volgens de Amsterdammers, want daar zat de pers. Ik had toen geen werk en ik vond het wel leuk om erbij te zijn, bij die landelijke acties, en dingen te regelen. Toen ben ik tijdelijk in Amsterdam gaan wonen, hoewel, tijdelijk, ik ben gewoon gegaan en ik ben er nooit meer weggegaan. Ik zat er gelijk midden in.

Jack: "In die opbouwfase waren er nog behoorlijk wat naweeën van de jaren zestig en zeventig. Iedereen vond dat hij zelf zijn leven moest kunnen inrichten qua werk, cultuur, wonen en leefomgeving. Alles leek te kunnen en zo niet dan zorgde je ervoor dat middels bepaalde acties een vrijruimte werd gecreëerd. In die tijd kon dat, de overheid had er nog geen reactie op en was vaak volslagen verrast door de acties die we uitvoerden. Ze wisten niet wat ze er mee aan moesten.
Veel mensen gingen in die tijd zelfstandig wonen. Ik was dan misschien wat vroeg, maar met 18, 19 jaar is dat normaal. Er waren vroeger beloftes gedaan dat iedereen die 18 was zelfstandig moest kunnen wonen, maar dat kon niet gehaald worden door de woningbouwpolitiek. Nou, dan pak je toch die ruimte die je denkt te kunnen creëren, namelijk daar waar leegstand is. En leegstand was in die tijd in Amsterdam veelvuldig aanwezig omdat veel mensen in de vroege jaren zeventig weggetrokken waren. Die leegte werd opgevuld en dat ging gepaard met veel vreugde en feesten, omdat je de ruimte die je denkt te kunnen pakken, ook echt pakt."

Paulien: "Theo wist wel een woning voor me. In de Staatsliedenbuurt, een halve woning in de van Beuningenstraat. Daar woonde iemand, die maakte er een rotzooi van, voldeed niet aan de veiligheidseisen. Die had een zeer gevaarlijke constructie gemaakt met een fietsband tussen het gas en zijn gasfornuis. De Woongroep Staatsliedenbuurt heeft toen besloten hem te ontruimen. Toen mocht ik er wonen en ik sloot het gas en licht aan zoals het moest.
Ik woonde boven de Woongroepwinkel, dat was een oud kantoortje, en daar waren vaak vergaderingen. Ik moest ervoor zorgen dat het een beetje opgeruimd was. En er moesten spullen aanwezig zijn, er moest gestencild worden, krantjes, die ik dan weer moest meehelpen verspreiden. Er kwamen vaak mensen vragen om hulp, bij het maken van spandoeken bijvoorbeeld. Van mij werd verwacht dat ik ook altijd maar die hulp bood, maar goed, ik had wel een woning. Ik vond het ook wel leuk maar kreeg er snel genoeg van.
Toen ik net in Amsterdam kwam wonen, wist ik niet eens waar ik woonde in de stad. Maar daar kwam ik wel heel snel achter. Dat was de Staatsliedenbuurt. De Woongroep Staatsliedenbuurt was ingedeeld in blokken. Ik woonde in Blok 1 en daar waren zojuist wat branden geweest. Oorspronkelijk waren de krakers als schuldigen aangewezen maar dat bleek uiteindelijk helemaal niet zo te zijn. Daardoor werden de krakers wel gewezen op hun verantwoordelijkheid de veiligheid te bewaken want het was een heel gekraakt blok, bij elkaar wel zo'n 200 woningen. Woningen voor en achter en dat dan 4-hoog, en daar boven nog zolders waar 'toeristen' gingen wonen, zoals wij dat noemden. Er waren mensen die geen electriciteit of gas aansloten en waar we dus kaarsen zagen flikkeren s'avonds, die werden gemaand om electriciteit en gas te laten aansluiten, en als ze dat niet deden dan werden ze ontruimd. Dat was ook een beetje om de goede sfeer, om de vriendschap in de buurt te behouden, want er woonden nog legale bewoners tussen. Dat waren vaak nog jonge mensen met een kindje, we zorgden dat we contact met die mensen hadden, want je wil niet op een eiland zitten. We hadden met de buurtbewoners te maken, dus we wilden per se dat de bewoonde panden een beetje schoon waren van buiten, maar ja, dat kon je niet verplichten. Er werden regelmatig acties als straatfeesten gehouden, een beetje groen planten, dat kregen we dan van stedelijk beheer. Op die dagen werden dan pannenkoeken gebakken en de voordeuren beschilderd. We zorgden gewoon dat het gezellig was, en langzamerhand werden er steeds meer schuttingen tussen de tuintjes op het binnenterrein weggehaald, hielden we gezamenlijke barbecues met de overkant van het blok. Er was een hele goede sfeer, iedereen hielp elkaar. Met de legale bewoners konden we het prima vinden.

Theo: "We gingen het kraken ook in andere buurten stimuleren. Ik vond van begin af aan dat een structuur ontzettend nodig is, ook een politieke structuur. Dus voor mij gold altijd: zet eerst je hele structuur op: spreekuren, kraakcafé's, kraakrestaurants, media-middelen, krantje, radio, tv, whatever, of je het nu kon beïnvloeden of zelf creëerde.
Op het moment dat we in de Staatsliedenbuurt redelijk georganiseerd waren, werd er zelfs een aparte kraakwinkel geopend om spreekuren te houden voor woongroepen die in andere buurten panden kraakten met de bedoeling daar ook weer een buurtruimte te organiseren met een kraakspreekuur. Op die manier hebben we in de Jordaan en in de Grachtengordel een start gemaakt, en daarna vanuit de Grachtengordel de Nieuwmarkt opnieuw leven ingeblazen. We hebben dat naar de Haarlemmerbuurt getransporteerd, we hebben de Pijp geholpen, de Pijp heeft verder de Rivierenbuurt opgezet. En vanuit de Staatsliedenbuurt en de Haarlemmerbuurt hebben we toen ook de Zeeheldenbuurt opgezet en gestructureerd."

Gusta: "Ik raakte erin verzeild. Ik had geen huis. Ik studeerde in Amsterdam en moest van mijn kamer af. In de Antoniebreestraat kwam een huis vrij en er werd een nieuwe groep gezocht. Wij hadden het pand dus zelf niet gekraakt, het was een oud pand dat de metrorellen in 1975 overleefd had. Wij vormden een nieuwe woongroep met mensen die elkaar nauwelijks kenden maar daar ging ik voor, dat was leuk. Het begon met met z'n allen in een huis gaan zitten en daar idealen over hebben: wij wonen in een groep en wij willen ook met elkaar zo wonen, en daar moeten we een hoop dingen voor doen en voor laten. Ik wilde het anders doen dan ik het daarvoor gedaan had. Het wonen in een woongroep was een doel op zich. Onze woongroep was nogal intens. Daar hou ik wel van. Ik heb dan ook wel een aantal vrienden verloren in die tijd, die kwamen niet voor onze woongroep, maar die kwamen voor mij en dat accepteerde ik niet. Als ze kwamen dan moesten ze ook meedoen met onze groep. Sommige mensen vonden dat vervelend, die kwamen niet meer en andere mensen vonden dat oké en die kwamen juist vaker. Op een keer zou ik met mijn moeder naar de Mathäus Passion gaan. Maar we zijn niet gegaan, omdat het zo gezellig was onder het eten. Wij bleven daar de hele avond zitten kleppen met iedereen.
Ik studeerde andragologie en ik was heftig teleurgesteld over wat mijn toekomst zou zijn met dat vak. Het eerste jaar kreeg ik te horen dat welzijnswerk er voor bedoeld was om de arbeider zoet te houden en dat vond ik vreselijk. Dat was de bedoeling niet, ik ging toch iets goeds doen: de wereld veranderen. De kraakbeweging was een goed alternatief. Het was ook een manier om actief dingen te veranderen in je bestaan. Het eerste jaar dat ik in de Nieuwmarkt woonde ben ik nog wel naar college geweest en heb ik nog braaf mijn studie gedaan, maar op eengegeven moment was daar geen tijd meer voor en ook geen geloof meer in, ik vond niet dat ik daar iets nuttigs deed. Ik ben opgehouden met studeren, en heb daar nooit spijt van gekregen.

Harri: "Het leuke van kraken is dat je alles samen moet doen. Die woningen waren dichtgetimmerd, er zat altijd een gat in de vloer, de elektra was weg, dus je moest het met elkaar weer opknappen en van begin af aan was je op elkaar aangewezen. Je moest creatieve oplossingen vinden als je er weer wilde wonen. Als er een aantal panden naast elkaar gekraakt waren dan braken we de zolders door zodat je van het ene naar het andere pand kon lopen. De zolders waren gemeenschappelijke ruimtes, In een ruimte stond een piano en een drumstel en in een andere ruimte stond een bad. Bij mij was de muur van het trapgat naar de woning weg, dus als ze van een-hoog naar drie-hoog gingen, dan liep je gewoon door de kamer heen, maar dat was geen punt, je deed dingen samen, het was heel open. De voordeuren stonden altijd open, er werd nooit gestolen, dat is heel lang zo geweest. We aten gezamenlijk en 's morgens als het een beetje weer was ontbeten we op straat, want we wilden heel uitdrukkelijk de straat betrekken bij datgene wat er in de huizen gebeurde. Tegenover ons was een grote schutting en daarachter was al zeven jaar een open gat. We hebben die schutting toen helemaal uitgegraven en een stuk naar achteren geplaatst, toen hadden we er opeens een prachtig plein bij in de straat. Er werd een podium gemaakt, en met steigerpijpen een grote speelplaats voor kinderen. Op dat podium gebeurde van alles en er kwamen ook veel kinderen spelen. Dat was echt een dagvullende bezigheid. De mensen in de straat keken aanvankelijk argwanend wat die gekke krakers allemaal deden, want ze zagen er allemaal nogal uitgedost uit, dat waren ze niet gewend, maar de oudere mensen zaten voor het raam te kijken dus die hadden weer een mooie afleiding om de dag door te komen."

Evelien: "We zijn met een klein groepje naar de Oosterparkbuurt getrokken, ik kwam uit de Nieuwmarkt, dus ik had al het een en ander achter de rug. Er kwamen mensen uit Nijmegen en Utrecht bij en die zochten een woning in Amsterdam. We hebben toen een aantal woningen gekraakt in de Oosterparkbuurt. Toen de eerste woning daar dichtgetimmerd zou worden zijn we met een klein groepje heel relaxed naar binnen gegaan. Er waren mannen bezig en die hadden net de eerste plank uit de vloer gezaagd om tegen het raam aan te gaan zetten maar die gingen onmiddellijk weg. Dat was de eerste woning van twee panden die allemaal achter elkaar gekraakt zijn en die allemaal nog steeds bestaan. Een aantal jaren terug hebben ze zelfs nog een opknapbeurt gekregen. In mijn woning is die ene plank, die er uitgezaagd was, er met een metalen scharnier weer ingezet.
We waren absoluut geen geïsoleerd kraakgroepje, want er waren ook hele actieve andere buurtbewoners en dat sloot goed aan. We draaiden mee in inspraakprocedures, verzetten ons tegen huurverhogingen en de verbreding van de Wibautstraat, dat was ook een heel belangrijk punt, die sneed twee buurten helemaal door midden. Samenwerken met die buurtbewoners, dat was een aantal jaren lang heel inspirerend en leuk en soms waren de acties ook heel creatief. Een van die acties was dat in een nieuwbouwblok dat net gebouwd was een ontzettende mierenplaag uitbrak. De bewoners, vooral de vrouwen natuurlijk, belden op naar de gemeente, van kunnen jullie iets aan die mierenplaag doen? Maar daar werd niet op gereageerd. Toen hebben die vrouwen op een nacht in al die woningen tupperware doosjes neergezet met zoetigheid en daar kwamen al die mieren op af. Volgende ochtend deksel erop, en toen zijn we met een heleboel mensen naar de betreffende dienst gereden en hebben daar de doosjes geleegd, dat was allemaal heel hilarisch. Maar mooi dat er vervolgens heel snel een eind werd gemaakt aan die mierenplaag.
Het was niet alleen politiek, het was ook heel sociaal, gezellig. We maakten buurtcabaret, we kwamen naar mekaars verjaardagen maar op den duur is dat mis gelopen. Er bleken toch te veel tegenstellingen te zijn tussen bewoners die daar al langer woonden en die kraakgroep, verschillen in politieke opvattingen en in normen en waarden. Onze groep was ook zeer totaal, het was allemaal heel intens, dat had ook wel een keerzijde. Er was een vrij grote intolerantie. Dat dreef de boel uit elkaar, eerst kwam er een wig tussen de oudere buurtbewoners en ons en later ook onderling, zoals je dat vaak ziet. Het was een soort mengeling want het was allemaal heel spontaan en wat ik al zei, heel intens en met veel plezier en creativiteit, maar er was wel degelijk ook een echte ideologie, en die ideologie was van, ja de buurtstrijd is toch je ware, daar moet het allemaal gebeuren. En later heb ik weleens spottend gezegd dat er zo'n soort gedachte: In de Oosterparkbuurt daar zal de revolutie beginnen.

Theo: "Vakbonden en politieke partijen, dat was voor ons een "dead end street". Het was te log, en bovendien met verkeerde ideeën. En al die mensen die zich doodliepen, die dachten dat je als individu de partijlijn kon veranderen. Nou, dat is een lachertje, je hoeft geen ervaring te hebben om dat te zien. Je krijgt toch geen olifant gekeerd in een andere richting. Men stond in die politieke partijen al zover van de bevolking. Dat zie je nog steeds. De afstand tussen een politieke partij en wat er werkelijk leeft in de bevolking is gigantisch. Bovendien, de hele structuur hier, die zogenaamde democratische structuren, in de praktijk druipt het er van alle kanten af: "kies mij" en geef me een mandaat, maar dan moet je vier jaar verder je mond houden, want wat ik doe is goed, want jullie hebben mij gekozen. Er wordt niet gekeken naar wat er op straat nodig is. En bovendien, dit soort democratische structuren, heel veel mensen hebben daar geen oren naar. Ik vind dat de macht verdeeld moet worden in de straten, in de buurten, in de straatcomitees, buurtcomitees en dat daarnaar geluisterd moet worden, elke dag en niet om de vier jaar."

Jojo: "Er waren twee manieren waarop het kraken zich ontwikkelde. Aan de ene kant waren er in de 19de-eeuwse buurten heel veel panden die leeg stonden te wachten op de sloop. Daar werden vaak hele straten tegelijk gekraakt. Aan de andere kant had je in de Grachtengordel hele grote grachtenpanden die al dan niet verkrot maar in ieder geval leeg stonden om speculatieredenen. Het verschil tussen die twee manieren was ook zichtbaar in de manier van leven, van organiseren dat ontstond. In de Grachtengordel was al een kraakspreekuur waar in kaart werd gebracht welke panden leeg stonden. Vanuit het pand waar ik woonde hebben we een paar maanden na de kraak een buurtvergadering georganiseerd. Die vergadering was dan eens in dit pand, dan eens in dat pand. Er werd besproken wat er zoal speelde, dat ging over knokploegen, over geldpotjes om materialen aan te kopen en over wat er in andere delen van de stad aan de hand was, er stonden altijd pilsjes klaar. Dat was het begin van het organiseren in de Grachtengordel. Ik denk dat het grote verschil met de 19de-eeuwse buurten was dat het daar veel meer ging om het gemeentelijke beleid. Door bureaucratische achterstanden bleven soms hele straten lang leeg staan. Maar het waren wel etages, iedere kraker ging toch op een etage wonen en in principe was er niet zo'n ontzettend groot verschil met het wonen in een huurwoning. In de Grachtengordel daarentegen waren het dus grote panden waar je de klus met een hele zwik mensen met elkaar moest zien te klaren. Het was ook een meer directe strijd tegen particuliere eigenaren. Van te voren kon je moeilijk voorspellen hoe die zouden reageren. Soms reageerde hij helemaal niet, soms reageerde hij heel snel door met een paar bouwvakkers of zware jongens te kijken of de krakers er niet snel uitgetimmerd konden worden."

Henk: Theo en ik kenden elkaar van de Amsterdamse Aktie Partij en uit de Nieuwmarktperiode, '74 -'75. Daar hadden we de hoognodige ervaring opgedaan met kraken en met barricaderen en hoe het hele systeem in elkaar zit. Theo had een tomeloze energie, was echt niet normaal, ik wil hem niet teveel ophemelen, maar hij was echt een manusje van alles. Hij gaf iedereen commando's, als jij nou dit doet en jij doet dat, alles in mooie schemaatjes en structuren, typisch Theo. Hij had een heel schema wat er allemaal gedaan moest worden, opknappen, schilderen, gereedschapuitleen opzetten, lijst van lege woningen aanleggen, contact met de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting, met de pers.

Theo: "Er zijn altijd een aantal mensen nodig die gedreven zijn en een wijdere blik hebben en ik ben toevallig één van de figuren geweest die ontzettend gedreven was. Nog steeds eigenlijk ... Je werkt in het begin alleen omdat er niet al te veel idealisten rondlopen. Het gaat om het idealisme, je maakt immers enorm veel uren per dag, je werkt ontzettend hard. In het begin is mijn rol geweest om voorzieningen als gereedschappen en transportmiddelen als bakfietsen bij elkaar te krijgen, om de struktuurlijnen op te zetten, lijnen waarbinnen je werkt, want je moest alles opnieuw uitvinden, en allerlei mensen zien te vinden die met je samen wilden werken, de andere idealisten dus. Je had een heel restant uit de Nieuwmarktperiode, nog ex-Kabouters en oud-Provoleden die enorme ervaring hadden, en je had ook een heel contingent welzijnswerkers met een politiek idee, die niet alleen voor hun beroep bezig waren, en je had mensen uit buurtorganisaties. Het was dag en nacht werken om die mensen te vinden en op één lijn te krijgen. Dat was mijn rol in het begin. En ondertussen je bestaansrecht creëren, continu kraken, continu mensen helpen. Dat is niet alleen kraken maar ook buurtorganisaties bezoeken, contacten leggen. Je kreeg langzamerhand in elke buurt mensen in allerlei overlegsituaties, ook buiten de stad. En dan deed je niet alleen simpelweg mee aan acties van die groepen, je organiseerde ook eigen acties. Op elk punt probeerde je bezig te zijn, artikelen schrijven over wantoestanden bijvoorbeeld, want je moest het naar buiten brengen. En dag en nacht met je gereedschapkoffertje rondlopen en lege panden registreren. Ik kan me nog herinneren dat er in de beginperiode in de Concertgebouwbuurt een gebied bezet was door moeders, huisvrouwen die vonden dat met die grond niet gespeculeerd mocht worden. De grondprijzen waren namelijk gigantisch omhoog gegaan. Speculanten dreven de prijzen elke week weer verder op; ze verkochten aan elkaar. Die moeders hadden daar een speelplaats gebouwd en die moest verdedigd worden, dus daar ging je dan ook heen."

Henk: Hij wilde alles tegelijk en dat kon natuurlijk niet, je moet het langzaam opbouwen. Theo wilde altijd zoveel tegelijk, maar ik moest dat gewoon afremmen, want het was wel makkelijk om iemand tien taken te geven, maar je kon er maar één tegelijk uit voeren. Soms vond ik het een beetje teveel gevraagd en dan zei ik 'Theo, hier heb je alle sleutels, alle cilindersloten, al het gereedschap, alle adressenbestanden, hier heb je alles terug, ik heb hier geen zin in, dit gaat me ietsje te ver. Je was al de hele dag aan het kraken, je moest archieven opzetten, je moest alles tegelijk doen want er was niks, je moest iets opbouwen en je wilde altijd teveel tegelijk doen en daar krijg je een terugslag van. Het probleem was, er waren te weinig mensen, daardoor groeide het niet. Iets wat je opzet, dat duurt heel lang voordat je daar iets mee kan. We hebben dat jaren gedaan zonder dat we eigenlijk doorhadden wat de gevolgen zouden worden op lange termijn. We hadden natuurlijk wel iets in onze gedachte. We zouden iets opzetten wat door de hele stad gaat uitwaaieren, waar steeds meer mensen aan mee gaan doen. En de woningnood was het hoofddoel."

Theo: "Het meest essentiële bij het politieke kraken is dat je de confrontatie zoekt. Je ziet het bij Provo met het Witte Huizenplan en je ziet het bij Kabouter en Actie '70. Het kraken is altijd een confrontatiemiddel geweest. Als je iets wil veranderen, moet je voortdurend confrontaties niet alleen aangaan, maar ook uitlokken. De essentie is dat je binnen het politieke kraken een andere maatschappij wil, dat je niet meer accepteert dat er zoveel dingen haperen, dat er zo weinig aan de noden van de bevolking gedaan wordt, dat er geluisterd wordt naar de bevolking, dat de bevolking meer te vertellen heeft in eigen straat, in eigen gebied. Dat is de essentie bij het politieke kraken, dat je politiek de zaken aanpakt en verandert en niet alleen voor je eigen belangetjes opkomt. Je zag dat heel veel bewegingen het kraken gebruikten als een middel om te provoceren, om te signaleren en misstanden aan de kaak te stellen."

Pietje: In '76 zijn we op de Nes bezig geweest aan een pand dat na een kraak van "Aktie Pandverbeuren" in 1970 door de politie ontruimd was. Dat moest teruggekraakt worden. Daar heb ik met Theo, ik als timmerman en Theo als techneut, buiten aan de achterdeur gezeten om het slot eruit te halen. Ik boorde eerst een klein gaatje en toen zag ik met zo'n spionnetje, zo'n groothoeklensje, in de gang achter de deur twee agenten. Ze zaten op een stoel te wippen met de wapenstok, schild en helm op de grond. Er zat een heel peloton ME-ers binnen. We waren zo'n twintig minuten bezig om het slot eruit te peuteren, het moest zo zachtjes mogelijk. Uiteindelijk sta ik met het slot in m'n handen en blijkt dat de deur niet eens op slot zat. Wij hadden een man of dertig, veertig om het pand te bestormen, en toen de deur open was rende de hele meute naar binnen. Het was vier uur 's morgens en hartstikke koud. Die agenten schrokken zich helemaal wezenloos, die wisten niet meer hoe ze het hadden en vluchtten gewoon de deur uit. Er lagen pistolen los op tafel, maar die werden allemaal in een tasje buiten het raam gehangen, vanaf de straat kon je er net niet bij. We wilden geen pistolen afpakken. Het verbaast mij nog dat er niet een of andere idioot bij ons ploegje heeft gezeten die een pistool tussen zijn broekriem heeft gestoken. Dat deed je niet, de afspraak was dat als er wapens gevonden werden die meteen werden teruggegeven aan de politie. Het moest een beetje leuk blijven. Het was een spel. Wij winnen het door de agenten het pand uit te jagen en dan geef je ook de pistolen terug. Die confrontatie gingen we niet aan.

Theo: "Actievoeren is riskant, je moet elkaar vertrouwen, je moet veel dingen met elkaar doen die een hoog risico inhouden, dus vertrouwen, bijna onvoorwaardelijk op elkaar kunnen rekenen, dat is de hoofdzaak. En dat was bijzonder groot in de periode van opbouw in de jaren zeventig. Daarom kon de opbouw van zo'n structuur ook ontzettend goed lopen. Je kon dingen aan elkaar doorgeven, je werd niet gewantrouwd, je kon elkaar continu bellen of elkaar naar vergaderingen afvaardigen. Bij het actievoeren heb je dus het onvoorwaardelijke vertrouwen nodig van je kameraden. Als dat er niet is dan is het een bijzonder riskante zaak. En dat is met het kraken in de jaren 70 de basis geweest bij een hele hoop buurt- en kraakacties. Vanuit gemeenschappelijke ideeën sterk staan in de buurt en er niet als een maanmannetje landen, maar als buurtbewoner actievoeren, geïntegreerd. Dat je kan strijden voor een algemeen belang."

Henk: "De tijd was rijp om de woningnood aan te pakken. Wat we nastreefden was het opzetten van een buurtgerichte kraakgroeporganisatie met een eigen blaadje om op die manier de mensen, de bewoners of de krakers te informeren. Het politieke doel was de woningnood aan de kaak stellen, de jongerenhuisvesting van de grond krijgen, de overheid duidelijk maken dat de jongeren ook recht hadden om te wonen. Die leeftijdsgrens van 25 jaar moest omlaag, eigenlijk wilden we gewoon helemaal van de woningdistributie af. We waren natuurlijk niet zo naïef om te denken van nou, wij zullen even een andere orde gaan vestigen in Nederland, dat niet, maar we wilden er wel flink tegen aanschoppen. Ja, dat gaf ons een kick om juist fanatiek door te gaan, je kon lekker tegen het systeem aan schoppen. En het kraken was absoluut een middel om dat te doen. We probeerden invloed uit te oefenen om bestaande normen en waarden te doorbreken, we wilden een mentaliteitsverandering bewerkstelligen. En daar had je mensen en beweging voor nodig.

Jojo: Het betekende voor mij wel een verandering. Tot die tijd was ik was vooral politiek theoretisch actief geweest, een jaartje lid geweest van de PSP, en ik zat ook bij de Federatie van Vrije Socialisten, die in café Roodmerk in de Bethaniënstraat elke maandagavond vergaderde. Dat was een beetje filosoferen en theoretiseren over revolutie en beweging zonder dat er veel gebeurde. Behalve het feit dat ik zelf een woning nodig had, was dat een andere reden om actief te worden in de kraakbeweging. Ik had het idee dat het een interessante beweging was, die betrekkelijk nieuw was en nieuwe mogelijkheden bood, met een potentie van subversie, anarchie en verschillende mogelijkheden om zowel jezelf te organiseren en een ander leven op te bouwen als een organisatievorm om tegen van alles en nog wat te keer te gaan."

Gusta: Al vrij snel was ons huis volop actief in de kraakbeweging. In die tijd gebeurde er steeds meer. We gingen naar kraakacties en naar vergaderingen, we liepen ontruimingsacties af en ik ging in een muziekgroepje "De loeiende Koevoet", een muziekgroepje dat bij acties vol goede bedoelingen vreselijk valse strijdliederen zong. Ik stond in Roodmerk, het kraakcafé van de Nieuwmarkt. Bij ons in de Nieuwmarkt waren heel veel activiteiten, een volksopera bijvoorbeeld, die eigenlijk niet zoveel met kraken te maken hadden, maar meer met 'we wonen met z'n allen in deze buurt en wij willen een leuke buurt'. Het werd steeds groter en op een gegeven moment had je daar een dagtaak aan."

Theo: "Voor mij was het heel duidelijk het opzetten van een structuur waarin je ook een machtsfactor werd: er moest iets veranderen. Het is niet zo dat je alleen voor mensen bezig kon zijn die een woning nodig hadden, dat is teveel maatschappelijk en sociaal werk, waar ik natuurlijk wel achter sta, maar dat was niet het doel in mijn leven. Kraken heeft ook een signaleringsfunktie, het moest ook foutieve zaken in de samenleving aan de orde stellen, en het moest ook een beweging worden die zaken ging veranderen. Je had een heleboel doelgroepen die niet aan bod kwamen. Je had regels en dat begon er vaak al mee dat je twee jaar in Amsterdam moest wonen om een huis te krijgen. Dat kan dus niet, je kan niet hier gaan wonen en er tegelijkertijd al twee jaar gewoond hebben. Dus daar ontstonden gigantische sociale misstanden. En verder waren er bejaarden die niet op hun eigen plek konden blijven wonen. Noem maar op, er zijn zoveel groepen, allochtonen, iedereen zwierf maar door elkaar, dus er moest sowieso iets veranderen: voor deze groepen moesten woningen direct voorradig zijn."

Henk: Je kraakte eigenlijk over de hele stad, dus overal kreeg je bewoners die op hun gekraakte woningen zaten. Meestal werden die mensen niet actief, die wilden daar alleen wonen en niet verplicht worden om actief mee te doen. Heel langzaam groeide dat uit, bij elke stap kwamen er een paar mensen bij. Op een gegeven moment waren er in elke buurt wel een paar mensen die je kende, die deden dan mee als er wat groots gekraakt werd. Het was gewoon leuk, want je deed nieuwe dingen en je wist niet wat de reakties zouden worden vanuit de overheid."

Het eerste treffen: 23 november 1978, een ontruiming in de Kinkerbuurt

Kees: "Toen we naar de Kinkerbuurt gingen had ik het gevoel dat we er voor het eerst met zijn allen op uittrokken. Mensen uit verschillende buurten die gingen het pand verdedigen en dat vond ik wel aardig om te zien."

Regien: "Het huis waar ik woonde en dat ik van het Grondbedrijf huurde, is ontruimd door de ME. En dat terwijl ik geen kraker was. Maar die jongen naast mij had het wel gekraakt en dat zou ontruimd worden. Alleen, ik woonde er ook nog, ik had gewoon niks anders. Ik had andere woonruimte moeten krijgen, maar dat was nog niet gebeurd. Ik wist gewoon niet waar ik naartoe moest, ik kon moeilijk op de stoep gaan zitten met mijn spullen. Ik had een gerechtelijk dwangbevel dat ik mijn woning moest verlaten. Het was acuut bouwvallig verklaard, maar ik dacht zelf dat het niet zo'n vaart zou lopen, dat het een truc was om het leeg te krijgen en het te kunnen slopen, om dan ook makkelijker de rest van het blok leeg te krijgen. Maar achteraf denk ik wel dat het echt gevaarlijk was maar op dat moment was dat niet duidelijk voor me. Ik dacht dat het nog wel twee weken kon wachten. Het was niet dat ik er niet uit wilde, ik wist alleen niet waar ik naartoe moest."

Leen: "Wij hadden in de Kinkerbuurt al jaren de actiegroep Kinkerbuurt-Zuid. Daar zaten een aantal mensen uit de buurt in en we voerden regelmatig actie tegen de gemeente als het ging om een vijfde woonlaag. Wij waren voor vijf woonlagen want dan is er meer woonruimte. Dat er dan wat minder zon in de straat door kwam, maakte ons niet zo gek veel uit. Dat soort acties voerden we op gemeentelijk niveau, tegen de ambtelijke projectgroepen die al dat soort plannen smeedden. Volgens de plannen moest op de plek waar ik woonde, in de Nicolaas Beetsstraat, een parkje komen en het hoekpand van mijn buurman moest gesloopt worden. Het hele blok moest gesloopt worden, maar dat pand zag er wat slechter uit en men vond dat dat in ieder geval afgebroken moest worden, waarop wij zeiden: 'als je dat hoekpand afbreekt gaat de rest ook vallen'. Wij hebben tot en met de Raad van State toe actie gevoerd om dat huis te behouden. We waren vreselijk woest over die uitspraak van de Raad van State, het klopte van geen kanten. We vonden de argumentatie die ze hanteerden absoluut onjuist, dus wij voelden echt dat we het gelijk aan onze zijde hadden. We zeiden tegen elkaar "we gaan er gewoon niet uit", dat was bij iedereen een heel duidelijk gevoel.

Theo: "De actie in de Kinkerbuurt was typisch een adhoc-actie die binnen een goede structuur heel goed plaats kan vinden. We zaten in het kraakcafé De Vergulde Koevoet in de Haarlemmerbuurt met een aantal mensen, laten we zeggen organisatoren uit de Pijp en de andere buurten en er kwam iemand helemaal desperaat binnen, die in de Kinkerbuurt woonde en alles geprobeerd had, procedures tot en met, maar alles was afgewezen, dus hij moest uit zijn pand. Hij vroeg om hulp en legde ons de situatie uit. Het laatste middel was gewoon verdedigen om toch niet zonder slag of stoot dat pand te verliezen. We keken elkaar zo aan: ligt dat politiek goed?, ligt dat voor ons, voor de confrontatiepolitiek goed? Want het ging het ons niet om het pand - vaak ging het ons niet om het pand in een konfrontatiepolitiek. Iedereen keurde het eigenlijk al goed met de blik die we naar elkaar wierpen. Het was toen al middernacht. We trommelden heel wat mensen bij elkaar, haalden materialen bij elkaar en gingen op pad. We bekeken de situatie ter plekke en zijn eigenlijk direct gebleven. We hebben de hele nacht doorgewerkt: mensen mobiliseren en informeren, barricaderen van het pand en het uitzenden van signalen naar de gemeente.

Jack: "Wij vonden dat het pand in de Kinkerbuurt gebarricadeerd moest worden, maar er was niet veel tijd en maar weinig materiaal aanwezig. Er was ook niet zoveel ervaring met barricaderen, dus het ging nogal provisorisch met spullen die op straat werden gevonden. En paar buurten verderop was een puinschuit, daar hebben we bakfietsen vol beddenspiralen, hout, balken en andere zaken gehaald. Daarna hebben we met alle beperkte middelen die we hadden het pand zo goed en zo kwaad mogelijk gebarricadeerd. Het ging om meerdere etages en meerdere ramen en deuren, dus het gebeurde allemaal erg amateuristisch maar het is toch gelukt om het enigszins te barricaderen. Daar zijn we de hele avond, voorafgaand aan de ontruiming mee bezig geweest. We moesten de nachtelijke uren zoveel mogelijk respecteren wilden we de sympathie van de buren niet verliezen, dus we konden pas 's morgens vroeg weer verder gaan. We barricadeerden met spiralen, balken en wat gestut hier en daar tot we het wel genoeg vonden.

Regien:" Ze hadden wel gevraagd of ze bij mij in het pand ook dingen mochten doen. We woonden er oorspronkelijk met zijn drieën, maar die andere twee mensen waren al weg. Ik voelde mij ook niet bij machte om te zeggen van hee, wat doen jullie hier of jullie hebben hier niks te zoeken, dat zou ik nu waarschijnlijk wel doen, maar toen niet. Dat huis was niet van mij alleen, ik huurde daar alleen die kamer en de keuken, en ik gebruikte de wc op de gang. Die kraker naast mij vond ik gewoon een hele aardige jongen, en die vroeg dan of ze bij mij in huis ook dingen mochten doen. Ik vond het eigenlijk allemaal wel best. Door mijn pand kon je bijvoorbeeld op het dak komen. Daar had ik geen moeite mee, de rest van het huis was niet van mij, daar hadden andere mensen gewoond, dus ik vond dat ik daarover ook niet zoveel te zeggen had. Ik had eigenlijk ook niet zo'n idee wat ze nu gingen doen. Ik heb ook wel jongens langs zien komen die dan over de trap naar boven gingen, naar het dak, maar wat er allemaal gebeurde, daar had ik geen flauw benul van. Ik wist wel dat ze zich wilden verzetten, maar niet dat dat zo uit de hand zou gaan lopen. Daar had ik geen idee van. Waar ik wel van schrok, was dat ik 's morgens zag dat ook de benedentrap, waar ik door naar buiten moest, gebarricadeerd was. Dat was toch wel effe iets van hé, nou kan ik er zelf ook niet meer uit. Daar was ik het eigenlijk niet mee eens. Maar ja, ik snapte dat dat erbij hoorde.

Theo: Het lag politiek heel goed. Het was weer typisch zo'n pand dat gesloopt werd om daar tien jaar lang een grasveldje van te maken. Dat is in een woningnoodsituatie volstrekt a-sociaal. Het is ontzettend buurtvijandig, want zo'n grasveldje wordt een dumpgebied van allerlei vuil. Ten opzichte van de buurt was het ook goed om iets te laten merken, het had een mobiliserend effect. We hadden wel een kraakgroep in de Kinkerbuurt maar die was erg geïsoleerd, niet vanwege de politieke ideeën maar praktisch gezien, er waren maar een paar mensen. En dan was het altijd goed om commotie te veroorzaken, om iets aan te wijzen en daarna ook je organisatie te versterken."

Leen: "Ik stond wel verbaasd te kijken dat mensen uit de hele stad zich opeens met zoiets kleins - want dat was het toch wel - gingen bemoeien. Daardoor kreeg de actie een stedelijk karakter. Tegelijkertijd vonden wij het ook getuigen van solidariteit. We vonden het ook prettig dat meer mensen uit de stad erbij kwamen, je voelde dat toch heel duidelijk als een steun."

Hans: "In die tijd was ik bezig met het wonen in een kraakpand, experimenteren met in een groep wonen, jezelf ontplooien, leuke dingen doen, van een uitkering leven. En voor je geweten ging je ook de akties af met het idee dat je dan een deel van de wereld aan het redden was. Die actie in de Kinkerbuurt hoorde daar ook bij, dat was één van de ontruimingen waar je gewoon op afging als je tijd had."

Erik: Ik had net een super 8 camera gekocht om allerlei dingen te gaan filmen en ik was iemand tegen het lijf gelopen die ook met de filmerij van alles wilde doen en die was toen z'n huis aan het schilderen en die zei tegen mij van goh, ik hoorde er schijnt ME te komen in de Kinkerbuurt, er is iets met een pand, kan jij daar niet heen? Ik kwam daar aan en dat was meteen een hele rare situatie, er stonden allerlei krakers uit de hele stad voor een pand dat afgebroken zou worden.

Regien: "Ik heb vooral uit het raam gekeken hoe het er buiten aan toe ging. Het leek meer op een soort vredesdemonstratie. De sfeer was heel vredig, liefelijk, ze stonden er gewoon aanwezig te zijn, armen in elkaar en gewoon te praten en te doen. Het was verder helemaal niet schreeuwerig of agressief of dat er gegooid werd met dingen, helemaal niet."

Hans: "Toen we daar aankwamen, was de sfeer vrij ontspannen en gemoedelijk. We wachtten af wat er ging komen, heel gezellig, een soort reünie van mensen die elkaar weer zien, gezellig een ontruiming voorkomen. Over het algemeen hadden kraakacties wel succes en ontruimingen soms ook wel, maar er was toch ook een goede kans dat je hem tegenhield, als je maar met veel mensen was en ervoor ging staan, dan droop de politie wel weer af. Het bleef toch een beetje hangen in de sfeer van agentje pesten. Zodra ze met platte petten kwamen en geen huiszoekingsbevel bij zich hadden, dan kon je ze buiten houden en was je over het algemeen in staat om zegevierend uit de strijd te komen. De politie had kennelijk een beleid in die tijd dat ze ook niet heel erg ver gingen met geweld. Het hing natuurlijk ook van de agenten af, maar over het algemeen was het vrij onschuldig, getreiter over en weer."

Leen: "We hadden wel van te voren afgesproken: dat moet een geweldloze aktie worden, we gaan er met z'n allen voor staan en dan laten we ons wegslepen. Nou en boven op het dak stonden dan nog wat mensen ter afschrikking. Maar er ging geen geweld van ons uit. Dat hadden we ook heel duidelijk tegen de gemeente gezegd."

Theo: "We hadden al met andere buurtorganisaties, die ingelicht werden of contact met ons opnamen, afgesproken dat het in ieder geval niet van ons uit gewelddadig zou worden, dat we niet met molotovcocktails en dat soort zaken zouden gaan gooien. Dus we hielden het imago 'geen geweld' overeind, dat wil zeggen dat vanuit ons zoveel mogelijk geduld en zeg maar geweldloosheid betracht zou worden. Kijk, persoonlijk en nog een paar geloofsgenoten of medestanders, die hebben altijd gevonden dat het een onzinnige discussie is: 'geweld of geen geweld', dat is iets waar je geen enkele greep op hebt. Waar het om gaat is dat je laat zien dat je je niet van je ideeën af laat brengen en daarvoor alle consequenties trekt. Je kan daarvoor in de gevangenis geworpen worden, je kan daardoor in het ziekenhuis terechtkomen, of soms nog erger. Maar daar gaat het niet om, je gaat je middelen daar niet op aanpassen.
De buurt wilde helemaal niet actievoeren, anders waren de krakers niet bij ons gekomen. Men heeft via procedures tot aan de Raad van State gewerkt, maar dat werkt niet.

Pietje: "Eerst was het de bedoeling dat de bewoners in het pand zouden blijven en de krakers op straat. Maar de bewoners vroegen ons of wij met de 'harde kern' binnen wilden gaan zitten. Met een groep van een man of twintig, ook vrouwen trouwens, als ik over mannen praat dan praat ik over vrouwen en mannen, zijn we daar naar binnen gegaan. De 'harde kern' is in het pand gaan zitten, terwijl de andere mensen voor het pand zijn gaan staan in een cordon, ingehaakt, de rug tegen de muur en het gezicht naar de politie toe, zo van 'jullie komen er niet door'."

Kees: "Ik zat binnen en we hebben wat gebarricadeerd. Het duurde allemaal ontzettend lang, het was wachten, wachten, wachten. Uiteindelijk kwam de politie en de mensen stonden met de rug tegen de muur van het pand en wij zaten boven op het dak. Ook toen moest er ontzettend lang gewacht worden en iedereen vond het spannend, er hing een soort stilte voor de storm. Ik kan mij ook nog herinneren dat Theo van der Giessen, die stond ook op het dak en die ziet op een gegeven ogenblik aan de overkant van de straat Sinterklaas lopen, op het dak van een huis aan de overkant, waarop hij roept van 'Hé, ouwe lul, trek je jurk uit en vecht mee als een man'. En iedereen lachen, dat doorbrak de spanning op dat moment."

Hans: "Het kwam niet in me op dat het zou ontaarden in iets ergers dan agentje pesten. Het was natuurlijk wel over en weer gejen, dus in die zin echt vredelievend, heilig waren we zeker niet maar het had toch al met al iets gemoedelijks. Je had af en toe nog wel eens contact met individuele agenten. Maar de politie had nu een andere tactiek bedacht, namelijk wegblijven en dan met z'n allen als een groot cordon oprukken. Ze kwamen gewoon als een muur op je af en dat was nieuw, een nieuw verschijnsel. En dat was nogal schrikken."

Paulien: "Via de alarmlijn, de sneeuwballijn zoals dat heette, hoorde ik van de dreigende ontruiming in de Kinkerbuurt. Ik stond op het dak. Wij konden zien hoe langzamerhand iedereen voor dat pand weggesleept werd, volgens mij was er ook nog een waterkanon aanwezig. Er stond ook nog iemand te trompetteren.
Wij stonden boven hard te schreeuwen. Het was de bedoeling om veel lawaai te maken, te laten horen waar je voor staat, de bekende kreet 'woooningnóoód' en 'geen geweld, geen geweld'. Dat stonden we aan alle kanten naar beneden te roepen. Wat we op dat dak deden was uiteindelijk de politie een beetje pesten natuurlijk.

Hans: "In die tijd sjouwde ik een trombone mee naar acties, gewoon om maar iets om handen te hebben, dan kon ik een soort feestelijk cachet aan de acties geven. Die had ik toen dus ook bij me en we stonden daar wat te toeteren. Ik denk dat er meer mensen muziekinstrumenten bij zich hadden en dat was geloof ik een van de laatste acties waarbij die trombone is gebruikt. Want het mondstuk is toen door het water uit het waterkanon in een putje weggespoeld.

Theo: De voorbereiding was minimaal. De politie moest er een hele tijd buitengehouden worden en wij moesten laten zien waarom het een volkomen verkeerde zaak was van de gemeente om dat pand te gaan ontruimen. Wij zijn erbij gebaat als de politie ontzettend veel moeite gaat doen, dus veel geweld gaat gebruiken, want daar komt het op neer, om vervolgens aan te tonen hoe absurd de politiek van de gemeente is. En dan komt er heel veel los. Dus de groep die het organiseerde was geestelijk terdege voorbereid en wist heel goed wat er zou gaan gebeuren. Alleen de groep die gemobiliseerd werd en de buurt zelf, dat wil zeggen de toeschouwers en geïnteresseerden, mensen van buurtcomitees, die waren niet voorbereid, omdat ze de ervaring of het vermogen niet hadden om zich te realiseren wat er zou kunnen gebeuren als je je poot stijf houdt.
Nu wisten we wel hoeveel geweld er zou gaan komen, zeker de groep die het organiseerde, maar in feite waren al onze verdedigingsmiddelen ontzettend beperkt, geen stokken, geen molotovcocktails, geen afweermiddelen. Maar toen de actie eenmaal op gang was, gebruikten we eigenlijk alles wat daar lag om de politie buiten de deur te houden. Onze vastbeslotenheid was natuurlijk ook een geducht wapen, onze tong en datgene wat we schreven, dat zijn natuurlijk de meest irritante middelen en wapens.

Regien: "Op een gegeven moment moesten die hele jonge ME-ers van een of andere agent gaan meppen. Die hadden daar in eerste instantie best wel moeite mee, maar toen eenmaal de eerste klap uitgedeeld was, was het net of ze toch een soort waas voor hun ogen kregen. Ze beukten er gewoon op los, ook op hoofden en waar ze iedereen maar te pakken konden krijgen. Dat was ongelooflijk, dat was voor mij gewoon de derde wereldoorlog."

Hans: Het was denk ik het moment dat veel mensen, net als ik zelf, voor het eerst klappen van de politie kregen. Ineens kwam de ME eraan en begon te meppen, iets dat ik in ieder geval niet verwacht had en velen met mij ook niet.

Pietje: Wij waren van plan daar ludiek een ontruiming mee te maken, zoals we dat wel vaker meegemaakt hadden, maar de manier waarop de politie daar te keer ging, dat was echt ongelooflijk. Daar stonden mensen ingehaakt, allemaal het gezicht bloot, en ze konden elkaar niet beschermen want ze hadden de ellebogen in elkaar. De politie heeft daar zo meedogenloos staan meppen op die mensen, je zag het bloed gewoon... de mensen hadden dikke ogen, blauwe ogen, het was verschrikkelijk.

Theo: "De hele buurt was geschokt, al die activisten waren geschokt. Wij wisten ook dat heel veel mensen op hun lazer zouden krijgen. Ik wist dat het ging gebeuren en ik vond het een normale zaak dat bij een confrontatie klappen vallen en in feite hoort dat er ook bij. Het keerde ook allemaal ten goede, gelukkig, want iedereen gebruikte zijn hersens, de klappen kwamen niet van ons, wij stonden voor een rechtvaardige zaak, wij hadden gelijk en daarmee uit.

Erik: Ik stond er met m'n super-8 camera en toen kwamen er opeens bussen met ME. Nou, die had ik nog nooit gezien, en ik zag ze zo op me afkomen. Ze liepen op die mensen toe en ze begonnen meteen te meppen. Ik was verbaasd, maar ik geloof dat iedereen heel erg verbaasd was, want de hele meute die daar stond had dat ook nog nooit aan den lijve meegemaakt. Ze riepen: Geen geweld, geen geweld! Die mensen werden weggeslagen.

Theo: Zeggen van: "oh, wat overkomt me", terwijl als je even doorgedacht had, je donders goed kon weten dat als je een actie voert, wat in feite toch een soort militaire operatie is, hoe vies dat woord ook klinkt, je je tegenstander in feite een halt toeroept. Of zelfs uitlokt en dan de confrontatie aangaat en dan pats, that's it! Confrontatie is altijd een botsing. Er zijn maar weinig botsingen waarbij geen splinters vallen. Kijk, dat er veel naïeve mensen tussen zaten, kan best, er zaten ook heel veel mensen tussen die een goede les kregen, ik heb ook een goede les gehad. En verder wisten wij ook dat de hardste klappen bij ons zouden vallen, ik denk dat ik ook het meest gearresteerd ben geweest - ook voor deze actie was ik al gearresteerd - ik weet donders goed wat arrestatie in kan houden, dat gaat nooit zachtzinnig, zeker niet met politiek andersdenkenden, je kan nog beter een fikse inbraak of een overval plegen, dat wordt tenminste begrepen. Politiek andersdenkenden worden nooit begrepen. Die krijgen ook de hardste klappen."

Pietje: Wij stonden op het dak op 1-hoog, anderhalf hoog was het, en toen hebben we daar... dan nemen de emoties de overhand. Wij hadden zoiets van laat ze nu maar boven komen, we lusten jullie rauw. En dat is gebeurd.
Na die enorme slachtpartij buiten waren wij zo geprikkeld. Maar aan de andere kant, je bent ook ludiek bezig. Ik bedoel je gaat geen bakstenen boven op een agent gooien, want een baksteen is veel te zwaar om te gooien, als je ze klein maakt dan kun je beter mikken. We hadden een teil met zo'n 85 liter afgewerkte olie en die hebben we naar de rand van het dak gesleept, net op het punt waar die agenten een lange ladder naar 2-hoog aan het zetten waren. Beneden stond een heel cordon ME-ers. Plotseling roept een ME-er met een megafoon: 'nummer twee en nummer drie, voorwaarts, schilden opzij en stokken omhoog'. Die gingen met zijn tweeën tegelijk de ladder op.

Jack: Op een gegeven moment kwam het zover dat een aantal agenten de ladders opgingen, we hadden daar olie verzameld en kapok, we hadden grint van het dak en we hadden wat stokken om de laddertjes weg te douwen en dat gebeurde ook op die manier.

Pietje: Dus wij pakken die teil, iemand wilde nog die hele teil erop gooien, maar ik zei wacht effe, een fikse scheut olie erop en de agenten werden helemaal zwart natuurlijk, die helmen, die zagen helemaal niets meer. Ik weet niet meer wat die commandant precies riep, hij riep iets van 'Mannen, terugtrekken' en er kwamen weer twee nieuwe. Drie, vier keer zijn er gewoon twee agenten naar boven gegaan, tot ze een meter of drie, vier waren, we lieten ze eerst komen natuurlijk, en dan ging er weer een scheut. En die ladder werd glibberiger en die agenten, je zag ze gewoon twee bij twee helemaal pikzwart. En dan krijg je het laatste restje olie, de laatste twee slachtoffers die krijgen dan de hele kuip over zich heen. Toen kon ik het niet laten om naar die agenten te roepen van 'En nou is het op, kom maar'."

Jack: Het werd al vrij snel een soort van slapstick, omdat ja, het olie-pek-en-veren idee a la Lucky Luke, dat werd zo ongeveer ook uitgevoerd. Het was in feite een vorm van passief geweld, zoals wij dat dan noemden, een soort van lijdzaam verzet. Ik denk dat de politie daar anders over dacht, maar voor ons was het in ieder geval aardig ludiek."

Paulien: "Toen de barricade was gebroken, was het duidelijk dat ze het dak op kwamen. Op een gegeven moment kwamen ze de trap op, toen wisten we dat wij aan de beurt waren om eraf gehaald te worden. We vermoedden niet dat ze gelijk zouden gaan slaan. Het zou wel ruig gebeuren. Ik ben beet gepakt, ik weet niet meer of ik de eerste of de laatste was, maar ik ben door zo'n steil trapgat heengetrokken en ja, dat deed wel wat pijn. Ik kwam hier en daar tegen de muur aan en ik heb ontzettend veel lawaai gemaakt, want dat hoorde erbij, je moest laten weten dat de politie degene was die geweld gebruikte. Wij waren lief en wij waren heel eerlijk met acties bezig.
Toen ik uiteindelijk van die trap naar beneden was gesleept, naar buiten, ben ik afgevoerd naar een huis van betrokken buurtbewoners. Die hebben me een kopje thee gegeven, m'n wondjes gewassen. Iedereen dacht dat het heel erg met me was, dat ik minstens m'n nek gebroken had of zoiets, maar er was niks aan de hand. Ik maakte daar veel theater omheen, dat moest, anders was het niet zichtbaar."

Regien: "Dat zoiets zomaar in Nederland kon gebeuren, nee, dat had ik me daarvoor nooit voor kunnen stellen, en dat heeft me ook persoonlijk een behoorlijke opdonder gegeven en me een tijdlang heel wantrouwend gemaakt naar mensen. Dat zoiets zomaar kan gebeuren, onschuldige mensen en er kwamen paarden bij en waterkanonnen, het was echt ongelooflijk, wat ik zag. Ik heb me ook heel erg bang gevoeld en machteloos en had ook geen flauw idee wat ze daarna met mij zouden doen, of ik zelf ook in elkaar geslagen zou worden of wat er zou gebeuren. Op een gegeven moment hadden mensen beneden, toen ze er nog wel rustig en lief stonden, gezegd van ja, maar die mevrouw die huurt het, en toen heb ik nog aan een politieman kwitanties uit het raam gegeven, dat ik inderdaad huur betaalde aan het Grondbedrijf.
Ik zat daar gewoon heel erg dichtbij en ik kon het helemaal in vol ornaat zien, maar ik kon zelf geen kant op. Ik kon daar niet meer weg, of ik had uit het raam gemoeten, maar dat verdomde ik. Het was mijn huis en ik vond dat ik eerst iets anders moest hebben waar ik naar toe kon.

Hans: Dat de politie zomaar op me in begon te slaan, ja, dat had ik echt niet verwacht. Ik was ook erg verontwaardigd, zomaar geslagen worden, terwijl wij zelf het idee hadden dat we geen geweld uitlokten. Je leefde in die tijd sowieso met het idee dat je het grootste gelijk van de wereld had, dat je daar was voor een goede zaak en dat alle mensen die anders dachten een heel raar idee hadden. Een puur naïef geloof in ons eigen gelijk, dat was echt de sfeer in die tijd. Waarom zou je weg gaan voor zo'n pand, als je het grootste gelijk van de wereld hebt?"

Theo: "Van onze kant kwamen er steeds meer mensen, ik geloof dat er op een gegeven moment wel 200 mensen voor de deur stonden. Dat leverde vanuit de buurt reacties op van: hé, dat zijn allemaal vreemde mensen, wat doen ze hier? De reacties waren nogal afwerend in het begin. Maar toen de ME kwam, wat we ook wilden, wij wilden dat in ieder geval, toen sloeg de hele sfeer om. De hele buurt reageerde van dit lijkt wel '40-'45, vooral de ouderen reageerden echt alsof ze inderdaad de nazi's weer zagen verschijnen, dus dan ken je de sfeer. Daar speelden wij ook helemaal op in, dat was in feite een kolfje naar onze hand: nu krijgen we het begrip dat we nodig hebben, de overheid creëert steeds een oorlogssituatie tegen de eigen burger."

Regien: De voordeur van mijn etage was gewoon open maar daar kwam op een gegeven moment een hakbijl doorheen. Ik zat toen toch wel heel bang in een hoekje van 'wat gaat er gebeuren'. Ze hebben mij toen verder lichamelijk niet geslagen, maar dat wist ik van te voren ook niet. Ik ben wel heel erg bang geweest.
Ik wou er eigenlijk helemaal niks meer van weten en het maar zover mogelijk wegstoppen. Het was voor mij zo verschrikkelijk geweest, dat kon ik eigenlijk helemaal niet aan, dat was emotioneel zo overweldigend voor me. Ik heb daar die dag in mijn eentje de derde wereldoorlog beleefd en voelde mezelf heel erg in het nauw. Nee, het heeft mij persoonlijk bepaald geen goed gedaan."

Erik: ik heb alles vanaf het begin af aan in een soort roes gefilmd. Ik dacht heb ik nog wel scherp gesteld, had ik nou m'n diafragma vast of niet, ik kon het me allemaal niet herinneren. Ik heb daar op de een of andere manier op de automatische piloot de dingen die voor me gebeurden gepakt met de camera en het zag er nog wel aardig uit ook.
Er werd meteen gevraagd wat ik met die film ging doen. Een dag of wat later toen de film ontwikkeld was liet ik de film zien in Oktopus, dat was een jongerencentrum waar ik super-8-cursus had gehad. Daar zaten weer andere mensen en die vroegen of ik ook bij hen in de buurt wilde komen met die film. In 1978 waren er al wat kraakcafé's of in ieder geval plekken waar voornamelijk krakers kwamen, en die film ging de hele stad door. Het is grappig, ik heb sindsdien veel en vaak gefilmd maar er is eigenlijk maar één film geweest die zo vreselijk veel gedraaid is als die Kinkerbuurtfilm.
In het kraakcircuit werd die film al heel snel een discussiestuk van 'kijk, als je niks doet dan gebeurt er wat je in die film ziet, dan krijg je klappen, dan komt de ME en word je weggeslagen'. Er ontsponnen zich discussies van dit willen we geen tweede keer en we moeten ons gaan verdedigen en dan werden er strategieën bedacht hoe het anders moest. Iedereen was ook altijd weer ontzettend kwaad en verbolgen als ze die film zagen, na afloop begonnen mensen te applaudisseren, of het was juist ontzettend stil of mensen begonnen te schreeuwen van verontwaardiging. Dus de film had een enorme impact. De conclusie die getrokken werd uit de film was dat je je niet zomaar in elkaar moest laten slaan, ik was daar ook heel boos over dat dat zomaar kon. Hoe het dan wel moest, ik weet niet meer wat ik daar nou precies van vond, maar wel dat er iets op verzonnen moest worden."

Theo: De film die over de ontruiming in de Kinkerbuurt gemaakt is speelde een propagandistische rol. Hoe het naar buiten komt, is ontzettend belangrijk. Daar zorg je zelf voor, want daar heb je wel greep op. Het is niet zo dat de pers fout is, maar als je het goed brengt en je kan het goed brengen omdat je een idealist bent die acties voor de gemeenschap doet en niet voor de eigen portemonnee, dan moet je het ook goed kunnen verkopen. En moet je er ook de juiste mensen voor kiezen of een mandaat geven."

Leen: "De film die van de ontruiming is gemaakt heeft ook grote invloed gehad. Die film deed je het moment van de ontruiming heel sterk herbeleven. De ME die met groot machtsvertoon tegen een klein groepje mensen tekeer ging die daar geweldloos het pand stonden te verdedigen, en naar hun idee volkomen terecht. Die film werd op allerlei bijeenkomsten gedraaid en mensen werden op basis van die beelden gewoon heel erg boos en die raakten ook ervan overtuigd dat eh geweldloos verzet, want zo noemden we het, dat had geen zin en we zouden ons toch bij de eerstvolgende ontruimingen, zeker bij de grote stedelijke ontruimingen, zouden we ons niet meer zomaar bij een pand laten wegslaan, dat was voor ons toch wel een hele duidelijke feitelijke conclusie en ook een politieke conclusie."

Hans: "Ik had geen zin om me door toedoen van de Kinkerbuurtactie voortaan te moeten voorbereiden op geweld. Op zich ben ik niet vies van geweld, maar ik zag er het nut niet van in. Ik heb zelf ook wel geweld gebruikt, maar veel ongerichter en veel impulsiever. Ik denk dat ik het zinloos vond om tegen het politiegeweld in te gaan, dat je dan in zo'n spiraal terecht komt, waar je nooit meer uit komt, die conclusie was het belangrijkst denk ik.

Erik: "In 1978 was geweld absoluut geen item, daarom was de verbazing ook zo groot. Er liepen in de Kinkerbuurt nogal wat mensen rond, die ik op z'n minst van gezicht kende of die bij mij uit De Pijp kwamen. Geweld dat speelde bij niemand een rol. Kraken was toen eigenlijk een tamelijk onschuldig tijdverdrijf. Er staat een huis leeg en in de negentiende-eeuwse wijken waren dat ook nog vaak dichtgespijkerde woningen en je kwam daar aan met je koevoet en je ging naar binnen, je knapte het weer op. De buurt vond het ook altijd wel prima, want mensen keken liever tegen bewoonde huizen aan dan tegen dichtgespijkerde krotten die nog jaren bleven staan."

Jojo: Naar aanleiding de grote veldslag met de politie in de Kinkerbuurt, dat staatsgeweld, vond er een verheviging van de geweldsdiscussie plaats. Het ging om de vraag of we ons al dan niet door de politie opzij lieten zetten. Dat was nog een reden om je wat serieuzer met zelfverdediging bezig te gaan houden. Toen kwam Theo met het initiatief om trainingen te gaan organiseren. Ik deed daar een keer aan mee, aan de ene kant om mijn fysieke conditie op pijl te brengen, maar ook omdat ik er altijd even bij wilde zijn, want ik was erg nieuwsgierig. Het viel niet mee. Theo was daar de commandant en hij hield er een fors tempo in. Ik hield het vol, rondjes kniehupsen maken, maar de volgende dag kon ik de trap niet meer aflopen, dus het was gelijk de laatste keer. Mijn kracht lag ook niet zozeer in het fysieke gevecht maar meer in het verbale. Door op mensen in te praten kun je ook een heleboel doen om mensen op andere gedachten te brengen."

Hans: "Ik was ontzet en kwaad door dat geweld, en tegelijk ook totaal machteloos. Ik had niet het idee dat ik er iets tegen kon uitrichten. Maar ik was vooral ontzettend verontwaardigd. Het is ook de leeftijd denk ik, in die hele periode geloofde je zo ontzettend in je eigen gelijk dat je alle tegenstand die je tegenkwam volledig onrechtvaardig vond. Ik denk dat ons ingebeelde gelijk, en voor een deel hadden we natuurlijk gelijk, dat dat nog eens versterkt werd door het feit dat de politie zomaar begon te slaan op het moment dat wij dat niet verwachtten. Het was een eerste kennismaking met hoe het nu eenmaal gaat."

Theo: "Er waren zoveel positieve gevolgen, dat is gewoon niet bij te benen. Ik was ontzettend blij met die actie. Iedereen kwam eindelijk eens op het niveau van de ervaren actievoerders. Een stuk naïviteit werd weggenomen. We kregen er een ervaring bij, hoe wij konden manoeuvreren tegen het overheidsgeweld. Overheidsgeweld betekent dus niet alleen ME-ers die er zomaar op losslaan, maar vooral de hele psychische oorlog.
Het gemeentebeleid werd ontzettend duidelijk. Normaal moest je ervoor knokken om dat naar buiten te brengen. Alles wat er in de buurten tegen de belangen van de buurtbewoners inging, zoals deportaties uit woningen waar mensen al veertig jaar woonden, of de woningnood die in stand gehouden wordt, de slooppanden en het verval, alles werd door de overheid gecreerd. Dat is geweld! Met dit alles kregen niet alleen de buurtbewoners, maar ook de krakers te maken. Dat ze samen gingen was heel positief. Allerlei buurtkomitees traden naar voren, eindelijk werden het weer echt buurtkomitees. De samenwerking tussen de buurtbewoners en de krakers werd na de actie in de Kinkerbuurt ontzettend bevorderd. Ook de kraakgroep groeide ineens gigantisch, dat was precies wat we wilden.
De krakers die niet wisten wat er allemaal precies zou gaan gebeuren, waren een behoorlijke ervaring rijker. Men ging zich voorbereiden op een volgende kraakactie. Eigenlijk ging men zich voorbereiden op confrontatiepolitiek, waarbij klappen konden vallen, waarbij psychische shockeffekten opgevangen zouden kunnen worden. Bij aktievoeren loop je grote risico's, t'is geen spelletje. Praktisch betekende dat bijvoorbeeld het trainen op gevechtstechnieken, niet zozeer om de gewelddadige jongen of vrouw uit te hangen, maar meer om je beter te kunnen verdedigen, om je lichaam beter te kunnen beschermen, maar vooral om psychisch rekening te kunnen houden met eventuele gewelddadige situaties. Velen gingen op kickboksen of wat voor gevechtssport dan ook, de helm kwam er veel beter in, later ook van die kogelvrije vesten en kleine stokken om af te weren, handschoenen, leren jacks, enzovoorts. Kortom, je echt helemaal geestelijk, mentaal en lichamelijk te gaan voorbereiden op de volgende confrontatie. Er zijn enorm veel belangen in het spel die tegenstrijdig zijn en jouw belang moet gaan winnen. Heel veel krakers zijn daar een stukje meer bewust van geworden, dat je samenwerkt en in groepen opereert en een vertrouwensband kweekt. Dat alles explodeerde ineens in positieve zin.

Jojo: "Voor mij is niet zozeer de essentie of je geweld gebruikt of niet, maar de houding dat je er op afgaat. Als er een knokploeg voor de deur staat dan trek je je niet terug, je loopt niet weg, je gaat de confrontatie aan. Voor mij betekent dat hard roepen, argumenten, redeneren maar ook zo direct mogelijk iemand aanspreken. Maar op het moment dat er gevochten wordt trek je je niet terug, dan verdedig je je. In het verlengde van de verdediging ligt dat je een klap terug geeft en aanvalt, dat je ze voor bent. De volgende stap is dat je je daarop gaat organiseren. Maar het zou slecht zijn als dat het enige was waarop je je zou organiseren. Het was een noodzakelijk onderdeel van het in stand houden van een manier van leven, van het wonen en ook van het gevoel dat je met zijn allen bedreigd werd en dat je dus ook met zijn allen klaar moest staan om als het nodig was op te komen draven. Het belangrijkste was dat je elkaar steunde en dat je erop afging, dat je je niet opzij liet zetten en daar kwam geweld bij kijken, dat was nou eenmaal de situatie."

Hans: "Vooral later werd het gevoel van machteloosheid steeds groter. Door al dat zinloze geweld dat bijvoorbeeld na de ontruiming van de Grote Wetering, eind 1980, plaatsvond, werd ik steeds banger om aan acties mee te doen, omdat ik daar toch mijn plaats niet meer kon vinden. Trombone spelen had geen zin. Ik vond het ook steeds vervelender om m'n eigen plannen aan te passen aan acties die op je weg kwamen. Je kon je eigen lijn niet bepalen. Dat ben ik steeds meer gaan doen. Maar dan ontstond er een conflict met het toenmalige idee dat je aan acties mee moest doen om te verdienen dat je in een kraakpand woonde en om te verdienen dat je een uitkering had. Je moest toch een soort van vrijwilligerswerk blijven doen."


Wij gaan er niet uit!: De Groote Keijser november 1978 - februari 1980

Rob: "Ik had een woningprobleem, ik woonde in Hoofddorp op een heel klein kamertje en een aantal vrienden van mij hadden ook een woningprobleem. We hoorden toen van kraken, dus we dachten van 'nou, dat lijkt wel wat voor ons'. Iemand van ons had uitgezocht dat kraken makkelijk was: je neemt een tafel, een stoel en bed mee, gaat een huis binnen en je woont er. Dat leek ons simpel, dus op een goede vrijdagmiddag waren we door de stad aan het fietsen om te kijken of we wat leeg zagen. Toen zagen we op de Singel een pand leegstaan, fietsje neergezet, deurtje gevoeld, 't was open, dus wij naar binnen, en we hebben het gekraakt. Er lag wel een overall en gereedschap en er stond wel een bankje, dus misschien was het toch niet zo leeg als we dachten. Na een kwartiertje wat gedubt te hebben zijn we maar weer naar buiten gegaan. Hoe moest het nu verder, het was toch moeilijker dan we dachten.
Toen hoorden we van het kraakspreekuur, en daar vroegen we hoe we zoiets aanpakten. Ze zeiden daar: ga eerst maar eens een leeg pand zoeken. Dus wij fietsten weer regelmatig door de Grachtengordel en op een gegeven moment zagen we een pand leeg staan en daarnaast was nog een pand leeg en daarnaast nog een pand, een heel rijtje op de Keizersgracht. Maar met z'n drie�n zes panden, dat was wat overdreven. Bij het kraakspreekuur meldden we dat we op de Keizersgracht zes lege panden gevonden hadden. Na enig overleg zeiden ze dat als wij konden zorgen voor een woongroep in een pand dan zouden zij voor vijf andere groepen zorgen. We zouden het dan gemeenschappelijk kunnen kraken. Zo raakten we betrokken bij de Groote Keijser."

Marga: "Ik kwam in de Groote Keijser terecht toen ik een jaar of negentien was. Ik was pas gaan studeren en woonde nog gewoon bij mijn ouders. Dat ging eigenlijk best wel goed, maar op een gegeven moment kwam een vriendin bij mij en die zei dat ze een pand ging kraken met een heleboel mensen en of ik geen zin had om mee te doen, want zij had dat ook nog nooit gedaan. Het leek haar wel leuk als ik ook meedeed, niet met de bedoeling daar ook te gaan wonen, maar om die gebeurtenis mee te maken. Ik was eigenlijk helemaal niet van plan om te gaan verhuizen of ergens anders te gaan wonen. Uiteindelijk heb ik het toch gedaan want het was allemaal erg spannend en grappig. Enkele dagen voor de kraak had je allemaal vergaderingen. Daar werden wij gelijk opgedeeld in woongroepen. Toen heb ik ook de rest van mijn woongroep ontmoet. Dat was heel komisch allemaal, dat waren vijf jongens uit Dordrecht en nog een figuur uit België. Dan moest je met die mensen gaan vergaderen over hoe je daar zou gaan wonen.

Rob: "We hebben van te voren een heleboel vergaderingen gehad, echt grote vergaderingen bij het kraakspreekuur, maar ook met onze woongroep zelf. De bedoeling was dat we allemaal ons eigen pand zouden kraken, dat we onze eigen spullen bij elkaar zouden hebben en dat we dan met bakfietsen en busjes van twee kanten de gracht op zouden rijden. Een aantal mensen zouden dan de deur open maken, zodat we allemaal ons eigen pand konden binnenstormen om het te gaan bezetten. We hadden eigenlijk geen idee hoe het pand er van binnen uitzag. Het konden allemaal aparte panden zijn, maar het kon ook zo zijn dat het een grote ruimte was. Wij zijn er van uit gegaan dat het allemaal aparte panden waren. Iedereen had z'n eigen pandje toegewezen gekregen, dus van te voren stond al vast, jij gaat in dat nummer en jij in dat nummer. Uiteindelijk hebben we ons op verschillende punten verzameld, om op een bepaalde tijd de gracht op te rijden. Na veel moeite bleek er maar één deur open te gaan. We kwamen erachter dat al die panden met elkaar in verbinding stonden. Toen zijn we met z'n allen door die ene deur naar binnen gegaan.
Wij waren ontzettend groen, wat kraken betreft. We werden geholpen door een aantal mensen, die al ergens op de Prinsengracht woonden, dat waren mensen die al gekraakt hadden. Een van hen was Gaby, een jongen uit Zwitserland. Dat was voor mij iemand die veel ervaring had en zo waren er nog een aantal. Zij hebben op een gegeven moment bepaald wie de deur open zouden maken. In het begin lukte dat niet. Ik kende Jojo toen niet, maar ik geloof dat Jojo degene was die de daadwerkelijke slot openmaking heeft gedaan.

Jojo: "Nee, voorzover ik me kan herinneren is de Groote Keijser gekraakt vanuit het kraakspreekuur in de Grachtengordel. Ik wist dat het gekraakt zou worden en ik herinner me dat 's morgens om 8 uur of 9 uur Joost aan mijn bed kwam en zei van "hé, je moet mee, want we moeten dat pand kraken'. Ik had zoiets van 'dat doe je toch zelf, daar heb je mij toch niet voor nodig'. 'Maar hoe dan?' 'Nou, je probeert eerst de deur te forceren en als dat niet lukt, dan sla je een ruit in, je loopt om en maakt de deur open'. Dus ik ben gewoon weer gaan slapen. Het ging allemaal goed, er stonden iets van 50 mensen klaar om daar te gaan wonen en het werd gekraakt, makkelijk zat.
Ik vind dat een goed voorbeeld van het principe dat mensen het zelf moeten doen, dat mensen niet gaan vertrouwen op deskundigen of op kraakspreekuurmensen om het voor hun te doen. Mensen moeten het zelf doen, want nadat je het pand binnen bent getreden dan begint het pas. Dan ga je het pand je eigen maken door het op te knappen, door het te barricaderen, door het in te richten. Het eigen maken van het pand is met name bij grote panden een heel avontuur, want complexen als de Groote Keijser, het NRC-gebouw of de Grote Wetering hadden heel veel geheimen. Het waren ruimtes en trappen en gangen en kelders en daken met allemaal interessante hoekjes. Het spannende van het kraken wat ook bij de Groote Keijser aan de orde was, is dat iedereen door dat pand gaat dwalen en van de ene verbazing in de andere valt: 'goh, het is wel erg groot'. Uiteindelijk komt iedereen op een plekje terecht en gaat daar een kamer inrichten of een hok bouwen, sommige mensen zetten gewoon een tent neer op een etage waar helemaal geen woning is. Het vervolg van het kraken, van het naar binnentreden, is veel belangrijker dan het kraken zelf. Je kunt mensen ook niet vertellen hoe dat gaat, dat moeten ze zelf ontdekken."

Rob: Door het kraakspreekuur waren we ontzettend gewezen op knokploegen. Je moest heel snel het pand barricaderen, want anders kwam er een knokploeg en werd je er uitgeslagen. Als je er eenmaal vierentwintig uur zat dan was het legaal, of legaal..., maar dan werd het wat minder heftig. Dus wij hadden in die weken daarvoor ook allemaal oude beddenspiralen verzameld. Toen we binnen kwamen was het eerste doel om de begane grond helemaal met beddenspiralen dicht te maken. Ik weet nog wel dat ik daar binnen kwam, het was groot en marmer en leeg en ontzettend onoverzichtelijk, want er liepen links trapjes naar boven, trapjes beneden. Dus ik ben op een gegeven moment met wat spiralen ergens achter in een kamer terecht gekomen. Ik ben daar met nog iemand gaan timmeren, dat geluid van die hamer op die spijkers met die spiralen staat me nog zo voor ogen, in de oren. Het was ook wel een beetje zonde, want het waren oude grachtenpanden, dus het waren van die hele mooie, geprofileerde kozijnen en daar stond ik van die drieduimers in te jassen, dat deed wel een beetje pijn. Maar ja, je was zo gefixeerd op dat dichttimmeren, want er zouden knokploegen kunnen komen, daar was je zo in opgevoed, zo gedrild, dat barricaderen dat moest gewoon, dat stond als een paal boven water."

Marga: Het was zo ongelofelijk groot. Het waren zes huizen naast elkaar met drie verdiepingen. Ja je verdronk daar in dat pand. Je kwam er binnen en je begon te rennen, maar je wist ook niet precies hoe het pand in elkaar zat. Dus het binnenplaatsje werd ook gewoon dicht getimmerd. Ik herinner me dat ik er binnen kwam en mijn jas ergens neerlegde, maar het pand was zo groot, ik heb daarna uren naar die jas lopen zoeken. Ik kon ook niet zo goed timmeren. Ik liep daar maar een beetje rond. Het was ongelofelijk groot, en helemaal leeg. Het was de bedoeling dat je bedden, tafels en stoelen neerzette. Ik liep overal rond, een beetje praten en af en toe timmerde ik wat. Zo is het gegaan, die eerste uren.

Rob: "Ik heb de sfeer in de begintijd van de Keijser als ontzettend prettig ervaren. We hadden een groep gevormd van zeg maar drie vrienden, we kenden elkaar heel goed, en daar hadden we mensen omheen verzameld. Er kwamen vier of vijf vreemde mensen bij, dus dat was in het begin best wel een beetje eng hoe dat zou uitpakken. Het was heel spannend, maar ook heel geborgen, je had toch allemaal het idee dat je met hetzelfde bezig was. Je zat in een oud kantoorpand, dus je moet je voorstellen dat de muren kaal waren, de vloerbedekking was van de vloer af gehaald, lijmresten op de vloer, je had geen keuken, je had geen echte badkamer, dat was er allemaal niet, maar toch ondanks dat alles staat het me bij als een ontzettend aangename tijd, echt veel lol en rare dingen.
We hadden geen douche en we gingen een bad aanleggen. We hadden allemaal niet zoveel geld en dus hadden we bedacht dat je in plaats van koper met een tuinslang heel goed de waterleiding kon vervangen. Wij zetten in het souterrain een mooie badkuip neer, hingen een geiser op, sloten de slangen aan en gingen in bad. Een van de medebewoners zat in bad, het koude water ging prima, maar op een gegeven moment begon die slang van dat warme water ontzettend dik te worden en die warmwaterslang die klapte uit elkaar.
Iemand had op een gegeven moment soep gemaakt. We zouden 's avonds soep eten maar de soep was weg. Wat bleek, iemand anders dacht 'laat ik het afwaswater eens weggooien, dat staat er al een aantal dagen want er dreven allemaal van die dingen boven op'. Dat soort dingen allemaal, heerlijk. Ja, echt heel leuk. We gingen ook allerlei experimenten doen, heel simpel, met koffie zetten, want we wilden koffie met melk drinken en vonden het een beetje onhandig om eerst die koffie te doen en daarna de melk, dus we gingen de koffie met de melk in een keer door dat filter gooien, maar dat liep dan niet door dus dat werd een ontzettende drapboel."

Marga: Ik weet nog goed dat we de eerste dagen dat we daar woonden, niet naar buiten mochten wanneer we wilden. Er moesten altijd mensen aanwezig zijn om een eventuele knokploeg te weer te stellen. Daar werden schema's voor gemaakt, wie binnen moest zijn en wie niet. Ik weet nog dat het vooral 's nachts erg leuk was, want het was het meest waarschijnlijk dat als die knokploeg zou komen dat die dan 's nachts kwam. En dan zaten wij 's nachts allemaal op, te praten met een biertje. Dat was allemaal heel erg spannend, niemand kende elkaar. Heel leuk. Die knokploeg is nooit gekomen, gelukkig maar.
De eerste dagen maakte ik kennis met m'n eigen woongroep, dat was dan die vriendin van mij, die vijf jongens uit Dordrecht en die jongen uit België. Wij moesten het maar een beetje zien te rooien met elkaar. Het was toen de bedoeling dat wij als groep in het huis zouden wonen, dat we het min of meer als een gezin aan zouden pakken. We waren erg uiteenlopende mensen, dat was wel heel grappig allemaal, hoe wij dat toen deden. We waren eigenlijk allemaal individualistisch ingesteld, maar we zouden wel samen gaan eten. Nou, dat liep al gauw mis. We kregen veel ruzie over wie er dan moest koken. Voor mij persoonlijk was het toch een beetje een introductie in een grotere wereld. Ik kwam bij mijn ouders vandaan, en toen kwam je opeens in de Groote Keijser terecht. Je wist nooit van te voren wat je kon verwachten. Wij hadden allemaal geweldige kamers. We hadden allemaal twee van die grote kantoorruimtes naast elkaar. Dat waren danszalen, enorme ruimtes waren dat. Daar zaten we dan met die woongroep, met z'n achten waren we dan. We waren met elkaar allemaal onderlinge, grappige relaties aan het opbouwen. Mensen werden verliefd op elkaar, andere mensen kregen juist ruzie met elkaar. Voornamelijk verliefdheden staken flink de kop op. Gesprekken, veel gesprekken over het leven. En af en toe dan ging er dan iemand eten maken."

Rob: "We waren altijd heel erg bezig met het kort geding voor een ontruiming. Je was ontzettend fanatiek bezig om je achternaam niet bekend te maken, dat was natuurlijk een probleem want in die zes panden woonden tussen de veertig en de zestig mensen, ik heb er nooit erg goed kijk op gehad. Het was altijd zaak om geen achternamen prijs te geven. Soms kwam er wel eens post met een achternaam, panisch waren we dan. Op je eigen spullen ook, overal je achternaam doorkrassen of afplakken. Maar op een gegeven moment was er toch iemand bekend geworden. Er was een kort geding geweest en we zouden het pand moeten ontruimen. In die tijd werden er al panden ontruimd in de stad en het was altijd zo geweest dat de krakers geen geweld gebruikten. Er werd altijd een menselijke barricade gevormd en die werd dan door de politie weggesleept en het pand werd ontruimd. Maar op een gegeven moment escaleerde dat, vooral in onze ogen natuurlijk. Er was een geweldloze blokkade van mensen waar de politie met hard geweld op in sloeg. Dat heeft mij in ieder geval heel erg aangegrepen. Ik had toen het gevoel van 'dat is niet juist'. Wij staan voor een goede zaak, voor woonruimte, dat is heel legitiem en het is natuurlijk kolder dat de overheid je daar met geweld van af helpt. Gelukkig waren er binnen mijn woongroep meer mensen die dat vonden. We hadden er onderling weleens over gesproken wat we zouden doen als er een ontruiming kwam: 'wij gaan er niet uit'. Toen kwam het tot de uitspraak van de rechter: 'jullie moeten eruit'. We hebben toen een vergadering georganiseerd en daar kwam uit dat er van al die bewoners die er ooit eens gewoond hadden elf mensen overbleven. Wij stonden ervoor: 'wij gaan er niet uit'. Wat we moesten doen? We gingen er in ieder geval niet uit. Zo is het een beetje begonnen."

Marga: "Op een gegeven moment zou het pand ontruimd gaan worden, omdat we een proces verloren hadden. Dat wilden we niet, we wilden er liever gewoon blijven wonen. Toen vroegen we ons af, wat moeten we nu? Wij gingen er toen nog van uit dat als een pand ontruimd moest worden, dat het ook ontruimd werd. Toen zijn we op het idee gekomen om er toch maar in te blijven zitten. Niet iedereen, er gingen een heleboel mensen weg. Het was ook wel een zware beslissing om te nemen. We waren bijna allemaal eerstejaars studenten en als je dan in zo'n bedreigd pand blijft zitten, loopt je studie in het slop. Het pand liep een beetje leeg. Er waren ook een aantal mensen die er wel in wilden blijven wonen, maar die de andere bewoners dan weer liever zagen verdwijnen. Dat waren een beetje rare lui waren, vonden wij. Die wilden niet weg. Daar is nog een knokpartij om geweest. Uiteindelijk bleven er steeds minder mensen over. Op een gegeven moment waren we nog met z'n achten geloof ik, echt heel weinig. Toen hebben wij het plan bedacht om ieder een pand te gaan verdedigen en eentje op het dak en eentje in de kelder, zo zouden we het gaan doen. Maar dat was toch niks. Eigenlijk zag het er niet gunstig uit.

Rob: "Toen we besloten hadden dat we in plaats van ons weg te laten meppen ons actief zouden gaan verzetten, moesten we mensen mobiliseren die hetzelfde zouden zien als wij zagen: als je lijdzaam verzet pleegt wek je alleen maar geweld van de overheid op en dan delf je het onderspit. Wij wilden daar gewoon tegen in gaan en niet lijdzaam voor het pand zitten, wij gingen het pand barricaderen. En om mensen te laten zien wat er gebeurt als je je lijdzaam verzet, hebben we op die vergaderingen de film van de Kinkerbuurt gedraaid, zo van: 'willen jullie dit, of geloven jullie in ons plan'.
We waren maar een kleine groep en nog niet zulke ervaren krakers. We kenden ondertussen wel wat mensen maar we zaten amper een jaar in die hele kraakscene. Wij zaten dus met zijn elven, wat moeten we doen? Barricaderen, dat wisten we in ieder geval. We moesten mensen gaan mobiliseren om te gaan barricaderen. We zijn via kraakspreekuren, via kraakcafé's gaan verkondigen: 'Wij, laatste bewoners van de Keizersgracht, wij laten ons er niet uit slaan, wij blijven zitten, help ons actief mee met barricaderen'. Zo kwam er langzaam wat hulp op gang.

Jojo: "Wat mij stoorde was dat toen de ontruiming dreigde er een aantal actieve mensen uit de Keijser een houding hadden van 'we kunnen het niet alleen en wat moeten we nou'. Kom nou, zo werkt dat niet. Er zijn altijd mogelijkheden om iets te ondernemen. Naast het gebruikelijke inschakelen van advocaten, kon er nog een heleboel georganiseerd worden. De bewoners gingen een ronde maken langs alle buurten, dat was een van de gevolgen van het stedelijk worden van de kraakbeweging. Een van de eerste vergaderingen waar ik bij was, was in de Nieuwmarkt, want ik woonde inmiddels in de Antoniebreestraat. We hebben toen ter plekke besloten om een affiche te maken. Ik ben toen met Joost en met Jan aan de keukentafel in onze woonkeuken een affiche gaan ontwerpen. We hebben een foto genomen van de ontruiming in 1976 van de Jan van Schaffelaar, dat was een ander kraakpand van dezelfde eigenaar - de Ogem - op de Herengracht, en zetten daar de leus boven "Ogem eist ontruiming, wij eisen ontogeming". De Ogem stond toentertijd model voor het kapitalisme op de woningmarkt, en de leus "wij eisen ontogeming" betekende dus "wij eisen afschaffing van het kapitalistische woningsysteem", van de woningproductie tot de woningdistributie. Het mooie was dat we die poster om één uur 's nachts bij de Raddraaier, de drukkerij, door de bus gegooid hebben en dat hij de volgende ochtend al klaar was, in een mooie Iris-druk van rood naar blauw. Vervolgens hebben we die poster verspreid over alle buurten. Binnen 24 uur hing de hele stad vol met vijfduizend affiches. Dat was voor mij het eerste zichtbare teken van een stedelijke kraakbeweging die efficiënt was, die zich snel kon organiseren en manifesteren."

Joost: "Toen ik naar Amsterdam verhuisde ben ik gaan kraken en min of meer toevallig in de Grachtengordel terecht gekomen. De Grachtengordel was een heel klein kraakbuurtje en het pand dat ik gekraakt had was dichtbij de Groote Keijser, op de Herengracht. De Keijser was al langer gekraakt en ik raakte daar vanzelf bij betrokken toen er problemen ontstonden. Er liep een proces dat in het najaar van 1979 verloren werd in hoger beroep. Een aantal bewoners van de Groote Keijser wilden zich verzetten tegen de ontruiming. De eigenaar was OGEM, dat stond in die tijd symbool voor het grootkapitaal en de logische consequentie was dat je je daartegen verzette. De bewoners namen het initiatief, mensen uit de buurt sloten zich daarbij aan en verleenden steun. Het was in die buurt heel vanzelfsprekend dat als een pand bedreigd werd dat je elkaar hielp, als er een knokploegdreiging was bijvoorbeeld dan steunde je elkaar. Je was tenslotte buren. Daarnaast was verzet tegen grootkapitaal en huiseigenaren, tegen alles wat een bedreiging vormde voor jouw bestaan als kraker, vanzelfsprekend. Het was vrij kleinschalig, er was een kraakspreekuur, er waren niet zoveel kraakpanden, iedereen kende elkaar. Over het algemeen waren de panden vrij groot, de meeste mensen woonden in groepsverband. Ze aten samen, gingen samen naar de kroeg, bezochten de wekelijkse vergadering van de buurt, 'de Borrelgracht', en bespraken de problemen van de panden. Halverwege elke vergadering kwam er een borrel op tafel en de sfeer was altijd heel gezellig. Zelfs als er gekraakt was werd er altijd geprobeerd om met de buurt, zelfs met de politie, alles op gemoedelijke wijze te regelen en dat lukte vrij goed. Er waren wel problemen, je had een aantal panden die met knokploegen bedreigd werden en daar verzetten we ons ook hard tegen, maar over het algemeen was het een sociaal gebeuren."

Jack: "Er was een massale vergadering, waarbij bewoners van allerlei buurten aanwezig waren, onder andere de Staatslieden-, Haarlemmer- en Zeeheldenbuurt. Dat waren in die tijd toch wel de hardliners die in hun eigen buurten druk bezig waren met bedreigde panden. Die hadden van te voren heel duidelijk geprobeerd een lijn uit te stippelen om bij de Groote Keijser wat meer te doen dan alleen te zeggen: 'We gaan er niet uit'. Die wilden er echt een speerpunt van maken, maar dan wel in de lijn van de bewoners, zover als mogelijk. De sfeer op die vergadering was zo dat door argumenten en emotie uiteindelijk ook de bewoners qua gevoel meeradicaliseerden en op een gegeven moment zelf tot de conclusie kwamen: 'We gaan er niet uit'. En als we er niet uitgaan, dan betekent dat automatisch dat je het pand barricadeert want anders lopen ze zo naar binnen. Maar als je dat zegt, betekent dat in feite dat er een gevecht zal plaatsvinden. Het was nog niet altijd door iedereen even goed doordacht, maar het was wel duidelijk dat het daar naartoe zou gaan. En dat was iets wat ons voor die vergadering al heel duidelijk voor ogen stond. In die zin was het in één lijn met de bewoners, maar waar mogelijk wel enigszins gestuurd. Uiteindelijk was dat het resultaat waar wij voor kwamen."

Rob: We zijn met spiralen gaan lassen, heel provisorisch. Ik kon een klein beetje lassen en een vriend van mij kon ook een klein beetje lassen. Dus we zijn daar gaan lassen, we waren de hele avond bezig om een spiraal voor het raam te lassen, maar goed. Zo is het een beetje begonnen, heel kleinschalig, heel simpel eigenlijk.
Ik weet nog heel goed, we waren op een avond weer aan het klooien, het lasapparaat dat zat steeds vast, opeens de bel: "Ik ben Theo van der Giessen, Staatsliedenbuurt, dit is Piet, dat is Klaas, dat is Kees, wij komen effe jullie helpen. En daar kwam een zootje mannen binnen gestormd, met lasapparaten en materiaal en die zouden het even op poten zetten."

Theo: "De Groote Keijser ging spelen in de periode dat we beter georganiseerd waren, dat de structuren steeds beter in elkaar schoven. De Groote Keijser was een gespreksonderwerp in een van de stedelijke overlegsituaties van allerlei kraakgroepen uit verschillende buurten. Daarin werd door de vertegenwoordigers van de Grachtengordel aangegeven dat de situatie uit de hand ging lopen. Het proces was verloren, ook weer een situatie dat alles eraan was gedaan, we konden niet meer verder. De mensen in het pand waren gedemotiveerd geraakt: de meesten liepen uit het pand weg. Er waren geloof ik nog zo'n acht mensen over van de dertig, veertig die er gewoond hadden, acht actieve mensen. Ze zaten echt te snakken om hulp. Er was een stevige aanpak vereist. De mensen die over waren in de Keijser en de mensen die in de buurten erg actief waren, vonden dat het pand een voorbeeldfunctie moest hebben en dat op een of andere manier tegenwicht aan de ontruiming zou moeten worden geboden. De confrontatiepolitiek werd weer van stal gehaald. In het stedelijk overleg werd besloten dat men voor de confrontatie moest kiezen. De panden lagen in de Grachtengordel, dat wil zeggen groot en altijd speculatiepanden. Panden in de Grachtengordel waren niet bestemd voor mensen met lagere inkomens. Wij hebben andere ideeën.

Joost: "Op een vergadering waarbij ook veel mensen uit andere buurten aanwezig waren, hebben een paar bewoners van de Keijser heel duidelijk aangegeven dat ze het niet meer zagen zitten. Iemand uit de Staatsliedenbuurt die eveneens aanwezig was heeft dat ook opgepikt. Toen ik de volgende dag de Keijser binnenstapte om verder te barricaderen stond Theo daar tot mijn grote verbazing het verkeer te regelen: 'jij gaat dit doen, jij gaat dat doen'. Dat was nogal een verandering, zeker in vergelijking met de benadering die tot dan toe vanuit de buurt had plaatsgevonden.

Rob: "Het ontwikkelde zich op een gegeven moment vrij snel. Wij waren begonnen met een klein groepje en toen kwam de Staatsliedenbuurt erbij en die namen het min of meer over. Dat vonden we ook wel prettig hoor, want wij wisten het eigenlijk niet zo goed. Als bewoners participeerden we wel, maar de Staatsliedenbuurt nam de actie over. Wat mij altijd ontzettend verbaasd heeft is hoe een vlucht het heeft genomen. Hoe het in de pers gekomen is. Ik weet niet of dat zonder de hulp van de Staatsliedenbuurt zo'n vlucht had kunnen nemen. Ik weet niet of we dat zelf voor elkaar hadden kunnen krijgen. In het begin was Theo de reddende engel. Wij zaten met onze handen in ons haar, wat moet je nou met zijn elfen, zes panden verdedigen was wat hoog gegrepen. Dus wat dat betreft was ik ontzettend blij dat we zo'n duidelijke steun van buiten kregen. Er kwam ook structuur in, je moet je voorstellen dat je daar met zijn elven zit om alles wat binnen komt te gaan regelen, je bent daar helemaal niet op berekend. En toen kwam er een groepje mensen binnen die dat blijkbaar wel waren en we hebben ons daar in het begin ook zeker aan over gegeven, heerlijk dat ze dat regelen. Eigenlijk was ik altijd een beetje verbaasd over wat er om me heen gebeurde, dat ik daar onderdeel van uitmaakte, dat heeft me altijd een beetje verbaasd. Wij waren toch maar elf simpele zielen die voor elkaar wilden krijgen dat we er niet uit gingen en op een gegeven moment kwam de pers erbij, en in een later stadium waren er gigantische demonstraties voor ons, dat was heel raar."

Theo: We gingen er met een paar mensen heen. Na het opnemen van de situatie ben ik in overleg getreden met een hele hoop mensen. Eerst in mijn eigen buurt. Daarna heb ik contact opgenomen met mensen uit de Indische buurt, de Pijp, Haarlemmerbuurt, en ook uit de Grachtengordel zelf. Eigenlijk was ieders conclusie toch wel van "hier moeten we tegenaan, we moeten gaan helpen". En toen is het een beetje op gang gekomen. We zijn door het pand gelopen, we hebben alle zwakke plekken, niet alleen qua barricade maar ook bijvoorbeeld bewoners, de zogenaamde bewoners die daar nog zaten, ongewenste logées, te kennen gegeven, eigenlijk overtuigd, dat ze weg moesten. Degenen die wat minder goed te overtuigen waren die hebben we een tijdslimiet gegeven en die hebben we gezegd, we komen dan terug met een grotere ploeg om jullie er gewoon uit te zetten. Dus we hebben eigenlijk het hele pand de eerste week helemaal schoongeveegd. Toen zijn we diverse barricadeploegen gaan samenstellen en materiaal gaan halen. Eigenlijk bouwden we van de grond af een geduchte organisatie op. Je had een transportploeg die van die grote stalen rijplaten haalde. We organiseerden de informatiestroom, we moesten memo's en bulletins in elkaar zetten. We hadden ook een persploeg. Eigenlijk van alles, van de hardware tot het informatieblok moest georganiseerd worden. Vooral de materiële kant, er moest heel veel geld komen om alles te financieren.

Joost: Ineens had zich een heel strikte organisatie gevormd met een strakke taakverdeling en dat was een behoorlijke omschakeling. Ik was er niet zo enthousiast over, maar ik moet zeggen dat er wel erg veel gebeurde, het barricaderen werd een stuk professioneler. Dat de boel met staalplaten werd dichtgelast, daar ging power vanuit, het straalde kracht en dat had ook absoluut zijn charme. Er gebeurde in een keer iets, het werd in één keer veel groter, veel krachtiger en sterker, waardoor die Keijser ook als symbool buiten zichzelf groeide. Vanaf het moment dat de hele stad zich met de Keijser bezig hield, ontstond er een golf van actiebereidheid. Daardoor ontstonden er allerlei lijnen tussen de verschillende buurten, die rond de Grote Keijser samenkwamen. De samenwerking groeide en daardoor werd het gevoel van solidariteit veel sterker."

Theo: Je kreeg een landelijke mobilisatie van allerlei krakers, dat ging vooral via de pers. Er kwam ook radio in het pand, Radio De Groote Keijser, later Radio De Vrije Keijser. Er werd campagne gevoerd onder politie en politici. Ten eerste om ze te informeren en aan jouw kant te krijgen, ten tweede om ze op zijn minst moreel te verzwakken. Er werden ook acties georganiseerd in de richting van politici die verantwoordelijk waren voor politieke beslissingen. Dat kwam ook steeds meer in zwang. We hadden ook contact met politie in het korps zelf die ons doorseinden hoe de situatie was. Er waren ook solidaire politici die ons de precieze politieke situatie doorspeelden. Allerlei commissies en ambtenaren, iedereen werd bespeeld en gevraagd. Er ontstond een enorm netwerk.

Joost: "Bij de eerste ontruimingsdreiging zijn een aantal mensen aan de slag gegaan om een brochure te schrijven met achtergrondinformatie over de Groote Keijser, de positie van OGEM, het verband met handel in onroerend goed, de belangen die in de Groote Keijser staken. Die brochure is in december uitgekomen, de periode dat de Staatsliedenbuurt zich ermee ging bemoeien. Binnen een maand was er een nieuwe brochure geschreven, veel meer vanuit een visie naar de gemeente toe, het GDH en de algemene woningnoodproblematiek. Op zich was het goed dat dat er mee verbonden werd, maar de nieuwe brochure was heel anders opgesteld. Veel politieker van toon, veel meer gericht op de belangen die in de Staats speelden."

Piet-Jan: "Eind 1979 woonde ik op een studentenflat op de Prinsengracht in Amsterdam. Dat was om de hoek van het roemruchte kraakpand de Groote Keijser. Ik had op de middelbare school boekjes gelezen over Provo, dus ik was wel geïnteresseerd in dat soort bewegingen. Maar ik had het idee dat we in een tijd leefden dat er niets meer gebeurde. Via de studie kende ik een meisje en haar vriend zat bij de krakers, echt bij de krakers. Op een gegeven moment, november, december 1979, begon het rond de Groote Keijser ontzettend te rommelen. Het zou ontruimd gaan worden en er werden mensen opgeroepen om zich daar te verzamelen. Toen heb ik me met onze hele gang van de studentenflat op de alarmlijst laten zetten. Zo raakten we erbij betrokken. 's Ochtends om vijf uur verzamelen in zo'n loodsachtige toestand aan de Prinsengracht, het Buurtpand. Dat vond ik heel spectaculair allemaal.
Ik dacht dat het eigenlijk niet meer bestond, een beweging in Amsterdam. En ik vond dat als er om de hoek iets heel verschrikkelijks ging gebeuren, want zo vatte ik dat toen op, dat ik daar niet een beetje in m'n studentenflat bij de verwarming kon blijven studeren. Ik moest wat doen. Ik wilde me daarbij aansluiten. En dat lukte ook. Ik kwam op de alarmlijst te staan.
De Groote Keijser was het symbool van de krakers. Ook het revolutionaire was zo bijzonder. Dat dat toch nog bestond. Hoewel, wij dachten nooit dat we de revolutie gingen maken. Het was meer dat we nog wat konden schoppen, nog wat mooie dingen konden doen. In de Groote Keijser kwam dat alles op een fantastische manier samen. Al die mensen die zich daar verzamelden, en hun lijf in de waagschaal wilden zetten om die panden te verdedigen."

Kees: De Groote Keijser trok mensen aan van allerlei pluimage. En van alle kanten kwamen er automatisch - daar hoefden wij eigenlijk niet zo heel veel voor te doen - solidariteitsverklaringen binnen. Dat creëert een politieke macht en daar was je je wel van bewust natuurlijk. Maar wat nog veel belangrijker is, is dat je jezelf kon zijn. Je was jezelf, je woonde in je pand met je vrienden en je maakte je omgeving zo dat die iets representeerde van dat gevoel, dat vrije levensgevoel. Maar van alle kanten werd dat vrije levensgevoel bedreigd, natuurlijk door de politie en de justitie die zich beriepen op het Wetboek van Strafrecht, maar ook door de politiek en door een stoffige publieke opinie. Ik wil niet zeggen dat je je met z'n allen lekker aan het wentelen was in je zelf gekookte papje, dat niet, maar er was wel een gevoel van jezelf kunnen zijn en dat spreekt een hele hoop mensen aan en die mensen kwamen als vliegen, niet op de stront maar op de lichtjes af. Als gevolg daarvan was er een hele lange alarmlijst en naarmate die langer werd, werden we ook door de politici en de media steeds serieuzer genomen. En dat heet dan opeens politieke macht, dan wordt het hele verhaal topzwaar en dan kom je wat vaker in beeld."

Henk: "Theo vroeg mij of ik een keer een kijkje wilde nemen in de Groote Keijser, want het was nogal lullig gebarricadeerd, alleen met beddespiralen. Er moest iets stevigs voor want daar stap je zo door naar binnen. Het ging om zes panden dus dat barricaderen van de Keijser was een aardige klus.
We zijn met een klein groepje begonnen. De bedoeling was om het in ieder geval ME-vrij te houden, zoveel mogelijk. We hadden een nieuw systeem: eerst houten loopplanken tegen de ramen spijkeren met zesduimers in de kozijnen vast en daar dan rijplaten tegen aangelast, aan elkaar met steigerpijpen aan de achterkant en daar weer stempels tegen aan, aangevuld met zandzakken. Op één na werden ook alle trappenhuizen per pand afgesloten. Per verdieping werden die met betonnen balken, met stalen balken en met zandzakken en rijplaten verzwaard tot tweeduizend kilo aan toe. Daar kwam je dus niet door heen. Dat was maanden werk. De zandzakken haalden we uit het Westelijk Havengebied. We moesten hiervoor met een transitbusje elke keer op en neer rijden. Daar waren steeds weer andere mensen voor nodig, anders hou je zoiets niet vol. Het waren vijftig a zestig kilo per zandzak en elke keer ging het om vijftig zandzakken. Door het gewicht van de hoeveelheid zandzakken die bij de voordeur geconcentreerd stonden om door de panden gedistribueerd te worden, dreigde zo nu en dan de vloer van de Keijser het te begeven.

Rob: "De overheid reageerde op zo'n manier dat ik me in ieder geval sterker ging voelen als subversief element, of hoe je dat ook wilt noemen. Ze leken wel bang voor ons te zijn. Om een voorbeeld te geven: We gingen op een gegeven moment staalplaten jatten en dan reden we met een busje naar een bouwplaats waar die staalplaten lagen. De achterdeuren van het busje gingen open en dan laadden we die staalplaten in. Toen we daar mee bezig waren kwam er een surveillanceauto van de politie aan, we denken shit. Er heerste wat verwarring, maar ze stopten alleen en deden verder niets. Dus hup, die laatste staalplaat het busje in en we rijden weg. Die surveillanceauto bleef achter ons aan rijden tot we bij de Keizersgracht waren, daar stopten we, die politieauto zette z'n grote licht aan en wij gingen die plat en naar binnen sjouwen. We riepen even wat mensen van binnen om te helpen. Platen naar binnen gesjouwd, bus geparkeerd en hup de politie reed verder. Als dat gebeurt ga je toch denken van 'het mag allemaal'. Dus we gingen ook steeds meer dingen doen. Verderop waren ze met schuiten bezig om iets te lassen. We gingen op klaarlichte dag, maar nadat het werk voorbij was, gewoon met een groepje die lasapparatuur daar weghalen. Niemand die ons tegenhield en niemand die wat deed. We hoorden ook via via dat de politie min of meer de opdracht had gekregen om in een bepaalde straal rond de Keijser niet in te grijpen. Het heeft me ontzettend verbaasd dat ze er zo op reageerden. Blijkbaar waren de krachten die we toen ontwikkelden groter dan ik op dat moment besefte."

Henk: Toen het busje het een keer begeven had, zagen we op de Westermarkt een hoop zand liggen. We begonnen daar te scheppen, maar de politie greep in en dan kreeg je een enorme rel. Op een gegeven moment was de halve kraakbeweging ons mee aan het helpen om die zakken te vullen. Binnen no-time hadden we duizenden kilo's zand om de boel verder te versterken.
Sommigen zagen die barricadering absoluut niet zitten, maar die hadden geen benul hoe een ontruiming in z'n werk gaat. We hebben gezegd: 'Het moet gewoon dicht, het moet potdicht, het is een politiek pand geworden het gaat om jongerenhuisvesting. Er moet een voorbeeld gesteld worden'.
Ik bemoeide me alleen op afstand met de politieke discussies omdat ik daar geen tijd voor had. Ik had een opdracht, ik moest ervoor zorgen dat de Keijser zo spoedig mogelijk potdicht zou komen."

Kees: "De eerste keer dat ik zelf te maken kreeg met geweld, was bij de Groote Keijser. We waren de zaak aan het barricaderen en gingen zandzakken halen op de Westermarkt, waar ze de straat hadden opengebroken. Binnen de kortste keer was er politie bij, een enorme matpartij volgde, stevig maar sportief zullen we maar zeggen. Daarna liepen de krakers terug naar de Groote Keijser en de politie bleef achter op de Westermarkt. Maar op mijn de terugtocht naar de Groote Keijser kwam ik op de Keizersgracht nog een politieagent tegen. Ik holde in de richting van het pand en hij haalde uit met zijn gummiknuppel en die kreeg ik zo ongeveer tegen mijn neus aan. Toen heb ik een half uur met braakneigingen op de stoeprand gezeten, dat was mijn eerste confrontatie met geweld."

Ruud: "Bij de Groote Keijser zat ik in de binnenploeg en we zouden de achterkant met fietsen dichtlassen. Door de uitstraling vond ik het heel verantwoordelijk werk. Je bereikte het gehele land. Maar dat betekende ook dat er wegloopkinderen op bezoek kwamen. Vanuit de binnenploeg gezien vond ik het een hele prettige tijd. Ik was in de Nieuwmarkt ook actief geweest, als bewoner toen, dus ook van binnenuit. Ik vond het heel leuk. Je kreeg ook allerlei aparte dingen, zo moest de hele catering geregeld worden, gewoon hele simpele dingen. Er was ook een student die ging onderzoek doen naar de Ogem. Die kwamen daardoor ook slecht in de publiciteit.
Ik voelde meteen van met de Keijser maak je geschiedenis, dat zag ik meteen, hiermee ga je geschiedenis schrijven. Daarom vond ik dat dus heel belangrijk. En er waren heel veel gunstige factoren: Ogem die eigenaar was, die stootte het later af naar een of andere louche heroïnehandelaar. En de reactie van het gemeentebestuur was heel aarzelend, mede omdat het heel moeilijk was om te ontruimen op de grachten.

Kees: "De Groote Keijser, dat vond ik een prachtige tijd. Wij kregen de tijd om ons ongenoegen met de hele wereld te uiten. Die hele kraakbeweging was een amalgaam van mensen met een anti-burgerlijk levensgevoel en of zich dat nou uitte in de kunst of in het theater of in het alternatieve café of hoe dan ook, het hele clubje was in die tijd bij elkaar en wij probeerden daar een politieke vertaling aan te geven. De mensen stonden daar achter, soms met de nodige moeite en soms met heel veel moeite, maar het clubje bleef bij elkaar.

Marga: Ik was een van de oorspronkelijke bewoners, en als zodanig woonde ik daar dus. Ik had er echt voor gekozen om te blijven. Mijn taak was het om daar te wonen. En dat probeerde ik ook zo goed mogelijk te doen. Degenen die kwamen helpen, toch een beetje als gasten, die stelde ik op hun gemak. Ik zette veel koffie en thee. Ik kende ook heel veel mensen, ik wist ongeveer wie wie was, wie wat deed, ik fungeerde een beetje als tussenpersoon, zo van 'ga jij dat met die regelen'. Bewoner van de Groote Keijser zijn, dat gaf een enorme status. Er waren niet zo veel bewoners, dus daar werd ontzettend tegen op gekeken. Wij waren de harde kern. Maar dat viel eigenlijk wel mee.
Het was heel bijzonder om in de Groote Keijser te wonen. Het feit alleen al dat je er zoveel verschillende, uiteenlopende mensen ontmoette. Ik weet zeker dat als mijn leven een andere wending had genomen, ik die mensen nooit ontmoet had. Er zaten een heleboel boeiende, interessante en leuke mensen bij. En ik vond het geweldig om daar bij te zijn, om hun verhalen te horen, heel boeiend. Ik was nog jong, toch een beetje een teruggetrokken type, maar doordat ik daar woonde, heb ik al die mensen ontmoet. Al die mensen die daar in en uit liepen en de dingen die je met ze samen deed. Het was ook heel gezellig, er was altijd wat te beleven. Maar het was ook spannend en interessant. Het ging ook niet om niks. Het was wel degelijk een ideologische beweging. Hier zou van alles gaan gebeuren.
Ik ben er blijven wonen omdat ik het helemaal wilde meemaken, van begin tot eind. Op een gegeven moment kon ik niet meer weg. Er was een ontwikkeling in gang gezet en die moest van begin tot het eind doorleefd worden. Bovendien waren wij ook een hechte groep geworden, ook omdat er altijd gevaar dreigde. Het schijnt dat mensen in oorlogssituaties dat ook hebben, dat je dan naar elkaar toe groeit. Wij deelden daar toch ons leven."

Leen: ""Mijn ervaringen in de Kinkerbuurt waren een aardige opstap om in de kraakbeweging actief te worden, want ik moet eerlijk toegeven dat ik zelf geen kraker was. Dat heeft later in discussies nog wel eens een rol gespeeld. Ik huurde in de Nicolaas Beetsstraat een huis, dus vanuit mijn emotie kon ik niet over een dreigende ontruiming praten. In de Kinkerbuurt kwam dat natuurlijk heel dichtbij, want het was mijn buurman die ontruimd werd. Ik voelde dat wel sterk maar het is niet zo dat ik ooit zelf gekraakt heb gezeten, dat ik ooit zelf de angst heb gevoeld dat je je huis kwijt zou kunnen raken. Ik heb er altijd vanuit een relatief luxe positie naar kunnen kijken. Als er een ontruiming geweest was dan kon ik naar huis gaan en lekker in een stoel achterover zitten.
In de Groote Keijser heb ik ook niet dag en nacht gezeten. Het was zelfs zo dat ik van het begin af aan - en dat geldt nog steeds - een aantal dagen m'n gewone werk had. In die tijd was ik leraar, ik gaf drie dagen les en drie dagen besteedde ik aan de kraakbeweging. Een enkele keer was ik ook wel genoodzaakt om van school weg te blijven. Dat gebeurde niet zo vaak, maar ik weet nog wel dat ik bij een ontruiming in de Staatsliedenbuurt deurwaarder Braan tegenkwam die bezig was een pand te ontruimen. Ik had zijn dochter in de klas zitten en hij zegt: 'Meneer van den Berg, moet u niet op school zijn?'"

Paulien: "De Groote Keijser was ook weer zo'n stedelijke actiekraak en daar deden we altijd aan mee. We waren een soort actievee. Ik had inmiddels al een beetje afstand genomen van de kraakbeweging. Ik was met andere dingen bezig, ik was meer aan het reizen, maar ik wou wel meedoen. Ik vond het een belangrijke kraak, want het was een enorme rij panden en in zo'n dure wijk, daar moest gewoon huisvesting in komen, dat mocht niet als speculatieobject gebruikt worden. Daarom wou ik me wel inzetten.

Pietje: "Met de Groote Keijser was met name de verharding die optrad opvallend. Voor mijn gevoel was het zo van de gemeenteraad moest, de politiek moest gewoon nu beslissingen nemen: of die speculatie door laten gaan of de andere lijn, de kant van overleg. Ze moesten inzien dat er gewoon qua jongerenhuisvesting wat moest gebeuren. Die stad die ging kapot.

Kees: Ik was er niet op uit om grote panden te laten aankopen, dat was niet waar ik destijds mee bezig was. Ik was erop uit om een Freiraum te creëren waar ik mezelf kon zijn en waar ik zelfstandig een vorm kon geven aan mijn leven zonder de bemoeienis van autoriteiten, justitiële, politieke of wat voor autoriteiten dan ook.

Harri: "Als vorm van verzet was het belangrijk dat grote panden waarmee gespeculeerd werd, gekraakt werden. Maar daarnaast was het heel belangrijk dat je plekken had in de stad waar jongeren bij elkaar kwamen en waar ze dingen konden doen die ze graag wilden, dat ze ruimtes creëerden, waar ze uit konden vreten wat ze wilden. Het kraken was dus ook een heel belangrijk sociaal gebeuren. Je had niet alleen maar een huis en daarmee uit.
Vanwege die onruimingsdreiging was er ook een soort kwaadheid van die plek is van ons en die blijft ook van ons. Met die woede die je in je buik had kon je naar de Keijser en daar vond je een heleboel andere mensen die die woede ook hadden en die zeiden: deze plek is van ons en die blijft van ons. De Keijser was een vrijplaats. Een van de leukste dingen vond ik de radio. Daar kon je vertellen wat je wilde, er was geen programma of censuur, alles kon op de radio. Het was ook niet strak gestructureerd, het was een plek waar mensen het leuk vonden om bij elkaar te zijn en waar ze leuke verhalen gingen vertellen voor die radio. Er werd niet alleen uitgezonden maar ook gegeten, er werd plezier gemaakt, er werd gevreeën, er werd bij elkaar gezeten, er werd geluld, er werd muziek gedraaid en feestgevierd, dat was de radio."

Paulien: "In het begin was het wel gezellig in de Groote Keijser ja, totdat het steeds meer werd dichtgelast. In het begin ging ik er misschien een keer per dag langs, ik zat daar echt niet de hele tijd. Er waren mensen uit andere steden, die woonden daar wel echt, de bezettingsploeg, maar ik kwam gewoon kijken of het allemaal goed ging en dan ging ik gewoon weer naar m'n eigen huis. Totdat de ontruimingsdatum dichter bij kwam, toen kwam ik er wat vaker, maar ik heb er nooit geslapen."

Ruud: "De sfeer in de Keijser in die tijd was heel positief. Zeker als je het vergelijkt met deze tijd, die is helemaal verschrikkelijk. Toentertijd werkte ik ook in kraakcafé "De Vergulde Koevoet". We hadden dus een financiële basis om zoiets aan te pakken. Door de publiciteit kregen we solidariteitsbetuigingen uit het hele land. Van een groep jongeren uit Zeeland, van Gramschap, kregen we een brok stuf, dat daar was aangespoeld.
Ton van Dijk, oud journalist van de Panorama en de Haagse Post, kwam naar de Keijser en wilde voor de HP een verslag schrijven van binnenuit. Ton van Dijk was zo'n jongen die dacht 'een verslag van binnenuit dat verkoop ik, goed of slecht dat maakt geen reet uit, want niemand heeft het'. Dus kwam hij toen met een zak amfetamine binnen van een apothekersvriendje. Daar was ik wel kwaad om, want er zaten ook een paar weglopers tussen, die er gewoon vanaf moesten blijven. Maar verder was de sfeer heel leuk. Er werd veel Back Gammon gespeeld, en ook hele goede schaakpartijen die uren duurden, en natuurlijk dat landveroverspelletje. Er waren een aantal mensen die zich daar nachten lang mee op konden houden."

Joost: ""Op een keer zat ik met een medebewoner in het café op de hoek zat toen we ineens sirenes hoorden. Wij gingen kijken waar er brand was en toen bleken er zes brandweerauto's voor de deur van de keijser te staan, één met uitgeschoven ladder. Uit een raampje op 1-hoog kwam een rookpluim. Dat was de munitiekamer, daar lagen rookbommen die ondertussen al een aantal maanden op actie wachtten. Als die te lang lagen konden ze vanzelf afgaan. Wij zeiden tegen de brandweer: je kan wel met die ladder naar boven maar er zitten staalplaten voor gelast, dus dat heeft weinig zin. Het was een slappe tijd en op dat moment bleek er niemand thuis te zijn, dus wij deden de deur voor ze open en dachten 'we wijzen ze wel even de weg'. Het hele pand stond van binnen vol met witte rook en halverwege de trap viel ik flauw. De brandweermannen hadden zuurstofmaskers op en hebben me naar buiten moeten dragen. Na een tijdje kwamen die brandweermannen naar beneden met een dienblad vol half uitgebrande rookbommen en eentje zegt heel trots: 'kijk eens even hier, uit een echte munitiekamer, dit gaat naar het brandweermuseum!'. Ondertussen waren er rechercheurs bijgekomen die de rookbommen in beslag wilden nemen als bewijsmateriaal, waarop die brandweermannen elkaar veelbetekenend aankeken. Vervolgens zei een van hen 'ho, deze branden nog' en gooide ze de gracht in."

Theo: Wij zagen wel mogelijkheden in dat pand. Een geduchte verdediging zou kunnen leiden tot heel veel spektakel in positieve zin. Er zou weer een duidelijk beeld geschapen worden van de woningnood. Van woningnood voor weinig vermogende mensen, niet voor de rijken. Stukjes potentieel woongebied werden gereserveerd voor mensen met geld. We hadden te maken met speculanten als de OGEM en nog een hele hoop kleine en grotere speculanten eromheen. We hebben te maken met een voorbeeldfunctie van dat gebied. Heel veel panden zaten in dezelfde situatie. De bereidwilligheid van heel veel mensen om daarvoor te strijden was aanwezig, dus het was eigenlijk een perfecte situatie. Ook door het gerommel in de OGEM. Er waren bij de OGEM nog ex-ministers en ministers betrokken, dus je kon eigenlijk half politiek Nederland bij de nek nemen. De situatie was eigenlijk ideaal.

Kees: "Daar heb ik ook altijd hele mooie dromen over gehad. Ik denk dat er een grote volksoploop was geweest ervan uitgaande dat tenminste de helft van de mensen die destijds op de alarmlijst stonden, ook daadwerkelijk zouden zijn komen opdagen. Dan stond daar toch een groot gedeelte van de Amsterdamse gemeenteraad, mensen van de PSP, van het Gewest Noord-Holland en andere afdelingen van de PvdA, die zich vrijwillig op de alarmlijst hadden geplaatst. Dan was er in ieder geval een politiek onmogelijke situatie voor de burgemeester ontstaan. Er waren ook andere groeperingen, mensen van de vakbond, huurstakers, woonbootbewoners die zich met de zaak zouden zijn gaan bemoeien. Met andere woorden dan had er een manifestatie van collectief ongenoegen plaatsgevonden. Dan is het verder aan de fantasie wat je je daarbij voorstelt."

Harri: "Je dacht niet meer in termen van revolutie, je had ook niet meer dat idee dat je allerlei mensen moest overtuigen van je gelijk, dat je ze dan aan jouw kant kon trekken. Waar het veel meer om ging was dat je dingen beleefde zoals jij die wilde meemaken en dat je een ruimte maakte waarin je dat kon. Dat was eigenlijk veel belangrijker geworden.
Je trok ontzettend veel op met de mensen waarmee je in die kraakpanden samenleefde. Je was bezig met de Keijser, je was bezig met je buurt, want ook daar ging het kraken voortdurend door. Er werd 's avonds samen gegeten en plezier gemaakt, het ging er vooral om dat je ook lol had in je leven, dat was heel belangrijk."

Gusta: "Wij wilden dat de Groote Keijser niet ontruimd werd. Dat was het enige doel, en we wilden laten zien dat we ons niet zomaar, dat je niet zomaar op je kop getimmerd kon worden, wat wel gebeurd was. Dus al die mensen kwamen samen omdat je nou eenmaal met z'n allen een beetje sterker bent. We gingen zelfs in de aanval of in ieder geval plannen maken dat, als ze kwamen, de stad op z'n kop zou gaan, dat straten open gingen. Zoiets was nog nooit gebeurd. Ik denk dat het initiatief van een paar mensen kwam, maar daar kwam heel veel respons op. Heel veel mensen hadden zoiets hadden van: 'Oké dit is het, nu gaan we het doen'. We hadden de stad in buurten verdeeld. Als er ontruiming zou komen, wist iedereen wat er gedaan moest worden, die zou de Runstraat doen, daar zou de brug open gaan door die buurt en daar zou die buurt een barricade opwerpen. Dat was toen nog nieuw, nu is dat allemaal al gebeurd. Het was de eerste keer dat mensen dachten bij een ontruiming van 'wij gaan niet toekijken, wij gaan iets doen. Die manier van je gaan verdedigen dat was nieuw en het kostte heel veel tijd om dat voor te bereiden.

Pietje: "Wij moesten gewoon voor mijn gevoel, voor de groep waarin ik meedacht, harder optreden. Ze liepen over ons heen. Er werd geen rekening met ons gehouden. We mochten spelen, we mochten iedere dag een pandje kraken, maar het mocht niet te serieus worden. Nou die Keijser, dat werd echt serieus, daar werd het hard tegen hard gespeeld."

Theo: "Je had een instroom van een hele hoop verschillende mensen die mee wilden helpen; je kreeg dus ook een hele hoop verschillende ideeën. Maar je had zeer zeker een grote groep dit keer met diverse leerscholen van acties uit het verleden, zoals de Kinkerbuurt, en die kwamen met het idee van 'we gaan nu door tot het uiterste'. Voor sommigen gold het uiterste als absolute uiterste, helemaal niet meer rekening willen houden met arrestatie, gewond raken, of zelfs erger. Voor de confrontatie, voor de strijd wilde men dat doen wat nodig was, tot men gestrekt ging, of gevangen of gearresteerd zou worden. We hadden nu wel allerlei middelen nodig: lichtkogels, molotovcocktails, de barricades waren ook subliem, het pand was bijna geheel letterlijk dichtgelast, bijna een stalen koepel bij wijze van spreken. Op het dak stonden enorm veel middelen, men wilde ontzettend ver gaan. Alleen "we" dat varieerde nogal. Je had een groep die een confrontatie a la Kinkerbuurt wilde en een groep die gewoon alle middelen wilde inzetten. De kunst was het om ze met diplomatiek gependel allemaal bij elkaar te houden. Maar er werd wel duidelijk gezegd wat de confrontatie in kon houden. Hoewel niet iedereen zich realiseerde wat dat betekende."

Rob: "Het groepje mensen waar ik mee was, we wilden niet hebben dat het een beweging was, wij waren individuen die toevallig voor hetzelfde stonden. Wij waren geen beweging met een politieke achtergrond, wij deden het uit een soort rechtvaardigsheidgevoel, daarom kwamen we toevallig bij elkaar. Je hebt allemaal het gevoel dat je voor iets rechtvaardigs strijdt en dat doe je ook met elkaar. Voor de rest geen moeilijke politieke ideeën er achter."

Joost:" D'r gebeurden zoveel dingen en er waren zoveel mensen uit zoveel verschillende buurten bij betrokken dat het overzicht verloren ging. Waarom bepaalde dingen zo gebeurden als ze deden en wie dat dan bedacht had werd steeds minder duidelijk. Daarnaast waren er ook veel activiteiten die niet binnen de Keijser zelf plaatsvonden. Ikzelf was bijvoorbeeld bezig met het organiseren van posten bij politiebureaus, zodat niet opeens de ME voor de deur zou staan. Bij het hoofdbureau van politie en de ME-kazernes werd 24 uur per dag gepost. Mensen in kamertjes of auto's hielden de boel in de gaten voor het geval er opeens bedrijvigheid waar te nemen zou zijn. Zodoende zou de politie ons niet kunnen verrassen. Ik ben niet in de binnenploeg gaan zitten omdat die zeer strak georganiseerd werd, dat had een militaristisch karakter waar ik mij niet in kon vinden. Het idee je in een pand op te sluiten en te wachten totdat je eruit gehaald wordt zonder precies te weten wat er gaat gebeuren, staat me sowieso niet aan. Maar zeker ook die strakke organisatie, dat paste niet bij mij, daarom hield ik mij meer met de buitenploeg bezig. Het was duidelijk dat Theo bepaalde wat er zou gebeuren tijdens een ontruiming. Er waren wel vergaderingen over de te volgen lijn maar Theo was niet zo'n prater. Hij was een doener met een flinke vinger in de pap. Hij kwam naar de Keijser alsof het zijn werk betrof. 's Morgens kwam hij binnen, regelde van alles, 's avonds ging ie weer naar huis. Dat stond in schril contrast met de mensen die daar woonden of de permanente bezettingsploeg vormden. Die zaten 24 uur per dag tussen de staalplaten en hielden er een andere levensstijl op na."

Gusta: "Het was heel spannend om de hele nacht in een autootje bij het politiebureau te posten om te zien of de ME-bussen in gereedheid werden gebracht. Het was heel koud, maar dat gaf allemaal niks. We moesten melden als er grote activiteit was, want dan zou de ontruiming komen. Uiteindelijk bleek dat er altijd lang van te voren weet ik veel hoeveel wagens bij ontruimingen uit andere steden kwamen, maar dat wist ik toen nog niet.
Het was eigenlijk het eerste moment waarop de buurten de koppen bij mekaar staken en het een beweging van de stad werd. Mensen vanuit de hele stad gingen zich met één pand bemoeien. Het was de tijd van de grote stedelijke vergaderingen, met z'n allen in de kelder van de Groote Keijser. Je kan zeggen dat er rond de Groote Keijser voor het eerst een poging gedaan werd om een structuur in de beweging te krijgen. Er was tot op zekere hoogte een organisatiemodel, mensen deden pogingen om gezamenlijke verklaringen uit te brengen en gezamenlijke activiteiten te ondernemen, maar verder bleef het een chaotische beweging.
Er was een hele grote groep mensen die niet op drie-hoog- achter voor een huur van / 500,- op een kamertje van 3x3 wilden zitten. Die gingen huizen kraken waar ze konden werken, met meer ruimte en ateliers, mensen gingen allerlei bedrijfjes opzetten, een bouwbedrijf of een fietsenmakerij, of richten hun eigen coffeeshop op, mensen gingen fotograferen of schrijven, iedereen vond een eigen plek in die kraakbeweging. Het waren allemaal mensen van de beweging, die heel erg betrokken waren bij het verdedigen van huizen. Dat was de bewegin. Die beweging was niet: 'Wij voeren actie voor de Groote Keijser'. Voor een aantal mensen was dat de beweging, maar voor heel veel niet."

Paulien: Ik kreeg een prachtige taak. Theo dacht dat ik de leiding van de dakploeg wel aankon, achter, op de binnendaken. Die moest ik dan met de mijnen bewaken, dan moest ik leiding geven: 'Verdedigen aan de achterkant', 'meer stenen naar de zijkant'. Of hoe de vluchtroute liep en dan moest ik op het juiste moment zeggen: 'En nu moeten we eruit!'. Ik weet het eigenlijk niet, ik heb het nooit gedaan uiteindelijk.

Jack: "De Keijser was een heel groot pand, het was een gigantische organisatie om dat te barricaderen. Je kreeg niet alleen een barricadeploeg, maar ook een fourageploeg en allerlei andere ploegen om het zaakje te regelen. Als er een ontruimingsdatum bekend was, moest er ook een bezettingsploeg komen, zodat je zeker voor het moment suprème voldoende mensen had. We hadden een tactische verdeling gemaakt. Een dakploeg en een grondploeg zouden verschillende delen van het pand onder hun hoede nemen, zowel bij het barricaderen als om het tijdens het gevecht te verdedigen.
Als de confrontatie al plaats zou vinden dan zouden ze over de grond komen met pantserwagens die dan de boel zouden openbreken en met hoogwerkers via de belendende percelen of de achterkant. Het was duidelijk dat op het dak een confrontatie zou plaats vinden. Het is nooit zover gekomen, maar wij hebben wel plannen gemaakt. Wij stelden ons voor hoe zo'n ontruiming in z'n werk zou gaan. Wat voor middelen zetten ze in? Van welke kant komen ze? En als ze met bepaalde middelen komen, zijn we daar dan ook op geëquipeerd, met andere woorden kunnen we die aanval dan pareren? In het begin hadden we het over stenen en knuppels, over simpele smijtmaterialen. Die zouden misschien in eerste instantie een aanval kunnen afslaan maar in tweede instantie zouden we dan zeker het onderspit delven."

Ruud: Het werd een beetje een bewapeningswedloop. Op het dak, het had een heel mooi, hoe noem je dat, waar Amsterdam zo beroemd om is, enfin zo'n hele mooie voorkant met twee grote puntige daken. Wat we gedaan hebben, is dat we achter die voorkant op die puntdaken de pannen, de latten, alles hebben weggehaald. Hierdoor kon je al lopende op het dak alles zien wat er beneden gebeurde.
De hele verdediging van de Keijser was in het begin gebaseerd op het afslaan van een aanval. Mijn idee was het te proberen om het in ieder geval een etmaal uit te houden. Want dan groeit het uit zijn eigen grenzen. Daarvoor waren die fietsen en dat staal. Ik vond een lading vuurwerk. Dan nam je aardappelen en daar deed je ritjes in. Maar dat is eigenlijk scholierenwerk. Op een gegeven moment dacht men dat de ontruiming eraan zat te komen. Dan liep je door het trappenhuis en dan zag je Pietje en Theo met elkaar praten over de verdediging van het pand. Toen zei ik 'Ho, Pietje en Theo, ik zit binnen en ik bepaal wat er binnen gebeurt, er kan geen sprake zijn van een andere lijn'. Toen ben ik naar Onkruit in Utrecht geweest en vroeg wat ze er daar van dachten. De enige mogelijkheid was dat ze met een soort tank zouden komen om een gat in de gevel te maken. Het is heel simpel, als we dan een molotovcocktail naar beneden gooien en er zit zo'n hardliner in, blijft ie dan zitten of gaat ie fietsen. Als de politie kwam was de vraag gooien we brandbommen naar beneden of niet. Voor mij was er geen andere mogelijkheid, ik zou ook degene zijn die gooide, want je laat dat niet aan iedereen over. Later kwam er een discussie over geweld toen er een punker was die een stok bij zich had met een enorme spijker er door heen. Toen zei ik 'Wat is dit, man?', Gaan jullie mensen vermoorden?. Als ik in de voorste linie naast je sta dan geef ik jou eerst een klap, want als jij iemand mist dan zit die spijker door mijn hoofd.' Dat soort dingen moesten gewoon tegengegaan worden. Feitelijk is dat heel goed geregeld.

Kees: "Het eeuwige verwijt van geweld. Het geweld werd in eerste instantie aangewend door de overheid, die met alle kracht en alle middelen de krakers bestreed met een beroep op het Wetboek van Strafrecht en de rechtsstaat en dergelijke. Wij reageerden daarop met 'Jullie rechtsstaat is de onze niet'. Het is natuurlijk zo dat er in de Groote Keijser een munitiekamer was met brandblusapparaten die door een of andere student chemie een beetje verbouwd waren. We hadden aardappelen met rotjes erin. We lieten de pers in de munitiekamer om te laten zien dat we onszelf serieus namen. Het is natuurlijk heel prettig als je het gevoel hebt dat jezelf kunt zijn, daar hoef je je toch niet voor te schamen, en dat kan je laten zien ook. Dat heeft niets te maken met het laten zien dat je desnoods bereid bent tot het bittere einde door te strijden, we lieten zien van 'kijk, wat jullie doen is tot daaraan toe, maar wij nemen onszelf wel serieus'. En dan zie je dat daar ontzettend de nadruk op wordt gelegd. Desondanks krijgt de pers met dat geweldsverwijt, zeker in de periode rond de Groote Keijser, geen grip op die kraakbeweging. Die kraakbeweging blijft echt zichzelf en kan heel rustig zeggen: 'jullie hebben het zo begaaid, we zitten met een sociaal-democratische burgemeester, die de zaak de laatste tien, twintig jaar zo heeft laten versloffen'. We hadden een waslijst van misstanden waar we ons op konden beroepen en dat was kennelijk toch overtuigender dan dat eeuwige gezeur over het vermeende geweld, dat ook maar steeds niet kwam. Het enige geweld tot dan toe was het geweld van die Kinkerbuurt geweest waar de krakers behoorlijke klappen hebben gekregen. Daarom vond ik het ook een zwaktebod als mensen daarmee kwamen. Er was binnen de beweging wel discussie over, hoe ver willen we gaan, maar het was geen groot onderwerp. Het belangrijkste onderwerp in die periode was 'komen er wel genoeg vrouwen aan het woord en komen er wel genoeg mensen uit de verschillende buurten over het voetlicht van de diverse media'. Dat werd dan met de nodige ruzies en met de nodige liters bier na verloop van tijd altijd weer opgelost.

Jack: Van lieverlede, dan praat je toch over weken, radicaliseerden niet alleen wij maar alle mensen in het pand. Op vergaderingen en in informele gesprekjes had je het continu met elkaar over de aanval die zou komen. Door de steun die van buiten kwam, niet alleen uit Amsterdam maar ook uit de rest van het land, was het duidelijk dat dit pand gezien werd als symbool, niet alleen door wat wij ervan maakten maar de mensen voelden dat ook echt zo. Daardoor mochten en konden wat ons betreft de middelen steeds zwaarder worden. We moesten natuurlijk wel zorgen dat we de buurten eromheen mee lieten delen in onze radicalisering. Wij zaten elke dag in het pand met die dreiging, elke nacht konden ze weer binnenvallen, elke ochtend vroeg. Als je dan geen contact onderhoudt met andere buurten gaat dat een eigen leven leiden.
Op een gegeven moment vonden wij stenen niet meer genoeg, je kunt ook net zo goed een molotovcocktail gooien als ze zover komen dat ze het pand willen betreden. In het begin was daar wel discussie over, maar als wij een tactisch plan zouden maken, en als er niemand van ons buiten zou staan die hem op zijn hoofd kon krijgen, en als er alleen maar politie beneden zou staan, dan mochten we hem uiteindelijk ook wel gooien. En zo werd de zaak steeds radicaler, niet alleen wat betreft verdediging, ook wat betreft de aanval. Het wordt dan ook duidelijk dat het wel eens een keertje fout zou kunnen aflopen voor enkele of meerdere van ons. Uiteindelijk bleek in de discussie dat eigenlijk iedereen zei van 'Ja, daar gaan we dan maar voor, dit pand is zo belangrijk, de woningnood bestrijden is zo belangrijk, dat stukje vrijheid pakken en verdedigen is zo belangrijk, daar gaan we voor, zover als het moet'. En ver wilde zeggen met inzet van je eigen leven. Het is minder heroïsch dan het klinkt, maar dat was wel het gevoel van die tijd, zeker bij mij. Je stond op het dak en dat was toch een vrij hoog gebouw en als je erover nadacht, laat staan als je over de rand keek en dat deden we regelmatig want tenslotte was dat ons werkterrein in het geval van verdediging, dan had je het er toch wel vaak over wat er zou gebeuren als er iemand het dak afglijdt, nog niet eens over als hij er afgeslagen wordt. Dat was het gevoel dat je had en daar ging je voor."

Marga: "Als er ontruiming zou komen, dan zat ik in de binnenploeg en zou ik de EHBO doen. Ik had toen zo'n wit dingetje gemaakt met zo'n kruisje erop, en ik had nog wel ergens een paar pleisters. Ik was daar ook de aangewezen persoon voor, want ik had als meisje ooit mijn EHBO-diploma gehaald. Ik zou er op af gaan als mensen in elkaar gerost werden, met mijn pleisters. Zo had ik mij dat voorgesteld.
Ik wist niet hoe ik me zou gedragen als het echt heel gewelddadig zou worden, dat wist ik niet. Het enige dat ik eigenlijk wel wist, is dat ik wel binnen in het pand wilde zitten. Maar meedoen? Ik weet niet hoe het geweest zou zijn. Het uur van de waarheid is nooit gekomen."

Theo: "Als je confrontatie aangaat, moet je, vind ik, gaan tot het uiterste, je moet niet bluffen. Als er een ijskast op het dak staat, moet ie ook van het dak af, als dat nodig is. Alles moest eraan gedaan worden om die ontruiming uit te stellen of zelfs tegen te houden."

Paulien: "Ik ben eruit gestapt voordat de grote actie zelf kwam, ik vond het veel te heet worden in de Keijser. Ik vond het al niet zo leuk dat toen ik er de eerste keer kwam het hele pand onder water stond. Zo'n mooi pand, hoe dat kapot was gemaakt, dat ging me eigenlijk wat te ver. Al op de eerste dag van de kraak werd gewoon de zaag gezet in de mooie ronde deuren om ze als barricade te gebruiken.
Rookbommen stonden er ook, die zijn niet zo gevaarlijk, daar was ik het mee eens, verfzakjes oké, maar toen ik hoorde dat er molotovcocktails binnen waren, die echt ingezet zouden worden tegen de politie, toen heb ik me geen moment bedacht eigenlijk, toen ben ik gewoon weg gegaan. Daar wilde ik helemaal niet bijhoren en in plaats van daar werk van te maken, heb ik gezegd: 'Nou de groeten, ik ga gewoon aan de buitenkant demonstreren'.
Ik ben helemaal niet voor geweld, ook niet als het om woningen gaat. Je kunt misschien proberen de politiek erop te wijzen dat er huizen leeg staan en je kan nog wel eens een ludieke actie doen. Ludiek actie voeren, gewoon zo'n pand bezetten en dicht maken, maar geen geweld tegen de politie, ik heb nog nooit een steen gegooid. Dat hoeft voor mij niet. Ik was op zich niet bang voor dat geweld, bij de bestormingsploegen stond ik altijd vooraan. Ik had vooral een grote mond, ik was ook kwaad als ik geslagen werd maar dan ging ik niet óók de politie aanvallen. Die worden ook maar ingezet, nee, ik hoef niet iemand te slaan."

Theo: "Het is ontzettend moeilijk om een actie naar ieders tevredenheid te laten verlopen. Het inzicht is zo verschillend. Iemand die heel erg bang is die wil absoluut dat de hele geweldssituatie onder controle is en helemaal voorspelbaar; dat is een onmogelijke eis. Zo'n iemand moet begeleid worden op een of andere manier door een ervaren activist, of kiezen weg te gaan, maar het is volstrekt onmogelijk om dat allemaal keurig te organiseren. Je houdt toch conflicten. Daar moet je ook rekening mee houden, met interne conflicten. Wordt het te erg, dan zul je toch wat mensen buiten de deur moeten zetten. Dat is toen ook wel gebeurd. Je kreeg allerlei rare situaties. Mensen wilden ons ondersteunen met hasjiesj, je kreeg hele rare vormen van solidariteit, hebben we ook buiten de deur moeten houden en weg moeten doen. Een deel van de solidariteit was dus ook niet te gebruiken, was niet goed voor de actie."

Leen: "We werden serieus genomen, we werden als pand serieus genomen. Ik heb nog nooit zoveel publiciteit rond een pand meegemaakt als rond de Groote Keijser, iedere dag was er wel een krant of een televisiezender die er aandacht aan besteedde. We hadden in de Groote Keijser een vrij grote publiciteitsgroep, ik zie ons daar nog zitten, met zijn tienen, vijftienen praten over hoe we Brandpunt moesten benaderen, of we die-en-die ploeg wel binnen zouden laten, wat hun bedoelingen waren, we hadden zoveel aandacht dat we bijna konden kiezen uit wie wel en wie niet."

Jack: 'Revolutie is een groot woord, maar het was wel duidelijk dat dit voor het eerst was in de Hollandse geschiedenis van deze eeuw dat er mensen voor het verdedigen van hun belangen, voor één pand, zover wilden gaan dat men daarvoor wilde sneuvelen. Niet omdat men dat nou zo graag wilde maar omdat men vond dat het recht dat men wilde behalen het inderdaad waard was.
We wilden eigenlijk graag een ontruiming. Maandenlang hebben wij ons gebarricadeerd en actie gevoerd rond het pand. Er waren wel ontruimingen, maar in andere buurten. We hadden het idee dat er misschien iets uit onze vingers glipte. Met dit pand kunnen we echt iets bereiken, kunnen we al die mensen die om ons heen solidair zijn de straat op krijgen, want wat is er mooier dan dat je tienduizenden mensen de straat op krijgt die allemaal voor hetzelfde doel strijden en dat je de overheid op zijn knieën krijgt. Dat was een ideaal dat wel aardig klonk, dat je kon dicteren wat jij vond. Wij bepaalden de aandacht, de media, wij bepalen op dat moment alles wat er gebeurde in Amsterdam. Dat was niet verkeerd, daar ging je voor.

Gusta: "Wij riepen altijd "wij hebben geen leider", want er was niet één mening, er waren duizenden meningen, maar dat was geen probleem. Iedereen deed een beetje waar hij zin in had, er was eigenlijk maar een heel klein groepje bezig met een politieke strategie. Het was een groep mensen die macht wilden of die de kraakbeweging zagen als een middel om macht te hebben. Dat wilden wij ook wel, want iedereen wilde wel een beetje meer macht, maar dat deed je al op de manier waarop je woonde en de manier waarop je je leven organiseerde en waarom je gestopt was met je studie. Ik wilde heel graag dingen doen, ik had het gevoel dat ik twintig jaar onderwijs had gevolgd en dat het wel even welletjes was, ik had schoon genoeg van die boeken. Ik ging iedere maandag op de Noordermarkt staan, broeken maken, en ik ging fotograferen, ik ging stucen en timmeren.
Die kraakbeweging bestond uit een hele grote groep mensen die een beetje meer vrijheid wilden om in Amsterdam te functioneren en te werken, die het een beetje anders wilden doen. Dat begon bij wonen, dat begon bij buurten. Daarnaast werden er panden bedreigd en daar kwam je voor op."

Paulien: "De vergaderingen in de Groote Keijser waren minstens net zo ellendig als de stedelijke overleggen, maar hier zat meer druk achter. Het waren altijd degenen met de grootste mond die aan het woord waren, en er waren zoveel argumenten, en je moest zo goed van alles op de hoogte zijn, dat ik me meestal niet eens aan de vergaderingen waagde. Ik ging weleens luisteren maar ook dat eigenlijk liever niet.
Ik had wel het gevoel dat je serieus genomen werd, maar je moest dat allemaal onderbouwen en die argumenten werden gewoon ondergraven, ja je moest gewoon echt van hele goede huize komen wou je daar van winnen en ik wou niet van ze winnen, ik wou iets aan de woningnood doen. Ik kon dat niet in m'n eentje veranderen, ik had ook de energie niet om daar mensen voor te verzamelen, die dat dan samen met mij moesten gaan veranderen, daar was ik helemaal niet mee bezig."

Theo: "Omdat je met een enorm verschil in ervaring zat, kon je moeilijk altijd alles eerlijk tegen iedereen vertellen. Veel informatie was sowieso niet geschikt om aan iedereen te vertellen. Vaak konden mensen hun mond niet houden. Er waren genoeg mensen, ook betrouwbare activisten, die dronken raakten in een café, om maar een voorbeeld te noemen, of die in spannende situaties buiten zinnen raakten van angst en die kon je niet exact op de hoogte brengen want dan werden er hele acties verstoord. Dus die eerlijkheid zat er niet altijd in, maar je probeerde dat met een diplomatieke sfeer en in een zo goed mogelijke overlegsituatie op te lossen.
Tijdens een actie is overleg niet meer mogelijk. Het moet van te voren zo goed mogelijk georganiseerd en gestructureerd zijn, zodat je op het moment dat je tot actie overgaat je niet nog gaat discussiëren over methodes van verdedigen en van confrontatie aangaan, zeker niet in een situatie waarin elk moment de ME voor de deur kan staan. In de Keijser ontstond op een gegeven moment een situatie dat je moest pendelen tussen de ene en de andere groep om te voorkomen dat die twee groepen in elkaars haren gingen zitten. De ene groep wilde met hun volle gewicht voor de deur gaan staan en zich in elkaar laten slaan, de andere groep op het dak mocht dan niks gooien en moest maar afwachten tot de ME de groep beneden te pakken had. En dit terwijl er in de ploeg op het dak een bereidheid was om bijna met alle middelen, behalve met vuurwapens, de verdediging ter hand te nemen. Dus de groep met wat meer angst en onervarenheid moest duidelijk overtuigd worden van 'je hoeft niet weg, doe mee, maar pas je aan aan de situatie". Boven was er een groep die veel radicaler was, maar die moest zich ook aanpassen. Er ontstond een heel goede situatie, want iedereen bleef, geen overbodige of gevaarlijke discussies."

Ruud: De beslissingen in de Keijser werden massaal genomen. Er was altijd een binnenploeg van 20, 30 mensen binnen. Daar werden dingen doorgesproken en dan werd er besloten. De meeste beslissingen over wat er binnen moest gebeuren werden dus gezamenlijk genomen. We wilden echter bij het uitzetten van de grote lijnen ook betrokken worden. Daar is wel eens een communicatieprobleem ontstaan. Verder vond ik het intern prima gaan. Uit alle buurten kwamen mensen die wilden ondersteunen. Voor een paar nachten en dan weer weg, maar dat kon ook geregeld worden. Theo heeft er voor gezorgd dat een grote groep mensen zich met de Keijser verbond en op wat voor manier dan ook meehielp. Er was zoveel te doen.

Kees: "Ik kwam een keer terug van weg geweest en in het café om de hoek van de Groote Keijser, café Piepel, was de verzamelde pers zoals gebruikelijk aanwezig. Er was inmiddels een pamflet uitgedeeld waarin namens de krakers van de Groote Keijser gezegd werd dat het aanbod van de gemeente om het hele zaakje op te kopen, geaccepteerd werd. Toen ben ik op een stoel geklommen en heb gezegd: 'Dit geldt niet, ik kom over een kwartier met een nieuwe verklaring'. Daar stond heel simpel in dat wij vonden dat de gemeente de hele zaak maar moest onteigenen volgens de Woningwet van 1946 of zoiets. 's Avonds kwamen we met zijn twee-, driehonderden bij elkaar en dan werd er eens flink door elkaar heen geschreeuwd. De ene club die zei van: 'Ik wil dat de zaak onteigend wordt', en de andere club zei: 'Het is toch een mooi succes als het hele zaakje wordt aangekocht'. Tussen die twee uitersten door kwam als een deus ex machina het vorderen uit de lucht vallen. Op die manier werd de hele Groote keijser als baken van de tegenbeweging in die periode nog een paar maanden een langer leven gegund.
Ik kan er nou vrolijk over praten maar dat was een moment waarop je voorzichtig moest zijn dat de boel niet met ruzie uit elkaar barstte. Dat is niet gebeurd en eigenlijk tot en met de laatste snik niet. Daarom heeft die hele periode ook zoveel goede herinneringen opgeleverd voor mij. Dat ik dat meegemaakt heb, dat ik daar zelf aan meegewerkt heb, daar ben ik trots op. Dat ik dat toch mee heb helpen vormgeven. Ik wou dat ik dat nog een keer kon doen, dan zou ik het zeker doen. Misschien ga ik het nog een keer doen."

Jack: Met Theo, Kees en nog een aantal anderen die fulltime in De Keizer bezig waren, had ik dagelijks contact. Dan werd de lijn besproken. Ik was zelf vrij jong en kon niet altijd bevroeden hoe het moest gaan lopen, maar ik zat er in ieder geval bij om ervan te leren, want ik was zeer leergierig. Het was een heel spannende tijd en alles was nieuw of leek verder te gaan dan ooit daarvoor. Het was allemaal vrij strak georganiseerd en het contact en de samenwerking was zeer intensief, echt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat was je aan het plannen, aan het werken, aan het barricaderen ook, je werkte aan het contact met buurtbewoners, aan het contact met de media. Er was inmiddels een eigen radio in het pand die dagelijks uitzond om mensen op te roepen tot solidariteit. Er werd heel hecht samengewerkt.
We wisten dat we door die confrontatie aan te gaan het gevecht misschien militair zouden verliezen, we waren tenslotte geen militairen of politie, we hadden de wapens en de materialen niet die onze tegenstanders wel hadden, maar we zouden het wel politiek kunnen winnen. Dat was niet alleen maar een indruk, dat bleek duidelijk uit de solidariteit om je heen, er waren heel veel groepen in de samenleving aan het morren, aan het stoken, aan het proberen om hun ruimte ook te creëren op allerlei terreinen. En dat voelde je, vandaar dat je zei: 'Hier gaan we niet uit, hier blijven we zitten, er moet nog meer gebarricadeerd worden en die ontruiming moet er komen'."

Joost: "Theo was iemand die veel voor elkaar kreeg en op momenten dat het nodig was klaarstond, iemand die een soort zekerheid uitstraalde. Ik kan me herinneren dat er tijdens rellen vaak een hoop stillen waren, als je dan toevallig naast Theo stond gaf dat een zeker gevoel. Je kon er van op aan dat ie geen stap terug deed, eerder een stap vooruit. Hij had zeker aanzien, hij werkte ook hard. In het persoonlijk contact zat er echter een steekje bij hem los, mensen als individuen telden niet. Hij zag mensen meer als soldaten, dat gevoel heeft ie bij mij tenminste altijd opgeroepen. Jack heeft nooit een grote rol gespeeld in de Keijser. Hij liep altijd als een soort luitenantje achter Theo aan. Ikzelf en de meeste mensen waar ik mee optrok hebben Jack nooit serieus genomen in die periode."

Kees: "Theo had een iets hoger tempo dan ik en dat was eigenlijk vooral te merken als we onszelf moesten verplaatsen. We woonden in de Staatsliedenbuurt, dat ligt ongeveer een kilometer of drie, vier van de Groote Keijser. Als er een of ander akkefietje was, bijna altijd volstrekt onbelangrijk, dan reageerde met name Theo alsof de stad in brand stond en het nu allemaal moest gebeuren. Ik ging dan met de fiets en hij ging op de brommer. Hij was er altijd veel eerder dan ik. Maar er is een keer een situatie geweest dat mijn fiets kapot was, en toen ben ik bij hem achter op die brommer naar de Groote Keijser gegaan, met ware doodsverachting dwars door het verkeer heen. Er lag een pak sneeuw van heb ik jou daar. Uiteindelijk met de haven in zicht moesten we op de Rozengracht rechtsaf naar de Groote Keijser en daar gingen we met zijn tweeën, toen lagen we in een pak sneeuw van een halve meter, dat vond ik prachtig."

Jojo: "Het moment dat de strijd rond de Groote Keijser veranderde, was toen de rol van de gemeente in het spel kwam. De leus "Wij eisen ontogeming" werd omgezet in de politieke eis naar de gemeente toe dat die het pand zouden vorderen en geschikt zouden maken voor jongerenhuisvesting. De krakers waren jongeren geworden en het kraken werd huisvesting. Het werd toegespitst op een politieke strijdvraag naar de gemeente toe. Daarvoor moest het pand intern gecoördineerd en op orde gebracht worden, oftewel de mensen die daar een beetje vaag rondhingen, moesten aan het werk worden gezet. De stedelijke beweging die er ontstaan was, werd in de vorm van vergaderingen bewerkt. Er werden voorstellen gedaan waar nooit over gestemd werd maar waar op een gegeven moment iemand zei, bijvoorbeeld Theo van der Giessen: 'We zijn het er allemaal over eens dat we het zus en zo gaan doen'.
Theo was er altijd op uit om een diffuse beweging van vage zooi in verschillende buurten en panden politiek te coördineren. Theo en ik konden elkaar heel goed waarderen. We konden behalve heel goed samenwerken ook stevige discussies hebben. Ik had veel respect voor zijn inzet en kennis, alleen had ik af en toe het idee van 'nu ga je te ver, nu ga ik op de rem staan'. Dan verhief ik mijn stem in de vergadering of ik publiceerde wat in de Kraakkrant. Ik probeerde duidelijk te maken dat het niet goed is om een eenzijdig en nogal saai politiek schema te willen leggen op iets wat een beweging was.

Theo: "We wilden niet ten koste van alles ontruiming voorkomen. Je kan zelfs gebaat zijn bij een ontruiming omdat die confrontatie dan plaats vindt. Een van de strategieën, tactieken die je ook moet hanteren binnen een confrontatiepolitiek is dat je eisen niet haalbaar mogen zijn, dat is een tactisch gegeven.

Kees: "De teleurstelling voor mij bestond erin dat de Keijser niet ontruimd is. Er waren een paar momenten in die periode dat we in de Groote Keijser zaten, dat het dreigde te gebeuren, maar na twee, drie keer, barstte de bom. Polak was 's ochtends al heel vroeg voor de radio te horen met het verhaal van 'We ontruimen definitief niet vanwege gevaar voor mensenlevens aan de kant van de politie en aan de kant van de krakers'. Toen viel voor mij het doek. Het initiatief werd overgenomen door het stadhuis en de politieke slagkracht van de hele beweging nam vanaf dat moment af. En daar had ik nogal wat zinnen op gezet, ik was daar heel erg mee bezig geweest. Ik was zeer teleurgesteld en ik had er niet veel goede hoop op dat we dat momentum binnen een afzienbare periode nog een keer zouden kunnen terugkrijgen. Het politieke initiatief, het actie-initiatief was ons ontnomen, je kan ook zeggen hebben we ons voor een groot gedeelte laten ontnemen door de politici."

Theo: "Het pand moest sowieso zolang mogelijk behouden blijven voor de achterliggende doelen. We wilden eigenlijk gaan beginnen met een enorme campagne om duidelijk te maken waarom de woningnood in stand gehouden werd. We vonden jongerenhuisvesting eigenlijk maar een bijkomstigheid. Iedere woningzoekende moest erkend worden als woningzoekende en volgens de grondwet, volgens de wet een woning krijgen. Hoe de machthebbers dat oplosten moesten zij maar weten, het moest á la minute moest dat gewoon. Voor de rest zaten er ook andere motieven achter: wat ons betreft kon het hele politieke bestel op de helling."

Jojo: "Een beweging is voor mij iets dat heel veelvuldig is en dat vele kanten uit mag gaan en dat je niet in een kader moet dwingen met maar één lijn, één organisatievorm en waar nog maar één doel voorop staat. Dan sluit je teveel uit.
Een goed voorbeeld van de rechtlijnige politieke structuur en beweging die Theo voor ogen stond, was het voorstel om het leegstaande, voormalige partijkantoor van de Partij van de Arbeid in de Tesselschadestraat te kraken. Dat was voor mij nou typisch een voorbeeld van een politieke kraak waarbij het er helemaal niet om ging of er mensen waren die daar wilden wonen of dat het een fantastisch pand was om te kraken, nee, het was puur om de PvdA te pakken. En dan ben je politiek aan het bedrijven. De actie was in wezen toegespitst op het kraken van de PvdA. Ik had het gevoel dat daarmee een grens werd overschreden, want je kraakt toch in de eerste plaats voor jezelf, omdat je een huis nodig hebt of omdat je een huis vindt dat je aantrekt, waar je dingen wilt gaan doen."

Theo: "In het begin hadden we vrede met een flinke confrontatie waarbij duidelijk werd wat wij uitdroegen, wat er aan de hand was, wat de overheden wilden en hoe speculanten hun gang konden gaan. Later werd het steeds meer van dit pand kunnen we gaan behouden. Dat betekende nieuwe strategieën, we kregen steeds meer bondgenoten. Je kreeg ook allerlei rechtskundige aspecten erbij. Je kon panden aankopen bijvoorbeeld, vorderen kwam ook heel sterk op. Die mogelijkheden had men. Wij konden aantonen dat bij de overheid de wil niet aanwezig was ondanks het feit dat er mogelijkheden zat waren. Ze werden steeds meer in het nauw gedreven. Zelfs de Rechtswinkel en allerlei andere rechtsorganisaties stelden zich achter het idee op dat er gevorderd kon worden. Maar er was ook al vijf jaar lang over HAT-eenheden (huisvesting voor alleenstaanden- en twee-persoonshuishoudens) voor de jongeren gesproken, zonder dat er ooit een pand opgeleverd was. We konden aantonen dat in feite voor al die groepen geen ruk gedaan werd. Bij een hele hoop andere panden in het land deed zich precies dezelfde situatie voor. Die begonnen spandoeken op te hangen, van Rotterdam tot Groningen en Limburg: 'de Groote Keijser is overal'. Dat werd ook ons motto, dus overal ontstonden brandhaarden met de Keijser als episch centrum."

Kees: Uiteindelijk leidde dat tot een groot politiek verhaal direct gericht tegen de mensen van de OGEM, de toenmalige eigenaar, de politieke verantwoordelijken, met Polak natuurlijk bovenaan en Pelle Mug, de toenmalige fractieleider van de Partij van de Arbeid, en natuurlijk politie en justitie als vaste hoofdrolspelers in het hele drama. De rollen waren verdeeld en ik had althans het gevoel dat de revolutie op het punt stond los te barsten en dat het gemeenschappelijke ongenoegen eindelijk eens op straat zou komen."


De Vondelvrijstaat: 29 februari 1980 - 3 maart 1980

Pietje: "De Vondelstraat was een pand dat zogenaamd beschermd werd door de Jezusbeweging of zoiets. Het was al eens eerder gekraakt geweest, het was ontruimd geweest en de sfeer in A'dam was zo dat 'Dit laten we niet op ons zitten, dit pakken we terug'. In die periode konden we - dan praat ik over de kern die toen actief bezig was - makkelijk twee, drieduizend man op de been krijgen. Met veertig man harde kern, goed ingepakt met helmen enzo, zouden wij het pand pakken. Wij vermoedden dat er politie in het pand zat en andere bescherming, maar daar waren we niet bang voor, dat konden we makkelijk hebben. Dat was ons al vaker gebeurd, dat we de politie het pand uitgejaagd hadden.

Theo: "Binnen het bereik van de Keijser had de overheid weer een situatie gecreëerd dat mensen met hulp van de politie uit een pand gegooid werden, terwijl er geen enkele wettige grondslag voor was. Men was laaiend. Er was toen geen enkele discussie meer over hoe de confrontatie moest plaatsvinden.
De mensen gingen de confrontatie voorbereiden. Stokken, helmen, al het materiaal wat nodig was om je flink te weren, werd erbij gehaald. De groepen werden ook groter, er waren honderden mensen die zich bereid verklaarden om mee te strijden. De voorbereidingsploeg van meer dan vijftig mensen was tot het uiterste bereid. Ze moesten het pand gaan bezetten en eventueel alle zware jongens eruit smijten, onder het oog van de politie desnoods. De ME was al aanwezig, die voelde dat er iets broeide.
Honderden mensen verzamelden zich op drie punten. Dat viel op, het was ook echt een grootse operatie. Dus we hadden een afleidingstactiek bedacht, dat eerst een groep naar het stadhuis zou gaan om daar te demonstreren en te bezetten, zo werd het dan ook luidkeels aangekondigd. Nou, daar trapten de politie-eenheden en de top in en die gingen zogenaamd voorkomen dat er iets met het stadhuis gedaan zou kunnen worden, overigens dat was dus ook niet met iedereen te overleggen, dat was een improvisatietactiek maar iedereen ging daar wel in mee, vond dat prima, dat is achteraf goed gebleken. Er bleven een of twee ploegen achter om het pand te bezetten. De tegenstand was aanmerkelijk minder dan we dachten. Daarna kwam de buitenploeg, zoals we dat noemden. Maar de politie kreeg door dat ze in de maling genomen waren, dus die kwamen overijld terug, maar iedereen rende daarin mee, dus je kreeg ook, de alarmlijnen werden gebeld: de Vondelstraat is gekraakt. Dus je kreeg een oploop van honderden mensen daar naartoe en de politie was toen zo stom in die confrontatieval te lopen en daarmee op zo'n domme manier de confrontatie aan te gaan. In plaats dat ze goed geordend naar het pand gingen, werden ze zonder meer verslagen.

Annegriet: "Heel automatisch rol je daar in. Op een gegeven moment hoor je dat er een kraakpand wordt ontruimd, ga je mee? en dan ga je dus mee. Toevallig was de Vondelstraat het eerste dat ik meemaakte in de kraakbeweging. Vanaf dat moment heb ik daar drie dagen op de barricades gestaan. Vraag me niet waarom, dat moet je gewoon doen. De mensen die je kent, waar je mee woont, staan daar en je ziet wat er gebeurt, hoe heftig het er aan toegaat, dat roept zelfs bij mij emoties op en daar wil je iets aan doen. Het is èn een kwestie van je vrienden doen het èn bij jezelf begint de adrenaline ook te stromen en beginnen er ook belletjes te rinkelen wat er eigenlijk aan de hand is. Dat is een enorme eye-opener.

Pietje: Tijdens die afleidingdemonstratie naar het huis van Polak stond overal ME. Het was dezelfde truc als die we in 1976 bedacht en ook al toegepast was tijdens een antikraakwet-demonstratie op het Rembrandtplein, toen we de Kleine Komedie gekraakt hebben. Toen we het pand hadden, hebben we het vanaf het balkon en door de ramen heel veel barricademateriaal naar binnengehaald. We hadden overal gehuurde busjes en eigen busjes staan met beddenspiralen en balken. Maar toen kwam de politie terug, met 2000 man demonstranten. En die demonstranten begonnen de politie, die in het midden van het kruispunt voor het pand stond, van vier kanten aan te vallen. Maar door die kruising van die straten, hoek Eerste Constantijn Huijgens/Vondelstraat, konden die groepen elkaar niet zien. Ze kwamen allemaal naar elkaar toe maar zagen niet hoe ze de politie konden wegwerken. Vanaf het balkon hadden we een fantastisch uitzicht. We konden ook zien dat als die groepen elkaar nu maar konden zien, ze in no-time die smeris die hele Vondelstraat uitgemept hadden, dat was geen enkel punt. En wat gebeurt? Op dat moment raakt er een jongen, die zich midden op het kruispunt bevond, onder een van die ME-bussen die over dat kruispunt aan het rijden waren. Vanaf dat balkon zagen we die jongen helemaal meegesleurd worden door die bus, dat is dat emotionele verslag van Stan van Houcke, en ik schrok me helemaal lam. Dus we staan daar en Stan staat op dat balkon, Theo ook. Ik zeg Theo, ik ga eruit, want dit pik ik niet, met nog een paar man. Nou dat mocht dus niet van Theo, maar ik had zoiets van 'bekijk het effe'. Toen ben ik met een paar man vanaf het balkon naar een verkeerslichtenmast gesprongen, een meter of twee, toen naar beneden. Omdat we het perfect hadden kunnen zien, heb ik iemand een stok afgepakt, van die spijltjes van een hek, en toen hadden we binnen vijf minuten het hele plein, alle politie gewoon helemaal weg. En toen de politie, rennen, echt die hebben we de bussen ingeslagen. Overigens ben ik later met twee agenten die daar goed klappen hebben gehad, bevriend geraakt.

Annegriet: Ik heb daar mensen zien vechten met de politie waarvan ik de dag ervoor had durven zweren dat ze nog geen vlieg zouden doodslaan. Het was een schokeffect te zien hoe zo'n gebeurtenis mensen zo ver kan brengen. Onwaarschijnlijk hoe hard dat ineens gaat! Mensen die zacht zijn, zacht praten, staan daar ineens in een explosie van agressie voor zichzelf over de schreef te gaan. Ik heb daarna mensen gesproken die zeiden, dat wil ik nooit meer, zo wil ik niet zijn. Anderen zijn er wel mee doorgegaan. Ik ook, ik vond het belangrijk."

Evelien: "Het lukte om via die afleidingsmanoeuvre het pand terug te kraken, en daar had iedereen een ontzettend goed gevoel over. Het was een goeie zaak, want dat huis stond al een jaar leeg en het was heel prima als daar mensen zouden kunnen wonen. En toen de ME daar verdwenen was en zich teruggetrokken had toen ging het eigenlijk allemaal heel erg snel, toen eigenden we ons de straten toe. Het was niet ergens achteraf in de provincie, het was in het hartje van Amsterdam! Er heerste een enorm goede sfeer onderling, het ging ook allemaal heel makkelijk, die samenwerking. Het had natuurlijk ook iets romantisch, maar tegelijkertijd was het heel tastbaar, want je zat gewoon stenen door te geven of om de weg af te scheiden.

Frans: "Ik was lid van de jeugdbeweging van een Maoïstische splintergroepering en daar werd erg veel over de revolutie gesproken. Er moesten dingen gebeuren en er moesten dingen veranderen, maar dat bleef toch voornamelijk bij praten. Terwijl je binnen de kraakbeweging echt iets kon doen. In de Vondelstraat gebeurde iets, er werd verzet geboden tegen plannen van de overheid. Ik werd de volgende dag gebeld waarom ik niet op de vergadering in Rotterdam was geweest de vorige avond en ze hadden niet eens in de gaten gehad dat er barricades werden opgeworpen in Amsterdam. Dat is voor mij het begin van het einde geweest om met me dat soort dingen bezig te houden. Gewoon langzaam afgebouwd en in de kraakbeweging in Amsterdam verder gegaan. Ik ben die vrijdagavond meteen mee gaan helpen met barricades bouwen en heb daar de eerste nacht doorgebracht.

Jojo: "Bij de Vondelstraat kreeg je een bezetting van de straat. Het ging niet eens meer om het pand, het ging er meer om dat we in staat waren om een volksfeest met barricades en heftige toestanden op straat te organiseren. Maar in de Vondelstraat was het nog steeds de kraakbeweging, die allerlei andere mensen aantrok. Daardoor werd het ook zo leuk. Uiteindelijk is wat er in de Vondelstraat gebeurde het hoogtepunt geweest van de kraakbeweging.
De Vondelstraat gaf aan dat het niet alleen meer om panden ging, maar om de stad. Je had een leus die al van eerder dateerde: "De stad is van ons". Het ging er niet alleen om dat ieder zijn eigen pandje had om daarin braaf te gaan wonen, het was ook een beweging die erover ging dat je in een pand maar ook in een stad op allerlei terreinen andere dingen kan organiseren. Dat ging van theater maken en bedrijfsactiviteiten tot acties op milieu- en anti-kernenergiegebied, noem maar op, de strijd tegen het volbouwen van de Oeverlanden in het Amsterdamse Bos bijvoorbeeld. Er werden ook panden gekraakt die wat meer aan de rand van de stad lagen, de Conradstraat bijvoorbeeld, dat was weer een heel apart gebouw waar kunstenaars en muzikanten in enorme ruimten aan de gang gingen."

Paulien: Ik ben getrouwd in de maand dat die acties in de Vondelstraat waren en ik had een feest, een trouwfeest, daar mocht ik het kraakcafé voor gebruiken, dat was allemaal heel gezellig. Maar ja, daar kwamen alleen een beetje weinig mensen, want in die tijd was net de Vondelstraat bezet. En de mensen die kwamen hadden helmen op. Die hielden ze geloof ik ook nog op tijdens het eten, dat was heel erg, en leren jassen en rioolpijpjes om hun armen. Harnassen van armen. We hebben die avond de helft van het eten weg kunnen geven, gelukkig aan een goed doel. De helft van de mensen zat gewoon in de Vondelstraat, dat waren m'n vrienden."

Evelien: In zo'n situatie heb je het gevoel dat je je opeens in het centrum van de wereld bevindt, dat werd ook wel bevorderd door het feit dat er van alle kanten steunbetuigingen kwamen. Het leek er toch op dat een groot deel van de Nederlandse bevolking, of in ieder geval niet een klein gedeelte, er heel erg achter stond en zich aangesproken voelde. Er kwamen steunbetuigingen van alle mogelijke clubs en organisaties, jongerenorganisaties, buurtgroepen door het hele land, van het COC, van huisartsen, ga zo maar door. Er kwamen heel veel mensen kijken, het duurde drie dagen, maar dat was niet alleen maar zo van we gaan aapjes kijken, er kwamen ook mensen met dozen met sinaasappels en dekens want het was nog winter. We wisten natuurlijk niet hoe het zou eindigen, maar vol verwachting klopte ons hart.

Theo: "Kijk, als het nut heeft, vind ik een veldslag ontzettend bijdragen tot het geheel, en het had nut. Het gaf zo goed aan dat wat de overheid deed, niet deugde, dat hun geweldsopzet de onrechtvaardigheid alleen maar vergrootte in plaats van weg nam. Dus dat kwam heel goed uit. Ik was natuurlijk heel blij dat er geen echte zwaargewonden of echte schade van grote aard was ontstaan, maar het effect was voor de kraakbeweging gigantisch, 100 procent resultaat: politie weggeslagen, gebied gecreëerd dat volkomen vrij was van politici en ambtelijke en politie-invloeden. Men had er weer een enorme ervaring bij. Barricades werden opgericht, strak georganiseerd. Je zag steeds mensen van allerlei buurten, die in de organisatie zaten, op een goed coördinerende manier aanwijzingen geven. En ook al leek het wat chaotisch, er werd heel veel aan die organisatie gedaan om alles zo netjes mogelijk te laten verlopen: geen plunderingen, geen overbodige dingen die alleen maar een slechte invloed hebben. Ook de pers is op een goede manier ingelicht."

Annegriet: "De nacht van zondag op maandag ben ik in de Vondelstraat gebleven, want er zou nog onderhandeld worden over het vrijwillig slechten van de barricades. Ik stond daar toevallig helemaal zonder bekenden. Anderen waren al naar huis gegaan. Ik dacht ik blijf nog even, ik wil afwachten hoe het verder gaat. En toen kwamen de helikopter en de tanks en dan sta je daar en dan vang je uit de lucht zo'n pamfletje op: Er wordt gericht geschoten....enzovoort. Dan doe je het in je broek en dan denk je: "ik sta hier, ik kan hier niet meer weg. Alles kwam op me af en dan denk je even wat moet ik doen, moet ik er van af springen, proberen door de linies heen weg te komen of moet ik me met de rug naar het pand terugtrekken. Ik weet dat ik een soort paniek heb gevoeld, in de zin van hoe red ik m'n hachje, vooral omdat ik alleen was, niemand die ik kende, dat was niet leuk. Uiteindelijk ben ik door de ME-linies tegen het pand aangedrukt.

Evelien: Ik weet nog dat we 's ochtends heel vroeg uit ons bed gebeld werden en daar naartoe zijn gegaan en dat dat een vreselijke ervaring was, om zich dat daar met geweld te zien afspelen en alles wat teruggedraaid werd, en dat terwijl de onderhandelingen eigenlijk nog aan de gang waren. Een van de dingen die daarin zo symbolisch waren is dat er gewaarschuwd werd via een pamflet waarin stond dat deze colonne, dat waren de tanks, eenmaal in beweging niet meer kan worden gestopt. Er gaat een ontzettend dreigement uit van zo'n mededeling, alsof er verder geen controle meer is over het geweld dat over je zal neerdalen. Ik had een verslagen gevoel. Ik had het gevoel dat we echt verraden waren, terwijl er nog allerlei mogelijkheden waren voor een veel positievere ontknoping."

Frans: Na de bemiddeling op zondagmiddag door gemeenteraadslid Pelle Mug hadden wij het idee dat het wel los zou lopen. Dus zijn we naar huis gegaan om te slapen. Om half zes 's ochtends werden we gebeld dat de ontruiming op het punt stond te beginnen. Toen zijn wij er met een man of vier naar toe gegaan. Toen we bij de afzetting kwamen stond daar een linie mobiele eenheid en op een gegeven moment horen we een enorm geratel achter ons in de Constantijn Huygenstraat. Daar kwam een tank aanrijden en toen ging iedereen die daar stond, een man of tweehonderd schat ik, op straat zitten, maar dat ding reed behoorlijk hard en leek niet te stoppen. De meeste mensen sprongen aan de kant maar een paar bleven zitten. Toen remde die tank opeens en kwam de schuif omlaag tot een klein stukje boven de grond en reed toen door. Ik was heel erg boos en ik wilde niet aan de kant gaan. Het was d'r op of d'r onder, en d'r ronder was niet zo'n alternatief dus ben ik d'r op geklommen en na mij nog iemand. De commandant van het peloton die sommeerde mij eraf te komen en dreigde met een wapenstok maar ik had behalve een helm op ook een stoelpoot, dus ik deed alsof ik terug ging slaan en toen gaf ie bevel om de linie te openen en toen is dat ding op de barricades ingereden.
Op het moment zelf heb ik me het niet zo gerealiseerd, maar toen ik het later op TV zag was ik behoorlijk verbaasd dat er niets mis is gegaan want dat ding is wel vol met ons tweeën erop op die barricades ingereden. Die eerste bouwkeet werd helemaal verpletterd en daar zaten we gewoon tussen. Maar we hadden helemaal geen schrammetje. We konden niet van die tank af zo lang dat ding vooruit reed. Pas toen de tank na de eerste botsing achteruit reed, konden wij eraf springen. En dat was nodig ook want anders kon de rest geen stenen gooien naar die tank."

Theo: Op zich hadden die tanks niks om het lijf, maar voor het oog van de bevolking waren het tanks die tegen de bevolking worden ingezet. Een overkill-situatie waarmee de overheid een laaiende blunder beging. We hadden al aangekondigd dat als we de verzekering kregen dat het pand gewoon weer teruggegeven kon worden aan de bewoners, dat wij niet alleen vrijwillig weg zouden gaan, maar ook dat we zouden helpen met de opruimingswerkzaamheden. Die tanks, daar was duidelijk niks tegen te doen. Wat je dan nog probeert is kijken of je ze kan bewegen om te stoppen als ze zien dat er mensen staan. Maar het werd duidelijk dat ze dat niet deden. Ik probeerde zoveel mogelijk mensen op die bouwkeet te krijgen, dus ik ging er zelf ook staan maar iedereen dacht natuurlijk, ja bekijk het, dit gaat me een beetje te ver. Maar goed ook dat de meesten zo dachten, want ik werd gewoon met bouwkeet en al weggeveegd. Iemand trok me er op tijd bij vandaan, nog een geluk dat ik er niet onder geraakt ben.

Annegriet: Er waren jongens die op die tank gingen zitten, afschuwelijk, afschuwelijk was dat, die jongens in die tank zien dat gewoon allemaal niet, het is afhankelijk van je eigen snelheid of je weg komt. Als je valt of struikelt dan rijden ze gewoon door. Ook die gasten die op die keet stonden, krankzinnig vond ik dat. Ik denk dat je zo je leven niet moet wagen. Er was in de tijd van de Groote Keijser en de Vondelstraat een flink aantal mensen dat hun leven zou geven, ik denk echt dat het toen zo extreem lag. Ze hadden hun leven gegeven om op dat moment de ontruiming tegen te houden. Het is er uiteindelijk nooit van gekomen en misschien is het ook niet waar, maar mensen hebben wel hele gevaarlijke dingen gedaan."

Theo: "Je zou bijna zeggen dat een van je onhaalbare eisen zou moeten zijn dat je ontruimd moet worden met tanks. Maar dit bleek dus toch wel haalbaar. Het was een grote stommiteit van de overheid. Kijk, als je in je confrontatiepolitiek wilt aantonen hoe verkeerd het zit met de overheid en met de politiek, dan heb je daar eigenlijk tanks bij nodig. Nou, dat is een gulle gave die ze ons geleverd hebben.
Die hele Vondelstraatactie is een prima actie geweest. De saamhorigheid was gigantisch goed en de informatiestroom is heel duidelijk geweest, iedereen wist waar we voor stonden. Als je iets wilt doen als beweging dan moet er naar je geluisterd worden. Ik denk ook dat die tanks min of meer een bevestiging waren van het feit dat er duchtig rekening met je gehouden werd; je was een machtsfaktor. Er zijn ook een hele hoop dingen naar aanleiding van die Vondelstraat bewerkstelligd - of ze nou gunstig zijn direct voor de activisten of niet. Jongerenhuisvesting bijvoorbeeld werd veel serieuzer genomen. En je kreeg een enorme stroom van panden die gekraakt en daarna behouden werden. Nu heeft dat voor de confrontatiepolitiek niet zoveel te betekenen, maar je hebt toch enorm veel successen gehad."

Pietje: Na de Vondelstraat is er voor mij een enorme verschuiving gekomen. Voor de Vondelstraat waren een aantal mensen uit de beweging een soort helden, er was bijna sprake van groupie-vorming. Theo en Henk en een groot gedeelte van die oude ploeg, daar werd door die jongelui tegen opgekeken: 'ah, die hebben de Nieuwmarkt meegemaakt, dus die hebben ervaring'. Plus dat wij niet onder de indruk waren als er een blik agenten werd opengetrokken, wij hadden zoiets van 'zo, es effe kijken', terwijl die nieuwkomers dachten 'wat nu?'.
Ik denk dat we uiteindelijk heel veel door de Keijser en de Vondelstraat bereikt hebben. Er gebeurde veel achter de schermen. Niet alleen de gemeenteraad, ook de politiek in Den Haag ging inzien dat er een oplossing moest komen voor jongerenhuisvesting. De nota Van Dam lag er sinds 1975, maar er was nog nooit wat mee gebeurd. De kraakbeweging moest een impuls geven om de mensen die met overleg bezig waren een steuntje in de rug te geven. De politiek moest om ten aanzien van wat later HAT-eenheden zijn geworden."

Geen woning, geen kroning: Het volksfeest van 30 april 1980

Evelien: Eerst kon de hele kroning me helemaal niets schelen. Dat ging langzamerhand veranderen, en dat kwam omdat er van de kant van de overheid zoveel tamtam gemaakt werd dat het een feest moest worden. Er was ook een ontzettende politiemacht op de been tot en met scherpschutters op het dak en een zogenaamd 'Spergebiet' rond de Nieuwe Kerk. Dat was echt zenuwslopend en heel irritant, die wrevel groeide niet alleen bij mij, maar ook bij anderen: hoezo moet dat een feest worden terwijl er verder zoveel onvrede is.

Theo: "Koninginnedag was een en al pracht en praal dat miljoenen verslond en niet inging op de noden van het volk. Wij vonden dat een prachtige gelegenheid om het contrast aan te tonen. Je kan zeggen dat steeds overheden en wij onze gemeenschappelijke agenda openlegden. Enerzijds de overheid die zegt 'nou dit is een prachtig prestige-object voor ons om weer in pracht en praal ons wat op te vijzelen", wij dachten 'dat is prachtig voor ons om aan te tonen hoe slecht het geregeld is hier in Nederland'. In feite waren dus beide zijden het er mee eens dat het een prachtige dag moest worden."

Evelien: "De kraakbeweging had officieel het standpunt "Geen Woning Geen Kroning". Met andere woorden wij zijn tegen die kroning, omdat wij vinden dat er woningnood is. En wat gaan wij doen op die dag, wij gaan woningen kraken. Dat was natuurlijk prima, maar er was veel meer aan de hand. Die monarchie en die hele gebeurtenis, die ontzettend veel geld kostte en met ontzettend veel praal gepaard ging, die stond natuurlijk voor veel meer: sommigen hebben veel en anderen hebben weinig, of het nou om geld gaat of woningen. Er was onvrede op meer punten dan alleen maar die woningnood.

Theo: Wij, als politieke krakers, wilden meer het doel accentueren. Een fikse demonstratie bijvoorbeeld: op naar de kerk om te voorkomen dat het plaatsvindt en het feest dan te vieren op onze wijze. Dat lag meer voor de hand dan allerlei bezettingsacties. Maar die bezettings- of kraakacties waren natuurlijk ook erg goed. Het en-en-principe was eigenlijk veel beter dan of-of. We organiseerden onder de noemer autonomen, autonomen van de kraakbeweging, om de eenheid niet te verstoren, een hele aparte actielijn. Dat werkte fantastisch en is meer gebeurd. Elke keer dat iemand niet in een platform past of in een groepering, dan kon die zich zonder hartzeer afsplitsen door een tijdelijke omweg te zoeken, onder een andere noemer actie voeren. Dat gebeurde dus ook op 30 april. In de aanloop ernaartoe werden er enorm veel affiches gemaakt. Er werden mensen gearresteerd door die affiches. Dat vonden wij ontzettend goed voor de sfeer. Die was nodig om de vlam in de pan te doen slaan. Mensen moeten gemotiveerd zijn, gevoelsmatig betrokken, gesterkt om tot die acties over te gaan.
Beatrix mocht niet gekroond worden, dat was simpel. Het feestje mocht niet ongestoord voorbij gaan; dat is ook letterlijk op die affiches gezet. De wereld moest zien wat voor absurditeit daar in die kerk aan de gang was. Dus het doel was eigenlijk de kerk binnen te stappen. Dan kun je je voorstellen dat er geen scenario meer nodig is. Op het moment dat 20.000 mensen de kerk binnenstappen, is het feest afgelopen. Totale paniek, dat scenario hoef je niet tot het eind te organiseren.

Evelien: "De kraakbeweging had een ambivalente houding. Aan de ene kant werd gezegd, wij kraken op die dag, want dat is ons pakkie an, maar aan de andere kant werd er door een of ander mysterieus clubje een affiche gemaakt, het Autonomen-affiche geheten, waarin opgeroepen werd tot een demonstratie. Over dat affiche werd niet gediscussieerd, maar het werd wel verspreid. Er werd niet over gediscussieerd omdat het niet paste in de officiële ideologie."

Henk: "Theo en ik hebben ons maanden voorbereid op de kroningsdag. We hebben affiches gedrukt. Die affiches moesten echt shockerend zijn, vooral het oranje affiche met de Beatrixjes en de bommetjes erop, waar de bekende teksten op staan. We hebben ook een 'Autonomen'-affiche gemaakt. Daar zijn er tienduizenden van gemaakt. Op ons 'Autonomen-affiche' stond een foto van het huwelijk van Beatrix uit 1966 met de rookbom bij de gouden koets. Dat gaf een beetje de sfeer aan die het affiche moest oproepen. Ik ging met Theo de stad in om leuzen te kalken van dertig, veertig meter lengte. Daar waren we een uurtje mee bezig. We gaven daarmee aan dat er op die manier gewoon geen kroning in Amsterdam kwam. Dat geld voor die prestigeprojecten besteden ze maar aan jongerenhuisvesting. Maar net als in de jaren zestig zagen wij het koningshuis überhaupt al niet zitten, die hele poeha in Amsterdam".
De dag voor 30 april zijn we nog met een busje naar Den Haag geweest om daar het nodige gooi en smijtwerk aan te schaffen, rookbommen en vuurpijlen. De bedoeling was om dat, voordat de linies sloten, binnen het gebied te krijgen om daar leuke dingetjes mee te doen. 10.000 man politie om een kroning te begeleiden was op zich al absurd. Wij vonden dat we daar met een groep als de autonomen tegen in moesten gaan. Het woord autonomen had een heavy klank, dat was ook de hele opzet. Er waren krakers binnen de kraakbeweging die die dag uitsluitend en alleen wilden kraken. Die beschouwden wij meer als van het gevestigde orde niveau. Wij waren juist tegen het koningshuis. Wij wilden op onze manier, via de autonomen, kenbaar maken dat we tegen die kroning waren."

Annegriet: "De autonomen vielen niet zo binnen mijn blikveld, niet zo binnen mijn denkkader ook. Ik voelde me kraker, kraakster, en daar deed ik alles voor en ik was er niet zozeer op uit om de staat omver te werpen. Ik wilde een manier van leven vormgeven die niet kon op de manier zoals de overheid die voor ons bedacht had. Dat was voor mij een belangrijke reden om te kraken.
Ik wist dus helemaal niet uit welke hoek de autonomenaffiches kwamen maar dat was ook helemaal niet interessant. Het kon een buurjongen zijn of een groep uit Arnhem, dat maakte helemaal niet uit. Dat affiche, die oproep zelf, was anoniem. Misschien als je de mensen had gekend, als je had geweten wie het waren, dan had je de discussie aan kunnen gaan, maar eigenlijk was het niet interessant. Zo ging het altijd in de kraakbeweging: er was een oproep en je besliste of je meedeed of niet. Er was een oproep voor een demonstratie, of om te zwaaien naar de arrestanten in de Bijlmerbajes en je bepaalde zelf waar je aan meedeed. Zo ging het in de kraakbeweging en dat heeft uitstekend gefunctioneerd."

Henk: Wij wilden niet alleen kraken, wij wilden gewoon naar de Dam toe, daar mocht je niet komen, maar daar wilden wij juist naar toe. Als zij wilden kraken moesten ze dat doen op hun manier, maar ze moesten zich niet met onze manier van de dingen zien bezig gaan houden. Want dat was wat er gebeurde. Zij gingen vertellen: 'Wij zien het helemaal niet zitten dat jullie dat gaan organiseren'. Toen zeiden wij: 'Dat vinden wij wel, wij vinden dat absoluut noodzakelijk'. In Duitsland had je ook een groep die autonomen heetten. Autonomen waren iets nieuws, iets ongrijpbaars, de overheid wist niet wie de autonomen waren en waar het uit voortkwam. Het was er plotseling en kwam met een affiche uit met een oproep: 'Kom om twee uur 's middags naar de Dokwerker voor een demonstratie'. De bedoeling van het affiche was om de autoriteiten uit te lokken, dat er ophef kwam en dat er steeds meer mensen te weten zouden komen dat er protest was tegen de kroning en dat men precies wist nou op die dag gebeurt het: de autonomendemonstratie naar de Dam."

Annegriet: Er is toen alleen maar gezegd: Wij gaan kraken, en dat is ook gebeurd, er is ontzettend veel gekraakt die dag. Alleen bij de Kinkerstraat ging het helemaal fout en de politie heeft achteraf, onlangs eigenlijk pas, toegegeven dat er ook een groot gedeelte van de fouten bij hun lag, bij de Kinkerstraat hebben ze absoluut veel te vroeg ingegrepen. En ik denk wel dat dat bij veel krakers de vlam in de pan heeft doen slaan, maar je moet je daardoor toch niet laten leiden. Je kracht is je eigen beslissingsbevoegdheid. Je moet niet alleen maar reageren op wat een overheid je voorschotelt. Ik vind het jammer dat daar toen toch zo'n rel is ontstaan"

Pietje: "De kroning was een vermoeiende dag. Het begon 's morgens om half 8 al. We wilden eerst het pand in de Kinkerstraat kraken en aangezien ik altijd al de technische functies vervuld heb, was ik daar met een maat van mij en twee slijptollen om die deur open te maken. Het was een stalen deur, die zat goed dicht, maar technisch gezien was dat voor ons geen enkel probleem. Die deur hadden we in no-time open. Maar we hadden die slijptollen nog niet veilig opgeborgen of er kwamen charges met paarden. Het was alsof de politie iets had van 'we gaan er eens lekker tegenaan'. Daar waren we min of meer op voorbereid. Waarschijnlijk dat Polak, of het GEB of de riolering het van tevoren geregeld hadden, want ze hadden de straten al opengebroken, dat was heel slim. Dus het werd een puinhoop van rioleringsbuizen, zandhopen, de stenen die lagen gewoon allemaal klaar, dus er werd daar fiks gegooid. Ik was er zelf bij toen er een fosforvuurpijl een ME-bus in ging. Die ME-bus begon te branden en ik zie die twee agenten nog met blussertjes proberen die brand te blussen. Ik ben maar naar ze toegegaan om te zeggen van 'jongens, het hoeft helemaal niet, het wordt er alleen maar erger van', dus die bus die was verdwenen. Zo'n vuurpijl bleek later die dag heel effectief tegen die helikopters boven het Waterlooplein.

Jojo: "Na de Vondelstraat kreeg je de grote kladderadatsch van 30 april: 'Geen woning, geen kroning'. In de leus gaat het nog om woonstrijd maar in werkelijkheid ging het om van alles en nog wat. Iedereen kon eraan meedoen, iedereen kwam erop af en maakte er met zijn ideeën, zijn lusten, onlusten en verlangens een geweldige dag van.
30 april was voor mij vooral een verrassing. Niemand heeft kunnen voorzien dat het zo zou gaan. Maar wat mij bij de nasleep van 30 april opviel was dat de krakers die altijd verantwoording aflegden voor wat er gebeurde, geen verhaal meer hadden bij 30 april en zich er toen van distantieerden: 'dit hebben wij nooit gewild, hier hebben wij niks meer mee te maken'. Dat vond ik een slap verhaal, want het had er natuurlijk alles mee te maken. Zoals je in een pand van allerlei dingen kunt verwachten die je van tevoren niet kunt uitstippelen, zo was de beweging op 30 april ook een beweging geworden die onvermoede inhouden kreeg en onvermoede kanten uit kon gaan. In die zin was het een overstijgen van de kraakbeweging als beweging en was het een geweldige dag.

Theo: Ik heb zonder meer verwacht dat het zo'n grote rel zou worden. Dat zat er al zo dik in. We wisten dat er duizenden mensen mee bezig waren. Ook dat er tienduizenden mensen naar Amsterdam zouden komen. Het was eigenlijk een schot voor open doel. Je kon zo goed aanvoelen dat de politie bij het minste of geringste zou ingrijpen. We hadden een enorme hulp van de overheid. Ik heb die dag zeer actief meegedaan, dat hoort bij het pakket: voorbereiden en uitvoeren. Op de dag zelf had ik 's morgens wat moeite om op het toneel te verschijnen, omdat je toch een beetje bang bent dat dingen niet goed georganiseerd zijn. Je krijgt een beetje angst van zou het nou wel allemaal goed gaan en zou het wel de verwachtingen evenaren. Maar het was heel goed door iedereen voorbereid, alles in het hele land kwam prima op gang. Ik hoorde al gauw op de radio dat er van alle kanten mensen de stad binnenkwamen. Paniekberichten op de scanner van de politie, dat het een beetje uit de hand begon te lopen, toen al. Ik dacht 'dat is fantastisch'.

Jojo: Zo'n dag valt niet te organiseren. Het was wel zo dat je door een aantal signalen af te geven en door het creëren van een aantal leuzen een stemming kon opbouwen. En die sloeg blijkbaar aan, niemand kan dat echt verklaren: republikeinse sentimenten, mensen van de PSP-jongeren, studenten, mensen uit de provincie die een dagje Amsterdam kwamen doen en die dachten van 'je kan wel leuk een beetje met je ouders langs de standjes gaan wandelen, maar het is natuurlijk veel leuker om een keertje lekker met die heftige kraakbeweging mee te doen. Die kraakbeweging was toen al een mediafenomeen waar in het hele land naar gekeken werd. De Groote Keijser, de Vondelstraat, iedereen was er klaar voor om dat ook eens een keertje mee te maken. Dus 30 april was de gelegenheid voor iedereen die daarvan droomde om eens een keer echt kraker te spelen of om gewoon tegen de politie te knokken op straat, iedereen kreeg de kans en dat gebeurde op 30 april."

Pietje: Toen ben ik met een aantal maten vanuit de Kinkerstraat naar 'de demonstratie' gegaan, die natuurlijk niet de Blauwbrug overmocht, bij het Waterlooplein. Daar was toen de hele ruimte leeg, de Stopera stond er nog niet. Dat was een fantastisch terrein waar de politie kon spelen met de demonstranten, als ze maar wegbleven van de Dam natuurlijk. Daar was dat geval dat die agent van zijn paard is gehaald. Ik heb daar mijn uiterste best gedaan om een paard te veroveren. Dat was mijn grootste kick, ik kan redelijk paard rijden, het was mijn grootste kick geweest om ooit een politiepaard te scoren. Daar ben ik niet bang voor, motoren, daar ben ik een beetje bang voor, maar paarden daar was ik helemaal niet bang voor. Ik bleef gewoon zitten, een paard zal nooit op een mens trappen, die zal er altijd overheen springen, al wil die agent nog zo graag, als je maar rustig blijft zitten, gehurkt op de grond, dan springt het paard er overheen. Maar dat is helaas mislukt. Ik ben toen in de modder gevallen. Daar heb ik klappen gehad, ja. Daar vraag je om, je kan ook gaan wandelen in het Vondelpark of naar het Bosplan gaan, als je weet dat er een rel is en je krijgt klappen op je rug, dan stond je gewoon verkeerd om, daar ben ik heel simpel in.

Ruud: Ik heb niet genoten. Ik heb zelfs niet meegevochten. Een keer, om aan te tonen hoe stom het was, nam ik in m'n eentje een haag agenten die tussen twee hekken stonden, te grazen. Daardoor moesten ze zich terugtrekken. Maar ik zag wel uit mijn linker ooghoek op zo'n honderd meter afstand: flits, flits, flits. Ik stond ingeschreven op het adres van mijn broer. De volgende dag kwamen ze van boven, via voordeur en via de achterkant binnenvallen om mij te vinden. Dus nee, ik heb niet genoten die dag. Ik wist het gewoon, dit is het einde, dit is afgelopen.
Ik was het er niet mee eens. Zelfs niet om een ludieke kraakactie zonder geweld te doen. Iedereen was er zo op gericht. De politie stond klaar. Iedereen had gewoon achter z'n oren staan krabben als er niks gebeurd was. Er circuleerde een pamflet van een zwarte hand groep voor een demonstratie op het Waterlooplein. In plaats daarvan hadden we in een collectieve discussie moeten besluiten om 1 mei te nemen en op Koninginnedag gewoon feest te vieren samen met de rest van de Amsterdamse bevolking. Dan zou het hele politieapparaat, al die manschappen, de hele dag moeten klaverjassen. Als de staat merkt dat zo'n grote, zelfs massa-achtige groep zelfdiscipline heeft, dan gaan ze helemaal uit hun dak. Want dat is natuurlijk helemaal het summum. Wat eigenlijk speelde was dat door de staat en door hun contacten met de media de kraakbeweging en heel veel studentenkrakers de lijn opgingen van het gevecht. Alles werd bepaald door de staat, dat was de kroning. De datum wordt bepaald, alles. Terwijl tot die tijd wij bepaalden wanneer het gebeurde. Als in de Keijser de pers voor de binnenploeg ongelegen kwam, dan konden ze een uur later terugkomen.
Als het uit de hand loopt, dan krijgt de kraakbeweging de schuld en dat had je gewoon voor moeten zijn. Je had gewoon moeten aankondigen van 'nee, we hebben ook zin in ontspanning en de Koningin is toch een aardig wijf'. Alleen maar een rookbommetje voor de internationale pers verder niks. En je kondigt het duidelijk aan, want je weet wat je doet: we pakken 1 mei."

Theo: "De hele dag door was het op alle fronten ontzettend goed. Ik heb zelf ook ontzettend genoten. Je kon ook zien dat alle soorten acties uitgevoerd werden, dan door krakers, dan weer de autonomen. Vooral de demonstratie was een gigantisch succes. Tussen de tien- en twintigduizend mensen bijeen. Dat is het leuke van Amsterdam ook, als je die acties organiseert is het niet alleen nuttig, tijdens de demonstraties kun je ook eventjes er tussen uit stappen en ergens poffertjes gaan eten. Het was een ontzettend gezellige dag, aan de ene kant was de confrontatie in volle gang, aan de andere kant was het heel feestelijk, eigenlijk de perfecte situatie, zeker voor Amsterdam. Alleen was het wel jammer dat men op een gegeven moment in die demonstratie een gebrek had in eigen kunnen en vertrouwen. Dat bleek toen de demonstratie bij de Dam stopte, bij het binnenslepen van de hoofdschotel, de kerk, om daar een einde te maken aan die o zo walgelijke vertoning. Dat was eigenlijk de enige dissonant van die dag."

Annegriet: "Op 30 april heb ik verdwaasd rondgelopen, ik heb gekeken, ik heb mijn ogen de kost gegeven. Normaliter gaf ik rugdekking aan mensen die dingen deden die ik zelf niet wilde doen of durfde, maar ik vond wel dat ik daarbij onderdeel van de massa moest zijn. Maar dit was helemaal niet interessant. Dus ik heb rondgelopen en gekeken hoe die dag verknald werd.
Het was een verschrikkelijke dag, een aanfluiting voor de stad en voor de kraakbeweging. Onnodig, het heeft niks opgeleverd. Het heeft de overheid of politie of huiseigenaren ook niet op andere gedachten gebracht. Bij heel veel rellen bij ontruimingen was dat wel het geval, maar daar had geweld dan ook een strategisch doel: pas op overheid, bedenk je de volgende keer wel tien keer, voordat je een pand ontruimt. Op 30 april was dat natuurlijk niet zo."

Henk: "En het was een uitstekend succes. Precies wat we voor ogen hadden. Het was de beste dag uit de periode van de kraakbeweging."

Annegriet: "30 april vond ik een absolute onzindag, er was niets te winnen. De kraken van die dag vond ik heel goed, daar heb ik ook aan meegedaan. Maar die autonomen vond ik echt een aanfluiting. Ik was ook bijzonder teleurgesteld dat zoveel mensen die ik kende uit de kraakbeweging daar uiteindelijk wel heengingen. Ik kon het nog wel goedpraten, zo van ja, 's morgens de Kinkerstraat ontruimd, dus de adrenaline zit erin. Maar je gebruikt geweld met een bepaald doel en niet om klaar te komen of jezelf af te reageren. Er is niks afgesproken en het was voor iedereen eigenlijk volstrekt onduidelijk wat er zou gaan gebeuren. Ten eerste heb je de tienduizend mensen die op dat moment de kraakbeweging vormden niet in de hand, er is niks af te spreken. Bovendien was bekend dat er zo'n half miljoen mensen van buiten de stad zouden komen, ofwel om de koningin toe te juichen ofwel om te kijken wat er voor mot in de stad zou zijn.

Pietje: "Later op het Rokin was die enorme veldslag. Ik had het geluk. Ik had bij die Nieuwmarktontruiming nog heel veel last van traangas. Later heb ik een keer mijn slijmvliezen verbrand met ammoniak: traangas deed mij niks meer. Dus ik heb mijn handschoenen aangetrokken en iedere traangasgranaat die er kwam ving ik het liefst op. Ik kon ze perfect teruggooien. Dat was gewoon het spel, de hele dag de politie bezig houden en de politie hield ons bezig, zo zie ik het. Wiegel wou zijn feestje, nou die had zijn feestje.

Ik had een hele tactische manier om door de linies heen te breken. Kijk, een agent mag niet denken, thuis als ie vrij is misschien, maar op het moment dat een agent in zo'n linie staat dan mag ie niet denken, dan moet ie doen wat zijn opdracht is. Opdracht 1 is zijn maat links en zijn maat rechts beschermen. Als zijn maat rechts valt, dan moet hij die helpen oprapen. Een agent 'denkt' altijd als jij op de linies afstormt, dat je dan tussen twee agenten doorgaat. Dan zeggen ze tegen elkaar dat je eraan komt en ze pakken je. Mijn tactiek was iets anders. Ik ging niet tussen twee agenten door, ik zocht er eentje uit waar ik met mijn volle gewicht, met mijn schouder, tegenaan ging. Het resultaat was dat ik omging en hij omging, dat is duidelijk. Dus de twee maten die aan allebei de kanten naast hem stonden, die hadden de opdracht: je maat redden, dus die moesten terug om die maat op te rapen, en dan had ik net de tijd om op te staan en weg te wezen. Hooguit kreeg ik een of twee tikken mee. Het was gewoon een groot spel en dat deden we met een man of drie, vier. Iedere keer weer door de linies heen breken en weer terug. Een keer heb ik zelfs m'n bril verloren, hoewel ik hem aan een touwtje vast had. Ik ben gewoon voor de lol teruggegaan en heb midden tussen die agenten mijn bril opgehaald en weer terug. In die periode was dat het spel. En als de politie harder begon op te treden dan gingen wij ook harder optreden. Er zijn heel wat stenen gegooid in die periode."


Ruud: "Ik vond 30 april een deceptie. Bij de Groote Keijser en de Vondelstraat waren wij steeds aan zet. De tegenpartij kon een zet doen, maar wij bepaalden de richting van het spel, wij hadden balbezit. Na de Vondelstraat, de grote afgang voor de staat, werd de bevolking op z'n Wiegeliaans rijp gemaakt voor de kroning. Daar mocht niks mee gebeuren. Daarom riepen ze op die dag 20.000 man politie op. Dat moest wel uit de hand lopen.
Het verloop van Koninginnedag, nee, ik heb dat niet leuk gevonden. Ik rook het, ik wist wat er ging gebeuren. Alle krediet die de kraakbeweging had, in de Vondelstraat waren F-siders, discojongens, iedereen, alle verschillende lagen waren er. En na Koninginnedag met zo iets op de kroning... dan krijg je vanuit dezelfde media een hele grote tegenaanval. En ik wist dat doordat de beheersing er niet was om 1 mei te nemen, dit het geforceerde hoogtepunt van de staat was. Maar het was wel het eind van jouw schaakpartij. Je was niet meer aan zet. Dat is feitelijk wat er gebeurd is.

Gusta: "Het was een ontluistering geweest toen bij de Vondelstraat de tanks door de straten gingen. Niemand had gedacht dat dat met zoveel machtsvertoon zou plaatsvinden. Koninginnedag was een reactie op zoveel machtsvertoon. We waren heel boos en het kon niet zomaar dat de koningin een groot feest ging vieren. In die zin was het wel een leuke dag, alhoewel, ik ben niet zo'n relschopper, ik vind het gewoon eng, zo'n peloton ME-ers die achter je aan hollen en al die mensen en al die chaos en al die massa, dat is eng. Ik stond niet vooraan.
Het effect van die dag was dat de beweging hun goodwill verspeelde. Er waren heel veel mensen solidair met de krakers. Het was een grote beweging geworden en we hadden veel steun, ook met de Vondelstraat. Toen kwam Koninginnedag en van een hoop mensen mag je niet aan de koningin komen. Dan kom je bij de bakker, wat vroeger je vriendje was: 'jullie doen goeie dingen', en die zegt opeens: 'Wat jullie nou gedaan hebben, dat kan niet', en dat vond ik persoonlijk niet leuk. Dat is de naïviteit van mensen of de macht van de overheid, in ieder geval zaten wij vanaf dat moment in een hoek waarin een hele hoop mensen, in ieder geval het gezag ons graag zag."

Erik: "Sinds de Vondelstraat was de sfeer in de stad om te snijden. De leus 'Geen woning, geen kroning' kwam je overal tegen dus kraken en kronen werd steeds meer met elkaar verbonden. We waren benieuwd wat er zou gaan gebeuren, niemand wist van te voren wat er precies zou gebeuren, maar wel dat er iets te gebeuren stond. Er was van te voren niet veel concreets afgesproken, ja in de Kinkerbuurt zou iets worden gekraakt. Ons clubje van Dwarsfilm is toen in twee ploegjes op pad gegaan. De ene ploeg filmde 's ochtends in de Kinkerbuurt. Het was een geplande kraak en het was buiten het centrum, dus ik zag daar van te voren niet zoveel problemen. Maar het liep meteen uit de hand omdat de ME daar als dolle stieren op af kwam.
Ik vond het een uiterst nare dag, het was ontzettend rauw, ik dacht dit loopt hartstikke uit de hand. Het gaat nergens meer over, dat gold met name het spul dat in de frontlinies stond. Ik was met een clubje mee met een camera dat heel ver oprukte tot bijna de Nieuwe Kerk. We stonden uiteindelijk in de Damstraat op een steenworp van de Dam en daar stond de F-side vooraan, van die jongetjes die zoveel mogelijk kabaal maakten en met stenen gooiden en met van alles en nog wat. Ik zag zelfs onze buurtpooier in de voorste gelederen rondlopen. Ik heb dat gefilmd, een beetje automatisch en met een gevoel van help, wat doe ik hier en waar leidt dit allemaal toe. Voor mijn gevoel had dit niks meer met kraken te maken. We hebben nog wel een filmpje gemaakt: '30 april doe ik wat ik wil'. Daarin werd de draak gestoken met die paarden van de ME, we zetten er Rawhide-muziek over, maar die beelden uit de Damstraat heb ik niet gebruikt.

Kees: "De kroningsdag in 1980 was de mooiste dag die ik heb meegemaakt in Amsterdam. De hele dag actievoeren, stenen gooien, tussendoor een pilsje drinken op het terras op het Rembrandtplein en als je dan weer bijgetankt en uitgerust was, dan ging je weer terug om te kijken of op het Rokin de frontlijn tien meter naar voren dan wel naar achteren was verplaatst, dat was fantastisch. Voordat het zover was gingen we van de Blauwbrug over het Rokin richting de Dam. Toen werd het natuurlijk wel spannend, want we zaten bijna op de Dam. Links en rechts waren kraampjes ingericht door mensen die het een en ander wilden verkopen. De colonne met overvalwagens en ME-bussen van de politie kwam daar zo de trambaan oprijden, richting de Dam, dwars door de menigte heen. Daar ontstond natuurlijk paniek, ik vond dat een hele angstige situatie. Mensen die onder de voet werden gelopen, kinderen die vielen, meubilair, het enige wat je deed was kijken waar die wagens nu werkelijk reden en als je zag waar je zelf stond, dan hielp je wie je helpen kon. Er heerste op dat moment volstrekte paniek bij het publiek en bij de politie. Dat was minder. Uiteindelijk was het zo dat we de Dam niet opgegaan zijn, het had wel gekund, denk ik, maar het diende op dat moment geen doel meer. Daarna hebben we een prachtige dag gehad. De frontlijn was bepaald en daar hebben we het tot diep in de avond mee kunnen doen. Het was heerlijk, een echte feestdag."

Theo: "Als ik de kerk was binnengestapt was het niet de bedoeling geweest om mensen te molesteren. Tegen een agent verdedig je je, maar je gaat niet met een moordblik in de ogen zo'n agent slopen. Dat is absoluut niet aan de orde, dat verwacht ik ook niet van een positief ingestelde activist. Ik kan me levendig voorstellen, als je daar met zo'n paar duizend mensen naar binnen rolt in zo'n kerk, dat het hele pracht en praal en het statige gedoe afgelopen is. Voor mijn part met een van de ministers een borreltje drinken daar ter plaatse, maar het is afgelopen. Je kunt binnenkomen en zeggen: heren, dames, de show is over, wij nemen het over, jullie kunnen rustig vertrekken. Er zijn nog poffertjes op de Dam."

Evelien: De dag na 30 april was er meteen een vergadering. Er lag een heel helder pampletconcept uit de Dapperbuurt, waarin alles heel rustig op een rijtje werd gezet waarom het zo geëscaleerd was, dat dat te maken had met dat enorme vertoon van macht voorafgaande aan de kroning, en met het geweld dat bij de eerste kraak 's ochtends in de Kinkerbuurt plaats had gevonden. En ook met die algemene onvrede, er waren van alle kanten mensen naar Amsterdam gekomen. Dat pamflet had heel goed als verklaring kunnen worden gebruikt, maar dat gebeurde niet. Men vond dat je je als kraakbeweging niet kon uitspreken over die dag omdat het onze zaak niet was. Ik was het daar niet mee eens, want je kon die kraakbeweging niet alleen maar formuleren op het bestrijden van woningnood, want die kraakbeweging kende ontzettend veel facetten. Van vrouwengroepen en antimillitaristische acties, er waren groepen die zich bezig hielden met de Derde Wereld, het was heel veelkleurig en het strekte zich over veel meer gebieden uit en dat vond ik niet kloppen aan die redenering. De praktijk werd als het ware ontkend en niet alleen de praktijk maar ook de ideeën over naar wat voor maatschappij je probeerde toe te werken.
Midden in de verwarring werd er opeens wel een standpunt ingenomen door een of andere schim die verscheen en een pamflet overhandigde waarin stond geschreven dat de Autonomen, die mysterieuze groep, het gebeuren van 30 april opeisten. Ik was daar heel kwaad over, ik vond het ontzettend arrogant om te suggereren dat er een voorhoedegroepje was dat de touwtjes in handen had gehad, terwijl het in feite toch vooral een spontane actie was geweest van ontzettend veel mensen. Ik vond het politiek ook verwerpelijk en bovendien werd er geflirt met politieke situaties en groeperingen die echt helemaal niets met Nederland van doen hadden, met de autonomen in Italië bijvoorbeeld, het had ook iets gewichtigs. De pers sprong daar gretig op in, terwijl het nergens op sloeg."

Theo: "Er was een groep die vond dat we te ver waren gegaan. Mensen die in een actiecentrum zitten en dan een persgroep vormen maar even vergeten wat hun functie is en dan denken dat ze aan de touwtjes trekken. Je had echt mensen die in het wilde weg zeiden: dit moet gestopt worden. Ze maten zichzelf een autoriteit aan die ze niet hadden. Je krijgt ook allerlei komische situaties. Mensen die denken in de top van de kraakbeweging te zitten, maar zo werkt dat niet. Er waren mensen die zich openlijk distantieerden voor de televisie om er beter vanaf te komen, niet op te hoeven draaien voor de consequenties, eigenlijk een lichtere straf binnen willen halen. Spijtoptanten. Of mensen die zich helemaal niet ingeleefd hebben in de consequenties en de gevolgen van zo'n actie, die dan ineens schrikken of eigenlijk dan een ervaringsfeit in hun schoenen geschoven krijgen. Een lesje dat ze nog niet kunnen verteren."

Evelien: "Er waren die dag dertig arrestanten gemaakt, dat was voor die tijd een enorm aantal, en er zijn er later ook nog zo'n veertien bijgekomen. Zo was er een onderwijzer die werd aangegeven door de ouders van leerlingen. Er zat een magazijnbediende bij, het was een doorsnee van de bevolking. Ze kwamen uit hele verschillende hoeken, maar er zaten eigenlijk geen bekende krakers bij. Ik vond het belangrijk om met de arrestanten van 30 april bezig te zijn. We hebben een steungroep-arrestanten opgericht en we zochten contact met hen en we zorgden voor advocaten."

Erik: De kroningsdag is voor mij een omslagpunt geweest en ik vond dat het met kraken de verkeerde kant uit ging. Het liep uit de hand. Het kraken kreeg steeds meer met geweld van doen en trok meer en meer mensen aan die niet sympathiseerden met of stonden voor idealen waar krakers voor hoorden te staan. Die gingen ermee op de loop. Ze kwamen om te rellen en de krakers lieten dat ook maar op zijn beloop, voor zover de kraakbeweging überhaupt kon optreden. Toen moesten we plotseling ook nog solidair zijn met 'de arrestanten' en klonken er leuzen als 'alle arrestanten vrij', terwijl ik dacht: 'laat die jongetjes maar effe vastzitten'."

Vrijplaats of symbool: najaar 1980, de aankoop van de Groote Keijser

Rob: "Op een keer waren Marga en ik alleen op de Keijser en Marga zou gaan koken voor ons twee. We zouden gezellig lekker buiten eten, dus we hadden de tafel gedekt en we hebben daar 's avonds heerlijk gegeten, wijntje erbij gedronken, het was hartstikke gezellig. De volgende morgen liep ik vanuit m'n kamer naar beneden. Theo had een soort kantoortje voorin, een ruimte waar alles besproken werd. Ik loop daar zo langs in de gang en hij zegt: 'hé, kom eens even hier, jij hebt gisteravond op het dak gezeten en je hebt al die troep laten staan, dat kan niet'. Toen had ik zoiets van 'jongen waar maak je je druk om', dat is voor mij het eerste moment geweest dat ik dacht van 'Theo, je bent niet diegene die ik hoopte dat je was'. Vanaf dat moment kreeg ik door dat hij bepaalde politieke overwinningen wilde behalen en dat was geen deel van mijn belevingswereld."

Joost: "We zaten daar op een bepaald moment met een vrij klein groepje mensen, zo'n tien. Het was voorjaar geworden en er was een onleefbare situatie ontstaan. Er was op dat moment geen ontruimingsdreiging meer en de belangstelling voor de Groote Keijser werd steeds geringer, dus we zaten daar weg te rotten tussen staalplaten en prikkeldraad. In het voorjaar van 1980 ging er een gigantische kraakgolf door Amsterdam, ik zat zelf ook bij een kraakspreekuur en wekelijks werden er meerdere panden gekraakt, de mooiste grachtenpanden zaten ertussen. Een goede zaak natuurlijk, maar als je daarna naar huis ging zat je weer opgesloten tussen de barricades. We besloten dat we onze situatie nieuw leven moesten inblazen en namen ons voor een ander pand te kraken om niet als enige bewoners achter te blijven. Dat was een soort ultimatum naar de andere buurten toe: we willen de Groote Keijser in stand houden, maar dan wel met zijn allen.
Toen hebben we een mooi grachtenpand tussen Singel en Herengracht gekraakt, de Vogelstruys. Wat in de Keijser niet is gebeurd, gebeurde daar wel: meteen dezelfde avond stond er een knokploeg voor de deur en dreigde de politie te ontruimen. De ontruimingsdreiging in de Vogelstruys was zo groot dat wij materiaal uit de Keijser - want daar lag gigantisch veel - naar de Vogelstruys hebben overgebracht. We vonden dat we de gasmaskers en het vuurwerk enzo daar veel beter konden gebruiken. Alles werd door Theo weer teruggehaald want dat kon niet volgens hem, dat hoorde in de Keijser. Toen de Vogelstruys ontruimd is, werd het door de politie vol traangas geschoten, toen hadden we die gasmaskers goed kunnen gebruiken."

Rob: "Ik ging eruit omdat ik al maanden woonde met de stress van de ontruiming. Wij wilden even rustig wonen, dus we zouden een ander pand gaan kraken. Met een groepje zouden we de Vogelstruijs op de Herengracht kraken, dat stond al een tijdje leeg. De Keijser zou bezet worden door een externe ploeg en dan zou er volgens rooster iedere week een andere groep in de Keijser zitten. Wij zijn toen naar de Vogelstruijs gegaan. Wat mij toen het meeste tegen viel was dat we in exact dezelfde stress terechtkwamen als op de Keijser. We moesten ook barricaderen, want de eigenaar dreigde meteen met knokploegen. De gemeente zag het helemaal niet zitten dus die stuurde meteen politie erop af. Het was meteen weer heel heftig, meteen weer die speedy sfeer. In die tijd was de punkbeweging erg in opkomst dus er kwamen ook wat punks bij. Dat waren jongeren die nog heftiger waren dan wij, dat droeg ook bij aan die sfeer. Maar ik ging juist uit de Keijser weg omdat ik die stress kwijt wilde. Toen heb ik m'n boeltje bij elkaar geraapt en ben weer terug gegaan naar de Keizersgracht. Daar zat ik in m'n eentje daar in dat hele lege pand, de keizer te rijk.
Ik zat een keer beneden, ergens in het souterrain en op een gegeven moment een denderende herrie boven. Het was de tijd dat je ieder moment een ontruiming verwachtte. Het was dan zogenaamd afgeblazen, maar toch liep je constant met het idee van 'ze komen ieder moment'. Enfin, een gigantische herrie boven m'n hoofd dus ik denk 'daar zijn ze'. Ik kijk om me heen, vind een ijzeren staaf en ik ren met staaf het dak op. En toen stond ik daar in m'n eentje en zag in de verte nog net twee straaljagers wegvliegen. Je was zo gespannen, de vijand komt...Ik weet dat ik daar ontzettend van geschrokken ben."

Theo: "Na 30 april kreeg je een vreemde situatie, bijna een soort vakantiesituatie, ook na al die spanningen dat al die mensen ontspanning nodig hadden, maar ook in negatieve zin dat men niet de consequenties trok van wat opgebouwd was moet je dan ook voortzetten en afmaken. In de Keijser kreeg je een enorme leegloop. De bezettingsploegen vielen weg, maar ook de bewaking. De weinige bewoners die er nog waren konden het niet meer aan. Het pand was ook sterk vervuild en moest goed schoongemaakt worden om het weer leefbaar te maken, want je zit toch achter de barricades. Dat moest zo blijven, omdat het nog niet helemaal rond was. Je kreeg in die tijd ook te maken met aanslagen van rechtse groeperingen en individuen. Maar iedereen liep weg. Er moesten dus nieuwe bewoners komen. Vaak heb je een reactie dat tijdens zo'n bezetting bewoners ontzettend solidair zijn met de strijd maar daarna in zo'n traumatische situatie terechtkomen dat ze niet meer in hun eigen pand willen wonen. Dat is algemeen bekend, dat gebeurt al jaren zo. Dat betekent dat je daar elke keer weer op voorbereid moet zijn en een nieuwe ploeg bewoners moet zien te krijgen die gemotiveerd zijn om daar te wonen."

Piet-Jan: "Mij is het nooit zo ontzettend om de woonruimte-toestand gegaan. Het ging mij meer om een manier van leven. Ik kende toen ook mensen die in kraakpanden woonden en dat leek me fantastisch. Met z'n allen in een woongroep, in een keuken en samen zo'n huis regelen, dat leek me geweldig. Nou dan moest je gaan kraken. Toen hebben we een paar keer zo'n huis bekeken. We hebben zelfs nog eens iets proberen te kraken dat uiteindelijk niet door ging en toen kwam ergens in mei '80 diezelfde jongen, via dat meisje dat ik van studeren kende, met het aanbod of we misschien op de Groote Keijser wilden gaan wonen. Dat was toen iets of je meteen in de hemel kon komen wonen. Dat was wel mooi dat dat mocht. We kregen het ook te zien, fantastisch vonden we dat, erg indrukwekkend. Allemaal donkere ruimtes met staalplaat voor de ramen, twee verdiepingen, zes grachtenhuizen vol met staalplaten. Met zo'n jongen die met van die lasoogjes rondliep en de hele tijd aan het snijbranden was. Daar mochten wij gaan wonen.
De bedoeling was dat wij boven gingen wonen want het huis was zo langzamerhand onbewoonbaar geraakt. Er woonde bijna niemand meer van de oude bewonersgroep. Er moesten bewoners komen die daar netjes woongroepje gingen spelen. Dat wilden wij wel. We hadden een paar voorwaarden. Ten eerste dat we boven echt woongroepje konden gaan spelen, dat wil zeggen dat we een keuken konden bouwen en alles konden afsluiten, en dat de boel niet, als we even weg waren, achter onze rug om weer verbouwd werd. Ten tweede stelden we grenzen aan het geweld waarmee de Keijser verdedigd mocht worden. Omdat we wisten dat het heel ernstig zou worden als de Keijser ontruimd werd en er misschien wel doden zouden gaan vallen, accepteerden we de gasflessen op het dak en de wasmachines, als dreiging natuurlijk, maar we wilden niet dat er met mollies gewerkt werd, dat vonden we toch heel naar, brandende mensen. Dat waren de voorwaarden. Zo werden we er langzaam in geloodst. We gingen daar verbouwen en bouwden een keuken. We moesten wel de tussendeur verdedigen, want er liepen nog wat jongens en meisjes rond die niet zo gesteld waren op een geordende woongroep. Die braken alles achter onze rug weer net zo hard af.

Harri: "Wij waren met een stel mensen een aantal weken weggeweest en kwamen weer terug in Amsterdam en dan ga je naar de Keijser, want dat is de plek. We kwamen daar en het was helemaal dicht, dat was niet zo vreemd, want dat was vaker zo, maar je kwam er ook niet meer in. Je probeerde aan de voordeur of er iemand was. Na verloop van tijd kwam er iemand te voorschijn die je helemaal niet kende, die vertelde min of meer in opdracht dat hij niemand binnen mocht laten en als ik iets wilde weten dan moest ik maar naar de organiserende club gaan. Dat was voor ons totale verbijstering.
Toen zijn we naar Theo gegaan om te kijken wat er aan de hand was. We waren echt in de mood om weer aan de gang te gaan, maar hij zei dat er te weinig mensen waren om het pand te bezetten en daar moesten we het mee doen. We zaten daar bij Theo thuis in een huiskamer met een kamertje erachter. Je zag een heel burgerlijk huisje en het summum van die burgerlijkheid voor ons was dat er aan de schoorsteen boven de haard een groot geschilderd portret van de grote leider hing. Daar moesten we toch wel een beetje om lachen. Je wilde ook in je persoonlijke leven en in je eigen huis dingen op een andere manier doen, maar dat zag je daar dus niet.

Piet-Jan: "Het was voor ons nogal overrompelend allemaal. Een van de eerste keren dat wij er binnen waren, kwamen er van die grote jongens met een busje voorrijden met staalplaten erin. We mochten meteen die gestolen staalplaten naar binnen sjouwen. Dat was in een tijd dat er van die politiegolfjes rondreden om staalplaten te onderscheppen. Het waren van die rijplaten, van die dikke rijplaten, die haalden ze dan van de Nieuwe Meer of andere bouwterreinen. Ze werden in stukjes gesneden en voor de ramen gehangen. Dat was meteen een van de eerste stoute dingen die ik gedaan heb. We moesten die rijplaten binnen brengen. Dood eng, en zwaar die dingen. Je moest ze met z'n vieren of vijven tillen. Verder kreeg je ook te maken met die jonkies die daar woonden, van die ongeregelde punks die beneden met katapults aan het oefenen waren. Dat was spannend, maar ook wel een beetje heftig."

Gusta: "Na de zomer van 1980 leefde de Groote Keijser niet meer zo voor mij of voor ons huis. Er was geen dreiging meer. Bovendien hadden we een heftige zomer achter de rug want Jojo, één van mijn huisgenootjes, zat voor de Vogelstruijs in de gevangenis. Wij waren daar veel mee bezig. Het was de eerste keer dat een groepje krakers langdurig vastzat. Dat was een hele akelige en mistroostige tijd. Het was duidelijk dat de beweging kleiner werd. In de publieke opinie waren we geen mensen meer, we waren relschoppers geworden. Je vriendjes verdwenen de gevangenis in, omdat ze een pand kraakten of bij een rel opgepakt werden. We werden steeds meer in een hoek gedrukt. Het was niet meer het gevoel van 'de stad is van ons'. We zaten in de tang met z'n allen. Je moest of ondergronds en in het geniep verder, in ieder geval je niet meer op je kop laten timmeren of je moest je laten arresteren bij een openlijke actie. Je stond voor een keuze: 'doorgaan en hardere acties voeren of stoppen'."

Piet-Jan: "Er was toen een SOK, het Stedelijk Overleg van de Kraakgroepen, op het dak van de Keijser. Daar hebben we toen bij gezeten. Maar waar echt gepraat werd, daar waren we niet bij. We wisten ook niet hoe dat werkte. We gingen pas echt mee beslissen en mee functioneren in de buurtvergaderingen toen we in ons eigen kraakpand woonden op het Singel. En schrijven natuurlijk, want ik werkte toen bij de 'Laatste Waarschuwing'. Later ben ik bij Bluf! gaan werken.
In de Keijser werden de beslissingen door het stedelijk overleg genomen, maar eigenlijk door Theo, door Theo en zijn adjudanten. Tenminste, zo zagen wij dat. We wisten gewoon haarfijn, hoe dat werkte. Daar heb ik de goeie dingen geleerd, hoe je een actie moet organiseren, maar ook de kwade kanten, hoe je over mensen heen moet lopen, hoe je mensen moet gebruiken. We wisten dat we zelf gebruikt werden. We moesten namelijk het vriendelijke gezicht worden van de krakers. Maar we wilden daar ook wonen, dus we lieten ons op die manier gebruiken. Pas later ontdekten we een andere munitiekamer waar niet alleen verfzakjes en stenen lagen, maar ook rijen molotovcocktails, toen begrepen we dat we ook gewoon voorgelogen werden, als dat nodig was. Dat was een reden om daar weg te gaan. We zijn weer heel netjes opgestapt en hebben met twee andere ex-bewoners van de Keijser een huis om de hoek gekraakt.
We hebben op de Keijser geleerd hoe je het ouderwets, stevig moet organiseren, maar ook dat je daarbij soms over mensen heen moet lopen. Al die dingen hebben we op de Keijser geleerd. Een goede basistraining. Toen ik op de Singel woonde, heb ik als jong enthousiast krakertje uit de Grachtengordel, met datgene wat ik van Theo geleerd heb, meegeholpen om Singel 445 te verdedigen. En dat is gelukt. Dichtlassen, buurt erbij halen en intimidatie van de eigenaar, Rosenthal de porseleinhandelaar. Die hebben we verteld dat het toch onhandig was om al dat porselein te verkopen en tegelijk een kraakpand te ontruimen. Dat is typisch een manier van de Staatsliedenbuurt. Ja, nu denk je, jezus waar was ik mee bezig, maar dat was de Staatsliedenmanier van organiseren en die kon heel goed werken."

Theo: "We begonnen aan een infocentrum te werken, want er moest ook iets gecreëerd worden voor de buurt, de integratiemethode om het zo te zeggen. Dat was hard werken met relatief gezien een kleine ploeg. Maar er waren ook mensen teleurgesteld. Je kreeg ook te maken met een groep die met quasi-revolutionaire gedachten rondliep, ondanks het feit dat er eigenlijk nooit een revolutionaire sfeer is geweest, daar is veel meer voor nodig. Er was natuurlijk veel solidariteit, de bevolking leefde mee, maar een echte revolutionaire situatie, dat gaat anders, dan heb je allerlei bevolkingsgroepen, studenten, arbeiders, intellectuelen, die op hetzelfde level zitten en met dezelfde push hun strijd willen voeren. Daar was nooit sprake van. Je had kleine belangengroeperingen die zich aaneensloten, maar geen enorme massa's. Je kreeg dus een aantal teleurgestelde mensen en dat waren mensen die echt destructief bezig waren, die van hun vakantiebestemming overkwamen om even de revolutie mee te maken. En als de revolutionaire sfeer inzakte, dan waren ze weer terug op hun vakantiebestemming. Zo had je heel veel mensen. Er liepen heel veel dromers rond, en die hebben hun lesjes uit de geschiedenis niet geleerd, die dachten dat daar echt een revolutionaire sfeer was. Nou nogmaals, die was er niet. Er was een groep die zich terugtrok, die gingen weer bezig met hun eigen werkzaamheden. Dat bewees ook dat er geen revolutionaire sfeer geweest is, want een revolutie is geen vrijetijdsbesteding. Het betekent hard werken en langdurig veel offeren, heel veel geven, en dat deden heel veel niet, vooral de teleurgestelde mensen. Een andere groep was erg destructief bezig. En ja, daar kreeg je conflicten mee."

Harri: "De vrijplaatssfeer rond de Keijser verdween langzamerhand omdat er van alles georganiseerd moest worden, want dat pand moest blijven. Vanwege dat organisatiegedoe kreeg je het idee dat de mensen als poppetjes behandeld werden en niet meer hun eigen leven konden leiden. Dat kon je goed zien toen er op een gegeven moment mensen op het idee kwamen om de Keijser aan de voorkant helemaal mooi wit te schilderen en daar wat gekke muurtekeningen op te maken. Maar er ontstond ruzie omdat de grote leider vond dat daar een of ander communistisch symbool op moest dat strijdbaarheid uitdrukte. Degenen die die tekeningen zouden maken, wilden gewoon freaken op die muur, die wilden daar te gekke mooie tekeningen die iets uitdrukten van de Keijser, waar dan iets opstond van "Where the action is", dat is onze plek.
Er kwamen wel eens mensen die de Keijser een goed hart toedroegen en die brachten dan een flink brok hasjiesj binnen voor de mensen. Dat schoot dan bij de grote leider in het verkeerde keelgat, die gooide het de gracht in. Dat er voor ze uitgemaakt werd wat ze daar wel en niet mochten doen, dat was een ontzettende domper. Daarmee werd er aan die vrijplaats geknaagd, er werd aan geringeloord en dat voelde je, dat was niet oké."

Leen: "Ik hield mij in de Keijser op de eerste plaats bezig met het informatiecentrum dat we in het souterrain hadden ingericht. We wilden van daaruit een aantal, ik noem het maar even 'scholingsactiviteiten' organiseren en een tentoonstellingsruimte maken. Contacten met andere, ook buitenlandse, verzetsgroepen wilden we intensiveren. Vanuit het infocentrum organiseerden we ook onze veel voorkomende bezoeken aan scholen waar we leerlingen vertelden over kraken en wat er allemaal mee te maken had, en dat naar ons oordeel kraken geen geïsoleerd fenomeen is, wat ik nog steeds vind, maar dat het te maken had met allerlei andere dingen in de samenleving. We zijn zelfs met onze scholingsgroep een keer naar de ME geweest. Ik kan me nog heel goed herinneren dat we daar tegenover een groep van dertig ME-ers stonden die sprakeloos naar ons verhaal over de kraakbeweging, waar ze helemaal niets vanaf wisten, luisterden. Achteraf dronken we een borreltje en ze zeiden: "Ja, er zit een hoop waarheid in jullie woorden". Ze hadden er kennelijk toch wat van geleerd. Ik vond het ook karakteristiek dat zo'n groep ME-ers die uit het hele land kwamen helemaal niet wisten waarom het ging, ze werden er op uit gestuurd en als het dan serieus werd dan sloegen ze er ook vrij makkelijk op los."

Harri: Dat informatiecentrum was zo'n plek waar de actievoerende vormingswerker de alternatieve maatschappijleraar op woensdagmiddag met zijn derde klas-MAVO kon ontvangen, om dan in een triomftocht alle verworvenheden van de kraakbeweging te laten zien. Daar zaten we ook niet zo op te wachten. We hadden niet meer dat idee dat je mensen moet overtuigen om ze aan je kant te trekken, zieltjes winnen, dat was gewoon niet meer van toepassing. Je leefde op de manier waarop je wilde leven en dat dwong je af doordat je het deed en de ruimte die je daarmee creëerde, daarvan konden de mensen zeggen 'oké, dat zien we zitten'. Dat informatiecentrum dat lag niet zo lekker. In het kraakmuseum hingen foto's van wat er allemaal gebeurd was. Daardoor leek ook net of de kraakbeweging geschiedenis was, maar dat was het voor ons nog helemaal niet, die Keijser was er nog steeds. Veel mensen waren laaiend, die voelden zich belazerd en dat waren allemaal mensen die in de Keijser gewoond hadden of in de luxe appartementen op de Prins Hendrikkade, in de Vogelstruys of in de Antoniebreestraat, de Rozengracht, dat waren mensen die niet alleen meegedaan hadden aan het kraken maar er ook zijn gaan wonen, en daarom een belangrijk gedeelte van de kraakbeweging uitmaakten."

Leen: "De Groote Keijser was in die tijd ook absoluut, of het nou terecht was of niet, dat dondert nou verder niet, een symbool. Het had een symboolfunctie, de Groote Keijser mocht in de beleving van al die mensen die daar bij betrokken waren, niet verloren gaan. Het moest een uitstraling hebben, want als we de Groote Keijser konden behouden, dan zouden we een hoop andere panden ook kunnen behouden. Je moest daaraan gestalte geven met woorden, met dreigementen, met ijskasten, met rookbommetjes die her en der gebruikt werden. En het werkte.

Theo: "Ik voelde me verantwoordelijk voor het draaiende houden van de Keijser. In mijn idee is het zo dat je zo'n ontruiming nodig hebt voor de confrontatiepolitiek om aan te tonen dat het om meer gaat dan alleen een woninkje. Ik vond het eigenlijk ook een beetje slecht uitkomen dat er onderhandelingen kwamen en het op een zogenaamde sociaaldemocratische manier werd opgelost, terwijl het probleem niet werd opgelost, de Groote Keijser was niet meer overal, het was echt Groote Keijsertje geworden en het ging om een pandje voor een paar arme dreumesen, en dat is nooit de bedoeling geweest. Maar het was wel zo dat ik zei oké, wij zijn eraan begonnen, we gaan het ook afmaken."

Pietje: De aankoop van de Keijser werd min of meer afgedwongen. Er had in de voorafgaande maanden een enorme verharding plaats gevonden tussen de kraakbeweging en de politiek. Niet alleen het optreden van de politie, maar ook dat wij er steeds beter op antwoordden. De strijd tegen de politie op straat werd harder, professioneler. Mensen wisten er beter mee om te gaan. De politiek zag zich min of meer gedwongen om wat te doen. Ik denk dat dat wel gemeentepolitiek is geweest. Alleen Wiegel was nog steeds tegen, die wilde het het liefst de kop indrukken. In die periode werden er contacten gezocht. Ik had contacten in de gemeenteraad vanwege mijn betrokkenheid bij diverse overleggroepjes. Een aantal mensen, zeg maar de denktank van de kraakbeweging - wij hadden geen leiders maar tussen aanhalingstekens natuurlijk, want iedere afdeling, ieder groepje had zijn eigen leiders -, hebben toen in Literair Café De Engelbewaarder in samenwerking met de PvdA-raadsleden Louis Genet en Tom Keune, de beroemde brief van Polak aan de kraakbeweging opgesteld zo van 'hoe kunnen we nader tot elkaar komen'. Ik weet zeker dat Theo erbij was en ik dacht Henk van der Kleij ook.
Theo was het er helemaal niet mee eens, die zag dat helemaal niet zitten om daar met gemeenteraadsleden van de Partij van de Arbeid over te praten, want daar sprak je niet mee. Maar hij realiseerde zich ook wel dat het nodig was. Er moest een opening komen, anders werd het oorlog, en dan waren we de Keijser kwijt. Het was heel belangrijk dat we de Keijser zouden behouden, want alleen een knokpartij en de Keijser kwijt, daar deed ik het niet voor.

Harri: We hoorden dat er onderhandelingen gaande waren met de gemeente over de ontruiming en de aankoop van de Keijser. We waren gewoon verbijsterd. Op de eerste plaats ging het er eigenlijk allemaal om van dat je het idee had als dat zaakje ontruimd zou worden en als het dan aan de gemeente overgedaan werd, dat je gewoon die plek kwijt was, je voelde gewoon, je had het gevoel: er wordt je iets ontnomen, wat een belangrijk deel uitmaakt van je leven, van de mensen die je kent, en de plaats waar je mekaar ook tegenkomt. Dat gevoel was er heel sterk. Dus dat leverde ook een ontzettende kwaadheid op.

Pietje: "Polak schreef een brief aan de kraakbeweging: Als wij bereid waren radio de Vrije Keyser uit de lucht te halen en als wij bereid waren van geweld af te zien dan zou hij eventueel kijken of er een mogelijkheid was om bla, bla, bla. Die brief is samengesteld en die brief is naar de Groote Keijser gestuurd."

Gusta: "Er ontstond een machtsspel rond de aankoop van de Keijser dat eindigde met een hele grote stedelijke vergadering, waarin een aantal mensen pleitten voor de aankoop. Achteraf bleek dat er mensen met de gemeente waren gaan praten en dat was natuurlijk ronduit een belediging voor veel mensen, dat er achter onze rug om mensen kwamen opdoemen die onderonsjes met de gemeente gingen houden en afspraakjes gingen maken. Maar we waren een open beweging en wij zouden dat met z'n allen wel bepalen. Dus daar kwam een enorm gedoe over. Dat een groepje harde meneren achter onze rug dingen regelde en de macht naar zich toe trok, dat stond mij erg tegen, dat voelde vies. Er gebeurde van alles dat een heleboel mensen niet wisten en het onderlinge wantrouwen nam toe en dat ging verkeerd."

Pietje: "Toen kwam de grote vergadering en wij wisten dat dat fout zou lopen. Die brief was zodanig opgesteld dat je er twee kanten mee uit kon. Toen is er een politiek bedreven door de mensen van de kraakbeweging zelf. Want ondertussen had je al heel veel geleerd. Theo zou met een deel van de harde kern van de Staatsliedenbuurt die brief afschilderen als een regelrechte oorlogsverklaring aan de kraakbeweging, aan de Keijser, dus de beuk moest erin, en ik zou het verwoorden met mensen van wat meer de overlegkant, meer de politieke kant, met het risico dat je ik wil niet zeggen eruit gesodemieterd zou worden, maar als verrader gezien werd. We gingen een spelletje politiek spelen. Ik zou de brief verdedigen door te vertellen van 'die kun je ook zo uitleggen, het is een handreiking', en Theo zou die brief als een oorlogsverklaring afschilderen. Naarmate Theo en ik, die door de jaren heen perfect op elkaar ingespeeld waren, verder zouden gaan, zou Theo zijn betoog afzwakken en zou ik mijn betoog aansterken. En aan het einde van die vergadering hadden we zoiets van 't'is gelukt'. We kregen het fiat van de vergadering om dat overleg op de Keizersgracht te gaan voeren. En toen ging het balletje rollen. Ik wist voordat we de Keizersgracht ingingen al dat de Keijser gekocht was, maar dat kon je niet zeggen, soms moet je met de dingen even wachten, soms niet, daar rol je gewoon in, t'is niet een bewuste keuze, ik heb nooit politicologie gestudeerd maar je maakt er zoveel van mee dat je weet hoe gevoelig de dingen soms liggen. Soms moet je af en toe je mond houden."

Theo: "Toen bleek toch met peilingen dat een grote meerderheid vond dat het dan keurig afgerond moest worden, dat het gewoon aan het woningbestand moest worden toegevoegd. Waar natuurlijk ook wat voor te vinden is, daar niet van, en dat moest dan ook goed gebeuren. Dus daar heb ik persoonlijk ook aan meegeholpen om dat in goede banen te leiden. Ik probeerde daar allerlei sociale doelgroepen in te betrekken, dat was wat een grotere groep, die meegewerkt had, wilde. Dus dan laat ik mijn eigen ideeën een beetje varen, maar dat is geven en nemen, dat hoort er gewoon bij."

Joost: "Toen bleek dat de Keijser aangekocht was en dat er onderhandelingen plaats vonden tussen krakers en gemeente gaf dat een vreemd gevoel. Ik kan me herinneren dat ik op de voorpagina van het Parool Theo en een paar anderen op een foto zag staan met Jan Schaefer en nog wat andere gemeentekopstukken. Dat was iets wat niet te plaatsen viel op dat moment."

Harri: De gemeente had een voorwaarde gesteld en dat was dat de radio er uit moest. Dat betekende dat je nog een stap deed, je gaf niet alleen je vrijplaats weg, maar ook je activiteiten werden min of meer verbannen. Bovendien kwamen de mensen die daar gewoond hadden helemaal niet in aanmerking om daar te gaan wonen, die voldeden niet aan de distributieregels. Maar dat waren sowieso veel te lastige klanten om daar überhaupt te kunnen wonen.

Jojo: "Radiozender De Vrije Keijser was een alternatief medium en tegelijkertijd illegaal, dus het paste prima in de cultuur van de beweging. Het was een nieuwe verworvenheid. Ik vond het heel slecht dat in het kader van de onderhandelingen over de Groote Keijser de zender zonder veel discussie door de onderhandelaars werd opgegeven. De deal was dat de gemeente het pand aan zou kopen en dat de krakers ervoor zouden zorgen dat de zender verdween. Je had op zijn minst moeten bedenken wat er met die zender zou gebeuren, maar daar was helemaal niet over nagedacht. Op die manier werd ontkend dat er nog andere dingen belangrijk waren in de kraakbeweging. Neem bijvoorbeeld het infocentrum dat toen werd ingericht in de kelder. Dat zag er allemaal piekfijn uit, dat had net zo goed een gesubsidieerd opbouwwerkproject kunnen zijn. Alles moest piekfijn geschilderd worden, terwijl het boven in het pand een puinhoop van jewelste was. En daar werd ook de zender bemand. De ene keer door mensen die met hele serieuze verhalen over Nicaragua terugkwamen, maar voor hetzelfde geld zaten er drie gozers totaal stoned en met een fles bier maffe verhalen te vertellen en drugs te gebruiken. Zij gebruikten die zender gewoon om ergens tegen aan te lullen en dat was dat. Maar dat was ook onderdeel van de kraakbeweging, dat was gewoon een beetje zwerven in de ether: 'hier zijn we en we doen gewoon onze eigen dingen en that's it'. En dat kon dus allemaal niet meer, met die zender zou die hele manier van leven die zich in de Groote Keijser ontwikkeld had ook verdwijnen. Dat paste niet in het plaatje, dus daar werd ook geen waarde aan gehecht. Het werd niet serieus genomen, toen het er op een gegeven moment om ging een politiek resultaat binnen te halen."

Leen: "Het hele proces waarin we zaten, bracht sowieso met zich mee, dat je niet je kop in de wind kon gooien. Je kon bijvoorbeeld niet zeggen: nee, we onderhandelen niet met de gemeente, nee, we willen daar niets mee te maken hebben. Dat zou in feite gewoon ontruiming hebben betekend. Ik vond het belangrijk dat een groot pand aangekocht werd. Bij die aankoop hebben we ook een aantal voorwaarden gesteld, de mensen die erin zouden komen te wonen, die zouden binnen de regels van de Dienst Herhuisvesting moeten passen maar we mochten ze zelf uitzoeken, dus we konden zelf bepalen wie er kwamen te wonen."

Rob: "Het is een proces geweest. Je bent voor je gevoel met een rechtvaardige zaak bezig, dat is de woningnood. Op jouw manier los je die op en daar voer je actie voor. Daarnaast komt er een politiek proces op gang, waar je eigenlijk geen deel aan hebt. Dat politieke proces neemt jouw actie over, er gebeuren allerlei dingen die je niet wilt. De Groote Keijser kwam in het systeem terecht en wij waren juist tegen het systeem, wij wilden de Keijser juist buiten dat systeem houden. We hadden er geen grip meer op en op een gegeven moment wilden wij voor ons gevoel een daad stellen: 'laten we het even simpel houden, het gaat erom dat iedereen een woning heeft en niet om het politieke gevecht'. En om aan te geven dat wij ook nog bestonden, hebben we als een signaal, want we wilden daar niet opnieuw gaan wonen, de Keijser herkraakt. Het gaat toch om het kraken."

Marga: "Het was ons plan dat die Keijser gevorderd zou worden. Maar inmiddels was het pand, waarschijnlijk onder de enorme druk van het dreigende geweld van beide kanten, voor een hoog bedrag aangekocht. Het viel nog mee, maar het bedrag was toch hoger dan een aantal van ons gewild hadden. Het was allemaal in kannen en kruiken. Toen is het idee van die herkraak geboren. De herkraak zou plaatsvinden precies twee jaar na de kraak. Op dat moment woonde er eigenlijk niemand meer, de Keijser stond min of meer leeg. Nou wat kun je beter doen met een leeg pand als het kraken. Maar verder zat daar niet veel achter. Het was bedoeld als een klein feestje. Mensen dachten dat daar veel meer achter zat."

Harri: "Die vrijdag zou het twee jaar geleden zijn dat de Keijser gekraakt was, dus wat was het idee: 'we kraken de Keijser opnieuw en we maken er 's avonds een feest van om dat te vieren. Dat ging in twee dagen helemaal spontaan, mensen deden daar meteen aan mee, dat was geen enkel punt. Er zat een jongen in de Keijser en toen die naar buiten kwam zijn een aantal mensen naar hem toegegaan en hebben gezegd dat hij de sleutel af moest geven. Dat heeft hij gedaan, en toen zijn we naar binnen gegaan en hebben in het souterrain een feest gevierd. Het idee was om ook de radio te gebruiken en zo aan een heleboel mensen kenbaar te maken: "Kom naar de Keijser, er is vanavond feest, de Keijser is twee jaar gekraakt". Maar de antenne was al van het dak gehaald dus dat ging niet meer. Niettemin kwamen er toch een heleboel mensen naar het feest toe.

Rob: "We liepen door de Reestraat en er kwam iemand van de Keizersgracht af. Hij werd herkend van de Keijser en had een sleutel. We hebben hem staande gehouden, ik stond er vlakbij. We waren met een grote groep, er zaten wat punks bij. Jan zei tegen hem dat hij die sleutel moest afgeven, dat weigerde hij eerst, maar door de druk van het aantal mensen heeft hij toen alsnog de sleutel afgegeven aan Jan. Toen zijn we doorgelopen de hoek om, rechts af de Keizersgracht op en hebben met die sleutel de deur opengemaakt. In de gang stond één iemand en die zei van: 'oprotten, eruit hier', waarop wat andere mensen uit de groep agressief tegen die jongeman opgetreden zijn. Dat is voor mij het moment geweest dat ik ben weggegaan. Het was niet meer mijn sfeer, het liep uit de hand en ik ben afgetaaid."

Harri: "Er was toch een beetje een geladen sfeer. Je wist dat daar iets gebeurde waarmee een gedeelte het niet eens zou zijn. Maar aan de andere kant kwamen mensen weer terug op de plek waar ze zoveel dingen beleefd hadden. Mensen zagen elkaar weer, het was ook wel een emotioneel gebeuren. Ik denk dat de kwaadheid dat ze die plek op moesten geven er uiteindelijk toe geleid heeft dat er op het eind van het feest een aantal mensen zijn doorgeflipt. Die hebben toen huis gehouden, die hebben ruiten ingetrapt en foto's verscheurd en er is inderdaad een puinhoop van gemaakt."

Joost: "De herkraak ontaardde echter in een feestje en dat feestje is in chaos geëindigd waarbij nogal wat vernielingen zijn aangericht. De volgende dag bleek het een vrij grote puinhoop te zijn waar niemand onmiddellijk de verantwoording voor wilde dragen. Ik vond het erg dat dat gebeurd was, met name in het souterrain waren veel dingen opgeknapt en de tentoonstelling die daar was ingericht, daar hadden mensen zich hard voor ingezet, dat vond ik heel triest. Maar de herkraak en het feestje op zich was voor mijn gevoel een mooie afsluiting."

Theo: Toen het steeds duidelijker werd dat de Keijser niet ontruimd zou worden, waren er heel wat mensen teleurgesteld. Die vonden dat die ontruiming hoe dan ook door moest gaan. Ik noem dat een misvatting. Op een gegeven moment had je een groep die zo teleurgesteld was over het verloop en de onderhandelingen, dat ze dachten in de vorm van een soort van herkraak hun teleurstelling aan de kaak te kunnen stellen. Ze vonden dat de Keijser een andere koers moest varen in de politieke opstelling. Alleen dat werd helemaal op een verkeerde manier gedaan. Heel veel mensen werkten hard om een informatiecentrum in de Keijser op te zetten. En juist dat informatiecentrum werd in één nacht door een destructief feestje totaal vernield. We hadden informatiestands opgezet, een filmzaaltje, er waren voorraden voor een café annex koffiehuis. Al die voorraden waren op, heel het mooie en functionele interieur was vernield. Het was weer helemaal opnieuw beginnen, en dat kwam hard aan. Mensen waren woedend, machteloos, er waren mensen aan het huilen.

Harri: "Het was absoluut geen vooropgezet plan om daar de boel te vernielen. Het idee was om daar een feest te geven. Het is niet van te voren bedacht en ik heb niet het idee dat mensen zich nu snel aansloten bij een plan er een puinhoop van te maken. Het is niet iets waar iedereen nou zo vreselijk trots op is. Het is gebeurd, het is een uiting geweest van kwaadheid, over wat er met die Keijser gaande was. Dat wel. De punkies van Huize Chaos waren er ook bij betrokken en die hadden ook zoiets van wat gebeurt er ineens, de Keijser wordt verkocht aan de gemeente, we raken een plek kwijt en we weten er niks van, dat zien we niet zitten."

Marga: Dat was op zich een goed plan van die herkraak. Het spijt me erg dat het toen zo'n smakeloze vertoning is geworden, van beide kanten. Het plan was om na afloop van het feest gewoon weer weg te gaan, er konden misschien wat lege flessen achterblijven, maar meer ook niet. Maar het feestje is uit de hand gelopen. Van het hele infocentrum in het souterrain is een ontzettende rotzooi gemaakt. Het hele pand is besmeurd met anti-Theo leuzen. Er zijn ook dingen vernield, het zag er gewoon niet uit. Ik was daar ontzettend boos om, niet alleen dat wij dat zomaar gedaan hadden, maar ook omdat Theo gewoon gepakt werd. Ik heb zelf ook meegedaan aan die herkraak, maar toen ik de volgende dag ging kijken hoe het er voor stond, toen was dat wel anders dan ik mij had voorgesteld. Ik was niet bij die vernielingen geweest. Daarom begreep ik het ook niet zo goed in het begin. Pas later werd het me duidelijk. Voor de mensen die het infocentrum hadden ingericht was het behoorlijk vervelend, die voelden zich daardoor erg gekwetst."

Theo: Eerst dachten we aan een aanval van buiten. Dan vraag je je af, hoe zijn ze in godsnaam binnengekomen? Daar moet een enorme lek zitten. Maar daar had je dan nog een stuk vrede mee, dat is dan een correctie van de zaak maar toen je hoorde dat ook je hele goede kameraden van jezelf daartussen zaten, mensen met wie je goed levelde. Wij dachten dat zijn je medestanders in je denken, medewerkers van bijna 24 uur per dag, dat was de teleurstelling op en top. En vandaar dat je dan ook zo'n uitspatting krijgt.

Harri: "De volgende dag. Hoe vertel je daarover zonder dat je daar niet helemaal slecht van wordt. Wij waren 's nachts naar huis gegaan, de volgende ochtend, ik lag nog in bed, hoorde ik op straat lawaai. Er stond een meute van een man of vijfentwintig, dertig voor de deur te joelen en te schreeuwen. Er waren mensen het huis binnengedrongen en de radio moest terug, verder natuurlijk meteen gescheld en we kregen de opdracht dat we ons 's middags om half drie in de Keijser moesten komen verantwoorden. Nou oké, ik vond ook wel dat je dat moet doen als er zoiets gebeurt."

Joost: "De volgende dag lag ik met een kater in bed of was net opgestaan toen in het pandje waar ik woonde - de voordeur was over het algemeen niet op slot - een soort knokploeg binnenstapte met Theo aan het hoofd. Die begon in het wilde weg dingen stuk te slaan, waaronder mijn gitaar - wat ik hem trouwens nog steeds kwalijk neem - en we werden in een soort arrest meegenomen naar de Groote Keijser.

Theo: "Je kunt mekaar beter elkaar een goede tik geven dan mekaar negeren en net doen alsof er niks gebeurd is. De dag daarop werden alle mensen die daar aan deelgenomen hadden, aan dat zogenaamde herkraakfeestje, ter verantwoording geroepen, en je kreeg echt een flinke emotionele discussie Die mensen werden zelf ook aangepakt in hun eigen huizen, een deel daarvan althans, vooral de meest verantwoordelijken. De mensen die niet op kwamen dagen, werden thuis opgezocht. Dat ging er behoorlijk aan toe, ongeveer zoals bij het verbouwingsfeest in het infocentrum. Maar op zich was dat niet het belangrijkste. Het belangrijkste dat duidelijk gemaakt werd dat die methodes niet zo effectief waren, dat je discussies op een andere manier moest voeren.

Joost: Toen ik uiteindelijk in het souterrain van de Keijser stond en we daar aankwamen, toen was ik eerst ook wel heel erg verbaasd over hoe grote puinhoop het was, en, maar de dreiging die er uitging van de menigte die er toen was, of die daar stond naar ons groepje wat daar op dat moment binnen kwam, dat vond ik waanzinnig heftig, dat was een ervaring die ik nog nooit had meegemaakt, en sindsdien nooit heb meegemaakt. Dat ging richting een soort van lynchpartij. Het feit dat er mensen waren die wel op het feestje waren geweest maar nu de andere kant kozen was ook heel schokkend.
We moesten ons verantwoorden voor wat er gebeurd was. Het was een zeer onaangename situatie om in één keer lijnrecht tegenover mensen te staan waarmee je samen actie gevoerd hebt en die op dat moment niet het begrip konden opbrengen om naar redelijke argumenten te luisteren. Ze wilden niet horen waar het eigenlijk om ging en legden de nadruk alleen maar op de vernielingen om ons aan te vallen. De herkraak was een heel duidelijk signaal maar door die vernielingen was het moeilijk te beoordelen wat er gebeurd was. Het is me tegengevallen van veel mensen dat ze dat niet los van elkaar hebben willen zien. Dat ze niet de moeite hebben willen nemen er begrip voor op te brengen.

Leen: "Er was een groep mensen uit de stad, ik meen uit Oost, en die hebben op een avond een aantal zaken kort en klein geslagen. Op zichzelf was dat natuurlijk een walgelijke actie. Blijkbaar is dat gedaan door mensen die het helemaal niet eens waren met de gang van zaken rond de aankoop, maar ook niet wisten hoe het allemaal in elkaar stak en absoluut niet wisten wat zich binnen het infocentrum afspeelde.
Ik heb eerlijk gezegd nooit helemaal goed begrepen waarom het gebeurd is. Ik heb die mensen er ook nooit over gesproken. Ik vermoed dat ze tegen de aankoop waren of dat ze ons niet zagen zitten of misschien was het ook wel iets van kinnesinne tussen Oost en de Staatsliedenbuurt, dat heb ik ook wel eens gehoord, maar ik heb er nooit helemaal het fijne van begrepen."

Harri: We gingen 's middags naar de Keijser toe, we waren geloof ik met zijn zessen en we kwamen Marga op de brug tegen en die zat onder het bloed. Die was in elkaar geslagen. Ze vertelde huilend dat ze met een groep naar de Rozengracht gegaan waren, dat ze daar de deur hadden ingetrapt en dat die mensen gewoon waren opgebracht. Toch naar de Keijser, want we wilden vertellen waarom we dat gedaan hadden. We kwamen daar binnen en daar stond een ontzettende dreigende, schreeuwende, scheldende groep mensen van ik geloof een stuk of veertig, vijftig. Toen we binnen waren, toen werden de deuren allemaal hermetisch afgesloten, er werd alleen gescholden, er werd nog niet gepraat. We kwamen er niet meer uit, dat was het eerste waar je eng van werd. Toen vertelde ik waarom we dat gedaan hadden, dat werd natuurlijk al snel een bekvechterij, er werd gezegd dat wij te ver vooruit waren en dat de massa nog niet zover was als wij wilden en dat soort flauwekul, maar dezelfde persoon schold ons tegelijk uit voor nazi's omdat de foto's kapot waren, dat hadden de nazi's ook gedaan en wij waren fascisten."

Marga: "Ik kwam in het souterrain langs, ik kwam daar gewoon kijken. Toen kwam er een jongen naar me toe, waar ik een paar dagen geleden nog vriendschappelijk mee was omgegaan en die begon tegen mij te schreeuwen en te duwen en aan mij te trekken. Ik dacht wat we krijgen we nou. Ik werd dat pand ingesleurd, in het souterrain, en een aantal mensen stonden daar vreselijk te schreeuwen en te bleren en andere mensen, de vrienden van mijn clubje, die stonden daar een beetje op een kluitje bij elkaar, in elkaar gedoken en met bebloede koppen. Iedereen reageerde ook vreselijk emotioneel. Andere lui stonden er tegenin te schreeuwen."

Harri: "Theo pakte mij op een gegeven moment vast en trok me aan mijn haren de tafel over. Er waren een heleboel mensen bij die ik niet kende, er waren ook een aantal mensen die ik natuurlijk wel kende, schokkend genoeg hoe dat ging. Hij duwde mij op de grond en meteen sprongen een man of zes daar bovenop en begonnen te trappen. Iemand anders die een beetje de bemiddelaar probeerde te spelen, die haalde ze uit elkaar, er waren twee jongens bij, bij ons, die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika kwamen, zoons van politieke vluchtelingen en tegen die werden dingen gezegd als 'Rot maar op naar je eigen land' en 'dat doe je maar in je eigen land maar dat doe je niet hier'. Het was allemaal heel erg heavy. Er werd gezegd: 'We zullen je je hele leven blijven achtervolgen en altijd blijven controleren wat je doet, je komt er niet meer tussenuit, enzovoort, enzovoort'. Dus praten was er niet echt bij en je wordt er natuurlijk bang van. Het was een soort lynchpartij die daar plaatsvond. Het was geen kwestie meer dat je je daar kon verantwoorden, ze probeerden je gewoon af te maken."

Theo: Die mensen zelf werden aangepakt, maar dat ze echt in elkaar geslagen werden, nee dat is absoluut niet zo, je krijgt een emotionele discussie, dat gebeurt wel eens meer, dat je een kleine stoeipartij krijgt, maar meer niet. Het is niet zo dat die mensen dusdanig mishandeld waren dat ze daar duidelijk gevolgen aan overhielden. Iedereen deelt tikken uit in dat soort situaties, dat was niet het belangrijkste, echt niet. Het was gewoon een waarschuwing van je bent te ver gegaan. Dit is niet de manier waarop je kan discussiëren of de dingen kenbaar moet maken. Onderling hoor je dat anders op te lossen. Bovendien waren de motieven niet zuiver, dat was nog het meest prikkelende. Kijk, als de ene keihard werkt en de ander komt alleen op het uiterlijke af, dat steekt, maar oké, dat pik je in zo'n situatie, maar als het dan ook nog een hele destructieve kant opgaat, nee, dat is echt teveel.
De teleurstellingen waren eigenlijk best begrijpelijk. Ik bedoel, ik was ook teleurgesteld dat het op zo'n manier tot die onderhandelingen kwam en dat het grote doel dat erachter zat niet gehaald werd. We hadden eigenlijk hetzelfde niveau van teleurstelling, alleen je lost dat niet op door tegen elkaar in te gaan. En dan die tikjes die er vielen, dat was echt kinderspel vergeleken met wat er werkelijk aan de hand was. En dat heeft ook niemand echt gevoeld.

Joost: "En Marga, die er helemaal niet bij was geweest en er niets mee te maken had, werd door Theo vol in het gezicht geslagen. Dat was ongelooflijk. Ik heb er nog steeds spijt van dat ik hem toen niet gewoon gelijk neergebeukt heb. Het was echt triest, echt verwarrend ook. Het goede gevoel dat je er aan overhield je energie in de Keijser te hebben gestoken viel toen voor een groot deel weg."

Marga: O, ik was geschokt, verbijsterd, ik begreep het ook helemaal niet, het was net een film, al die mensen... Wij werden uitgemaakt voor verraders. Het was heel emotioneel, heel emotioneel...Ik wist niet hoe ik het had eigenlijk. Ja, het was vreselijk, vreselijk. Er stonden ook mensen met tranen in de ogen. Theo stond ons de meest vreselijke beschuldigingen naar het hoofd te werken, op het hoofd te werken. Bijzonder smakeloos allemaal, het waren toch je vrienden, daar was niets meer van over."

Rob: "Ik woonde indertijd op de Rozengracht en beneden was er vroeger een winkel geweest met zo'n winkeldeur die over het algemeen altijd open stond. Ik kom de volgende dag thuis en doe de winkeldeur open en de hele ruimte waar Joost woonde was kort en klein geslagen, z'n gitaar was kapot, alles was totaal kapot. Toen hoorde ik dat een groepje uit de Staatsliedenbuurt alle panden langs was geweest waar mensen woonden die bij die herkraak van de Keijser geweest waren, om de boel daar kort en klein te slaan. 's Avonds zou er op de Keijser een vergadering zijn over wat er aan de hand was geweest. Ik ben daar toen in m'n eentje naar toe gegaan en ik weet nog dat er in de gang van het souterrain iemand naar me toe komt die zegt: 'Rob, je moet weg wezen want het gaat helemaal verkeerd hier'. Dat klonk zo serieus dat ik ben omgedraaid en weggegaan.
Het was heel emotioneel, want ik hoorde op een gegeven moment ook dat Marga geslagen was en dat was echt de limit, dat was zo erg. Ik weet alleen nog maar dat emotionele gevoel dat ik toen had, dat komt nu ook weer naar boven, dat weet ik nog. Wat er daarna precies gebeurd is, ik denk dat ik het verdrongen heb, ik weet het niet goed meer. Ik weet wel dat ik daarna vrij snel buiten die hele kraakscene ben gestapt, nog wel als kraker, maar niet meer in dat politieke gevecht, daar ben ik helemaal van weg gegaan."

Theo: "Het was een enorme teleurstelling, en dat heb ik ook geuit, en meer eigenlijk in het persoonlijke vlak dan over wat er aangericht was, want die schade, ja dat was maar een facade, het zag er niet zo leuk uit, maar schade, de materiële schade is zo te herstellen, maar de geestelijke schade, de kameraadschappelijke schade, die was nauwelijks nog te herstellen. Deze mensen verdwenen ook van het toneel.
Het was een grote tik die je uitdeelde, maar er was geen sprake van een splitsing. Je had wel duidelijk een enorm meningsverschil. Het stak dat het niet opgelost kon worden."

Harri: We moesten alles opruimen, dat was heel vernederend. We kregen een bezem en ze stonden met z'n allen toe te kijken hoe wij het glas opruimden. Daarna zijn we weer gegaan. Het heeft allemaal niet zo lang geduurd maar de impact was ontzettend heavy, je was gebrandmerkt. We waren fasco's. Er waren ideeën om posters te maken met de namen van de mensen die eraan meegedaan hadden en die in het hele land te verspreiden, zodat ze nergens ook nog maar iets zouden kunnen doen. Je kwam niet meer binnen bij kraakcafé's, sociaal werd je geïsoleerd, we moesten eruit. Voor de mensen die eraan meegedaan hebben, is dat zo'n shock geweest, voor hen was het vanaf dat moment echt finito. Met die mensen willen we gewoon niks meer te maken hebben. De mensen die er toen mee opgehouden zijn waren niet zozeer de mensen die het centrum uitmaakten van die beweging, maar wel voor een groot gedeelte het hart. Dat was precies het verschil."

Marga: "Na die herkraak had ik zoiets van bekijken jullie het allemaal maar, en ik had de indruk dat mensen dat van mij ook wel dachten, van bekijk jij het ook maar. Ik vond het wel best. Vrij snel daarna kreeg ik toen een legaal huis, daar heb ik dan een tijdje gewoond, maar niet zo gek lang. Het was toch een hele overgang om in zo'n burgermans huisje te wonen. Dat beviel me ook niet goed. Toen ben ik later in de Derde Oosterparkstraat gaan wonen. Zo kwam ik weer een beetje in het kraakgebeuren, maar op een andere manier, niet meer in dat heftige gedoe, maar een beetje het vrolijke leven.
Ik heb er geen spijt van dat ik in de Keijser ben gaan wonen. Ja, gunst, achteraf denk je van het had ook anders kunnen lopen. Maar je moet niet vergeten toen die strijd tegen de ontruiming van de Keijser begon, was het nog maar helemaal de vraag of die ontruiming wel zou slagen. Wij zaten daar niet voor niks. Dat pand zat helemaal dicht, er kon niemand in. Als alles was gelopen volgens het boekje, zoals wij dat gepland hadden, nou, dan was dat niet ontruimd, dan had de politie waarschijnlijk na enkele uren de aftocht geblazen, dat weet ik zeker. Als alles volgens het boekje zou zijn gegaan, was de Keijser niet ontruimd. Maar er waren wel degelijk manieren om het pand binnen vijf minuten leeg te hebben, op die idee is alleen nooit iemand gekomen. Soms was er gewoon niemand, en dan vertelde iemand dat de deur helemaal niet op slot zat, dat de politie gewoon binnen had kunnen lopen, met één of twee man. Dat mag ik eigenlijk niet zeggen, dat is een beetje uit de school klappen. Op zich is het toch wel leuk, dat de gemeente Amsterdam zich nu ook eens een keer voor het hoofd mag slaan, dat ze zo stom geweest zijn, maar dit terzijde..."

Jojo: "Na de herkraak van de Keijser was er een discussie binnen de redactie van de Kraakkrant. Het was ingewikkeld, want het vernietigen van elkaars projecten dat was taboe, maar ik vond wel dat het verhaal dat ze daarbij hadden aan bod moest komen. De week daarop stonden in de Kraakkrant een aantal stukken en verhalen over wat er allemaal gebeurd was, maar het pamflet van zeg maar 'de wilde garde' die daar de hand in had gehad, kon niet in de Kraakkrant, vond de redactie. Toen heb ik besloten om zelf die verklaring uit te tikken en te stencilen en als bijlage bij de Kraakkrant te voegen. Ik vond dat het erbij hoorde, dat je het niet mocht ontkennen."

Harri: "Na die gebeurtenissen hebben we een pamflet geschreven en ik zal een paar zinnetjes voorlezen die tot uitdrukking brengen hoe de verschillen in de manier van denken in die beweging toen lagen:

"Dat gemanipuleer, gereken hoe je de verschillende groepen kunt organiseren om je eigen doel te bereiken, dat kennen we, nietwaar? En de manier van leven van onze grote organisator net zo burgerlijk en op een zekere toekomst gericht als al die andere politici en managers. Dat je geen plezier in zo'n soort leven hebt, dat zeggen ze zelf, of zoals Theo - sterk argument voor de meute - zegt: Ik doe al driekwart jaar niet waar ik zin in heb. Arme Theo, sterke held, fantastische kerel, droom van mijn revolutie, aahhh!!! effe piesen. Doe wat je wil, niet alleen op 30 april".

Joost: "Wij hadden wel het gevoel dat we revolutie aan het maken waren, maar leefden heel sterk bij de dag, dus dat was geen gerichte doelstelling. Ik leefde wel vanuit de gedachte dat ik me wilde verzetten, ik had zeker sterke overtuigingen over wat wel en wat niet goed was, maar het menselijke aspect, hoe mensen met elkaar moeten omgaan, dat was mijn voornaamste drijfveer. Met politiek bezig te zijn speelde wel sterk mee. Maar als er een knokploegalarm was ging je er niet alleen op af omdat dat handlangers van grootkapitaal en huiseigenaren waren, bezig met het terugveroveren van hun bezit, maar omdat daar vrienden woonden die bedreigd werden. Dat was voor mij altijd een sterkere drijfveer dan de puur politieke visie. De Keijser was belangrijk maar op buurtniveau was het pandje om de hoek waar drie mensen woonden even belangrijk als welk symbool dan ook, misschien zelfs wel belangrijker. Het kraken van de Prins Hendrikkade, een gigantisch appartementencomplex, was op zich een goede politieke actie. Er waren een aantal mensen die het belangrijk vonden dat er een dergelijk grootschalige kraakactie kwam van luxe appartementen. Daar was op zich niets op tegen, het was ook een heel spectaculaire kraak maar toen de kraak klaar was werden de bewoners als vee de binnenplaats opgedreven en moesten ze maar een appartementje uitzoeken, want dat hoorde nou eenmaal bij het kraken van huizen. Dat klopte natuurlijk absoluut niet, die mensen hebben daar ook niet lang gewoond, die werden daar gewoon ingezet. Het uitgangspunt was niet dat er daklozen waren die iets zochten, het moest gekraakt worden en daarna werden de bewoners er bij gehaald. Terwijl de manier waarop ik en veel mensen uit de Grachtengordel en andere buurten werkten was, dat je iets ging kraken als mensen woonruimte nodig hadden, en niet omgekeerd."

Theo: "Uiteindelijk kwamen er niet de doelgroepen in de Keijser wonen waar ik voor gestreden had en die ik daar graag wilde zien. Dat was de grote teleurstelling voor mij persoonlijk. Er kwamen juist de mensen in die niet gevochten hadden, die zelfs van gegoede families kwamen, die het niet het hardst nodig hadden. Parketvloerfiguren die van buiten kwamen en zich best wat meer konden permitteren. Nee, ik had er liever gezinnen gezien of mensen uit tehuizen, meer de sociale groepen waar we ook met diverse instellingen afspraken mee hadden gemaakt. Het was leuk geweest als in die dure Grachtengordel gewoon ook eens lage inkomensgroepen zouden komen wonen. Dat is bijna een revolutionaire gedachte in deze kapitalistische maatschappij, dat er gewoon eens meer mensen geïntegreerd werden in andere buurten, geen gettovorming. Maar het pand is natuurlijk wel behouden gebleven, ook voor de lagere inkomens. Bovendien is door de Keijser toch erkenning gekomen voor een hele hoop groepen die daarvoor niet aan een woning kwamen."

Kees: "Na de Groote Keijser heeft de kraakbeweging de politieke slagkracht ook nooit meer teruggekregen. Dat wil niet zeggen dat die beweging niet meer belangrijk is geweest. Maar de periode van het grote compromis begint. Je gaat wel door in je eigen wereld met je eigen leven maar je bent in grote mate afhankelijk van de marge die je gegund wordt door anderen. Iedereen moet zijn eigen weg vinden, een compromisvolle weg met zoveel mogelijk het behoud van de eigen levensstijl. En dat heeft prachtige resultaten opgeleverd, prachtige mooie grote panden die er goed uitzagen, waar gewerkt wordt en op een andere manier met elkaar geleefd werd. De kraakbeweging verschafte je voor een groot deel je bestaansrecht, je woonde dankzij die kraakbeweging in een huis. De alarmlijsten functioneerden nog tot in lengte van jaren om mensen te verdedigen die uit hun huis dreigden te worden gezet door de deurwaarder. Elke keer kwamen steeds maar weer mensen van heinde en ver opdraven om ontruimingen te voorkomen. De kraakbeweging heeft ook een gigantische sociale en ook culturele impact gehad. We hebben de prachtigste dingen gezien: theaters, restaurants, bioscopen. Over de hele stad hebben jarenlang zelfstandige bedrijfjes en samenwerkingsvormen gebloeid. Dat is een van de grote verdiensten geweest van al die mensen. Ondanks het feit dat ze niet meer achter één politiek vaandel konden lopen, simpelweg omdat dat vaandel continu werd weggehaald en werd bestreden. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet zichzelf zijn gebleven en tegen de stroom in een hun eigen leven hebben voortgezet, dat is fantastisch geweest."

Kom knokken in Zuid: De Lucky Luijk, 12 oktober 1981-11 oktober 1982

Benjamin: "Dat je als kraker op een etage in de Staatsliedenbuurt gaat wonen is misschien wel uit keiharde woningnood, maar voor mij was in een kraakpand gaan wonen toch een meer politieke keuze. We gingen kraken omdat we met acht mensen samen in een huis wilden wonen. We waren allemaal op verschillende manieren politiek actief en dat wilden we wel samen vanuit één huis gaan doen. Kraken was de enige manier om dat te realiseren. Na enig zoekwerk kwamen we terecht in de Jan Luykenstraat in de Concertgebouwbuurt. We vonden een pand dat leeg stond, van een notaris die naar de Bijlmerbajes was verhuisd, omdat ze teveel erfenis in haar eigen zak had gestoken. Toen we daar binnenkwamen, troffen we een gigantisch luxe pand aan met twee badkamers waarvan een in marmer uitgevoerd, een stofzuigersysteem met gaten in de muur waar je slangen in kon steken en dan ging de stofzuiger aan, dat was heel luxe gebouwd. Daar zijn we dus tot groot genoegen gaan wonen met z'n achten.
Het pand kwam op de veiling en is toen in handen gekomen van een voor ons in eerste instantie onbekend iemand, maar we hadden wel begrepen dat het niet helemaal zuivere koffie was. Een pand in gekraakte staat geveild, dat kost de helft van wat zo'n pand normaal zou opbrengen, dus we waren ook wel bedacht op verstoring van ons wonen. De bedoeling was natuurlijk om geld te verdienen, wij eruit en het pand weer leeg, en weer dubbele prijzen. We hebben daar van april tot oktober gewoond. Op een goed moment zijn we ontruimd door een knokploeg die 's nachts met een stuk of twintig mensen het pand binnendrong. Ik herinner me nog dat ik wakker werd en een hoop lawaai hoorde. Ik moet toch wel enigszins verontrust zijn geweest, want ik ben met een honkbalknuppel poolshoogte gaan nemen. Toen ik mijn kamer uitliep en op de gang terechtkwam, trof ik daar meteen een paar breedgeschouderde heren aan met helmen op die mij snel tegen de muur aandrukten. Ik kon nog net zo'n beetje die honkbalknuppel achter me verstoppen. We waren op dat moment met zijn vijven thuis, toen zijn we een uur of twee vastgehouden door die knokploeg. Twee bewoners waren later thuisgekomen en ontdekten wat er aan de hand was. Ze hebben alarm in de buurt gegeven en de politie gewaarschuwd.
Na twee uur kwam de politie het pand binnen, begroette de knokploeg heel joviaal, bij naam zelfs, dus vanaf het eerste moment dat ze binnen waren was het een beetje vreemde sfeer. De politie ging overleggen met die jongens van de knokploeg en later ook met ons. Op het moment dat ik aan die agent vertelde wat er aan de hand was, schoot het door mijn hoofd van 'is dat eigenlijk wel een echte agent?'. Hij kende die jongens die ons twee uur lang hadden zitten bewaken echt bij naam. Uiteindelijk bleek het dan wel echte politie te zijn, dus ik heb aan ze uitgelegd dat wij daar woonden, dat zij daar waren binnengedrongen 's nachts en dat ik vond dat de politie met de rest van de heren moest vertrekken. Maar die breedgeschouderde jongens beweerden dat zij een huurcontract hadden voor het pand, want zij gingen daar een sportschool beginnen. De deur had opengestaan en ze waren gewoon binnengelopen. Ze hadden het pand aangetroffen in een soort van chaos en zeker niet alle kamers waren bewoond. De politie kwam dan ook tot de slotsom dat wij weliswaar daar woonden, maar niet in het hele pand en dat de knokploeg ook rechtmatige gebruikers waren omdat ze een huurcontract hadden. De conclusie van die agenten ter plekke was dat wij allebei rechtmatige gebruikers waren, we konden er allebei blijven zitten en zij vertrokken. Op mijn vraag of wij dan geacht werden met die boys daar in het pand te blijven, antwoordden zij bevestigend. Dus wij zijn mee naar buiten gegaan met de politie. We waren ons pand kwijt".

Theo: "De noodzaak van de herkraak van de Luyk was voor ons heel duidelijk. Ten eerste waren bewoners uit hun woningen gegooid, nota bene door onderwereld. De gemeente koos openlijk partij voor de onderwereld. Dat geeft een heel gek gevoel. Gemeente en de rechterlijke macht weigerden iets te doen aan dit onrecht. Dus het was heel logisch, zoals we gewend waren, om zelf te gaan optreden. Je kan dat niet over je kant laten gaan, want het zou ook invloed hebben op andere panden: als het geweld maar groot genoeg is van onderwereld, overheid, speculanten, dan zou ieder kraakpand wel ontruimd kunnen worden, want dat was de message.

Jojo: "Dat was een behoorlijk heftige ontruiming van de Luyk door die knokploeg. Het was meer dan alleen maar een ontruiming, er werden mensen echt behoorlijk te pakken genomen, plus dat het al vrij snel duidelijk was dat het een club betrof die het niet per se bij één pand zou laten. Daar kwam bij dat in dezelfde tijd ook een goede vriend van ons door de eigenaar van zijn huis op straat gepakt werd, hij kreeg een pistool op zijn nek en ze schoten. Hij heeft dat met veel geluk en wijsheid overleefd, maar dat gaf wel even een nieuwe dimensie aan de spanning en de sensatie. Ik kan me herinneren dat er een demonstratie was na die ontruiming van de Luijk. Die liep ook langs het OLVG-ziekenhuis waar Guus, sindsdien Guus "Kogel", lag. Daarna zijn we naar de Blasiusstraat gegaan waar die eigenaar zijn kantoortje had. Zonder enige afspraak of vooropgezet plan ging het heel snel: 'hier zitten ze, openmaken, naar binnen wandelen en de fik erin'. Dat was een hele bevrijdende operatie, dat was niet niks.
De herkraak van de Luijk vond ik terecht. Je moet je niet opzij laten zetten, ook niet door een knokploeg. Ik vond wel dat het heel belangrijk was om goed uit te zoeken wat er precies allemaal achter zat. Er kwamen toen ook allemaal journalisten die vroegen wat we gingen doen, wat onze eisen waren en of er geweld kwam. Ik zei altijd: "Als jullie je werk serieus nemen dan gaan jullie eens uitzoeken waar het geweld eigenlijk vandaan komt". Maar dat deed dus niemand. Wij deden dat wel, bepaalde sportscholen en tenten op de wallen. Dat was ook weer met het idee dat we ze voor moesten zijn. Voordat zij toeslaan moeten wij weten waar ze vandaan komen, zodat we ze in de peiling kunnen houden.

Jack: "Na de ontruiming van de Luijk door de knokploeg was het voor iedereen duidelijk dat er iets moest gebeuren, maar dat 'iets' was heel vaag. Het pand moest teruggepakt worden, maar iedereen dacht: 'Oké, maar wat dan en hoe dan en wie?'. Daar werd eigenlijk geen antwoord op gegeven, vandaar dat ik op een gegeven moment mijn vinger heb opgestoken, nadat ik de zaal had rondgekeken, en gezegd heb: 'Dan ik maar, met een aantal mensen die ik om me heen uitkies'. Dus ik ben daarna die zaak gaan organiseren met de ex-bewoners, met mensen uit de buurt en uit mijn eigen buurt en in een paar dagen hadden we een plan klaar hoe die herkraak ongeveer zou moeten verlopen.

Benjamin: "De voorbereiding van de herkraak begon op de avond na de ontruiming door de knokploeg. Op die avond werd er een demonstratie tegen een andere ontruiming zo omgeleid dat die langs de Luijk kwam. Er ontstonden voor de deur gigantische discussies van 'we gaan ter plekke het pand herkraken'. Dat heeft geleid tot het houden van een stedelijke vergadering die avond. Er is toen besloten dat het pand teruggepakt zou worden of in ieder geval dat de voorbereidingen in gang werden gezet en dat in afwachting van hoe die week zich verder zou ontwikkelen er al dan niet zou worden geherkraakt. Wat mij betreft is tot een avond van te voren nooit veel discussie ontstaan of die actie op zich goed was. De actie was goed want de gemeente deed niks, we stonden met onze rug tegen de muur, zoals dat toen heette."

Jack: Het was duidelijk dat er tegenstand verwacht kon worden. Er gingen verhalen in de stad dat die knokploegleden in het pand zwaar bewapend zouden zijn met pistolen en geweren. Wij waren niet bang, maar we gingen er wel van uit dat er een knokploeg binnen zat die het pand wilde verdedigen. We hebben toen geoefend met degenen die het pand als eerste zouden betreden. We hadden allemaal dikke kleding aan, scherfwerende militaire vesten en helmen, we hadden plastic schilden gemaakt zoals de politie ze heeft, knuppels, brandblussers. We hadden mini-brandbommen want we gingen er van uit dat het pand kamer voor kamer, etage per etage veroverd zou moeten worden, met een maximum aan lawaai en optische effecten zullen we maar zeggen. En het liefst een minimum aan geweld, dus ook een minimum aan letsel, alhoewel we er op rekenden dat geweld plaats zou kunnen vinden. Het idee was om de tegenstander met een minimum aan geweld te overmeesteren, maar dat kon alleen maar als je voor een grote verrassing zou zorgen en het pand massaal zou omsingelen. Dan zouden ze inzien dat verzet zinloos was. Zo hebben we letterlijk het binnengaan van het pand geoefend met trappen en stellages, elkaar verdedigend en beschermend in de hoop dat we uiteindelijk met dit plan het pand konden innemen.

Piet-Jan: "De herkraak van de Luijk werd vooral door de jongens van de Staats georganiseerd. Die maakten er een stedelijke actie van. Ze gingen de binnenploeg doen en namen het min of meer over. Maar dat hield wel in dat zij het zware werk op zich namen: de confrontatie met de jongens met pistolen. Daar werd ook over gepraat, er werd geoefend. In die tijd zaten we zelf ook op van die clubjes die in gymzalen aan zelfverdediging deden. Je leerde hoe je moest reageren als iemand een pistool op je richtte of een mes naar je stak. Puur defensief, maar we trainden ons wel op confrontaties met jongens die veel beter konden vechten dan wij. De jongens uit de Staats waren wat ruiger. Wij in de Grachtengordel waren toch meer studentjes. In de Staats waren het toch de betere vechters. Die namen bij de herkraak het voortouw."

Theo: Er werden de nodige vergaderingen belegd, zowel met de bewoners die eruit gezet waren als met de buurt waar het om ging. Je ging altijd met de buurt zelf in overleg. De buurt gaf op stedelijk niveau aan van hé, we hebben hulp nodig, we willen er wat aan doen. Dus je kreeg een discussie over hoe de herkraak zou moeten verlopen. We begonnen ons ook voor te bereiden en we wisten dat deze voorbereiding veel beter georganiseerd moest worden dan in voorgaande situaties. We moesten naar een veel militaristischer level dan in veel andere gevallen van herkraak of van kraken. Dat houdt in dat je moest trainen. Het is een alleenstaand pand waar je toch een beetje aan geveltoerisme moest denken, lange ladders, de deuren inbeuken, door ramen naar binnen gaan. De onderwereld is gewapend, dus je moest er vanuit gaan dat je toch met kogelvrije vesten naar binnen moest, helmen, stokken, het zou in ieder geval een behoorlijke slag kunnen worden, waarbij je er ook rekening mee moest houden dat er slachtoffers zouden kunnen vallen. Op dat niveau werd ook wel gepraat, ook al vond men dat over het algemeen niet zo prettig in de kraakbeweging."

Leen: "Toen er besloten was om de knokploeg uit de luijk te halen heerste er een behoorlijke angst, want er was niet zo vaak - misschien was het wel de eerste keer - een knokploeg uit een pand gehaald en we wisten niet wat die mensen zouden gaan doen. Er heerste ineens een soort sfeer van zullen we het wel doen, een soort angst, een soort twijfel, dat was bij iedereen, maar we waren al zover met de organisatie, er hadden al zoveel stappen voorgezeten dat we besloten om door te gaan.

Jojo: "Mijn probleem met de herkraak was dat die operatie nogal wat militaire trekjes begon aan te nemen. Er werd het nodige wapentuig aangeschaft en er werden bestormingsoefeningen gehouden in de duinen. Tegelijkertijd werd iedereen verondersteld solidair mee te doen. Tot vlak voor de herkraak zijn daar dan ook vergaderingen over geweest. De algemene stemming was toch wel van 'dit vinden we niet leuk meer, we vinden wel dat het moet gebeuren maar je zet ons voor het blok door het op zo'n manier aan te pakken, en dat is gewoon een vorm van chantage met solidariteit'. "

Leen: Op de avond voor de herkraak was er in de ruimte waar we bij elkaar kwamen een wat gespannen sfeer, net alsof er een angst was, en ik weet nog wel dat dat angstige gevoel sterker werd toen er ineens mensen kwamen discussiëren of het wel allemaal door moest gaan en toen ontstond er twijfel of we het wel moesten doen. Nou houd ik er sowieso niet van als mensen op het laatste moment dingen komen afblazen, maar ik had ook het gevoel alsof het twee groeperingen waren die ineens tegenover elkaar stonden en misschien is dat wel één van de eerste tekenen geweest dat de beweging uit elkaar aan het vallen was. Ik weet niet meer precies wie het waren, maar volgens mij waren het mensen uit de Grachtengordel. Hoe dan ook het was niet prettig."

Piet-Jan: Het stond ons heel erg tegen dat we als een blik krakers werden opengetrokken en gebruikt werden. We hadden geen invloed op de manier waarop het zou gaan. We werden als een legeronderdeel ingezet, dat beseften we heel erg goed en dat vonden we heel erg vervelend. We hebben met een delegatie van de Grachtengordelvergadering geprobeerd om daar met ze over te praten. Maar er was geen praten aan. We werden gewoon met een kluitje in het riet gestuurd. Daar heb ik later een stukje over in de Laatste Waarschuwing geschreven en daar is echt ruzie over gemaakt. Dat was het begin van een duidelijke tegenstand tegen een dergelijke autoritaire manier van organiseren. Een manier van organiseren die we zelf goed geleerd hadden, maar waarvan we wel wisten waar de grens lag."

Theo: "Op een gegeven moment kreeg je dat de angst parten ging spelen. Er kwam allerlei moralisme. Je zag ook een tendens die later rampzalig zou worden: mensen kwamen meer op persoonlijke titel en lieten zich niet meer afvaardigen, kwamen niet namens een groep praten maar gewoon over persoonlijke angsten. Goed, dat is tot daaraantoe, maar dat je gaat stieren, echt gaat zieken om te proberen anderen van acties af te houden, besluiten dat anderen geen acties meer mochten voeren, nou ja, dat is een strategie en een sfeer waar we juist altijd tegen streden. Dat is onderdrukking van de eerste orde: geen recht meer hebben om actie te voeren. Het waren moralistische mensen, angstige mensen, mensen met een tekort aan vertrouwen in anderen. Het waren ook geen mensen meer die in hun eigen buurt het vertrouwen hadden.

Saskia: Alles in de VPC was op de Luijk gefocust. Ik ben erin meegezogen, niet zozeer omdat dat pand mij fascineerde, maar omdat er altijd over werd gediscussieerd, met name over het feit dat het pand door een knokploeg ontruimd was, dat bracht binnen de buurt een enorme verontwaardiging teweeg. Het was ook bedreigend omdat dat ons allemaal zou kunnen gebeuren. Daardoor ontstond er een enorme solidariteit. Het hele shockerende aan het gegeven was dat, terwijl wij nog aan het discussiëren waren over hoe we de Luijk terug zouden moeten krijgen, want dat was heel duidelijk wat we wilden bereiken, de Luyk herkraakt werd door gewoon een knokploeg van ons. Dat is ook de reden waarom ik steeds meer betrokken ben geraakt in het actiecentrum en me er tegenaan heb willen bemoeien in de discussies: "Op wat voor manier voer je acties?, doe je dat gewelddadig of kan je dat op een andere manier doen". Want los van het feit dat e Luijk zo centraal stond, woonden we ook in de buurt en vond ik het belangrijk, en de mensen om me heen ook, dat de buurtbewoners ons accepteerden, dat je in de buurt kon wonen zonder je bedreigd te voelen en zonder het gevoel dat mensen niks met je te maken wilden hebben. En dat waren twee dingen die heel erg met elkaar beten. Dat speelde met name tussen onze buurt en de andere buurten."

Evelien: "Ik begon er steeds meer last van te krijgen om in zo'n klein wereldje te leven. Er werd steeds minder gediscussieerd of nagedacht. Maar de doorslag voor mij, een soort kentering of breuk was de herkraak van de Lucky Luyk. Daar waren wij, althans dat kleine groepje waarmee ik omging, erg tegen. Ik vond het politiek niet oké. Door voor zo'n harde confrontatie met knokploegen te kiezen was je zo onduidelijk bezig dat het geweld wel op de voorgrond moest komen te staan, en dat zou verder isolement in de hand werken. Ik vond dat het doel de middelen niet heiligde. Op die manier zorgde je voor een splitsing, je ging je eigen knokploeg organiseren en daar was ik heel erg tegen. De manier waarop die actie werd georganiseerd was vrij geheimzinnig, maar ook erg autoritair. Je bent voor ons of je bent tegen ons, discussie erover was niet mogelijk. Je moest wel solidair zijn, daar werd zeer op aangedrongen. Er kwamen ook berichten door dat er getraind werd, walgelijk, ik vond het echt iets van "Männerphantasien" en oorlogje spelen."

Benjamin: "Er werd verzameld met verschillende ploegen, er was een ploeg die het dak op zou gaan, daar zaten de heftigste mensen in met kogelvrije vesten geloof ik, die zouden met ladders het dak opgaan maar uiteindelijk hebben ze dat toch niet gedurft. Er waren een paar groepen die zouden vantevoren aan de achterkant naar binnen gaan en er was een groep die zich met katapults tegenover het pand zou opstellen om de ramen te dekken. Die groepen verzamelden zich op verschillende plekken in de stad. Ik zat in het kraakcafé Opstand in de Vondelpark-Concertgebouwbuurt en moest het teken geven. Alles was precies getimed: vanaf de ene verzamelplek was het zes minuten, vanaf een andere drie, dus daar moest die groep drie minuten eerder vertrekken en ik zou dan via de telefoon het startsein geven. Op het moment dat het startsein gegeven dreigde te worden, brak ineens overal de discussie uit. Maar dat was te laat, omdat we om kwart over vijf bij het pand moesten zijn in verband met de uitzending van Radio Stad."

Evelien: "Mijn gedrevenheid en mijn activiteiten in de kraakbeweging waren wel degelijk een reactie op de Tweede Wereldoorlog: je niet zomaar op de autoriteiten richten en niet zomaar lijdzaam toezien, een bepaald wantrouwen en alert zijn. Maar bij de herkraak van de Luijk was ik me er heel scherp van bewust dat het hier geen oorlog was, dat oorlog er toch wel effe anders uitzag. Ik vond het gewichtigdoenerij en je een positie toeëigenen die nergens op sloeg.
Vlak voor de herkraak van de Luijk zijn we nog naar een pand gefietst waar verzameld werd in een soort wanhoopspoging om nog tot discussie te komen of mensen ervan te overtuigen dat dit niet de goede weg was. Maar dat was natuurlijk onzin, want iedereen was daar zo geconcentreerd, die hadden daar natuurlijk absoluut geen oren naar, dus dat was meteen afgelopen."

Erik: "Vrienden vroegen mij: 'Kom filmen, we gaan iets heel spectaculairs doen bij de Luijk'. Ik wist niet precies wat ze gingen doen, want het was allemaal geheim, geheim, geheim, maar ik dacht: 'Hop, filmen', zoals ik al zoveel had gefilmd. Het was al een beetje donker zo op het eind van de dag en er komt een vrachtauto aan, zo'n bestelwagen geloof ik. Ineens gaat de klep open en daar komen allemaal mensen in het zwart, zwarte helmen, alles was zwart wat ze aan hadden. Het leek meer op de ME dan op krakers. Het ging allemaal razend snel, lawaai en gebrul, een kettingzaag hadden ze bij zich, en iedereen had speciale taken en het ging zo snel, ik heb ook niet zoveel gefilmd, het was binnen een paar minuten gepiept.
Ik kon m'n ogen niet geloven, wat ik door de zoeker zag. Het was zo anoniem, iedereen was onherkenbaar, maar er moesten wel één of twee mensen bij zijn die ik zou moeten kennen. Dat is het allerlaatste wat ik ooit gefilmd heb rondom kraken, want ik dacht dit is niet goed zoals dit gaat. Het was ook zo agressief, als die knokploeg er niet zelf uit was gegaan dan hadden ze die total loss geslagen."

Jack: "Toen we naar het pand toe gingen was bekend dat er knokploegleden in het pand zaten en een aantal eromheen in hotels. Ook was bekend dat de politie op de hoogte was van de actie. Dat was niet onlogisch want we hadden een massale actie voorbereid en het hing al dagen in de lucht dat het zou gebeuren, alleen het tijdstip was nog onbekend. Toen we er uiteindelijk op af gingen, dachten we: 'We kijken wel hoever we komen'. We hebben het pand omsingeld, we hebben het opengemaakt - het was gebarricadeerd van binnen uit, deels door onze eigen barricades, deels door de knokploeg - en nadat het pand volledig open was, hebben we ze een vrije aftocht aangeboden. Daarna hebben we het pand, zoals gepland, kamer voor kamer, etage voor etage ingenomen. We troffen daar een aantal knokploegleden aan, maar omdat we die per se met een minimum aan geweld lijfelijk wilden aanpakken, hebben we net zo lang op ze in gepraat totdat ze uiteindelijk het hazenpad hebben gekozen en zijn afgevoerd door de politie. Toen het eenmaal zover was, toen dook iedereen om elkaars hals en juichte en jankte en noem maar op, want het had flink uit de hand kunnen lopen."

Theo: "De herkraak verliep fantastisch. Ik was erg bang door al die tegenkrachten van angstige en moralistische mensen, maar we waren met zo'n 400 mensen, goed getrainde activisten, goed op elkaar ingespeeld en goed gemotiveerd vooral. Als 400 wespen stoven we op het pand af, niet chaotisch, maar goed georganiseerd. En dat onder het oog van de ME, die kon niks uitrichten. De knokploeg werd eruit gehaald. Ondanks alle risico's durfde toch een behoorlijk grote groep de consequenties te trekken. Niemand was daar aangekomen met het idee van het zal wel loslopen. Iedereen was goed voorbereid, iedereen wist wat er kon gaan gebeuren."

Annegriet: "Ik was het met de herkraak van de Lucky Luijk op zich wel eens, maar niet met de manier hoe dat georganiseerd was. Ik vond dat daar langer over gesproken moest worden, er was bijvoorbeeld nauwelijks een bezettingsploeg. Er moest wel herkraakt worden, want die knokploeg dat waren natuurlijk beesten, dat kon je niet over je kant laten gaan. Maar ik vond nou eenmaal dat het veel te overhaast gebeurde. Dat is later ook wel gebleken want de lukraak bij elkaar gevoegde bezettingsploeg heeft het echt vreselijk zwaar gehad. In de Lucky Luijk zijn ze pas een groep gaan vormen. Ik vond het eigenlijk een soort paniekgreep om zo snel te herkraken zonder dat duidelijk was afgesproken wat er daarna zou gebeuren. Ik heb me daar bij ons in de buurt tegen verzet en heel veel mensen die ik kende ook. Uiteindelijk werd er het sein gegeven: we gaan herkraken. Alle mensen die tegen waren zijn er als kanonnenvlees naar toe gegaan om mee te doen. Dat vond ik wel schokkend om te merken dat het gevoel erbij te willen zijn belangrijker is dan je eigen verstand of je eigen gevoel daarover. Ik kan niet zeggen dat het bij mij een breuk is geweest, maar het zijn wel momenten waarop je denkt: zo gaat het dus.
Dat militaristische is niet zozeer wat mij tegen de borst stuitte, maar het ondemocratische. Zo van: we gaan gewoon, punt. Terwijl er nog overleg gaande was en nog een aantal dingen geregeld moest worden. Er was geen oog voor de afloop, alleen voor het moment op zich. Dat vind ik erg fout en daar was ik tegen."

Leen: "Het is uiteindelijk gewoon doorgezet en achteraf bleek die hele herkraak ontzettend mee te vallen. We zijn in auto's naar het pand vertrokken en naar binnen gestormd. Er waren mensen die naar boven stormden en er was een groep die de knokploegleden afvoerde. Ik zat zelf in die laatste groep en er was afgesproken dat ze onder vrijgeleide zouden worden weggevoerd. Ik kom naar buiten met een van de knokploegleden en er stond een haag van krakers, een gigantisch gejoel ging er op en ik wist die man zo'n beetje te beschermen onder mijn leren jas. De volgende dag stond onder de foto die hiervan gemaakt is 'een politieagent in burger voert een knokploeglid af'. Gelukkig heeft dat vanwege mijn bekendheid in de beweging geen gevolgen voor mij gehad. Behalve toen ik thuis kwam. Stromende regen, drie uur 's nachts en wat zie ik daar op mijn etalageruit staan: "Hier woont een stille". Ik wist niet hoe gauw ik een spons moest pakken en ik heb het er in de stromende regen heel snel afgehaald, want het mocht natuurlijk niet zo zijn dat de mensen in de buurt gingen denken dat ik een stille zou zijn. Dat vond ik te ver gaan en bovendien het was natuurlijk een grap van vrienden voor mij bedoeld."

Jojo: "Ik heb er wel aan meegedaan, niet aan de feitelijke bestorming, want ik had niet aan die trainingen meegedaan. Mijn voorkeur lag ook altijd op straat. Uiteindelijk is het goed gegaan, de knokploeg is er uit gehaald, het pand was weer van ons, maar dat was op het randje. Het liet ook weer zien dat als je je vastbijt in één actiepand, in één symboolpand, dat dan je beweging en je speelruimte verengd wordt. En dat je mensen ook dwingt om daarin mee te gaan of af te haken."

Evelien: "Die herkraak is gelukt, maar ik heb ook namens anderen uit mijn buurt een stuk geschreven om uit te leggen waarom wij zo ontzettend tegen waren. Ik zie me daar nog zitten schrijven en beseffen dat dat in de 'Laatste Waarschuwing' zou komen. Ik was heel zenuwachtig, want het was toch de eerste keer dat ik zo duidelijk zei dat ik het absoluut niet eens was met de gevolgde lijn, en dat ging natuurlijk in tegen de solidariteit die juist van je verlangd werd. In die zin was het een grote stap, je sloeg een andere weg in, je sloeg af.
Hoewel je de kraakbeweging nu niet een veilige beweging kunt noemen wat betreft het leven dat het met zich meebracht, bood ze wel een thuis in zoverre je werd opgenomen in het hele netwerk, dat bood wel die veiligheid. En nu zei ik dan van dit kan niet en die herkraak vond ik afschuwlijk. Daar ben ik ook wel op aangesproken en anderen met mij. We zijn toen een keer voor de radio gehaald, voor de kraakradio om uit te leggen hoe en wat, waarom dan wel, dat ging allemaal vrij vriendelijk, maar dat was ook van "Ja, tante Evelien nou ben je al zolang bij de beweging en toch neem je dit standpunt in", en dat was ontzettend badinerend. Die hele herkraak betekende voor mij een breuk, ik ben toen afgehaakt. Waarschijnlijk was ik er al naar toe aan het groeien, maar dit was het definitieve punt".

==

Eric: "We waren al met een woongroep bezig met z'n zessen, vrienden van de lagere school. We woonden al vier jaar in Amsterdam en op een gegeven moment zeiden we laten we gezamenlijk gaan wonen, en dan kom je al snel op kraken. Wij sympathiseerden wel met de kraakbeweging, we liepen mee in demonstraties en dergelijke. Dan kom je bij het kraakspreekuur met je groep en daar zeggen ze: Ja, we weten misschien wel een pand voor jullie, Jan Luykenstraat nummer drie, het is een vrij luxueus pand en het is moeilijk om daar een bewonersgroep voor te vinden, wat vinden jullie ervan?. Nou, we konden in ieder geval gaan kijken, natuurlijk. Het pand zag er heel mooi uit, er werd je verteld over de geschiedenis van de Luijk. Maar zo'n verhaal gaat langs je heen, veel dingen zijn niet zo heel erg duidelijk. Wat een herkraak precies was dat snapten we pas later. Maar het verhaal sprak ons wel aan. Zo kom je vanuit het niets in het bolwerk van de kraakbeweging terecht. Polak was door de rechter gedwongen om het pand te ontruimen, maar dat wilde hij eigenlijk niet had ik begrepen, want wat betekende ontruimen: teruggeven aan die speculant. Dat kon hij naar de Amsterdamse bevolking toe nooit verantwoorden. Dus wij dachten: 'Polak wil niet ontruimen en die zoekt een oplossing, wie weet kunnen wij daar wel met onze woongroep blijven wonen'. Wij zijn gewoon begonnen met het huis opnieuw in te richten en de woongroep te formeren. Dat was een heel leuke periode, er is weer geschilderd, de tuin is omgespit en ingezaaid, het was een prachtig huis natuurlijk, en dan opeens is er die uitspraak: Polak moest toch ontruimen van de rechter. Dan slaat het ineens om, je wordt dan fulltime opgeslokt, je bent dan kraker pur sang, zeg maar. Wij vonden dat de gemeente het pand moest aankopen, het kon niet zo zijn dat dat pand naar de speculant terug zou gaan. Er moesten HAT-eenheden in komen. Een architect had een haalbaarheidsstudie gedaan en HAT-eenheden waren zeer geschikt. En als er dan toch jongeren komen dan konden wij dat ook zijn.

Theo: "Toen de ontruiming van de Luijk dreigde was dat, zoals dat meestal ging, een aanleiding om iedereen weer eens bij elkaar te roepen. Samen met wat anderen nam ik het initiatief om de bewoners van het pand en de directe buurtbewoners eromheen, dat wil zeggen de krakers in die buurt, plus zoveel mogelijk krakers van het stedelijk overleg, bij elkaar te krijgen om de maatregelen en de politieke lijn die we zouden volgen te bespreken. Alles moest weer op één lijn komen."

Eric: "Op de dag van de uitspraak dat Polak moest ontruimen was er 's avonds een actievergadering in de Luijk met alle kraakgroepen uit de stad. Daar werd ook gekeken wat voor mensen de bewoners waren, zijn ze wel heftig genoeg, kunnen ze het pand wel verdedigen, noem maar op. Wij legden onze aanpak uit en daar was iedereen het wel mee eens. Na die vergadering wordt er nog wat nagepraat en toen kwam Theo uit de Staatsliedenbuurt op ons af, dat was natuurlijk wel iemand waar je al van gehoord had en ook wel ontzag voor had, en die zegt: 'Jullie zijn nu de generaals van dit pand, van wat er allemaal gaat komen'. Wij dachten altijd dat Theo de generaal was, maar nu waren wij dat opeens en het initiatief lag bij ons. Ik denk dat dat ook in principe zo zou moeten, dat de bewoners in ieder geval in het begin het voortouw nemen, ook naar de buitenwereld toe. We moesten er wel om lachen want het zijn Stratego-termen, het doet denken aan een schaakspel. Maar in het begin was het ook wel zo, het initiatief lag op dat moment nog bij ons."

Jojo: "Het interessante van de ontruiming van de Luijk door de gemeente was dat het pand allang was aangekocht door de gemeente. Het ging er alleen om wie er zouden komen te wonen. Het aardige daarvan was dat het verhaal dat we de gemeente moeten dwingen om op te treden tegen speculanten samenkwam met het verhaal over de woonruimteverdeling door de gemeente en de vraag waarom je de ene woningzoekende zou ontruimen voor de andere. De klassieke strijd tegen speculatie en knokploegen die in de binnenstad gevoerd werd, werd uiteindelijk omgezet in de strijd die met name in de Staatsliedenbuurt gaande was, tegen de woonruimtedistributie van de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting. Het was dan ook niet zo gek dat het ook weer een stedelijke actie was en dat daarin de boventoon werd gevoerd door de mensen die met die GDH-strijd in de Staatsliedenbuurt bezig waren. Het was interessant en het was ook een hele geslaagde operatie."

Benjamin: Het ging erom dat wij door een knokploeg uit dat pand zijn gehaald en de politie werkloos heeft staan toekijken. Het feit dat wij krakers waren deed op dat moment niet ter zake, mensen horen niet uit hun huis gehaald te worden, wie dan ook. De aantasting van dat woonrecht was in mijn ogen zo'n helder en zo'n overtuigend verhaal dat we wel gelijk moesten krijgen. Ik had dan misschien niet het idee dat Polak of de wethouders daar het licht van zouden inzien, maar wel dat met behulp van onze eigen en de burgerlijke media het duidelijk was te maken dat Polak en de gemeente niet anders zouden kunnen dan ons in het pand te laten. Maar hij zei dat hij niet van plan was de ene onrechtmatige situatie door de andere te vervangen. Hiermee schakelde hij ons gelijk aan de knokploeg. Er zijn toen pogingen gedaan om het pand op een vlotte manier aan te laten kopen, maar de gemeente ging ook daarin dwarsliggen. Toen is er tot in den treure gepraat met verschillende vertegenwoordigers van de gemeente, zowel op politiek als ambtelijk niveau. Er is zelfs een informeel gesprek met Polak georganiseerd. In dat gesprek werd voor mij heel duidelijk dat Polak nooit ten gunste van ons zou ingrijpen, omdat hij zijn positie door ons ernstig voelde aangetast. Hij vond onze herkraak een ernstige vorm van eigenrichting, ik denk dat dat zijn woorden waren. Het kon toch niet zo zijn dat groepen gewapende krakers de dienst in de stad gingen uitmaken, daar was hij namelijk voor aangenomen".

Saskia: De bonzen van de buurt hadden een gesprek met de gemeente over hoe dat verder zou gaan met de Luijk. Wij zaten te wachten in kraakcafé Opstand. We waren nieuwsgierig en we wilden weten wat de resultaten waren. Toen ze terugkwamen vroeg ik wat er besproken was en wat de conclusies waren, werd er alleen maar gezegd: 'Sst, we kunnen daar niet over praten, want de muren hebben oren'. Die uitspraak heeft toen op mij grote indruk gemaakt. De informatie werd nooit teruggespeeld. Ik had zoiets van 'ja, de muren hebben geen oren, dit is gewoon een muur waar je niet tegen op kunt boksen. Ze hebben zo hun eigen plan getrokken, het is hun spelletje en daar hebben wij niets meer mee te maken'. We werden gewoon weggewuifd en we waren niet belangrijk genoeg om daar over te praten. Maar even later stonden de heren er wel samen aan de bar druk over te discussiëren, wij hoorden daar niet meer bij, dat was een afgesloten clubje.

Leen: "We voelden dat er een duidelijke behoefte was aan steun bij de nieuwe mensen in het pand. Toen ben ik er met een paar anderen heen gegaan om te proberen de zaak weer op de rails te trekken. Dat is aan de ene kant gelukt, alhoewel het pand toch ontruimd is. Aan de andere kant kwam er een hoop kritiek los in de trant van 'daar heb je die en die weer en die moeten zo nodig'. Maar wij hadden het gevoel dat de Lucky Luijk net als de Groote Keijser een symbolische waarde had. Er zat een hele geschiedenis aan van knokploegen, speculanten en projectontwikkelaars. Het was niet niks waar we mee bezig waren en het maakte een hoop duidelijk. Dus we lieten dat pand niet graag schieten, het had een hele duidelijke politieke betekenis.

Benjamin: "Er ontstonden vaak discussies met mensen die langer actief waren in de kraakbeweging. Die vonden het nodig om hun advies kenbaar te maken en dat kwam vaak neer op: 'Luister nou maar naar ons, wij hebben het toen zo gedaan, het pand is behouden en dus moet je het nu weer zo doen'. Vooral die argumentatie riep veel wrevel op, want op dat moment eindigde de discussie.

Eric: "Ik was bij Radio Stad en Stan van Houcke vroeg mij: 'Gaan jullie eruit voor jongerenhuisvesting?' Nee, als er jongerenhuisvesting komt dan blijven we zelf zitten. En toen kwam ie van: 'En als de gemeente nou met een bejaardenwoongroep aankomt?' Ik was met stomheid geslagen. Ja, een bejaardenwoongroep, dat leek me wel grappig in de Lucky Luijk. Bij mij was er wel de bereidheid tot een compromis. Wij gingen praten met de gemeente, met name met Walter Etty. Natuurlijk de pers, Radio Stad, alle kraakgroepen, en dan begint het hele circus. Ik denk dat op dat moment iedereen er wel achter stond dat er met de gemeente onderhandeld moest worden. Die onderhandelingen begonnen dan ook meteen."

Pietje: "Ik vond het kraken van de Luijk op zich prima. Maar ik vond de manier waarop de mensen zich hebben opgesteld tekenend voor hoe de sfeer ging verlopen. Heel veel jonge mensen hadden zoiets van 'als we maar met veel geweld iets doen, verbaal of fysiek, dan redden we het wel'. Een kraakhandleiding werd niet meer gelezen, er werd niet meer overlegd, er werd gewoon bot de deur opengebroken. Als het pand toevallig bewoond was, maar de mensen waren drie maanden naar Afrika uitgezonden voor een of ander instituut, pech, dan gingen ze weer weg of ze gooiden de troep aan de kant van die mensen. Dat soort dingen gebeurden. Toen werd duidelijk dat de gemeente de Luijk aan wilde kopen. De gemeente had via een haalbaarheidsonderzoek onderzocht dat daar geen jongerenhuisvesting-HAT in kon worden gerealiseerd, maar wel vier driekamerwoninkjes. Er kwamen dus betaalbare woningen in voor gezinnetjes met kinderen, voor een buschauffeur, een taxichauffeur, iemand die op kantoor werkt, maakt niet uit. Geen krakers maar wat oudere mensen met gezinnen. De krakers kregen nota bene nog een pand aangewezen van 'daar kunnen jullie intrekken'. Ze hadden gewoon moeten zeggen: 'wij gaan'. Maar ze gingen niet, ze gingen door.
De Luijk kondigde in de krant groots aan: 'wij stoppen met overleg, wij schorten het overleg op'. Ik zat in veel overleggroepjes en ik heb er zelf veel problemen mee gehad. Aan de ene kant zat de gemeente aan me te trekken van 'Pietje, kun jij nou niet met die mensen van de Luijk gaan praten', aan de andere kant zaten de mensen van de Luijk aan me te trekken van 'kun jij nou eens niet een keer met de gemeente praten'. Het ene moment maakten zij me uit voor een verrader, omdat ik met de gemeente sprak, en het andere moment zaten ze aan me te trekken. Ik had zoiets van 'hier word ik een beetje dubbel tussen gemixed'.

Eric: We probeerden bij iedereen het verhaal duidelijk te maken, er werden persberichten verstuurd, Telegraaf, Volkskrant, Radio Stad, iedereen moest het verhaal van de Luijk weten. Er kwam steeds meer publiciteit, dus daar rondom ontstond dan weer van alles zoals jongelui die een steen door de ruit gooiden van die vieze krakers, noem maar op. Op een gegeven moment was er een bom geplaatst; een grote koffer stond voor de deur. We waren toen met z'n vijftienen in het pand. Megafoons klonken door de straat: 'U dient het pand onmiddellijk te verlaten, er is een bommelding, iedereen moet z'n huis uit!' Wij zaten daar binnen en dachten: 'Het pand is van ons, we gaan er niet uit'. We zijn met z'n allen op één kamer gaan zitten, tegen de muren hebben we allemaal matrassen neergezet, iedereen zat in elkaar gedoken met zijn oren dicht. We hadden afgesproken dat wanneer die bom was afgegaan, degene die nog kon lopen naar beneden zou rennen om te kijken of de deur nog wel goed dicht zat. Achteraf denk je dat is absurd, als er een bom is en er zijn echt gewonden, ja dan ga je een ambulance bellen en zorg je dat de mensen in het ziekenhuis komen, maar daar werd helemaal niet over nagedacht, nee, die deur moest dicht, de deur was heilig, de stempel moest ervoor."

Henk: "Ik had de opdracht om de Luijk dusdanig te barricaderen dat de politie er niet zomaar in kon lopen. De zwakste plekken wilden we als eerste verstevigen. We hadden iets van twaalfduizend kilo staalplaat in het pand. Er was op de valreep nog een groot actie georganiseerd om zoveel mogelijk materiaal ter plekke te krijgen, maar door de tegenwerking van de bewoners die er nog in zaten op dat moment, hebben we dat nooit kunnen verwerken. We wilden het liefst aan het dak beginnen, omdat het via de buren toegankelijk was, maar de bewoners wilden er niet aan. De stalen plaat, gelast en alles, stond beneden klaar maar men weigerde medewerking. Het dak wilden we ook verstevigen met staalplaten, dat ging ook niet door.

Eric: "Toen de ontruimingsdreiging er was, begon het barricaderen van het pand. Om negen uur komt er een ploeg die werkt tot vijf uur door, heel stoïcijns. Systematisch werden alle ramen afgewerkt, zeg maar gebarricadeerd. Daar deed je dan zelf aan mee, ook om het in de hand te houden. Dat is natuurlijk steeds een strijd van: Ja, wij willen hier ook nog leven, kan dat nou wel, maar daar doe je niet zo veel aan. Niet het hele pand is gebarricadeerd. De eerste verdieping wel, net als de tweede verdieping wat onze leefwereld was. De derde en de vierde verdieping daar zaten beddenspiralen, er waren verder geen barricades. We hadden een constructie van beddenspriralen naar de buren toe, maar die was niet zo stevig. We hadden met die buren goede contacten en de afspraak was dat ze zich niet met de ontruiming zouden bemoeien en de politie geen toestemming zouden geven om door hun huis te gaan. Uiteindelijk zijn ze dus toch via die weg gekomen. Ze hebben de buurman opzij geduwd en ze zijn gewoon naar binnen gestormd."

Henk: De bewoners hadden gewoon een andere mentaliteit en instelling dan wij. Zij wilden gewoon een kompromis sluiten, zij wilden in feite de Luik teruggeven aan de overheid, gewoon verkopen en dat was ons doel niet, wij hadden een doel: de Luijk is een politiek wapen om zaken af te dwingen.

Eric: In de stad was er geen bereidheid tot compromis. Ik denk toch dat mensen hebben aangestuurd op een confrontatie, gewoon weer eens laten zien hoe sterk de kraakbeweging was. Laten zien wat voor rotzooi er zou komen als er ontruimd werd. Het was een symbool, het pand is van 'De Stad'; de bewoners zijn bijzaak, het gaat nu om het gevecht, om het pand."

Henk: Er gebeurde precies wat wij verwacht hadden. De politie drong via de buren, via het dak het pand binnen en omzeilde op die manier de barricades op de begane grond en één en twee hoog. Dat was natuurlijk een teleurstelling, maar wat doe je als er mensen tegenwerken, dan houdt het toch op, dan verpesten ze eigenlijk de actie die je op dat moment aan het voeren bent. Wij hadden het idee dat die bewoners mensen van buiten Amsterdam waren die hier net kwamen kijken en er alleen op gericht waren om daar te wonen en de rest intereseerde ze niets. Zij wilden daar een lekker woninkje en wat er verder aan strijd geweest is of nog moet komen, dat liet ze geheel koud."

Eric: "Je zit er toch ook wel mee dat mensen zoveel risico's nemen voor de verdediging van het pand, dingen waarvoor je in de gevangenis kan komen. Er werden staalplaten gestolen, hout noem maar op. Die mensen deden dat niet voor hun eigen gewin maar voor een doel, dus daar ging je wel in mee. En die koelkasten op het dak, ik heb ze er zelf niet neergezet, maar je accepteert dat als zijnde 'De Stad' die dat oplegt, of als de strategie die bij de Groote Keijser ook gewerkt heeft.

Henk: "Je hebt toch een soort gedrevenheid. Je bent actievoerder of je bent het niet. Ik ben het dus toevallig wel. De energie om al die tijd in de Luijk te steken kreeg je omdat je gewoon wist dat anderen je steunden. Ja, af en toe werd je er wel eens overspannen van, de hele dag sta je die damp in te ademen van die snijbrander en die troep om je heen. Maar het geeft wel weer een kick. De kick was dat je wist dat de politie er niet doorheen kon, dat ging niet, en als ze wel pogingen zouden doen, dan zou, net als bij de Keijser het geval zou zijn geweest, de hele gevel in elkaar storten, want alles zat aan elkaar vast gekoppeld, en dat wisten ze.
Net als bij de Keijser wilden we met de barricadering bereiken dat ze het wel uit hun hoofd zouden laten om te gaan ontruimen, omdat ze gewoon te veel problemen zouden krijgen. Maar bij de Keijser was het wel zo dat het veel problematischer was om in te nemen. Je kon een met een pantserwagen geen bochten maken op zo'n smalle gracht. Bij de Luijk was dat natuurlijk wel wat makkelijker.

Benjamin: In principe kon iedereen zijn eigen acties voeren. Er was een actiecentrum vanuit de buurt, uitgebreid met mensen uit de rest van de stad die acties initieerden. Er werden bijvoorbeeld centraal affiches georganiseerd, en plaksel, er werd een avond geprikt, mensen uit de hele stad gemobiliseerd en dan werd er in de hele stad geplakt. De hele stad voerde dan dezelfde actie. Maar er waren ook mensen die zo creatief waren en zelf een affiche bedachten, ontwierpen, drukten en verspreidden in de stad, maar vanuit een hele andere achtergrond dan het actiecentrum van de Luyk. Daardoor konden er in één week drie affiches met hele verschillende teksten en hele verschillende sferen in de stad verspreid worden. Er was een affiche waarop een schaakbord met de hoofdrolspelers stonden afgebeeld en daar stond dan iets bij van 'schaakmat'. Maar er was ook een affiche dat van buiten de directe kringen rondom de Luijkk vandaan kwam: 'Kom knokken in Zuid, relbeluste jongeren, vandalen, chaoten'. Dat had een andere toon dan werd aangeslagen door het actiecentrum en door de bewoners die aan het onderhandelen waren met de wethouder. Ook waren er mensen die een gastankje hebben laten ontploffen bij de voordeur van het hoofdkantoor van de PvdA. Van zo'n actie weet de rest van de beweging niks, dat is iets voor een paar mensen die dat verzinnen en uitvoeren. Daardoor zijn ze op dat moment deel van de kraakbeweging. Maar ja, niet iedereen is daar op dat moment even gelukkig mee. Ook ontstonden er problemen als de bewoners een gesprek hadden bij wethouder Etty en er bleek net 's nachts ontzettend heftig gekalkt te zijn of er was net rotte vis bij zijn huis afgeleverd. Een aantal mensen vond dat de acties van anderen hun eigen acties ondergroeven en ging zich daarom ook steeds sterker bemoeien met wat andere mensen uitvoerden. Dat was natuurlijk een probleem want er was geen officiële overlegstructuur waarin dat soort dingen besproken konden worden. Een hoop acties kon je met zijn drieën bedenken, organiseren en uitvoeren, en er was ook niemand die dat belette. Wat mij betreft gelukkig maar. Maar niet iedereen is daar blij mee geweest. De officiële leer was dat iedereen autonoom zijn eigen dingen deed, maar er was af en toe toch de behoefte aan een presentatie als één beweging."

Theo: "Een hele hoop acties kon je niet grootschalig doen, ook omdat je dan weer die onnodige discussies kreeg van mensen die toch niet mee wilden doen en dan over anderen wilden beslissen of en hoe ze actie mochten voeren. Nou en toen plaatste een groep genaamd Militante Autonomen Front een bom bij het PvdA-kantoor. De actie was natuurlijk door die groep in het verlengde van de Luyk-politiek geplaatst. Maar ja, de bewoners van de Luijk, die vrij onervaren waren, die distantieerden zich. Zij konden natuurlijk ook die verantwoordelijkheid niet nemen, maar ze wisten ook niet hoe ze dan wel moesten reageren.
Op zich was het een goed signaal om de ernst van de zaak te laten zien. Het werkt nu eenmaal veel beter dan het aanbieden van zuurtjes aan raadsleden om te vertellen hoe zuur het wel niet is om in een kraakpand te zitten dat bedreigd wordt. Het is een goed teken, een goed signaal. Er waren geen slachtoffers gevallen, niet de verkeerden werden getroffen, geen grote schade bij voorbijgangers enz. Op zich kan ik het heel goed begrijpen dat mensen zeggen oké, ik wil het op die manier aantonen. Het is maar een middel, het is geen doel op zich, dus daar maak ik me niet zo druk om.

Eric: "Het keerpunt was die bom van de MAF, toen begonnen we de grip te verliezen. We hebben dat misschien ook niet goed afgehandeld. Er was een bom ontploft bij het PVDA-kantoor 's ochtends vroeg. Om half acht stonden de journalisten al bij ons op de stoep en vroegen: 'Wat vinden jullie ervan?'. We baalden natuurlijk, want allerlei mensen gaan acties ondernemen in naam van de Lucky Luijk en we waren er totaal niet bij betrokken, dus wij namen afstand van die actie. Als je ervaren bent dan zeg je klassiek: 'We kunnen het heel goed begrijpen dat mensen zich kwaad maken over de houding van de gemeente ten opzichte van de Lucky Luijk, dat pand moet aangekocht worden, de bewoners moeten blijven, speculatie is een misstand. Maar wij hebben ons toen min of meer gedistantieerd van die bom. Iemand uit ons pand distantieerde zich daarom weer van ons en vertrok. Een deel van de stad was teleurgesteld in onze reactie."

Jojo: "In de tijd van de Luijk was ook het Militant Autonomen Front actief. Ze hadden bij het GDH en bij het PvdA-hoofdkantoor bommetjes gelegd. Ik zat toen in de redactie van Bluf! en we kregen voortdurend vragen van journalisten over waar die lui zaten, want ze wilden een interview voor de Nieuwe Revue of de Haagse Post. Wij zeiden dat we wel eens zouden kijken of ze geïnteresseerd waren om te praten. We hielden ze dus aan het lijntje. Uiteindelijk kozen we voor Ton van Dijk. We hebben hem toen op kantoor afgehaald, blinddoek voorgedaan, en met een busje naar een vage ruimte gebracht, waar drie gemaskerde jongemannen een verklaring aflegden. Die moest hij allemaal netjes moest opschrijven, daarna had hij drie minuten de tijd om vragen te stellen. Toen werd hij opnieuw geblinddoekt en naar buiten gevoerd. Twee dagen later stond er in de Haagse Post: 'Het Militant Autonomen Front, wij zijn het compromis voorbij'. Een dag later stond in Bluf! hoe het allemaal in elkaar was gezet. Daarmee hebben we zowel het MAF onschadelijk gemaakt als de hele burgerlijke pers weer eens een keertje te kakken gezet."

Eric: "De gemeente heeft bewust gedacht: 'Als we dat pand willen ontruimen, dan moeten we die bewoners alle sympathie ontnemen die er is'. Je werd dus steeds meer zwart gemaakt. Krakers waren a-sociale voordringers, zo'n hele publiciteitscampagne werd er opgezet. De Volkskrant daar communiceerden we niet meer mee, want die schreef ook alleen maar vervelende stukjes. Dan hadden we de Waarheid, daar stond nog wel wat in. Niet dat die krant nou veel gelezen werd, maar dat was dan nog onze spreekbuis. Maar op een gegeven moment keerden die zich ook tegen ons. Je ziet hoe het steeds meer vernauwt. Vrienden en familie kun je ook niet meer uitleggen waar je mee bezig bent; je leefwereld wordt heel klein. Je leest dan in Bluf! de artikelen die je zelf hebt geschreven. Zo versterk je je eigen gedachten."

Pietje: Theo accepteerde met moeite mijn standpunten ten aanzien van overleg. Hij belde wel vaak van 'kun jij niet dit?', maar naar de Staatsliedenbuurt toe, naar de mensen toe, was hij meer de man van de harde kern en ik meer degene van het overleg. Wij overlegden heel veel. Hij had wel kijk op politiek, hij wist donders goed hoe het in elkaar zat, maar hij wilde er niet meer aan mee werken. Ik wist dat we het alleen maar konden redden door ook politiek te gaan bedrijven, en niet tegen de politiek te blijven aanschoppen. Ik schopte liever tegen de PSP of tegen de PPR aan, die kleine partijtjes die voor ons waren dan tegen de PvdA of tegen de VVD. Uiteindelijk moest er toch een politieke oplossing komen.

Saskia: "Ik wist toen al niet meer wie in de Luijk woonden. Dat was niet belangrijk, het ging er alleen maar om hoe de Luijk behouden kon worden. Ik heb me rond de Luijk geërgerd aan het geweld, zeker op het moment dat de Luijk ontruimd zou worden. De tegenstellingen over hoe de Luyk behouden moest worden, waren enorm groot waren. We wilden een politieke oplossing vinden, we wilden daar met de gemeenteraad over praten, met de wethouders. Maar aan de andere kant werd er, zeker vanuit de Staatsliedenbuurt, een oorlog voorbereid. Die hele beweging die over je heen kwam, je had daar helemaal niets meer over te zeggen, dat vond ik het meest idiote aan die Luijkperiode. Op de dag dat de ontruiming plaatsvond zijn wij overdag nog bezig geweest om de mensen in de buurt te helpen hun ramen te barricaderen met houten planken. Maar ondertussen zag je dat de barricades opgeworpen werden. Het idiote was ook dat de hele Van Baerlestraat ten tijde van de ontruiming open lag, omdat er aan de straat gewerkt werd. Je voelde gewoon in de lucht van er gaat een oorlog komen en dat je dat helemaal niet meer kon tegenhouden. Terwijl de Luijk eigenlijk bij onze buurt hoorde, maar we hadden niets meer te zeggen, het gebeurde gewoon, er kwam oorlog."

Benjamin: "Die rel was boven verwachting, ik denk dat niemand, zeker ik niet, had verwacht dat er zoveel mensen de straat zouden opgaan. Het was bijna een extatisch gebeuren, alle discussie en onenigheid van daarvoor deed op dat moment niet ter zake, want er was een noodtoestand uitgeroepen en er was een enorme eensgezindheid en uitgelaten stemming die de hele dag tot in de kleine uurtjes heeft mogen duren. En ik heb daar een heel goed gevoel aan overgehouden dat er zoveel mensen waren die dezelfde gevoelens bij het al dan niet behouden van de Luijk hadden."

Henk: Die rel bij de Luijk leek wel weer koninginnedag. Ik kreeg een telefoontje om twaalf uur 's middags dat de politie het pand binnen gedrongen was. Uiteindelijk is de politie via het dak binnengekomen, omdat de bewoners niet mee wilden werken om het dakraam dicht te maken. Ik was heel kwaad op ze, want al ons werk was voor niets. Daar stond ik voor het pand, de politie binnen en ik buiten. En dat terwijl je maanden lang werk verricht hebt. Zij zitten erin en ze lachen je uit, dat is inderdaad heel frustrerend. We zijn maar meteen begonnen met het openbreken van het trottoir en het opwerpen van barricades. De eerste golf marechausees hebben we toen weggeslagen. Busjes omgekiept. Toen escaleerde de zaak zeer snel. Er deden duizenden mensen aan die rel mee. Het was echt heel grootschalig, op een gegeven moment had ik het idee dat er wel twintigduizend mensen in de omgeving van de Luijk strijd leverden met de politie."

Saskia: Op de dag van de ontruiming heb ik als een soort Florence Nightingale met een verbanddoosje over straat gelopen om mensen die in elkaar geslagen waren te helpen en pleisters te plakken. Maar de ME ging zo tekeer dat ik zelf ook nog in elkaar ben geslagen. Ik raakte ingeklemd tussen twee ME-linies die oprukten. Dat was zo waanzinnig, er werd alleen maar op los gemept. Het was een verschrikkelijke dag, mensen die met open wonden in hun hoofd in ziekenauto's werden gedragen. Ik kan me dat alleen nog maar herinneren als heel wezenloos, een verschrikking."

Jojo: "Die tram vloog volstrekt toevallig in brand, omdat de remmen van de tram het niet deden, omdat daar toevallig op dat kruispunt ook een vat olie stond dat toevallig door een paar mensen op dat kruispunt was geduwd en niet verder ging en iemand anders had daar toevallig een vuurtje bij gehouden en toen reed de tram erin. Zo gaat dat nu eenmaal."

Eric: "De ontruiming is toch nog onverwachts gekomen, we wisten wel dat er ontruimd zou worden, want de bewegingen van de ME over heel Nederland worden dan gevolgd en men dacht dat het dinsdag zou worden. We zouden daar dan met z'n vijftienen zijn. Het werd maandag, en toen waren we alleen met de bewonersgroep, met z'n zessen. 's Ochtends hoorden we opeens gestommel op het dak, ik ben toen naar boven gelopen en hoorde de kettingzaag al. Nou ja, dan heb je nog wel brandslangen om dat zagen moeilijk te maken. Wij waren met die brandslangen bezig maar onze medebewoners riepen: 'Kom maar naar beneden het heeft geen zin om in het pand te vechten'. We werden door de ME in een kamer gezet. Buiten hoorden we het geluid van allemaal klinkers en krakers. In feite heeft de ME dus een enorm risico genomen. Als we de deur op dat moment open hadden gedaan dan was iedereen op straat naar binnen gekomen en dan was het een slagveld geworden tegen die twintig ME-ers. Er waren echt heel veel mensen. Dat is niet gebeurd want die deur was heilig, dus die moest dicht zijn. Zelf zit je er apathisch bij, je wordt bij het huisvuil gezet en je wacht gewoon de gebeurtenissen af. We hebben daar een uur of zes binnen gezeten."
Het heeft een hele tijd geduurd, voordat die straat, in ME-termen, schoongeveegd was. Het was een enorme puinhoop daar buiten, maar wij zijn toen in een busje naar het hoofdbureau gebracht. Daar kwam je in een collectieve cel; wij waren de eersten. Langzaam kwamen er meer mensen bij, zoals een man van vijftig die met z'n broodtrommel op weg naar z'n werk van z'n fiets was geslagen en gearresteerd. Je krijgt natuurlijk gesprekken in die cel. Men vraagt: 'Wie zijn jullie dan?'. 'Wij zijn de bewoners van de Luijk', 'O, zijn jullie dat'.

Gusta: "Ik deed niet mee aan de ontruiming van de Luijk, maar ik ben wel gaan kijken. Ik stond met een vriendin van mij op de hoek van de straat te kijken hoe de marechaussee langskwam. Toen trok een van die mannen een knuppel en slaat Loes midden in haar gezicht. Dat was vrij stuitend, vooral omdat wij daar niks stonden te doen, we stonden niet eens in de groep, we stonden aan de zijlijn.

Eric: "Dan werd er weer iemand binnen gedragen met een heel bebloed gezicht. Sommigen hadden het zelfs in hun broek gedaan van angst of van de klappen die ze van stillen hadden opgelopen. Dat mensen toch allemaal bereid zijn om dat te doen voor zo'n pand, die hele rel. En wij waren daar deels debet aan. Er was geen aanklacht tegen ons dus de anderen moesten blijven, maar wij konden 's avonds om een uur of elf, twaalf weer naar huis. Nou ja, niet naar huis, want we hadden geen huis meer, we stonden weer op straat."

Theo: De rel rond de Luijk was eindelijk weer een hele grote actie. Ik zelf had voor die dag toevallig een vliegreis gepland en ik was onderweg. Ik wilde niet coute que coute bij de confrontatie blijven, dat was voor mij niet zo nodig. Voor mij lag er een veel breder politiek verband dan van confrontatie tot confrontatie. Maar natuurlijk deed het wel pijn dat je dan net op dat moment in een vliegtuig zit en dan de rookwolken ziet opstijgen, want dat is letterlijk gebeurd. Zo heftig was het. Er werden autobanden in de fik gestoken, allerlei middelen werden aangegrepen om de bevolking, iedereen duidelijk te maken dat de grens van het redelijke en van het rechtvaardige dik door de autoriteiten was overschreden. Dat het daar heel heftig bij aan toe gaat, dat is nou eenmaal de prijs die je voor een confrontatie moet betalen.
Ik zat in het vliegtuig omdat ik aan één stuk door bezig ben geweest met actievoeren, 24 uur per dag bijna. Op een gegeven moment moet je je accu opladen, heb je een break nodig. Ik geloof niet in onmisbaarheid, ik geloof er ook niet in dat je door één moment uit het oog te verliezen dat je daardoor je politieke lijn verlaat. Ik was gewoon dik aan rust en verandering toe."

Gusta: Ik had toen al voor mezelf besloten dat ik het niet zinnig vond om weer een keer een rel te hebben en de boel kapot te maken. Ik geloofde niet meer in dat middel als machtsmiddel, want het was gebleken dat het niet hielp, voor mijn gevoel kwam je door dat te blijven doen verder weg van je doel. Maar de beweging, of wij of ik, had ook geen andere oplossing, ik wist ook niet wat je dan wel zou moeten doen. Natuurlijk is dreigen met geweld een machtsmiddel en dat heeft een tijd lang ook gefunctioneerd, maar op een gegeven moment was dat achterhaald voor mijn idee.

Jojo: "Het was de eerste keer dat de burgemeester de noodtoestand afkondigde. Tijdens een stedelijke vergadering in de kelder van de Groote Keijser werd als antwoord daarop de "no-toestand" gevonden. Het feit dat op dat moment de politie en de ME zich het recht voorbehielden om overal en nergens mensen aan te houden omdat ze er verkeerd uitzagen, hebben wij toen beantwoord met het consigne dat iedereen mag doen wat hij wil, maar wel rond 12 uur 's nachts, zodat niemand van de stillen of van de infiltranten enig idee kon hebben waar ze paraat zouden moeten zijn. Diezelfde nacht zijn er wel op vijftig of honderd plaatsen banden leeggeprikt en politiebureaus in brand gestoken. Ik denk dat dat een adequaat antwoord was op de noodtoestand en de ontruiming. Maar het is ook weer een goed voorbeeld hoe je in beweging blijft. Iedereen kon individueel of in kleine groepjes zijn eigen actiedoelen en actiemiddelen kiezen. Het is ook een heel democratisch antwoord, en ook een antwoord dat niet toegespitst is op dat ene pand of die ene plek of dat ene issue. Het was een aanleiding om van alles en nog wat te gaan doen. Het was erg oké."

Saskia: "Wij zagen dat niet als oplossing om de Luijk te behouden, want dan werden we waar we tegen vochten. De kraakbeweging veranderde bijna in een fascistische knokploeg met maar één focus, met geweld en oorlog willen we dat pand behouden. Maar je kon van te voren al inzien dat je alleen maar dingen kapot maakte, en dat je daarmee dat pand niet terugkreeg. Je kreeg de hele buurt tegen je. Dus alles waar we al die tijd aan gewerkt hadden om mensen duidelijk te maken waarom we kraakten en hoe we woonden en dat we die panden niet vernielden maar juist verbouwden voor onze manier van wonen, en dat er mensen met fotografie bezig waren en dat er kinderen woonden, dus dat we geen enge mensen waren, dat was gewoon in één klap verdwenen. We waren enge mensen, dat kwam ook doordat tijdens de ontruiming een schoolklas in elkaar werd geslagen. Alles wat opkwam binnen de buurt was verdwenen, in één keer, in een paar dagen was het voorbij.

Eric: "Sommigen zeiden naar aanleiding van die rel: 'Zie je wel, d'r is toch nog wel een beweging en we kunnen nog genoeg mensen optrommelen', en 'Moet je kijken die tram die in brand staat'. We hadden niet alle krediet binnen de beweging verspeeld, maar wel daar buiten. Ik denk dat het draagvlak voor de kraakbeweging toen is weggevallen. Die ontruiming en hoe het gegaan is, het geweld en de zwartmakerij, dat je vrienden en kennissen je niet meer begrijpen, dat geeft toch een beetje wrange nasmaak. Ik heb altijd geprobeerd het verhaal uit te leggen en dat draagvlak, de sympathie bij de progressieve Amsterdammers te behouden. En ik wilde het ook nog aan Jan met pet kunnen uitleggen, maar dat is niet gelukt.

Annegriet: "Met het geweld van de politie was het zo dat zolang de bazen er bij waren en met argusogen toekeken de politieagenten zichzelf nog enigszins in de hand hadden, maar tegen het begin van de avond als de pers weg was en die lui in de commandowagens wat moeier waren, dan liep het altijd verschrikkelijk uit de hand. Ik ben zo vaak mee geweest naar de EHBO, mensen die echt zware wonden hadden opgelopen. Dat ging hard tegen hard en dan waren krakers natuurlijk helemaal niet weerbaar, want die hadden een leren jas, een helm en een steen en veel meer bescherming was er eigenlijk niet. Als een stille geïsoleerd raakte dan mocht die altijd weer naar de groep terug, maar dat was andersom niet zo.

Frans: "Bij een ontruiming maakten wij vaak met onze buurtgroep een omtrekkende beweging om het te ontruimen pand heen. Er werd verwacht dat we een confrontatie zouden aangaan, maar wij gingen die juist uit de weg. Maar we maakten er wel een zo groot mogelijke chaos van om duidelijk te maken dat er iets aan de hand was. We wilden geen vreselijk gevecht met de politie aangaan. Dat had gewoon geen zin. Ze zijn toch met meer op een gegeven moment wordt het optreden steeds harder en gaan er dooien vallen. Dat is nooit de bedoeling geweest. Binnen bepaalde mores moesten zij zich aan bepaalde regels houden en ik houd me aan bepaalde regels."

Annegriet: "De meeste krakers en kraaksters onderschreven het strategisch doel van het gebruik van geweld wel. Ik denk dat je daarbij een onderscheid kunt maken tussen mensen die het ook prettig vonden en mensen die geweld echt heel vervelend vonden. Ik denk zelfs wel te kunnen zeggen dat die scheiding loopt tussen jongens en meisjes, mannen en vrouwen dus. Ik heb daar in die tijd ook veel met mannen en vrouwen over gesproken, aan het eind van een reldag. Dan likten de vrouwen de wonden en de mannen kwamen bij wijze van spreken thuis van 'We hebben ze toch mooi even op hun lazer gegeven!'. Dat gevoel hadden vrouwen ook wel, maar dat was nooit een prettig gevoel. Dat was altijd een vervelend gevoel. Dat verschil loopt gewoon door de hele maatschappij heen. Mannen zijn sneller geneigd om iets meer te doen, staan meer in de voorhoede. Maar goed, ieder z'n rol, maar je hebt elkaar nodig. Als je 's avonds thuis kwam dan kreeg je ruzie, want de ene had een leuke dag gehad en de ander een rotdag. Binnen relaties leverde dat nogal eens wrijving op, want je kunt bij elkaar je emoties niet kwijt. De een liep dan te juichen en de ander liep te janken bij wijze van spreken. De een had zoiets van als het dan toch moet dan is het ook lekker, terwijl de ander meer zoiets had van het is afschuwelijk, maar het moet. Over het algemeen hadden vrouwen heel veel moeite met een reldag en haalden mannen er toch een bepaalde bevrediging uit. Het waren moeilijke tijden."

Erik Willems: "Het geweld bij de Luijk stond zo op de voorgrond. Dingen die ik van de ME had gezien, het er als een geautomatiseerde machine op commando op los slaan, gingen die krakers nu zelf ook doen, en daar voelde ik me absoluut niet mee verbonden. Het was de druppel die de emmer deed overlopen.

Pietje: Bij de Luijk ben ik afgeknapt omdat de opening die de gemeente bood door daar betaalbare woningen van te maken, genegeerd werd. Die mensen wilden knokken en daar wilde ik niet aan mee doen. De groep rond Theo die toentertijd het knokken aanhing, die heeft zijn vechtpartijtje gehad, maar ik vond dat zinloos. Ik ben helemaal niet tegen geweld, maar zinloos geweld, nee, dat stond mij tegen. Als het kan met overleg, dan ga je overleggen en niet vechten om het vechten, niet stenen gooien om het stenen gooien. Functioneel stenen gooien klinkt heel raar, maar dat was wel de basis waarop ik het deed."

Annegriet: "Geweld heeft verschillende doelen gediend in de kraakbeweging, het ene is een strategisch doel, daar was ik ook absoluut een voorstander van. Je kunt niet zomaar laten ontruimen noch door huiseigenaren en knokploegen noch door de overheid. Er zal wel degelijk eerst onderhandeld moeten worden en gekeken waarom een pand wordt ontruimd. Er zijn heel veel panden ontruimd die achteraf gewoon aan speculanten zijn teruggegeven. Blijkbaar kon het op een andere manier ook niet. Ik heb wel eens gezegd, kijk maar eens naar Zuid-Afrika, een beetje een flauwe vergelijking natuurlijk, maar ze hebben daar vijftig, zestig jaar gepraat en er is geen sikkepit veranderd, maar op het moment dat daar geweld gebruikt werd is binnen tien jaar de apartheid onderuit gegaan. Geweld werkt en dat was natuurlijk ook zo in de kraakbeweging, we hebben er erg veel door gewonnen, we hadden niks gewonnen als er geen geweld was gebruikt. Maar ik denk dat een aantal mensen door dat gebruik van geweld uiteindelijk is afgeschrikt en er uit gestapt, en dat er juist anderen op het geweld zijn afgekomen, waardoor je dus eigenlijk in de loop van de jaren een bepaald natuurlijk selectieproces kreeg zodat alleen maar die mensen die al wisten dat zij bereid waren om geweld te gebruiken, zich nog bij de kraakbeweging aansloten. Mijn generatie, zeg maar mijn kraakgeneratie, is dat geweld daarentegen plotseling overkomen. Duizenden mensen werden er opeens mee geconfronteerd. Daarna bestond de aanwas van de kraakbeweging alleen nog maar uit mensen die daar al over hadden kunnen nadenken. Dat is natuurlijk een andere categorie mensen, harder of compromislozer. Het hoeft niet kwader of beter te zijn, maar anders".

Benjamin: "Onmiddellijk na de ontruiming is er in het krakersblad Bluf! een enorme discussie losgebarsten. Er waren aan de ene kant mensen die vonden dat er veel te veel was afgeweken van wat de kraakbeweging ooit was geweest, terwijl er aan de andere kant juist ook een hele grote groep was die vond dat de beweging zich veel te veel beperkte en zich ook zou moeten bezighouden met anti-kernenergiestrijd, met vrouwenstrijd of met de strijd in Nicaragua. Men ging stevig met elkaar in de clinch. Een van de grote kritiekpunten was dat altijd dezelfde mensen het beleid bepaalden, altijd dezelfde mensen op de televisie verschenen. In die tijd is geprobeerd om groepen samen te stellen die ervoor zouden zorgen dat de kennis en de vaardigheden die een beperkt aantal bonzen had, werd overgedragen."

Theo: "Na de ontruiming kwam er enorm veel kritiek boven en zou het nou een goede, volwassen evaluatie zijn geweest, maar het werd steeds minder. Na elke ontruiming kreeg je steeds meer gezeik, gewoon zonder meer gezeik, en werd de voorraad drogredenen steeds groter. Daar kun je niet tegen op. Het meest voorkomende argument was 'ik wist het niet allemaal, ik ben gebruikt, misbruikt, ik word meegesleept, en je hebt bonzen, en je hebt mensen zoals ik die van niks wisten en opgeroepen worden als kanonnenvlees'. Nou ja, dat bestaat niet, iedereen wist van a tot z wat er ging gebeuren, zo naïef kun je jezelf niet meer houden, dat is gewoon een drogargument. En de ernst werd niet meer gezien, je zag ook steeds meer het spelelement. De spelletjes die waren niet leuk meer omdat het te politiek was. Je kreeg de spelletjesmensen contra de serieuze politieke activisten. Het was ook niet meer leuk actievoeren. En daarom werd het steeds riskanter, het vertrouwen was weg.

Saskia: "Als ik er nu over nadenk, voel ik me minder serieus genomen dan dat ik toen door had. Ik heb me heel erg ingezet om serieus genomen te worden en daar heel erg tegen geknokt. Heel veel informatie hielden de bonzen, de heren van de beweging, voor zichzelf. Ze waren slecht in communiceren en discussiëren en om zaken terug te koppelen met de achterban. Door mijn inzet en hoe ik daar mee bezig ben geweest en hoe ik daar altijd tegen gevochten heb, had ik het idee dat ik wel serieus werd genomen. Maar als ik nu terugkijk dan denk ik: 'Ik ben helemaal niet serieus genomen, er is nooit naar mij geluisterd, ondanks al mijn inzet en inspanningen'. Ik heb dat toentertijd waarschijnlijk ook zo gevoeld, want vanuit de kraakbeweging ben ik mijn eigen weg gaan zoeken. Ik werd actief in allerlei groeperingen zoals het 8-Maart-comité en het AFRA (anti-fascistische en racistische actie). Ik denk dat dat zo was omdat ik zo weinig mijn ei kwijt kon binnen ons eigen actiecentrum. Het is heel triest, maar het kwam door het feit dat ik niet serieus genomen werd, dat vrouwen niet serieus genomen werden binnen de buurt.

Leen: "Dat er later mensen waren die zeiden dat de bonzen - ik werd daar ook van beschuldigd - daar zo nodig weer aanwezig moesten zijn en het naar zich toe trokken, heb ik persoonlijk nooit terecht gevonden. De hele bonzendiscussie vond ik niet terecht. Naar mijn idee was het zo dat als je je ergens intensief mee bezig houdt, en dat deed ik toch zo'n drie dagen per week, dan heb je veel informatie, je kent iedereen, je hebt de contacten, je kent de ins en outs, en je wordt vaak geconfronteerd met het persgebeuren. Op een bepaald moment weet je gewoon meer, je hebt meer ervaring."

Annegriet: "De Luijk maakte wel duidelijk dat er een kleine groep mensen was die hun zin kon doorzetten. Een grote groep ging daar als vanzelf achteraan. Ik heb toen een artikel geschreven in de Bluf! om dat aan de kaak te stellen. Er werd altijd gezegd: Wij hebben geen leiders. De ge_kte vraag van pers, media, politie was: "Wie is jullie leider". Standaard antwoord: Hebben we niet. Geloofden we ook allemaal in, het was min of meer ook zo, maar toch niet helemaal. Er waren natuurlijk wel informele leiders en daar ging dat artikeltje over. Er mogen best ergens leiders zijn , maar laten we ze dan ook zo benoemen en niet zeggen dat ze er niet zijn als het wel zo is. Voor de buitenwereld was het al lang duidelijk. Ik verklapte helemaal niets nieuws. Intern was het een taboe om daarbij de namen te noemen van degenen die de touwtjes in handen hadden. Maar die mensen hadden allang voor Jan en alleman op allerlei foto's gestaan. Ik heb mezelf niet gerealiseerd dat ik daarbij tegen zulke zere benen schopte. Maar het is natuurlijk wel de enige manier om duidelijk te maken waar je het over hebt. Maar het is intern nogal fout gevallen."

Theo: Je kreeg allerlei groepjes die zichzelf wilden profileren, navelstaarderij. Vrouwen bijvoorbeeld. Op zich is er niks tegen dat vrouwen tekeer gaan tegen deze mannenwereld, maar doe dat dan op een volwassen manier en keer je niet tegen je activisten; doe dat in een volwassen discussie. Maar het werd steeds meer het afvangen van vliegen, heel kritisch letten op elke beweging die je maakte. Eigenlijk het onmogelijk maken van een actie, omdat alles op machismo leek. De methode van collectiviteit en vertrouwen die verdween steeds meer. Dat begon juist rond de Luijk steeds duidelijker te worden. Mensen accepteerden niet dat een ander een actie voerde, die zij zelf niet zagen zitten. Vroeger werden de actielijn of bezigheden meer gevoed werd door kameraadschappelijkheid. Die lijn was tanende. Er was steeds meer wantrouwen. Het werd steeds vermoeiender om met je eigen kameraden, met je geloofsgenoten er tegen aan te gaan. Er was steeds meer onvolwassen weerstand. Wilde je nog bepaalde acties voeren, waarin het politieke belang van je idealen goed naar voren kwamen, dan werd je door dit soort mensen tegengewerkt. Ze begrepen het niet, ze hadden een gebrek aan vertrouwen in de medeactievoerders, vooral in mensen die een ander idee hadden dan zij. En er was geen discussie meer. Je zag al de neergang van de kraakbeweging."

Erik Willems: "De oude kraakbeweging bestond uit mensen die ook een ideaal hadden, die ergens voor stonden, en die daar ook echt iets van maakten en de stad weer leefbaar maakten, dat waren allemaal hele goede dingen. Later stonden dat soort dingen veel minder op de voorgrond en werden ook allerlei willekeurige pandjes gepakt. Ik weet nog wel dat ik het grapje maakte "na urenlange leegstand hebben wij het volgende pand gekraakt". Er waren altijd hele deftige verklaringen waarin dan altijd weer hetzelfde werd verteld, maar op een gegeven moment werd het een karikatuur. In het begin was het nog heel erg waar, en later nog wel ten dele, maar het werd gebruikt als een al te makkelijk verhaal om willekeurig welk pandje te kraken. De krakers hebben zo op z'n minst de verdenking op zich geladen dat het er alleen maar om ging om zelf een dak boven het hoofd te hebben en dat de rest ze gestolen kon worden. Het werd een alternatieve vereniging van huiseigenaren waar steeds meer mensen bij kwamen die meer zin hadden in een rel en de boel op z'n kop te zetten dan om iets constructiefs te doen."

Saskia: "Wat voor mij en veel andere vrouwen binnen de buurt belangrijk was, was de kwaliteit van het leven. De kwaliteit van het wonen en de manier hoe je met elkaar omging. Dat was niet alleen maar gericht op het politieke doel, het wonen was voor ons heel erg essentieel. Ik denk dat voor veel mannen het politieke doel veel belangrijker was dan de manier van wonen. Daar waren zij dan ook altijd mee bezig. Zij hadden hun manier van praten en wij onze manier van praten en gevoeligheid. Wij wilden geen geweld, daar wilden we continu over praten. Maar dat we dat aan de kaak wilden stellen, dat was vervelend, dat was geruis, dat was niet wat in hun lijn van discussiëren paste. We waren vervelende wespen die weggeslagen moesten worden. Er was een grote tweedeling tussen de bonzen en de vrouwengroep.
Een van de reacties op de wijze waarop onze vergaderingen in de buurt liepen en hoe er gediscussieerd werd en het feit dat er niks mee gedaan werd, was dat wij een vrouwenavond instelden. De vrouwen van de buurt kwamen bij elkaar om te spreken over die zaken die binnen de andere vergaderingen niet aan de orde kwamen. Op die manier probeerden we ons sterker te maken, maar daar kwam eigenlijk weinig uit voort."

Leen: "Dat de Lucky Luyk in tegenstelling tot de Groote Keijser wel ontruimd is, komt volgens mij omdat de maatschappelijke situatie er toen niet meer naar was. De leegstandswet dreigde te worden ingevoerd en de houding van de overheid was veranderd in 'er wordt gewoon ontruimd'. Na de Luijk zijn bijna alle grote panden ontruimd."

Henk: "De overheid heeft bij de Luijk aangestuurd op een ontruiming. Ze hadden er genoeg van om steeds maar toe te geven aan die kraakbeweging. Daar moest een eind aan komen. De Luijk was het keerpunt."

Saskia: "De Luijk was ontruimd, en de buurt viel uit elkaar want dat wat ons bond dat verdween. Het kraakcaf� verdween ook. En ik was de manier waarop de dingen in onze buurt geregeld waren zo spuugzat. Ik ben weggegaan uit de VPC. Ik heb nog wel gekraakt in de Jordaan maar ben wel op mezelf gaan wonen. Ik wilde steeds meer mijn eigen lijn volgen en die niet meer laten bepalen door de beweging.

Eric: Vrienden waarmee ik toen in de Luijk woonde zeggen nu: 'Leuke tijd geweest, 't was mooi, de enorme spanningen, ook die band met mensen en de vriendschap'. Maar ik heb daar geen voldoening over. Of je dat nog wonen kan noemen, het was wel leven maar 't was niet echt meer wonen. De bewoners waren geen generaals, maar pionnen. Je wordt meegesleept in dingen waar je eigenlijk niet achter staat. Dat is een strijd, ook met jezelf."

Benjamin: "Die hele strijd die we gevoerd hadden om ons gelijk te halen in de maanden daarvoor, valt ineens van de ene op de andere dag weg, wat moet je in hemelsnaam gaan doen. Ik hoorde wel bij de groep mensen die na de Luijk, in de discussie, kritiek had op het feit dat je in zo'n actie maar zo'n klein stukje van waar je mee bezig bent kwijt kan. Je gaat in een kraakpand wonen en je hebt allemaal fantastische plannen, er zijn wel verschillen, maar iedereen heeft toch z'n eigen redenen om op die manier het leven aan te gaan. En op het moment dat je pand bedreigd wordt, of dat je te maken krijgt met zo'n ontruimingsdreiging, wordt alles zo gefixeerd op het in je pandje blijven zitten.
Ik heb nog nooit zoveel gelijk gehad als rondom de Luyk en nog nooit zo weinig gelijk gekregen. Het hele verhaal van knokploegen en woonrecht is in mijn ogen altijd een heel sterk verhaal geweest. Toen de Luyk ontruimd was, heb ik besloten me nooit meer met zoiets bezig te houden, vooral omdat ik alles wat ik toen kon bedenken geprobeerd heb, en creatiever dacht ik niet te gaan worden op dat vlak. Ik heb me toen nog wel een tijdje beziggehouden met de discussie die na de ontruiming van de Luyk binnen de kraakbeweging losbrak, maar die werd zo hard gevoerd dat ik me steeds meer met andere dingen bezig ging houden. Ik vond het heerlijk om te ontdekken dat je met muziek met elkaar kan communiceren zonder elke avond weer die oeverloze discussies te hoeven voeren."

Annegriet: "Het toenemende geweld heeft het effect op de kraakbeweging gehad dat mensen afhaken, er bang voor werden, mensen raakten ook vaak gewond. Blijvende invaliditeit is een groot woord, maar een heftige beenbreuk, een paardenhoef op je hoofd, of een klap met een knuppel. De meeste mensen die ik ken en gewond zijn geraakt, hebben daar toch nog steeds last van. Je hebt dan toch letterlijk een tik meegekregen. Op een gegeven moment heb je ook zoiets van het een staat niet in verhouding tot het ander. Je wilt op een bepaalde manier leven, maar als je daar echt je leven voor waagt of je gezondheid, je veiligheid, dat gaat wel heel ver. Wat dat betreft heeft de overheid de slag natuurlijk gewonnen met het geweldsmonopolie. Je gaat afhaken om die reden en ik denk dat de kraakbeweging zich daardoor ook harder is gaan opstellen. Mensen die niet in die geweldspiraal wilden meedoen haakten dan weer af".

Erik: "Ik herkende niks meer van de idealen die met kraken te maken hadden. Het oude kraken was dood zeg maar, en wat er voor in de plaats was gekomen dat wist ik niet precies maar in ieder geval niet iets waar ik mij mee wilde verbinden of waar ik mee geafficheerd wilde worden, of waar ik voor wilde filmen. Het was voorbij en over."

Uithuilen of opnieuw beginnen: Van oude en nieuwe krakers, 1982-1988

Jojo: "De meest gehoorde kreet vanaf 1980 was 'Wij blijven'. Dat impliceert wel dat je niet meer in beweging bent. Door je vast te klampen aan één pand waar je vooral niet uit mag worden gezet, ga je het pand zelf tot iets heiligs verklaren en ga je jezelf veroordelen tot een verblijf achter de barricades. Je klampt je vast aan juridische procedures en politiek gelobby bij de gemeenteraad om maar vooral dat pand te behouden. Allerlei andere inhouden en vormen die zich in en rond de panden, in de buurten en in de hele stad aan het afspelen waren, werden daarmee ontkend. Maar wat je begonnen bent in een pand kun je voortzetten in een ander pand. Dat deden veel mensen natuurlijk ook. Dat was juist de verrassing, dat er telkens weer nieuwe situaties ontstonden, dat de symboolpanden, de actiepanden de ene keer hier, de andere keer daar ontstonden. Het leuke van de kraakbeweging was dat er telkens weer andere mensen konden opstaan die maffe dingen deden. Dat was interessant, daardoor kreeg je ook telkens weer nieuwe soorten rellen, nieuwe soorten acties, nieuwe soorten expressie, nieuwe pamfletten, andere films, radiozenders die andere geluiden gingen maken. Dat kwam omdat het speelveld zich telkens verplaatste.

Koos: Ik zat met die grote hoogtepunten in de beginjaren tachtig voor de buis thuis met m'n vader en moeder te kijken, de kroningsrellen, en er werd schande over gesproken thuis terwijl ik met een heimelijke glimlach de beelden in me opzoog. Dat was een automatische identificatie ermee, geweldig leek me dat."

Marc: Ik had een bepaalde vorm van maatschappijkritiek en daar wilde ik wat mee. De kraakbeweging had voor mij een volstrekt andere ingang op de maatschappij dan gebruikelijk was. Dat heb ik aangegrepen om actief te worden. Een heel belangrijk moment om het te doen was met de ontruiming van de Schaepmanstraat en de dood van Hans Kok in 1985. Ik ben er dus later ingerold.

Koos: "Ik was 18 en naar Amsterdam gekomen om te studeren, en ik had heel erg m'n buik vol van de universiteit, heel erg mijn buik vol van het doorlopen van het leersysteem en ik merkte dat ik meer wilde weten over het leven. Ik kwam uit een heel beschermde omgeving en was heel nieuwsgierig en wist dat er veel meer was dan alleen maar feitjes, kennis en dat soort dingen, dus ik wilde mensen leren kennen. Ik wilde mezelf een beetje bevrijden van alles wat ik had meegekregen uit m'n jeugd. Wat me aantrok in de kraakbeweging was het gevoel dat het daar vrij was, dat het alle richtingen op kon, dat je heel erg een eigen verantwoordelijkheid voor je eigen daden had. Het bruiste, het leefde en dat wilde ik ook.

Marc: De strijd in de kraakbeweging was uiteindelijk belangrijk om bepaalde voorwaarden te scheppen waaronder ik in het leven kon leven zoals ik graag wilde. Dat was mogelijk omdat je een huis kraakte en daarmee op een praktische manier met andere mensen in contact kwam en je op die manier een heleboel initiatieven kon ontwikkelen die goed waren voor jou persoonlijk. Je kunt een heel geïsoleerd leven leiden, je kunt naar je werk gaan en weet ik wat, maar hier kon je in ieder geval iets ontwikkelen in contacten tussen mensen, wat heel erg goed is."

Theo: "De sfeer in de kraakbeweging was aan het veranderen. Enerzijds waren er de activisten die nog steeds op de lijn zaten van de politieke idealen, dus niet voor het eigen belang. Maar anderzijds groeide de groep die alleen voor het eigen belang opkwam. Die trokken zich terug in hun pandjes met hun eigen vriendenkringetjes, die hadden geen vertrouwen meer in de buitenwereld. Ook niet in het buurtgebeuren waar wij nog voor stonden, dat je geïntegreerd bent in de buurt waar je woont."

Henk: Er kwamen nieuwe mensen bij, die waren jonger, die hadden een andere mentaliteit, een ander inzicht in zaken, die waren misschien wat meer gezagsgetrouwer dan wij dat waren. Want wij waren gewoon radikaler, wij waren actievoerders, dus het lag ook anders, het botste überhaupt. Daar heeft Theo te weinig rekening mee gehouden. Hij zag dat blijkbaar niet, want anders was het niet fout gelopen.

Jack: "Er was een continue instroom van allerlei mensen met andere ideeën of die het wiel opnieuw wilden uitvinden. Maar wij wilden verder gaan. Er ontstonden verschillen van inzicht over de aanpak van acties. Er waren veel mensen die liever feesten of culturele activiteiten organiseerden dan acties. Als er een aanleiding is tot feest, prima, maar er waren ook ontruimingen of processen en andere negatief te beschouwen activiteiten en dan was er 's avonds toch feest, dat heette dan ontruimingsfeest of zondebokkenfeest, als er maar een excuus was. Het enige wat er nog ideëel aan was, was dat het ingezamelde geld naar een goed doel ging. Maar jezelf plat zuipen om daarna geld te geven voor Nicaragua vond ik erg ver gezocht. Het is meer een 'way of life' geworden. Mensen gaan 's avonds naar de kraakkroeg, hebben een gezellige avond, drinken zich een stuk in de kraag en de volgende ochtend slapen ze uit en komen ook nog eens een keertje op het idee om een actie uit te voeren. Dat is een andere aanpak, een ander inzicht, en daar hadden wij kritiek op. Wij zagen onze activiteiten teniet gedaan door het gedrag van die mensen. De verwijdering was huizenhoog, dat was niet meer in te halen. We hadden met name kritiek op het inconsequente gedrag van bepaalde personen, eerst deden of zeiden ze dit en een week of wat later weer wat anders."

Pietje: Ik denk dat Theo en ik na de Lucky Luijk wat uit elkaar gegroeid zijn. We zijn wel vrienden gebleven. Politiek gezien hebben we nooit heel dicht bij elkaar gezeten. Maar ja, we kennen elkaar inmiddels al 25 jaar en we hebben allebei voor hetzelfde geknokt. We hoeven elkaar maar aan te kijken en we weten precies in welk hoekje we zitten. Als we in een stevige discussie gaan dan zijn we het niet met elkaar eens. Ik ben een totaal ander type. Je krijgt Theo niet mee om een glaasje bier te gaan drinken in het café, want hij drinkt alleen maar thee. Theo is een totaal ander type dan ik ben, misschien konden we daarom elkaar zo goed aanvullen. Theo had zijn mensen die hem hielpen, en ik had mijn mensen die mij hielpen. Met z'n tweeën hadden we het ook nooit gered. In die periode waren we met veertig, vijftig man/vrouw die elkaar heel goed aanvoelden. Iedereen had zijn invullinkje, de één had een iets grotere bek dan de ander en de ander kon het weer beter verwoorden. Op die manier hebben we met z'n allen een hele hoop kunnen bereiken en in ieder geval de politiek, het gemeentebestuur een beetje kunnen dwingen in de richting van wat iedereen nu kent als HAT-eenheden.

Theo: Je kreeg ook steeds meer een uitstroom van mensen met ervaring en met een volwassen niveau. Daartegenover stond een verse instroom van jongeren of andere mensen, die geen of nauwelijks ervaring hadden en dat ook niet wilden. Die hielden zich meer bezig met spelletjes en eigen belang. Je kreeg een yuppiemode. Niet dat dit soort mensen ooit yuppies konden worden, niet omdat ze te socialistisch waren, nee, er zaten gewoon heel veel sukkels en klunzen tussen. Gefrustreerden die dan maar instroomden in de kraakbeweging om een vacuüm, een leemte op te vullen.

Gusta: Het was tijd om weer eens wat voor mezelf te gaan doen. We waren een twee en een half jaar lang fulltime krakers geweest, alles wat je deed stond in dienst van de kraakbeweging. Persoonlijke dingen, echt dingen voor jezelf, dat deed je eigenlijk niet. Op het moment dat mijn idealen niet meer helemaal aansloten bij de beweging, moest er iets anders gebeuren en dan ga je je terugtrekken. Ik heb toen mijn huidige huis gekraakt omdat ons huis toen gerenoveerd werd. Wij wilden niet meer als groep terugkomen.

Theo: Verder had je ook eigen belang in de vorm van corruptie. Men verdiende aan de kraakbeweging door onder de vlag van de beweging te werken. Zo werden ze niet lastiggevallen door de belasting en andere instellingen; ze zochten een soort bescherming. Je had op een gegeven moment heel veel van dat soort elementen in de kraakbeweging. Bij de Houthavens was een restaurant waar mensen goed aan verdienden. Ze werden uitgekocht door de eigenaar die ze in een ander pandje plaatste waar ze 200 gulden per maand moesten gaan betalen. Ze kregen vijftigduizend gulden toe, en dan konden ze daar weer een restaurant beginnen. Dit alles onder het motto van 'als je ons dit niet geeft, dan krijg je mot met de kraakbeweging'. Die mensen hebben goed geboerd en zijn uiteindelijk met de noorderzon vertrokken zonder ooit iets te doen voor de kraakbeweging. En zo had je legio voorbeelden.
De Rioolrat, een kraakkafee, notabene in de Staatsliedenbuurt. Afgezien van het feit dat je niet meer wist wat er met het geld gebeurde, dat er verdiend werd, werd er op een gegeven moment de zichtbare neergang van de kraakbeweging tentoongesteld. Het werd steeds smeriger, steeds minder geïntegreerd in de buurt, steeds meer werd het inderdaad een rioolrattenplaats. Je zag dat een keurig multifunctioneel koffiehuis voor de hele buurt, waar in het begin de arbeider of de ambtenaar zijn broodje at en waar een buurtbewoner naast een punker of een kraker zat, dat zag je steeds meer een smerig hol worden voor mensen die geen behoefte hadden om nog iets van het leven te verlangen.
Singel 114 was herhaaldelijk ontruimd en weer herkraakt. Maar bij de laatste ontruiming in 1987 was er alleen maar een spandoek met een vraagteken en een uitroepteken. Men wist het niet meer. Dat was heel symbolisch en ik vond dat wel goed, dat men niet meer wist wat men aan het verdedigen was. Maar wel iedereen oproepen. Bij die ontruiming liepen een h eleboel mensen doelloos rond. De enige goede reactie van ons was nog om klapstoeltjes te verhuren om te zien hoe dat nou allemaal in zijn werk ging. Dat gaf de nodige hilariteit maar het gaf wel aan in wat voor neergang de kraakbeweging terechtgekomen was."

Henk: "Dat het fout liep lag aan allerlei factoren. De overheid heeft heel veel panden aangekocht ten behoeve van jongerenhuisvesting en speculatie werd de kop ingedrukt. Men had bereikt wat men wilde bereiken. In feite was daardoor de reden om nog georganiseerd te kraken grotendeels weggevallen. Maar de kraakbeweging werd ook genfiltreerd, via politie, via politieke partijen, mensen die uitsluitend voor hun eigen belang opkwamen om te wonen, daar is die beweging uiteindelijk ook aan ten onder gegaan. De tweespalt werd dus van buitenaf opgelegd. Infiltranten zetten mensen tegen elkaar op, verdeel en heers. Krakers werden tegen elkaar uitgespeeld. De een werd gelegaliseerd en de ander niet, de een die werd iets beloofd wat de andere om politieke redenen helemaal niet wilde. Sommigen wilden verzet blijven plegen tegen het hele maatschappelijk systeem, een systeem waar je nooit om gevraagd hebt."

Jojo: Kraken is altijd een tijdelijke aangelegenheid geweest. Nooit heb ik in een pand gewoond met het idee dat ik daar voor eeuwig zou kunnen blijven wonen. Altijd was er wel de mogelijkheid dat er een knokploeg zou komen of dat je uiteindelijk toch door de gemeente, de staat, gedwongen zou worden om te moven. Het wonen in een kraakpand was een leven op krediet van de staat of van het kapitaal. Ik ben nooit ergens gaan wonen met het idee van hier blijf ik de rest van mijn leven. Je richtte je huis niet zo in dat het er piekfijn uitzag, nee je maakte er een zooi en nam geen moeite om het allemaal keurig op te knappen. Sommigen zetten een tent neer op een etage, zodat ze ook weer snel konden verkassen. Sommige panden werden in hoog tempo uitgewoond. Als je daar tegenover de leus stelt: "Wij blijven, en probeer ons vooral niet te ontruimen", dan ontken je daarmee juist de charme van de tijdelijkheid en de intensiteit die met dat tijdelijke samenhangt. Freek de Jonge heeft daar een keer in een of ander programma een hele terechte opmerking over gemaakt: 'Wat lullen ze nou, die krakers, jullie willen altijd maar blijven, blijven, maar wat is er nou mooier dan zwerven, van het ene pand naar het andere, van de ene stad naar de andere, van het ene land naar het andere'. En dat is wat veel krakers uiteindelijk ook gedaan hebben. Ze zijn naar Nicaragua gegaan of naar India. Dat is het levensgevoel van het tijdelijke en van het in beweging zijn, het nomadische. Krakers waren stadsnomaden. Dat is misschien heel romantisch maar het was ook de realiteit. En als je dat gaat ontkennen, dan ben je bezig om jezelf te fixeren en te verankeren achter die barricades. Dan kun je ook alleen maar verliezen."

Marc: "Wij waren actief nadat de grote kraakgolf al geweest was. Wij waren eigenlijk de achterhoede van het kraken. Theo vond natuurlijk dat de manier waarop wij dat deden niet tot een enorme massabeweging leidde. Maar de voorwaarden voor het creëren van zo'n massabeweging, die eigenlijk net ingestort was, die waren helemaal niet meer aanwezig. Theo heeft geopereerd in een situatie waarin de mogelijkheden tot kraken heel erg reëel waren, waarin kraken min of meer legitiem was. Na 1985 toen wij actief waren, stond de Leegstandswet op het punt in werking te treden, en die haalde in feite de mogelijkheden om te kraken onderuit. En dan kun je daar als oud-kraker wel heel erg tegen te keer gaan, maar die oude garde was toen eigenlijk al vanzelf gestopt. Dit is erg belangrijk om in te schatten hoe zij tegen ons aankeken. Zij deden net alsof wij degenen waren die het allemaal niet konden, maar zelf hadden ze het al opgegeven tot op zekere hoogte, zo zie ik dat in ieder geval.

Koos: "Er was een buurtstructuur in de stad en de Woongroep Staatsliedenbuurt speelde een belangrijke rol in het kraakgebeuren. De Staats was een plek waar zich veel concentreerde en er waren veel stedelijke initiatieven waar de Woongroep aan meedeed, zeg maar de mensen die later deel uitmaakten van de Politieke Vleugel van de Kraakbeweging. Ik heb veel met ze samen gedaan, bijvoorbeeld het Stedelijk Overleg Kraakgroepen, en het krantje 'Verzet', dat was een poging een brug te slaan tussen het autonome deel van de linkse beweging en de mensen die deel uitmaakten van splinterpartijen en ontevreden waren met klein links. Dat waren allemaal mooie strategische concepten waar zij een groot aandeel in hadden en waar ik ook altijd wel de zin van in zag. Voor de rest hebben we veel met elkaar te maken gehad met ontruimingen, met kraken, bij de ontruiming van de Schaepmanstraat in 1985 bijvoorbeeld. Later toen de strijd ook voor mij wat breder werd, en niet alleen beperkt bleef tot kraken maar ook verder ging met antifascisme, hebben we ook met elkaar te maken gehad bij de verhindering van de CP en CD-congressen (Centrum Partij en Democraten), in Boekel en Kedichem.

Jack: In de loop der jaren waren er steeds meer discussies om de beweging weer opnieuw een bepaalde richting in te duwen, weer te politiseren, om het weer opnieuw op de agenda te krijgen, want ook de politiek werd ook steeds moeier van onze aanpak. Het werd steeds meer een ritueel, die hele kraakbeweging had een vast patroon van actievoeren, daar werden mensen moe van. Wij zelf ook, maar wij dachten toch dat het desondanks een goede manier was.

Theo: "Toen hebben we de PVK opgericht, de Politieke Vleugel van de Kraakbeweging. Het idee erachter was enerzijds praktisch: redden wat er te redden valt. Verder was het de bedoeling om een duidelijk gezicht te geven aan de groep die nog wel politiek bezig wilde zijn en zich in ieder geval openlijk wilde distantiëren van de corruptie en de zakkenvullerij, en van mensen die elkaar aangaven bij de politie of verraden bij het minste of geringste. We zijn toen begonnen aan de afbraak van de kraakbeweging zoals die toen was. Een totale afbraak van de corruptie en ook voorkomen dat er nog alleen met rituelen als de rel om de rel gewerkt werd en voor een pandje staan terwijl je niet meer weet waarom je voor een pand staat. De integratie in de buurten, onder de bevolking, was toch al volkomen afgestorven.

Gusta: Er was een moment dat ik me niet meer herkende in de beweging. Het breekpunt was het laatste alarm waar ik naar toe ging. Het was een stedelijk alarm uit de Staatsliedenbuurt. Er was een huurder ontruimd. Ik kom daar aan en er staat een grote groep leren jassen, met zwarte helmen, stukken hout en knuppels. Wat bleek nou, er was een jongen ontruimd die z'n huur niet betaalde. Ik maakte daar deel uit van een burgerwacht en ik vond niet dat dat op die manier kon. Alles werd ook steeds extremer, het geweld werd extremer, mensen die door wilden gaan met geweld werden extremer. De acties werden al snel veel harder en gingen heel vaak een richting uit, die van de mensen met de grootste bekken en de mensen die de grootste politieke macht wilden. Maar het was geen beweging om hier in de stad de macht over te nemen. En daar begon het voor mij steeds meer op te lijken. Het grootste probleem was dat de lijn van aanvankelijk een klein groepje het gezicht van de hele kraakbeweging ging bepalen. Daar voelde ik, en heel veel mensen met mij, me niet meer bij betrokken. Bovendien was ik net begonnen met werken in de filmbusiness. Ik was op een gegeven moment ook bang om gearresteerd te worden zodat ik de volgende dag niet zou kunnen komen opdraven."

Henk: "Met de strijd tussen de heavo's en de softies, als ik het zo mag uitdrukken, heb ik me bewust niet bemoeid. Ik houd niet zo van dat gekissebis tussen groepen, want daar schiet je niets mee op. Ik ben praktisch ingesteld. Theo heeft me daar wel voor gevraagd. Ik ben een paar maal bij hem langs geweest om daar over te praten, maar ik zag er eigenlijk niet zoveel in. Ik vond het zinloos en zonde van m'n tijd. Theo had het plan om op zijn manier door te gaan met een kraakbeweging die in mijn ogen eigenlijk achterhaald was, want de ontwikkelingen die gaan gewoon door en die stop je niet.

Koos: "Oppervlakkig gezien leken de politieke ideeën van de PVK allemaal wel zinvol, maar ik merkte op een gegeven moment wel dat er altijd wat achter zat. Politieke ideeën werden gebruikt in een machtspolitiek of om af te rekenen met mensen die niet meer mee deden. Dat was dan volgens het principe: 'Wie niet met ons is, is tegen ons'. Het waren een hoop woorden maar er zat gewoon weinig achter. De verradersdiscussie was ook een van de grote voorbeelden van een politiek thema dat gebruikt werd om politiek te bedrijven in de hoofdstedelijke scene. Vlak na het uitbreken van de verradersdiscussie werd die poster gemaakt, waarin werd opgeroepen tot de opsporing van de verraders en om ze te grazen te nemen. Wij zaten toen in de Staatsliedenbuurt met ons informatiecentrum Frontline. Frontline was een poging om het nieuws over autonoom links, buitenparlementair links, dat werd gecensureerd in de officiële media, zelf in de hand te nemen en een structuur te scheppen met het buitenland om tot een uitwisseling te komen, van elkaars ervaringen te leren. Er was ook in Berlijn, Zürich, Kopenhagen, Hamburg, Londen, een beweging aan de gang tegen heersende verhoudingen, daar zochten we dan ook contact mee. Zodoende hadden we een lange lijst met adressen van autonome groepen. We waren bezig met een archief, en wilden graag dat deel wat zij hadden erbij betrekken omdat er niks mee gebeurde en het toch maar stond te verstoffen. En toen kwam Theo langs en die zei meteen van: Ja, je kunt dat wel krijgen maar dan moeten jullie ook iets voor ons doen. Typisch iets van voor wat hoort wat, iets wat ik niet oké vind. Het gaat simpel gezegd om de Zaak en dat is niet van geven en nemen. Toen kwam de vraag: Wij willen graag dat jullie die verradersposters opsturen naar die adressen van jullie want jullie hebben die lijst met internationale contacten. Ik zei: 'Dat weet ik niet, dat kan ik niet zelf beslissen, daar gaan we met z'n allen over praten'. We hebben toen nee gezegd.

Theo: Koos was niet eens een oude vijand van me. Het was meer een persoonlijke woede, gewoon van 'godverdorie, vroeger deden we heel veel dingen samen en zaten in ieder geval op dezelfde lijn, we werkten op de een of andere manier samen, waarom dit? Waarom was het ineens zo dat je je zo afsloot voor elke dialoog en waarom konden we elkaar niet meer vinden'. Ik kan alleen maar gissen waarom Koos zich uiteindelijk tegen mij heeft gekeerd. Misschien was hij toch bang om allerlei vrienden te verliezen. Dat gold trouwens voor meer mensen dan alleen voor Koos. Het was niet meer alleen een kwestie van uiteenlopende ideologieën, maar ook van vriendenkliekjes. Als je voor de ideeën van de ene koos, kon je je niet meer vertonen bij je vrienden. Dat was een hele vreemde situatie, dat had niks te maken met een gezonde discussie, een gezonde keuze uit idealen en ideologieën."

Koos: Die discussie over verraad werd gebruikt om af te rekenen met mensen, om een nieuwe zuivere beweging te scheppen, terwijl ze zelf ook ongelooflijk veel op hun eigen kerfstok hadden. Het ging er niet zozeer om dat een paar jonge naïeve mensen fouten hadden gemaakt en zich door de smeris onder druk hadden laten zetten, het ging er om dat degenen die de ontruiming en 't verzet hadden georganiseerd die jonge onervaren mensen er zelf bij hadden gehaald. Dat is een aspect dat helemaal buiten schot bleef en dat kun je niet maken. Ik bedoel het systematisch ontkennen van je eigen fouten, steeds andere mensen de schuld geven. En dan zelfs oproepen om ze te grazen te nemen. Volslagen onzinnig. Wij wezen dat affiche dus af en zeiden, nee daar doen wij niet aan mee, als we dat opsturen dan moeten we daar een heel verhaal over schrijven en dat is het ons niet waard. Toen werd Theo ongelooflijk kwaad en kwam er zo'n opmerking van: 'Nou, dan kun je het wel schudden'. Dat was denk ik een moment waarop een soort vijandschap ontstond. Dat was een breuk. In die jaren daarvoor was er nog een samenwerking geweest en zelfs een gevoel van vriendschap, denk ik."

Marc: Dat Theo de zaak niet op wilde geven en opnieuw wilde starten, ik denk dat dat een volstrekt verkeerde inschatting geweest is. Het ging ook vaak om hele andere zaken dan alleen om kraken. Het ging om de manier waarop mensen met elkaar omgingen in de panden die gekraakt waren. Je kon af en toe wel een keer een nieuw pand kraken maar de kans bestond dat het binnen zes maanden weer ontruimd zou worden. Je kreeg gewoon een anonieme dagvaarding op de stoep en dan kun je niet zo veel meer. Je zou de ontruiming heel erg kunnen opblazen, maar de basis van de vroegere euforie die een hele grote golf mensen meegevoerd had, die was er niet meer. Die basis was door de enorme repressie die er vanaf de Lucky Luijk bestond, gebroken. De dood van Hans Kok is natuurlijk ook een erg belangrijk moment. Daar bleek dat de staat er een dode voor over gehad heeft om het kraken te breken. Dat gaat je niet in je koude kleren zitten. De repressie is zo groot geweest dat er van een massabeweging geen sprake meer kon zijn. Het waren alleen nog de doorzetters die probeerden de zaak te redden. Er bleef maar een kleine groep over en dat waren de jongeren. De jongeren wisten eigenlijk niet zo heel erg goed wat ze nou met die erfenis van de ouderen aan moesten, ook al omdat de omstandigheden zo volledig veranderd waren dat er niet zo veel meer te doen was. Dus het geweld zoals wij dat gebruikten was een volstrekt ander geweld dan het geweld van vroeger. Vroeger waren er enorme grote veldslagen op straat. Later, toen er geen grote massabeweging meer te mobiliseren viel, werden de kraakpanden bij een ontruiming kort en klein geslagen of ze werden helemaal gebarricadeerd. De bedoeling was de kosten zo hoog op te jagen dat ze van de ontruiming zouden afzien. Maar voor de staat was dat natuurlijk peanuts. Een hele grote ontruiming met heel veel mensen op straat kost veel meer geld dan een kleine ontruiming van een gebarricadeerd pand in een buurtje. Maar omdat je niet meer mensen kon krijgen heeft het zich toen tot zoiets beperkt.

Koos: "Zij zijn helemaal verder gegaan in die trend van: 'Wij zijn de jongens van de zuivere lijn en die anderen dat zijn allemaal zwakkelingen'. Ik vond ook dat de kraakbeweging langzaam dreigde af te zakken in een beweging waarin mensen aan eigen-belangenbehartiging deden, of waarin teveel de gang van zaken werd geaccepteerd en met de sociaal-democratie werd gekonkeld, vond ik ook, maar de manier waarop dat dan ging, zoals dan bijvoorbeeld vergaderingen liepen, dat er steeds maar één of twee mensen aan het woord waren, waarin voor mij dus op gegeven moment een structuur te herkenen viel van er is een generaal, er zijn twee leuitenanten en er zijn een paar soldaten, of er is dat is een beetje het voetvolk, dat is niet de manier waarop ik wil werken. Heel moralistisch en daar moest ik niks van hebben, nog steeds niet. "

Henk: De harde kern uit de Staatsliedenbuurt had een eigen methodiek en die botste met mijn denktrant. Zij gingen dicteren van hier moet een café komen, dat moeten we veroveren, op dat punt moeten we iets opzetten. Daar had je verder geen zeggenschap over. Zij legden jou dat op en dat beviel mij eigenlijk niet zo. Je probeerde wel om persoonlijk met Theo in contact te komen, maar dat lukte me gewoon niet. Door de werkdruk en door al de zaken die gedaan moesten worden, ging het steeds holder de bolder. Je holde continu achter de feiten aan, continu moest je dingen organiseren, dus je kwam er gewoon niet toe om ook op persoonlijk vlak dingen door te spreken van 'ja, waar zijn we nu mee bezig en kan dit zo doorgaan'. Dat was gewoon niet aan de orde. Theo was te veel gefixeerd op wat hij wilde bereiken, maar op deze manier ging dat niet.

Marc: Theo en die hele groep om hem heen, dat waren mensen van een wat oudere generatie. Dat waren mensen die gewend waren om met macht om te gaan en om die macht ook te gebruiken. Die hadden een hele politieke inzet met het geheel. De wat jongere krakers keken meer naar hoe die macht werkte in de onderlinge verhoudingen. Wil je je in de politiek staande houden, dan zul je op een bepaalde manier met de omstandigheden moeten omgaan, die voor jou zelf haaks staan op hoe jij met anderen wilt omgaan. De jongere krakers legden veel meer de nadruk op hoe gebruiken we de macht onderling. Ik vind dat ook legitiem, want je moet natuurlijk wel weten waar je mee bezig bent. Bij Theo ging het er veel meer om van 'hoe veranderen we de macht naar buiten toe, hoe gebruik ik de macht die ik heb, de macht die onder andere opgebouwd werd met het gebruik van geweld. Die twee opvattingen staan haaks op elkaar.

Jack: "Verschillen waren er altijd, discussie ook, maar sinds de Luijk is dat steeds duidelijker geworden en werd het steeds openlijker besproken. De toon waarop dat gebeurde veranderde nogal. In een aantal buurten werd stelling genomen tegen andere buurten. Het was vaak al voldoende als je zei dat je uit de Staatsliedenbuurt kwam of uit de Van Boetzelaerstraat, alleen daardoor werd je tot de harde lijn gerekend, hoewel er ook in onze buurt verschillen van mening en inzicht waren. Op die manier werd het steeds moeilijker om met elkaar te discussiëren, laat staan om op bepaalde punten samen te werken.

Koos: Langzaam werd mij duidelijk dat ik een heel naïef persoon was geweest en dat er werd gemanipuleerd, dat er een verhouding was waarin je werd beschouwd als actievee. Ik weet nog heel goed dat bij dat krantje de heren ideologen de deur uitliepen met een volle agenda naar de volgende vergadering en dat ik dan 's avonds stond te stencilen met een paar andere idioten. Ik merkte steeds dat ze als het een beetje moeilijk werd aan de zijlijn stonden en verdwenen waren om dan later met ronkende persverklaringen de actiepolitiek op te eisen. Terwijl wij de kastanjes uit het vuur moesten halen. Dat is iets wat voor mij absoluut niet kan, als je voor iets staat en je wilt iets en je roept voor iets op, dan moet je ook bereid zijn om het moeilijkste onderdeel zelf te doen. Als je dat niet kunt of niet wilt, dan valt er nog over te praten. Maar je kunt mensen niet gaan manipuleren en gebruiken".

Jack: De kraakbeweging is nooit een groep geweest die volledig gelijkgeschakeld kon worden, er waren mensen met verschillende achtergronden qua opleiding, qua ouders, qua milieu, qua woonplaats, qua leeftijd, qua interesse maar ook qua politieke voorkeuren. Er waren mensen die stemden, er waren mensen die niet stemden, kortom er was een grote verscheidenheid. Ondanks dat stonden in het begin toch alle neuzen dezelfde richting op en iedereen wilde hetzelfde gemeenschappelijke doel bereiken, namelijk zoveel mogelijk panden verwerven voor bewoning en voor het creëren van allerlei activiteiten. Je eigen vrijplaats. Op een gegeven moment hadden mensen bepaalde zaken bereikt en dat wilden ze niet verstoord zien door activiteiten van anderen, onder andere onze activiteiten. Er waren er ook die gewoon moe waren van het voortdurende geweld. Hoewel het maar een klein percentage was van alle activiteiten, was geweld toch heel bepalend. En er waren mensen die uitgekeken waren op anderen. Dat gold met name voor de mensen van de harde lijn, waartoe ik zelf ook behoorde.

Marc: Theo en Jack hebben hele foute conclusies getrokken uit het geheel. Zij hebben niet gezien dat de omstandigheden dusdanig veranderd waren, ik denk dat je daar niet genoeg de nadruk op kan leggen, dat er voor een kraakbeweging in feite helemaal geen plek meer was. Door de leegstandswet en de repressie waren de omstandigheden structureel veranderd. Ook zij konden niks meer. Hun hoop was echter dat als al die randfiguren en wat zij als een vorm van slappe hap beschouwden, als die maar zouden vertrekken, dan zouden zij op de puinhopen van die beweging weer opnieuw kunnen beginnen. Je kan je afvragen waarmee. Het zou in ieder geval een heel strak gestructureerde beweging worden, waarvan zij dan de leiders zouden zijn. Ten eerste staat dat haaks op wat een beweging uiteindelijk is. Een beweging is iets heel organisch, mensen voelen zich er opeens bij betrokken. Vroeger is dat door toeval ontstaan: een gat in de wet waardoor er gekraakt kon worden, een ontruiming die tegengehouden werd waardoor een heleboel mensen zoiets hadden van 'Shit, dat is fantastisch, daar kunnen we wat mee'. Maar als dat allemaal ontbreekt en je wilt opnieuw beginnen, nou dan kun je je voorstellen wat dat gaat worden.

Theo: Wat ook kenmerkend was voor die tijd: er waren altijd veel mensen die aan mijn deur kwamen om wat voor reden dan ook, maar de laatste tijd had je dan elementen zoals een paar dronken mensen die kwamen van 'hé, Theo, waarom kraak je niet gewoon zoals wij voor een pandje', en als je dan iets vroeg van 'waarom kraak je dan eigelijk?', dan kreeg je geen fatsoenlijk antwoord. Ten eerste waren ze al dronken omdat ze nuchter helemaal niets te vertellen hadden, nu kwamen er in ieder geval nog wat woorden uit. Voor de rest snapten ze echt niks meer van me, niets van het politieke kraken. Het enige dat ze heel duidelijk naar voren brachten was dat je om behoefte wat deed, alsof je naar het toilet ging.

Marc: Hun idee was ondanks alles toch om met een kleine groep een strak gestructureerde beweging op te bouwen van heel gedisciplineerde mensen. Maar wil je nou de wereld verbeteren of wil je nou alleen maar macht naar je toe trekken? Je kunt zeggen dat het hen uiteindelijk om dat laatste ging. Maar als je een strak gestructureerde beweging wil, dan is het ook zo dat de mensen je een beetje horig moeten zijn, dat wil zeggen je mag volstrekt niet afwijken van de lijn en wijk je er een beetje vanaf dan wordt je als een soort verrader uitgemaakt, en dat is waar zij uiteindelijk mee begonnen door een enorme schifting te maken tussen mensen die wel op hun lijn lagen en mensen die niet op hun lijn waren. En mensen die niet op hun lijn waren, werden als een soort verrader beschouwd.

Theo: De kritiek werd steeds meer op mijn persoon gericht, dat was eigenlijk het grootste probleem. Niet zozeer voor mij als wel dat in het algemeen personen steeds meer werden aangevallen. Het ging niet meer om politieke ideeën maar om hoe een persoon was. En de activiteiten die je dan wilde ontwikkelen die werden niet meer serieus genomen. Mensen die continu in vergadering zaten en alleen maar naar jou zaten te kijken als een bons. Heel afstandelijk, daar krijg je ook geen volwassen dialoog mee. Je kon zaken ook niet meer uitpraten. Dus je kon helemaal niks organiseren en bovendien kon je verraden worden waar je bijstaat, dat gold ook bij risicovolle acties dat je met autoriteiten en politie te maken kreeg. Dat was kenmerkend voor die tijd en het zakte steeds meer in dit soort beerputten van onvolwassenheid en van persoonlijke aanvallen.

Marc: "Ze pakten eerst de mensen die bij de politie doorgeslagen waren, die werden dan echt hard aangepakt, die moesten de beweging uitgegooid worden. Dat heeft heel veel kwaad bloed gezet. Men begreep wel dat je niet mocht doorslaan bij de politie, maar men hield altijd rekening met wat er precies gebeurd was. Zij zetten mensen echter zonder meer de deur uit.

Koos: "De kern van het politieke verschil met Theo, met Jack, met een aantal anderen, zeg maar met de PVK is voor mij dat het doel niet de middelen heiligt. Ik vind dat je je moet inleven in andere mensen, dat je geen andere mensen kunt gebruiken of manipuleren. Als het niet gebeurt zoals jij het wilt, dan moet je niet naar zondebokken zoeken, want dat doen ze wel bij rechts. En als de kraakbeweging zich niet heeft ontwikkeld zoals zij dat hadden gewild, dan zijn zij dus blijkbaar niet in staat geweest om de mensen genoeg te overtuigen van de richting die het op moest gaan. Dan kun je niet zeggen die anderen zijn allemaal slappelingen, maar dan moet je respect voor die anderen blijven hebben. Dan heb je zelf ook gefaald, dus daar draag je zelf ook verantwoordelijkheid voor.

Theo: "Een van de belangrijkste redenen voor het maken van de brochure "Parels voor de Zwijnen" was dat de dialoog niet meer mogelijk was. De kloof was al zo groot geworden. Er zijn wel heel veel pogingen gedaan om een dialoog tot stand te brengen, maar dat sloeg niet aan. Met het op schrift stellen van zaken maak je het manifest, dan kan men er niet meer omheen. Men kan het niet anders interpreteren, want men kan altijd het manifest tevoorschijn halen. We wilden een rapportage van situaties met korte analyses, geen duur politiek jargon, geen modieuze bullshit eraan vast, gewoon recht toe recht aan.
Kijk, op zich heeft de omslag van de brochuremeer met humor dan met provocatie te maken, een molentje op de achtergrond, echt een Hollandse situatie. Er was ook geen sprake van een verzetsbeweging waarin op essenti�le momenten cruciale mensen verraden worden. Dat mensen terechtgesteld moesten worden, is helemaal niet aan de orde geweest. We zijn - en dat weet iedereen ook - nooit van plan geweest om mensen op te pakken en te executeren, onzin. Er is wel een hevig conflict geweest, maar dit is buiten alle proporties. Je kan dit meer als humor, een wakkerschuddertje, als een leuke illustratie zien. We wilden een rapportage van wat is er nou gebeurd, waar moeten we aan denken, wat voor consequenties moeten we trekken. De inhoud was bedoeld om mensen duidelijk te maken hoe situaties ontstaan, in welke situatie we ons nu bevinden, waarom verraad niet te tolereren is, hoe verraad ontstaat, wat het verschil is tussen opzettelijk verraad en doorslaan, dat was allemaal essentiële stof. Er stonden allerlei tips en analyses in. Op zich was het gewoon een interessant boekje."

Marc: Ze hadden ook een boekje geschreven, 'Parels voor de Zwijnen'. Daarin werd werkelijk gepredikt om een verrader een knieschot te geven, of een necklace, en dat waren geen loze dreigementen. Het was een heel klein beetje retorisch bedoeld, een beetje provocerend, maar aan de andere kant dreigden ze op de achtergrond wel degelijk om dit soort geweld intern te gebruiken. Dat is een heel erg belangrijk moment geweest voor de scheiding tussen jongere en oudere krakers, tussen de lijn van de PVK, dat wil zeggen Theo en consorten, ook wel de verradersgroep genoemd overigens, en al die anderen. Want die zagen een enorm heftig blok boven hun hoofd: als ze één foute stap deden, zouden ze een kogel door de knie kunnen krijgen. Je moet je voorstellen hoe bedreigend dat is, dat is niet gering. Men deed er lacherig over maar het was ook echt. Ze hebben 'Parels voor de Zwijnen' willen verspreiden, maar dat werd door anderen uit de boekwinkels gehaald. Dat waren de eerste clashes. Toen voelde je al aankomen dat er een grote klap zou komen want het waren toch twee totaal verschillende richtingen die hier tegenover elkaar kwamen te staan, dat was geen kattenpis."

Theo: "De reacties waren absurd. De pers reageerde met dat we een verkeerde lay-outmethode gebruikt hadden. Een hele hoop mensen voelden zich bedreigd, die dachten dat er een zwarte lijst in zat van honderden mensen die geëxecuteerd moesten worden. Er waren een stelletje mensen, uit de Grachtengordel dacht ik, die Athenaeum overvielen om die boekjes in handen te krijgen. Maar het was gewoon overal te koop. Ik hoorde dat de mensen zich druk maakten om die foto. Alles werd opgepakt behalve de essentie. Nu hadden we daar wel rekening mee gehouden, daarom ging ook alles op schrift. We wisten dat onze denkwijze en onze informatie langzamerhand verteerd moesten worden. Vandaar dat mensen jaren de kans kregen om het boekje, hetzij openlijk, hetzij onder bed of heimelijk te lezen, zodat een ander het niet kon zien. Ik denk zelfs dat wel wat adviesjes zijn overgenomen, maar dat krijg je niet openlijk te horen. In het begin waren de reacties erg kinderlijk en overtrokken. Ik hoop dat men er in de afgelopen jaren wat volwassener mee om is gegaan."

Jack: Voor sommige mensen is het zeer bedreigend als je geen grenzen kent behalve fysieke. Dat is ook de enige grens die ik mij zelf stel: als je niet kunt wat je wilt moet je willen wat je kunt. Er zijn beperkingen maar ook maar tot een bepaalde hoogte, je moet proberen verder te gaan dan die beperkingen, dan je eigen beperkingen en voor sommigen is dat zeer bedreigend. In die zin werd ik en ook Theo en andere mensen van onze groep gezien als een verpersoonlijking van het kwaad, mensen die nooit ophielden, maar door bleven gaan en geen compromissen wilden sluiten."

Theo: "Dat was absoluut het moment dat je kon zeggen: dit is een splitsing. En het was zo opgezet, het was zo bedoeld. Er is hard aan gewerkt. Er zijn veldslagen geweest om die verbreding van de kloof te vergroten, aan niks is in de laatste jaren van de kraakbeweging zo hard gewerkt als aan die kloof. Wij wilden hoe dan ook niet op een hoop gegooid worden met de rest.

Koos: "Ik denk, als er dan al een beetje een andere filosofie tegenover het doel heiligt de middelen staat dan is dat 'De weg is het doel', dus de manier waarop je dingen doet, daarin moet al opgesloten zitten wat je wilt bereiken. Radicale politiek willen voeren, maar zonder daarin je menselijkheid te verliezen. Daar doe ik niet aan mee, dus dan hebben we een breuk, die breuk die moest er zijn en die breuk die is gekomen."

De afrekening: Oorlog in de kraakbeweging, 6 oktober 1988 - 2 november 1988

Jack: "We hadden afscheid genomen van die beweging en wilden weer een eigen structuur opbouwen, geënt op oude ideeën maar uiteraard in een nieuwe omgeving. Daarbij hoorde kraakcafé de Eerste Hulp, waarin wat ons betreft manifestaties en vergaderingen konden plaatsvinden waar mensen die meer wilden dan alleen feest vieren elkaar weer konden ontmoeten. We wilden politieke activiteiten organiseren die weer zouden leiden tot politieke strijd, dat was onze inzet. We wilden het stedelijk aanpakken en hadden een aantal buurten voor ogen. Onze eigen buurt, de Staatsliedenbuurt, de Kinkerbuurt en de Oosterparkbuurt. Wij wilden drie, vier ruimtes creëren waar activiteiten plaatsvonden op politiek en cultureel gebied. Dat betekende niet het opbouwen van de oude structuren, want terug naar af dat werkte niet meer. We waren natuurlijk zelf ook veranderd en ouder geworden en hadden ook een aantal inzichten gekregen. Maar bepaalde structuren en voorzieningen uit die tijd waren natuurlijk nog steeds goed, je hoeft niet alles meteen over boord te gooien.

Theo: Het gewelddadig conflict ontstond in een periode dat we nog dachten iets te kunnen doen, dat we op twee benen dachten te kunnen staan, enerzijds de afbraak, anderzijds zelf tonen hoe het wel moest. De aanleiding was een van die informatiepunten die we wilden creëren in de Oosterparkbuurt, de Eerste Hulp. We hadden een pand helemaal opgeknapt en wilden het openen als buurt- en informatiekoffiehuis, als een politiek café. Maar die andere groepjes in de buurt die vonden dat een bedreiging. Dus die probeerden dat over te nemen en te vernielen. Hoe dan ook, toen startte het grote conflict. Ook wel goed dat het gebeurd is, denk ik, want dat nam ook onze illusie weg dat je op twee benen kon hinken.

Marc: "De directe aanleiding voor het conflict tussen de PVK en de rest was de overname van de Eerste Hulp door de PVK. Zij wilden een heel nieuwe beweging opbouwen en zagen daar hier in de Staatsliedenbuurt in feite geen mogelijkheden meer voor, omdat wij hier zaten. Zij wilden in alle rust opnieuw beginnen. Toen hebben zij een paar mensen gevonden in Oost, in de Eerste Hulp, die samen met ze wilden werken. Ze hebben samen de Eerste Hulp verbouwd. Toen is het spaak gelopen omdat een deel van die groep in Oost een vrouwengroep wilde starten. De PVK wilde dat niet omdat ze dat een soort van deelstrijd vonden. Zij wilden een totaalstrijd en iedere vorm van deelstrijd werd als sektarisch en als peanuts afgedaan.

Theo: "Eerst probeerden wij nog informatieve steunpunten op te zetten en een blad uit te geven, maar dat was eigenlijk naïef gedacht. Je versterkte alleen nog het functioneren van de beweging of de groepering die het tegenovergestelde nastreefde. Gaandeweg werden we door schade en schande wijs. De facade dat het nog werkelijk een gemotiveerde beweging kon zijn, moest afgebroken worden. De spiraal naar beneden werd steeds duidelijker. Dus er was niets anders mogelijk dan aangeven van zo werkt het niet meer. Het einde van die zogenaamde kraakbeweging moest ingeluid worden.

Jan: "Door mijn betrokkenheid bij de Eerste Hulp kreeg ik met het conflict met de PVK te maken. Ik kwam daar als bezoeker op discussiebijeenkomsten en andere activiteiten. De Eerste Hulp was in mijn beleving een sociale vrijplaats waar voor allerlei zaken gemobiliseerd kon worden, wij gingen gezamenlijk naar Woensdrecht, om te protesteren tegen kruisraketten of naar andere plekken en op zulke momenten trok ik met de mensen van de Eerste Hulp op. Ik had al wel weet van een aantal conflicten die binnen de Eerste Hulp speelden, die waren al vrij lang gaande, met name met twee leden van de PVK, Bernard en Anouska, die speelden een aparte rol in die groep, bijna als blok tegenover de andere mensen. Op een bepaald moment werd de Eerste Hulp verbouwd en opgeknapt en toen speelde daar een conflict of er al dan niet een vrouwenavond gehouden moest worden. Ik hoorde dat de Eerste hulp bezet was door de PVK. Op dat moment dat men het café wilde terugpakken, ben ik door mensen van de Eerste Hulp gemobiliseerd en heb andere mensen gevraagd om ook mee te doen.

Jack: In de Eerste hulp zaten niet alleen mensen die op onze lijn zaten, er waren ook andere mensen uit de buurt die vonden dat ze van die ruimte gebruik konden maken. Maar tegelijkertijd bekritiseerden ze wel onze activiteiten, probeerden die zelfs te saboteren. Men heeft toen geprobeerd ons uit De Eerste Hulp te zetten door het slot te veranderen en de ruimte te barricaderen van binnenuit. Maar ik had zelf met een aantal anderen ook meegeholpen om die ruimte op te knappen en te beheren.

Marc: De PVK vond dat de Eerste Hulp van hun was omdat zij alles hadden opgebouwd. Maar de PVK werd de toegang tot de Eerste Hulp geweigerd. Ik heb Theo toen bij de Eerste Hulp gezien, hij was woedend, hij was echt helemaal door het dolle heen. De PVK had werkelijk het idee dat de Eerste Hulp van hun was, ze vonden dat zij het opgeknapt hadden. De andere krakers hadden er misschien ook veel aan gedaan, maar ze zullen altijd minder gewerkt hebben dan Theo. Theo was gewoon iemand die stond 's ochtends om 8 uur op, begon met werken en ging om 9 uur weer naar bed om de volgende ochtend weer om 8 uur op te staan. Dat was geen feestvierder zoals veel krakers ook vaak waren. Dus Theo vond dat hij het recht had op de Eerste Hulp.

Koos: "Toen kwam Theo met een maatje en wij gingen voor de deur staan en zeiden: 'Theo je komt er niet in'. Hij wilde zo naar binnen lopen en wij zeiden van: 'Nee, het is gebeurd, je komt er niet in'. Toen trok hij een busje traangas en spoot ons helemaal vol. Zoiets geks had ik nog never nooit meegemaakt, daar was ik helemaal van ondersteboven. Ik kreeg meteen een klap op mijn smoel en ik denk nog: 'Wat krijgen we nou, Theo'. Toen hebben we hem daar klappen terug gegeven. Maar hij bleef maar doorgaan en hij bleef maar terugkomen, want het is een beetje een doordouwer, dus hebben we hem flink te grazen moeten nemen voordat hij ophield.

Jan: "Ik had Theo in die hoedanigheid, in die manier van doen nog niet meegemaakt. Het zelfvertrouwen dat eruit sprak om met geweld om te gaan dat was voor mij een nieuw fenomeen, met name het geweld intern, dat had ik echt niet verwacht. Ik was ook wel blij dat een aantal mensen uit de stad erbij waren. Op een gegeven moment lieten we hem los en er werd nog wat doorgevochten, uiteindelijk moest hij wel maken dat ie weg kwam. Theo ging een eind verderop staan, de politie kwam erbij en Theo werd gearresteerd en afgevoerd, maar nog geen tien minuten later liep ie weer pontificaal langs de Eerste Hulp, zo van 'Kijk mij eens!', vervolgens is ie weggegaan.
Iedereen stond te shaken van de gewelddadigheid toen het bericht binnenkwam dat Boekhandel Slagerzicht kort en klein was geslagen. Verwarring ten top en een aantal mensen ging richting boekhandel waardoor de groep om de Eerste Hulp te verdedigen veel kleiner werd.

Theo: Toen ze de Eerste Hulp overgenomen hadden, probeerde ik eerst het meest natuurlijke te doen wat in je opkomt: wat men afpakt, probeer je terug te pakken. Maar dat lukte niet. Dan probeer je iets anders te pakken van dezelfde categorie en van dezelfde personen.

Koos: Terwijl we een beetje onze ogen aan het uitspoelen waren, we hadden het er over om een stedelijke vergadering uit te roepen, kwam er iemand langs die vertelde dat ze bij ons infocentrum Frontline en de boekwinkel Slagersicht de hele boel in puin hadden geslagen. Ik ben er als een gek heen gefietst, een paar mensen bleven achter in het café. Toen we er aankwamen was het een grote verwoesting. De rekken waren omgegooid, alles was kapot geslagen met knuppels, het kopieerapparaat dat we hadden gekocht was kapot, het koffiezetapparaat aan stukken geslagen, het was gewoon een daad van blinde haat. Degene die toen bij ons in de boekhandel dienst had was aan zijn haren de winkel uitgesleept en bedreigd. De meesten van ons hadden tranen in de ogen en waren volkomen sprakeloos. In hemelsnaam, zo'n woede kan zich misschien bij fascisten of bij nazi's ontwikkelen, maar niet ten opzichte van medestanders, andere linkse mensen. Volkomen onvoorstelbaar.

Jack: Dezelfde avond zijn we teruggekomen en hebben een tweede poging gedaan om de Eerste Hulp terug te krijgen, dit keer iets georganiseerder. Maar toen bleek dat de ruimte nog voller zat dan daarvoor, hebben we ons weer teruggetrokken.

Jan: De poging van de PVK om de Eerste Hulp terug te veroveren was een wonderlijk tafereel. Ik kan mij herinneren dat er in totaal zo'n vijftien mensen waren voor de verdediging, van die vijftien waren er twaalf binnen, ik stond buiten op de uitkijk en keek naar links in de richting van de Sparrenweg. In de verte zag ik Rob en Renzo aan komen lopen, heel rustig en bedaard, forse jongens, en opeens zag ik daarachter ook andere bekende gezichten uit PVK-kring. Ik roep dat naar binnen en de deur werd gebarricadeerd, maar nog niet eens echt. Ze kwamen langzaam steeds verder naar ons toe. Kennelijk hadden ze een tactische manoeuvre in hun hoofd. Het begon ermee dat Rob aan mij begint te sleuren. We trokken wat heen en weer en ik kom ten val. Zij probeerden de deur in te bonzen en op dat moment kwamen ook de anderen van de PVK aanhollen. Jack liep langs mij, ik kreeg een flinke spuit traangas in mijn gezicht en dan ben je echt totaal uitgeteld. Met traangas in mijn ogen strompelde ik weg, ik had geen idee wat er toen bij de Eerste Hulp gebeurde.

Koos: Eigenlijk liepen we een beetje achter de feiten aan, want terwijl wij bezig waren, waren zij inmiddels weer doorgereisd terug naar De Eerste Hulp met een club van ongeveer tien, twaalf, met helmen en knuppels, en die hebben toen een aanval gedaan. Dat is een flinke knokpartij geweest, ze waren al half binnen, en het is alleen dankzij het feit dat er een paar mensen vastbesloten waren om zich daar niet uit te laten halen, dat ze er niet in zijn gekomen.

Jan: Om de hoek op de Sparrenweg ben ik tegen een muurtje gaan staan tot het wat overging. Opeens zie ik dat groepje PVK weer terugkomen. Ze steken de Sparrenweg over in de richting van de woning van Bernard en op dat moment herkende Bernard mij en ze stormden allemaal op mij af. Theo of Bernard riep toen 'Breek zijn benen', ze mepten gelijk met stokken op mij in en wonderlijk genoeg roept Jack ineens 'Stop, we hebben hem anders nodig, ik weet een betere manier om hem te gebruiken', toen hield het slaan gelukkig op. Ik stond stijf van de adrenaline, op zo'n moment voel je de pijn niet onmiddellijk. Ik werd door twee mensen meegenomen. In aparte groepjes liepen ze terug naar de woningen van Bernard en Anouska in de Vrolikstraat waar ik in een van de woningen op een bank werd gezet.

Jack: Op straat hebben we toen puur spontaan iemand meegenomen. Hij was betrokken bij de verdediging van dat pand en we hebben geprobeerd om hem te ondervragen over wat nou eigenlijk de achterliggende redenen waren voor het terugpakken van dat pand. Omdat er onderling geen communicatie meer was, was die actie een volslagen verrassing voor ons. We hadden meer activiteitenruimten en we waren bang, ik denk deels ook wel terecht, dat men verder wilde gaan om onze activiteiten te verstoren. Daar waren we op gefocust, want we hadden er heel veel tijd en energie in gestopt om die ruimtes mooi op te knappen. Daarom hebben we hem aan de tand gevoeld om te achterhalen wat hij wist.

Jan: Toen begon een soort verhoor: 'Wie ben je?', 'hoe ben je daarbij betrokken geraakt?', 'wie is er nog meer bij betrokken?', 'kun je namen noemen?', 'wanneer hebben jullie vergaderd?', 'wat waren de plannen?'. Ik wist niets van vergaderingen af doordat ik een tamelijk marginaal figuur was in dat circuit dus dat was een voordeel, zeker in de eerste helft van het verhoor toen Bernard erbij was, die kende mij al wat langer en wist ook van mijn betrekkelijk marginale positie, zodat hij tegenover Jack, die het verhoor uitvoerde, niet kon claimen dat ik veel meer wist.

Jack: Op dat moment was alles geoorloofd, omdat onze activiteiten duidelijk verstoord werden. Als onze activiteiten niet alleen verstoord, maar ook onmogelijk gemaakt worden, met geweld nog wel, met barricades enzovoort, iets wat je alleen maar met je tegenstanders doet, maar nu blijkbaar ook intern. Dan houdt in feite alles op en dan is alles geoorloofd.

Jan: Ik moest mijn zakken leeghalen, papieren en dergelijke, toentertijd had ik een tamelijk grote bos sleutels, misschien wel dertig sleutels. Jack pakte die sleutels een voor een en zei: 'Waar is die van, waar is die van?'. Ik heb in algemene termen uitgelegd waar ze van waren, die waren van het Wijkcentrum, van de Werklozenbelangenvereniging, van het Indonesiëcomité, van kennissen, van het huis van mijn ouders, enz. Maar zeker van mensen uit mijn eigen omgeving wilde ik dat pertinent niet zeggen, dat kan je niet maken. Jack draaide zich om, pakte uit zijn tas een doos, maakte die open en zei 'Nou, dan weet ik wel wat'. Hij had een of ander apparaat in zijn handen, waar twee pennen uitstaken en terwijl hij zei: 'Of wil je soms hiermee te maken hebben?' drukte hij op een knop en de vonken sloegen ervan af. Tot een paar keer toe zette hij dat apparaat aan maar gelukkig heeft hij het niet op mij toegepast, ik heb geen idee hoe dat werkt of wat voor uitwerking dat heeft. Nou ja, ik heb daar wel fantasieën over. Ik had vooral fysiek geweld verwacht zoals stompen of schoppen of armklemmen of ik weet niet wat, maar in eerste instantie was het geweld met name verbaal. Bernard zat echt te schuimbekken van woede en maakte verwijten hoe ik het in mijn hoofd kon halen om hun pand in te pikken, anderen deden daar nog een schepje bovenop maar Jack was koel en straight, die deed het verhoor. Toen ze stopten met vragen stellen zei Jack 'Maak nu maar dat je wegkomt en ga maar naar je vriendjes toe en vertel wat je heb meegemaakt'.

Jack: We hadden van alles, en toevallig was dat apparaat aanwezig. We waren op dat moment in de minderheid en als je met de minderheid tegen de meerderheid, tussen aanhalingstekens, moet vechten, in ieder geval numeriek dan, dan moet je toch andere middelen gebruiken, wie niet sterk is moet slim zijn.

Jan: "Voor mij is het traumatische geweest dat ik onder invloed van die druk dingen heb gezegd, adressen van plaatsen, van bekenden, van vrienden, die ik nooit had willen zeggen en waar ik later pijn van heb gehad, dat ze me over die grens hebben getrokken. Ik ben daar een aantal maanden mee bezig geweest, zeker in de beginperiode was ik behoorlijk paranoia. Je had van die PVK-vogels die woonden bij mij in de buurt, af en toe dan zag je die, dan begon je weer te koken. Het is nu bijna acht jaar geleden, maar ik heb het nu nog steeds, ik heb mijn sleutels niet terug en ik kook nog altijd van woede als ik die lui zie."

Theo: Een van de verhalen die de ronde deden om weer acties tegen ons te rechtvaardigen was dat we iemand ontvoerd hadden en met stroomstoten bedreigd. Het was een drogreden. We hebben inderdaad iemand van de straat geplukt om even mee te nemen voor wat informatie. Ik kan me niet eens meer het gezicht van die persoon herinneren of hoe die heette, maar ik weet wel dat het heel kort is geweest en dat hij voor de rest goed is behandeld. En die stroomstokken, dat is zo irrelevant. Ik bedoel, het wordt pas relevant als je ze echt gaat gebruiken en echt nodig hebt, maar daar was de situatie niet naar. En de persoon, nogmaals, die was eigenlijk zo onbelangrijk voor ons en dat bleek ook. Kijk, je had best wat mensen waar je veel meer op gericht was. In die tijd had je Koos, die de zaak ontzettend opfokte en in feite de mensen leidde om het steunpunt in de Oosterparkstraat van ons af te pakken. Ja, daar waren we veel meer op gebrand. Om eens te weten wat hij allemaal wilde en wat zijn motivatie was. We hebben hem niet te pakken gekregen, daar hebben we dus ook niets mee kunnen doen. Dus het is irrelevant om deze zaak zo op te blazen. Dat mensen daar zo ontzettend traumatisch over doen, ik weet niet wat ze werkelijk bezielt, wat er werkelijk achter zit. Ik denk dat het interessanter is voor die mensen om hun werkelijke motieven te achterhalen, wat ze bezielde om zo te keer te gaan en die acties tegen onze informatiewinkels te voeren."

Jack: Hij is zonder meer bedreigd, maar of je dat nou met een apparaat doet of met je handen of je vuisten dat maakt niet uit. Op dat moment was hij in de minderheid en wij in de meerderheid en dat is al bedreigend genoeg. Dat hebben we ook zo gelaten, sterker nog, dat hebben we hier en daar wat aangewakkerd zodat hij bij zijn maatjes zou laten blijken dat wij het echt heel hoog opnamen en dat we die ruimte coute que coute terug wilden hebben. Maar die jongen wist niet veel dus dat hield snel op en uiteindelijk hebben we hem weer laten gaan.

Jan: Ik was totaal verbouwereerd dat ze me zo snel lieten gaan. Ik liep naar buiten en ben naar de Eerste Hulp toegegaan. Helemaal dizzy kwam ik daar aan en vertelde wat ik had meegemaakt met de gedachte 'niemand van de groep heeft gezien dat ik ben opgepakt' en 'geloven ze me wel?'. Ik was natuurlijk geëmotioneerd. Daar heb ik ook gehoord wat er verder was gebeurd, dat de PVK-ers naar binnen zijn gekomen, dat er een enorme matpartij heeft plaatsgehad en Theo een flinke klap op zijn kop gehad had en ik weet niet wat al. Ik ben daar vertrokken en naar huis gegaan, ik wilde eventjes uit de crisis."

Koos: Er was een stedelijke vergadering en toen werd Jan door hun vrijgelaten en toen hij z'n relaas deed en alles bij elkaar werd opgeteld was het duidelijk: 'dit gaat zo niet verder, hier moet wat gebeuren'. Diezelfde avond zijn er represailles geweest, zowel tegen de mensen daar in de buurt die vroeger met de Eerste Hulp te maken hadden gehad, als tegen de mensen uit de Staatsliedenbuurt die mee hadden gedaan aan het in mekaar slaan van mensen en van de boekhandel. Dat in de Staatsliedenbuurt is gedaan door mensen die daar ook woonden.

Marc: Toen hebben we "De Bak" in elkaar geslagen, dat was een ruimte van de PVK, de Politieke Vleugel van de Kraakbeweging, en ook zijn we naar het huis van Theo toe gegaan en hebben daar de ruiten ingeslagen. Wat er toen gebeurde is echt heel belangrijk voor de afwikkeling van die controverse, want Theo kwam toen in zijn eentje naar buiten, terwijl wij met misschien wel honderd mensen waren, en er waren drie of vier mensen die op hem afgingen, die boven op zijn rug klommen en gingen meppen. Maar Theo is een beer van een vent, dat houd je niet voor mogelijk, hij is echt een beer van een vent, die heeft die honderd mensen in zijn eentje, er kwamen nog twee, drie mensen van de PVK bij, de straat uitgeveegd. Iedereen was opeens ontzettend bang voor de enorme vastberaden kracht die hij uitstraalde op dat moment. Als één iemand honderd mensen zomaar de straat uit kan jagen, dan voelt die ene iemand, of die groep die dat gedaan heeft, die voelen zich natuurlijk heer en meester. Voor hun was dat dan ook het moment om te zeggen: 'Nu kunnen we de macht overnemen'.

Theo: Je had ook niet te maken met een echte tegenstander, eigenlijk een groep drugsgebruikers, dronkenlappen, mensen die geflipt waren en mensen die allang de horizon kwijt waren, dus die hele bums tezamen was geen ware tegenstander. Er zat wel een hele grote aanhang omheen die vroeger goed meedraaide, maar ook niet verder nadachten van wat er nou werkelijk aan de hand was, die waren ook de horizon kwijt en niet in staat om ook maar iets te doen. Het bewijs hiervoor kwam al gauw, vanaf 1989. Nu is dat heel duidelijk geworden. Ik zit hier niet zo maar wat te verkondigen, de bewijzen liggen op straat. Er is geen noemenswaardige actie meer geweest die enige invloed heeft gehad op beleid of een klein tastbaar resultaat heeft opgeleverd. Het is nooit meer massaal geweest en het heeft ook nooit meer effect gehad."

Marc: Wat nu zo verschrikkelijk belangrijk was in mijn ogen is dat niemand uit de stad eigenlijk goed wist wie Theo en Jack waren, want laten we Jack niet vergeten. Het waren immers voornamelijk jonge krakers en die wisten niet tot wat voor maatregelen die jongens in staat waren. Het ging voor Theo en Jack om een totaalstrijd en in een totaalstrijd mogen ook mensen geofferd worden, dus daar hadden best doden kunnen vallen. Waar ik nu erg bang voor was, was dat op het moment dat de stad verontwaardigd was en Theo en Jack kort na Dolle Donderdag, zoals die dag in het jargon is gaan heten, aangepakt zouden hebben, dat er dan op dat moment absoluut doden waren gevallen. Daar ben ik gewoon van overtuigd. Dus wat voor ons hier in de Staats erg belangrijk was, was dat die confrontatie uitgesteld werd. Want als die confrontatie direct gevolgd was, dan hadden Theo en Jack represailles genomen, en die represailles zouden niet mals zijn, daar ben ik van overtuigd. Ik weet haast zeker dat er dan doden waren gevallen. Ik weet niet wat voor letsel er dan toegebracht zou zijn, maar dat was de hele strijd gewoon niet waard, dat was het echt absoluut niet waard.

Koos: Hierna heerste er een toestand in de scene die ik zou willen omschrijven als een vijf weken durende noodtoestand. In die weken hebben zij zich gedragen als een kleine politiek- militaire eenheid. Ze hebben een soort commandopost, en dan met een stuk of vijftien mensen die bij het commando horen probeerden ze zo groot mogelijke druk uit te oefenen en zo veel mogelijk schade aan te richten en zo veel mogelijk woede uit te stralen.

Jack: We hadden geen strategie, we hadden van te voren al duidelijk een eigen lijn bepaald, los van die beweging. Het was meer een overlevingsdrang. Het is eigenlijk heel raar dat de andere kant zich zo bedreigd voelde door zo'n kleine minderheid als wij. Niet dat wij bang uitgevallen waren, dat was eerder andersom het geval. De andere kant is op een gegeven moment gaan geloven in de mythe die men deels zelf heeft gecreëerd: de onoverwinnelijke Asterix en de Obelix met de toverdrankjes. Maar zo was het natuurlijk niet. We waren maar een klein clubje.

Marc: Je had te maken met een strak georganiseerde, militaristische groep, die ook nog eens door een hele heftige politiek-ideologische visie ondersteund werd. Daartegenover moet je heel sterk in je schoenen staan.

Jack: We hebben de mensen waar we mee vochten duidelijk herkend. We hadden knuppels, kettingen etcetera, het ging over en weer met grof geweld, weliswaar van korte duur, maar toch. Sommigen van hen stonden achteraan en riepen van: 'Pak ze, pak ze'! Die mensen hebben we daarna persoonlijk ter verantwoording geroepen en ze hebben klappen gehad, want dat moeten ze ons niet flikken.

Marc: Toen begon hun terreurcampagne pas goed. Dat was wel heel bizar. Dat was een manier om te proberen mensen echt af te schrikken. Ze braken bij mensen in, ze haalden geld weg. Ze liepen op straat met portofoons. We liepen een keer op straat en zij hadden portofoons. Er werd gewoon iemand opgepiept. Wij waren met zijn drieën. Zij trokken gelijk een ketting en een knuppel en achter ons aan. Het was tegen de avond. Er heerste een ongelofelijke spoeki sfeer, waarin mensen met messen op straat liepen om zichzelf te beschermen. Er werd 's nachts op deuren geklopt, een hele waslijst werd opengetrokken. Zo werden mensen op straat gevolgd in een auto waar ze een schijnwerper op gemonteerd hadden. De sfeer die er toen ontstond en die gedurende een week of twee, drie heerste, die was werkelijk om te snijden. Iedereen heeft die terreur gevoeld. In feite werd getoond waartoe hun politiek in staat was.

Jack: "We waren rücksichtslos in het gebruik van bepaalde middelen maar niet anders dan voorheen. We waren consequent in alles, ook in ons handelen, dat kun je ons ook niet verwijten. Het was gek geweest als we opeens met ballonnetjes waren gekomen van alsjeblieft willen jullie weg gaan, dus ik denk dat we aardig reageerden in de lijn der verwachting."

Koos: Wij zijn niet in staat geweest om daar een gezamenlijk antwoord op te vinden, er waren veel mensen ongelooflijk boos en hebben niet geweten wat dat nou ineens voor een escalatie was. Bijna elke avond gebeurde er wat, stopten er ineens een paar auto's voor het kraakcafé in de Kinkerbuurt, hup, ruit eruit en dan waren de auto's weer weg. Dan weer bij het kraakcafé De Eerste Hulp, hup ruit eruit, weg. Het enige wat wij toen konden doen was ons heel defensief opstellen en de hele tijd praten over wat er gebeurde. Bijna elke avond was er een stedelijke vergadering en daarin werd dan eerst verteld wat er allemaal was gebeurd die dag en vervolgens ging de discussie urenlang over wat we nou moesten doen.

Hans: Ik ben geen marxist of leninist, ik moet er helemaal niks van hebben, maar hun ideeën daar kon ik op dat moment wel inkomen. In Amsterdam gebeurde gewoon geen zak meer. Waar zij het over hadden, sloot ontzettend aan bij het beeld dat ik van de scene in Amsterdam had. Als het hele zootje alleen maar zit te zuipen en het daar bij laat, dan gebeurt er niks meer. Dat daar dan een bepaalde groep gefrustreerd over raakt en daar met nogal snedige kritiek op komt, dat kan ik me heel goed voorstellen. Maar toen ik hoorde over de manier waarop zij mensen hadden lopen intimideren, het feit dat ze iemand hadden meegenomen en bedreigd met elektroshocks was voor mij het moment waarop een bepaalde deur dicht ging. Hun autoritaire opvattingen en hun optreden en hun betweterigheid begon bij mij steeds meer irritatie op te roepen. Ik begon ze te zien als iets dat ik kon missen, iets dat wat mij betreft ontzettend kon oprotten. Toen ik hoorde van die elektroshocks en het verantwoordelijk stellen van een persoon voor alles wat een groep deed, was dat voor mij absoluut iets van deze gasten gaan ontzettend oprotten. Ik zie dat soort methoden absoluut niet zitten en we gaan ze gewoon terugpakken, wat zij de afgelopen jaren hebben gedaan, waar ze toe hebben opgeroepen dat gaan ze zelf meemaken. Het is nu afgelopen met ze.

Koos: Het is eigenlijk te danken geweest aan het feit dat zij gewoon niet ophielden, maar door bleven gaan, dat ook de mensen die vonden dat je niet hetzelfde kan doen als wat zij doen, namelijk andere linkse mensen op de kop slaan, ook geen ander antwoord meer hadden. Je moet op een gegeven moment wat doen, je moet een keer je tanden laten zien. Uiteindelijk hebben we toen de verlammende besluiteloosheid kunnen doorbreken. Dat is de reden geweest waarom er toen na vier, vijf weken uiteindelijk zeg maar een oké kwam: 'Als het niet anders kan, pak ze dan maar een keer terug'. Maar wie gaat dat dan doen, onze voormalige kameraden op de bek timmeren, en wat als dat dan tot een escalatie leidt, dan zijn de gevolgen weer voor de mensen in de Staatsliedenbuurt. Dat was wat de hele tijd gebeurde, in de Staats werden mensen te grazen genomen, gentimideerd, in mekaar geslagen en er was een klimaat van angst in de buurt. En als mensen dat vertelden dan brachten ze die angst natuurlijk ook op die stedelijke vergadering over. Die angst was heel gericht, heel duidelijk. Die mensen zeiden: 'Ja, sorry hoor, maar ik heb geen zin om nog een keer in elkaar geslagen te worden'. Op een gegeven moment ga je echt praten over gewonden die kunnen vallen, wat gaat er gebeuren, vallen er doden? We wisten ook dat als we daar aan zouden beginnen, we in staat moesten zijn, de tweede stap, een escalatie, ook aan te kunnen. Daar moesten we al klaar voor zijn. Daar hebben we heel lang over zitten praten en we hebben dat heel zorgvuldig willen voorbereiden, met in het hoofd dat er nog meer ging volgen.

Hans: Op een geven moment hadden wij duidelijk onze diensten aangeboden van ja mocht het op een gegeven moment nodig zijn dat jullie hulp uit het land krijgen, bel ons maar, wij komen ogenblikkelijk naar Amsterdam, daar kunnen jullie van op aan. Ik begreep niet waar die mensen hier mee bezig waren, ik vond dat er veel te weinig gebeurde, mensen waren ontzettend benauwd, er was een ontzettende angsthazerij, volgens mij moesten we ze gewoon aanpakken in plaats van dat zij steeds het initiatief naar zich toe konden trekken. Ik had meer iets van we pakken desnoods hun woningen aan of we blijven voor hun deur staan tot ze naar buiten komen, maar dat bange gedoe daar had ik absoluut geen zin in. Maar onze hulp werd niet ingeroepen. Er moest eerst consensus zijn over de vraag of er met geweld opgetreden mocht worden, maar daar was men het helemaal nog niet over eens, dat kostte nog veel tijd. Een hele grote groep wou ook de eventuele consequenties van een dergelijk optreden helemaal niet dragen, dat is mij toen wel duidelijk geworden uit een aantal vergaderingen die ik gevolgd heb. Uiteindelijk is na lange discussies op het stedelijk in Amsterdam besloten dat er iets terug mocht worden gedaan, dat een bepaalde groep wel loos mocht gaan. Maar ze hebben toen afgesproken dat ze die actie alleen met Amsterdammers zouden doen.

Marc: "Je kunt niet zomaar zoveel terreur uitoefenen, dat gaat niet. Dat kan alleen maar als je echt knoerterhard bent. De enigen die echt knoerterhard waren, dat waren Jack en Theo en verder niemand. Dus ik hoopte dat zij door het uitoefenen van die terreur zelf zouden verzwakken. Ik denk wel dat dat het geval is geweest. Ze verwachtten helemaal niet meer dat er nog iets zou gebeuren omdat ze dachten met die terreur de macht in handen te hebben. Ze zijn in slaap gesukkeld. Toen kwam die klap en daarna was het eigenlijk over. Hun eigen terreur had henzelf al zo ondergraven, daar konden ze niks meer mee."

Koos: Er werd voor een stapsgewijze opzet gekozen. Eerst gaan we proberen om hun mobiliteit kapot te maken, dat wil zeggen we gaan hun auto's aanpakken. Als ze hun auto's niet meer hebben dan kunnen ze ook niet de hele tijd rondscheuren in de stad en zoveel schade aanrichten. Toen werd er ook heel duidelijk gezegd, het gaat niet om een directe confrontatie met hun, we zorgen ervoor dat ze niet naar buiten kunnen komen. We wisten dat er vier auto's in de Staatsliedenbuurt stonden en die zouden we aanpakken. We zouden daarna weg gaan en niks doen, behalve als zij naar buiten zouden komen en er zelf om vroegen. We hadden hulp van buiten de stad ingeroepen omdat de meesten teveel scrupules hadden om tegenover mensen te gaan staan met wie ze zich samen hadden verdedigd tegen de smeris, met wie ze samen politieke acties hadden gedaan, dat konden ze zich niet voorstellen. Als het tot een lichamelijke confrontatie komt met andere linkse mensen, dan is het makkelijker als je die niet persoonlijk kent. Er waren bij die stedelijke vergaderingen veel mensen betrokken die weliswaar met bloedend hart toegaven dat er iets moest gebeuren, maar daar zelf niet aan mee wilden doen."

Hans: We werden gevraagd met een zo groot mogelijke groep naar Amsterdam af te reizen. Daar hadden we wel oren naar, we hadden er in Groningen ondertussen een paar stedelijks over gehad en we hadden ook voor de rest een beetje afgesproken hoe we het zouden doen op het moment dat we los mochten. Een grote groep mensen uit het Wolters Noordhoff Complex heeft toen wat voorbereidingen getroffen, we hebben geld ingezameld en zijn vervolgens met ongeveer vijfentwintig lui naar Amsterdam afgereisd. Dus wij met een schitterende groep in de trein, ikzelf had de kaartjes en dat ging allemaal nog wel. Maar voor de rest was dat echt een verzameling halve wilden, gescheurde kleren, smerig, legerboots, het deed mij heel erg denken aan een film over de Highlanden met allemaal van die wilde Schotten ergens uit de middeleeuwen. We liepen er nogal opzichtig bij en het hele zootje was beladen met knuppels en helms en van alles en nog wat. We waren een bijzondere groep in die tijd die sowieso wel van een knokpartij hield, en het vaak uit hele integere politieke ideeën zo nu en dan op een knokpartij aan liet komen. We waren er echt klaar voor.
We zijn met de hele club naar Vrankrijk gegaan, daar kwamen de mensen bijeen die hadden besloten om de PVK direct aan te pakken. Toen we in die zaal kwamen, waren daar ongeveer veertig mensen en de sfeer was duidelijk niet optimaal. Ik zeg hallo, wij zijn een groep mensen van het Wolters Noordhoff Complex en we hebben gehoord dat jullie vannacht de PVK gaan aanpakken, dat vinden wij een erg goed idee, en toen zag je ineens de hele sfeer omslaan, want ze hadden op dat moment een niet al te best idee meer bij die actie, ze waren met weinig. Maar met ons erbij zag de situatie er ineens totaal anders uit."

Koos: "Het was goed voorbereid. Het moest geen heethoofden-actie worden, het moest allemaal heel goed in mekaar passen. Als je bij iemand voor de deur een auto kapot maakt, dan kun je je ongeveer voorstellen wat dat voor reactie teweeg brengt, ik bedoel je zou met iedere Amsterdammer ruzie krijgen en iedereen zou naar buiten komen. Een lichamelijke confrontatie viel alleen maar te voorkomen als ze binnen bleven, er was een duidelijke taakverdeling en werd heel goed nagedacht over wat er moest gebeuren, de tijdsvolgorde en zo, zodat het ook helemaal zou lopen als we gedacht hadden op het moment dat we het groene licht zouden krijgen van de stedelijke vergadering. Zo zou het moeten gebeuren, want mocht het uit de hand lopen of niet zo gaan zoals wij hadden bepaald, dan zou daar weer een enorme heisa over ontstaan."

Hans: We hadden natuurlijk geen fietsen en de rest ging op de fiets. Het is uiteindelijk allemaal wel geregeld, alhoewel ook weer typisch Amsterdam hoor, er waren lui die dan gewoon botweg weigeren, stomweg je niet aanbieden dat je op de achterop kunt springen. Dat is heel typerend voor een bepaalde arrogantie, die was er hier niet uit te slaan gewoon. Op een gegeven moment hebben we ergens op zo'n eiland allemaal onze fietsen geparkeerd en een of andere stevige kraker achtergelaten om er op te passen.
Er stonden vijf auto's en we hebben toen gezegd wij pakken die auto's, dat gaan we in principe naar ons toetrekken, dan weten we zeker dat het goed komt. Wat betreft de vier auto's die wij voor onze rekening hebben genomen kwam dat ook dik in orde, die waren total loss. Een auto zou door Amsterdammers worden gesloopt, dat ging dus niet goed. Dat had ik me ook wel ongeveer zo voorgesteld, ik had echt een hele lage dunk van Amsterdammers in die tijd, en vaak nog wel, hun technisch inzicht was absoluut slecht, ze kregen het portier nog niet eens open, laat staan de motorkap. Die auto die reed de andere dag nog."

Theo: "Op een gegeven moment kwam er een groep bij mij thuis. Ze begonnen je auto, al je have en goed te vernielen. Het liep nog redelijk goed af, want er was alleen maar materiële schade. Maar vooral de tweede aanval was absurd. Daar hadden ze zelfs mensen voor aangetrokken, Zwitserse toeristen of bezoekers, veel Groningers, Arnhemmers, dan denk je ook van op en top gedrogeerd, dronken, die even je auto kwamen vernielen en dan wegrenden en helemaal niet wisten waar het om ging. Toen dacht ik ook, dit is het summum, waar zijn we in godsnaam mee bezig.

Hans: De deuren van hun woningen werden dichtgehouden, zodat ze de straat niet op konden. Nadat we die auto's getrashd hadden, die waren echt heel erg kapot, hebben we ons na een aantal fluitsignalen teruggetrokken. Dat was allemaal goed doorgepraat, iedereen wist wat er van hem of haar verwacht werd. Komt er vervolgens een uitval van een of andere lange idioot met een waanzinnige knuppel voorop. We waren er voor gewaarschuwd dat zij behoorlijk goed bewapend waren, redelijk militant en zo schatte ik zo ook wel in, en die lange probeert vol gas de groep in te duiken, dat had ie alleen helemaal fout gezien, die gast wordt tegen de vloer geslagen en hartstikke het ziekenhuis ingebeukt. De hele groep die achter hem aan kwam heeft het moeten afleggen. Het merendeel van hun groep zag dat overigens vrij snel in en liet het überhaupt niet op een handgemeen aankomen, toen ze zagen dat er teruggeslagen werd bleven ze op afstand. Ik vertrok als een van de laatsten en op het moment dat we ons moesten omkeren vanwege die uitval, stond ik op de stoep aan de zijkant en toen kregen we te maken met een of andere malloot die een pistool op ons richtte, die stond nog wat onsamenhangends naar ons te schreeuwen en ik keek zo in de loop van dat pistool. Ja, ik heb op dat moment dus verder niks meer gedaan, ik had meer iets van 'ik heb er geen lol in als een of andere gek een schot op me lost'.

Theo: "Toen er 80 tot 120 mensen voor mijn deur stonden, toen heb ik zelf ook een aantal klappen opgelopen, maar dat hoort er ook bij, daar heb ik nooit over ingezeten. Dat is nou het minst erge dat je kan overkomen, een paar klappen. Het is bedreigend maar je kan niet zeggen van jee, wat ben ik daar ternauwernood aan de dood ontsnapt en 'ik doe dit nooit meer want ik loop teveel risico', dat is absoluut niet het geval. Het is meer wat allemaal al gaandsweegs in de vernieling geholpen was, dat is veel.

Koos: Het liep allemaal precies zoals het gepland was, heel rustig, heel gericht. De deuren werden dicht gehouden, een aantal mensen ging aan de slag met die auto's en toen dat klaar was, zijn we allemaal weggelopen. We hadden afgesproken, als er een paar achter ons aankomen dan draaien we ons allemaal om en dan krijgen ze waar ze om vragen. Er kwamen dus een paar achter ons aan rennen, toen hebben we ons omgedraaid en die hadden geen schijn van kans. Ik denk dat Theo zo woest werd omdat hij een totale minachting had voor ons. Hij werd zeg maar in zijn koninkrijk van z'n troon gestoten en dat kon hij helemaal niet hebben. Dus hij kwam, toen wij ons al weer vijftig meter hadden teruggetrokken, als een gek achter ons aan met nog een vriendje, en ik weet dat er nog twee anderen naar buiten kwamen, maar die bleven een beetje hangen, want ze schrokken toen wij ons omkeerden en niet wild wegliepen maar bereid waren tot een confrontatie. Nou, Theo en Bernhard die hebben de zure druiven mogen plukken en die hebben toen een koekje van eigen deeg gekregen.

Theo: Er zijn veel ergere dingen gebeurd. Werkelijke tegenstanders, overheden met hun diensten die je voortdurend belaagd hebben. Ik ben bij wijze van spreken bijna doodgereden door politiewagens. Ik ben met de dood bedreigd door dealers. We hebben een inval gehad op een schietvereniging waar ik zat. Ik was er toevallig niet, maar je kunt je wel voorstellen wat er gebeurd was als ik op de schietbaan zou hebben gestaan. Er zijn zoveel voorbeelden van dit soort zaken die veel ernstiger zijn en veel grotere gevolgen hadden kunnen hebben.
Maar misschien kan ik er beter tegen. Dat soort dingen zullen ook bij andere mensen meegespeeld hebben die er minder goed tegen kunnen en er daardoor heel anders en veel emotioneler en heftiger op reageren, die het geestelijk niet kunnen bolwerken. Ik neem het de rest ook niet kwalijk dat ze me in elkaar geslagen hebben. Dat is nou het minste wat me dwarszit. Wat me het meeste dwarszit, is dat mensen getracht hebben andere mensen het actievoeren te beletten. Daarmee stelden ze zich op aan de kant van de tegenpartij, dat heeft mij veel meer aangegrepen. Een hele grote groep die de kans had om een hele goede beweging te creëren met veel kans op resultaat, die heeft het laten afweten. Dat vind ik het meest jammere van de hele kwestie."

Jack: "Die laatste klap had ik niet verwacht. Tijdens die aanval werden auto's in elkaar geslagen, ruiten ingegooid etcetera. Mensen van ons die nog poogden zich teweer te stellen werden ofwel tegengehouden ofwel in elkaar geslagen. Dat was de laatste clash. Op dat moment althans, want daarna is het antwoord aan ons he. Het leek op een gegeven moment een wetmatigheid: zij deden iets, wij deden iets. Dan kun je doorgaan in die trend, maar dan blijkt er nog steeds die numerieke meerderheid te zijn, dus dan moet je nog zwaardere middelen inzetten, dan word het echt een wedloop. Maar wat bereik je ermee? Waar leidt het naar toe? Als je elkaars ruimtes, huizen en mogelijkheden vernielt en sloopt, dan houdt het een keer op, dan is alles kapot en is er geen mogelijkheid meer om verder te gaan. Dan blijft er eigenlijk alleen nog maar wraak over en die zat aardig diep. Maar om dan te zeggen we pakken een pistool of een geweer en we gaan schieten, nou dan moet je er heel wat neer schieten. En daar kom je ook niet mee weg, en daar los je ook niets mee op. Kortom, dan is het waarschijnlijk einde verhaal en dan moet je gewoon maar je verlies nemen. En dan maar zien hoe je in de toekomst verder kunt, als je al verder kunt, want het was een volledige Kaltstellung, het was een behoorlijke klap. Je bestaan werd in feite onmogelijk gemaakt. Wat je verder ook voor discussie hebt met mensen, wat je ook voor verschillen hebt, wat voor ideeën, het houdt natuurlijk ergens op. Het gaat te ver om anderen iets te verbieden. Ik vond dat die grens overschreden was.

Theo: "Ik denk dat mensen gezien hebben hoe actieve, hardwerkende mensen publicitair succesjes boekten. In feite is dat geen succes maar ze zagen dat als een prettige ervaring, die ze zelf ook wilden meemaken. Maar men wilde er niet voor werken. De mensen die hard werkten en in de publiciteit kwamen met een goede actie, die zagen dat meer als het uitdragen van een politieke lijn, die deden het niet zozeer voor persoonlijke glorie. Maar anderen hadden daar andere bedoelingen mee, die zochten de glitter op. Dat zijn ook dingen die heel sterk meegespeeld hebben in de laatste periode van de kraakbeweging. Er waren wel eens mensen die er over spraken dat ze dingen van me over wilden nemen. Ik heb ze dat altijd aangeboden: 'neem maar over, maar het enige dat je van me over kunt nemen is werk, meer heb ik niet'. En dat is nou net niet wat ze zochten. Ik heb dat nooit als een coup ervaren.

Hans: De sfeer was na die confrontatie vrij opgelucht, alleen in het begin was men nog behoorlijk bang, er werd ons gevraagd om bepaalde strategische plekken bezet te houden. Nou hadden we ons toch al voorgenomen om net zo lang in Amsterdam te blijven totdat de PVK elke aspiratie richting kraakbeweging, of liever gezegd richting kraakscene, zou opgeven. Nou is dat natuurlijk een bepaalde manier van grootspraak, want je weet maar nooit waar zij vervolgens mee komen. maar ik had zelf wel de inschatting dat wij dat moment gingen meemaken. Dat gebeurde ook vrij snel. Veel eerder dan ik voor mogelijk had gehouden, dus het kwam er op neer dat we nog een week kraakcafé De Palm bezet hebben gehouden, want er was een mogelijkheid dat dat zou worden aangepakt. Maar na een tijdje viel er niets meer te doen en toen zijn we weer vertrokken.
De Amsterdamse kraakscene reageerde erg opvallend op onze actie. Normaliter werden we erg arrogant behandeld hier in Amsterdam, echt op het gore af vaak en dan waren we altijd maar een stel stomme boeren die in het beste geval reltoerisme kwamen bedrijven. Dat was nu ineens totaal anders, we werden te eten uitgenodigd, we kregen gratis bier, men was ontzettend blij dat wij er waren, het was helemaal gigantisch te gek wat we gedaan hadden. Dat was een opmerkelijke omslag. Ik ben nog nooit zo aardig behandeld in Amsterdam als in de dagen nadat wij die gasten hadden aangepakt. Ja hoor, wij waren echt overal erg welkom en het was erg fijn allemaal."

Jack: We kwamen op zwarte lijsten te staan en mochten in bepaalde panden niet meer komen, niet dat we daar nu veel behoefte aan hadden, maar je stond toch op die zwarte lijst. Op vergaderingen of acties van andere groeperingen werden we geweerd. Het werken werd ons onmogelijk gemaakt. Dat is een fascistoïde methode, ik kan er geen ander woord voor bedenken. Maar op een gegeven moment moet je de eer aan jezelf houden. Dan moet je gewoon iets anders gaan doen.
De overheid werd de lachende derde. Die kon daarna profiteren en de resten opvegen, om er vervolgens nog een keer met justitie en politie over heen te duiken. Want wij hebben na die laatste klap nog politieinvallen in onze huizen gehad. Je kunt het nooit bewijzen maar het is wel zeker dat de stemmingmakerij zowel door de media als door de overheid werd gestuurd, met name door de politievoorlichter, dat speelde wel mee al die jaren. Maar actieve sturing door politie of overheid is nooit hard te maken."

Koos: Iedereen had verwacht dat het daarna nog door zou gaan en dat er dus nog een escalatie zou volgen. Maar er kwam niks meer. Ik denk dat het heel veel te maken had met de ongelooflijke minachting die zij hadden voor de rest van de mensheid of voor de rest van de scene. Ze hadden echt een totaal rare kijk op andere mensen, zij dachten dat zijn of boeren of lafaards en zijzelf zijn de ware politieke soldaten. Dat wij zo omgingen met hun en niet wegliepen, toen zij luidschreeuwend achter ons aankwamen, maar ons omdraaiden en dat zij in die directe confrontatie het onderspit dolven, dat was denk ik vooral een enorme psychologische shock en dat hebben ze eerst moeten verwerken. Ik weet niet wat er toen allemaal met ze gebeurd is en het interesseert me ook verdomd weinig, maar dat hebben ze volgens mij niet weten te plaatsen."

Jack: "Ik heb aan die laatste episode bepaald geen plezier beleefd. Maar ik denk wel dat het gezien de geschiedenis van de kraakbeweging en de individuen daarin, niet anders had gekund dan het is gegaan. De kraakbeweging was voorbij en over, er moest alleen nog een finale afsluiting komen. Ik had het liever anders gezien want het is natuurlijk een verspilling van energie en van alles en nog wat, maar ik denk dat het wel logisch was."

Jan: Ik denk dat die PVK op een dood spoor zat, terwijl ze in de beginperiode met name op het punt van discipline en organisatie enerzijds en hun argumenten en kritiek op de kraakbeweging anderzijds krediet hadden, maar hun methoden en dat enorme gesloten gebeuren en het geweld dat ze daar intern bij toepasten, dat ging echt alle perken te buiten en had totaal geen politiek perspectief meer. Dan krijg je dat mensen dat associëren met bijvoorbeeld stalinisme. Aan de andere kant was ik toch ook wel enorm verbaasd dat de groep tegenover de PVK in staat is geweest om zich over een drempel heen te zetten, om het geweld te gebruiken dat uiteindelijk gebruikt is, en in mijn idee ook gebruikt moest worden. Zeker in die tijd maar ook inhoudelijk bood het geen soelaas om naar de politie te lopen om aangifte te doen, ik bedoel het moest toch intern worden afgehandeld. Ik ben blij dat dat is gebeurd, ondanks dat Theo en Bernhard in het ziekenhuis hebben gelegen, nou dat moest dan maar."

Theo: "Waar ik het meest moeite mee had, was dat mijn ontwikkeling hier stopte. Voor wie deed ik het? Toen hebben we gezegd, 'wat we nog hebben dat stoten we af en we gaan onze eigen weg op en als het ooit weer eens zover is dat het de moeite waard is, dan staan we er weer'.
Ik ben absoluut niet weggevlucht. Voor wie? Er is nooit een groep geweest die enig vermogen had, zowel op intellectueel niveau, politiek niveau of zelfs fysiek of op gewapend niveau, om ons zelfs te bedreigen. Het was absoluut een horde. Wat dat betreft heb ik me zelfs ook niet een beetje bedreigd gevoeld. Die hele periode betreft alleen maar het zinken van een zo goed begonnen politieke kraakbeweging. Ik ben mijns weegs gegaan voor mijn ontwikkeling. Iedereen kan weten waar ik zit. Het is een fabeltje dat ik ben weggevlucht. Gaandeweg zag je de hele kraakbeweging inzakken. Het ene na het andere kraakpand werd of gelegaliseerd, en dan werden de krakers brave burgers, of ontruimd. Kraakcafé's sloten, het ene na het andere blad hief zich op. De samenhang viel helemaal weg. Er bleef alleen een samenraapsel losse initiatieven over, vriendenklupjes. Er was geen hechte organisatie van formaat die je hoefde te vrezen."


Epiloog, juli-september 1996

Frans: "Terugkijkend was het merkwaardig en reuze spannend. Het had af en toe iets van middeleeuwse oorlogsvoering: groepen die brandschattend en plunderend door de stad trekken. Wat dat betreft is het nu een beetje saai geworden."

Jack: Het veroordeeld worden tot de zijkanten van de samenleving of de onderkant, lijkt me het ergste wat er is. Dus je moet in ieder geval die vrijheid nemen en genieten van het leven en je moet je bepaalde zaken toeëigenen en geen genoegen nemen met douceurtjes, zodat je in ieder geval volwaardig leeft. Ze zeiden vroeger al: "Het is beter om staand te sterven dan geknield te leven", met andere woorden je moet er echt vol voor gaan, en als je inderdaad tot het maximale gaat dan krijg je ook het maximale.

Gusta: "De essentie van tot zo'n beweging behoren, was vooral ook om met een groep mensen samen proberen dingen te veranderen. Je zat eerst op school en je studeerde en alles was voor jouw verdere leven, voor jouw carriere, voor jouw inkomen later. Ik wilde weg van het huisje boompje beestje ideaal. Ik had in die tijd ook geen vaste relatie bijvoorbeeld, dat werd ingevuld door een hele grote groep mensen met wie je heel erg close was, dat was heel belangrijk. Er was wel een groep in de kraakbeweging waar je emotioneel niet zoveel mee had, maar er was ook een grote groep waar je heel veel mee had, waar je heel veel mee deelde. Dat kwam door de rellen, of door het 's nachts posten, door panden te kraken en te bezetten, door een uitgebrand huis op te knappen, je deelde heel veel, heel veel lief en leed, ook na rellen als mensen in elkaar geslagen waren of er waren mensen gearresteerd. Het was een hele belangrijke groep mensen, waar je heel veel mee had, of waar je heel veel mee wilde doen, en van een aantal mensen hield je heel veel.

Leen: "Het is toch een beetje kapot gegaan, de kraakbeweging, maar wat wel is blijven bestaan is de hele infrastructuur van de kraakbeweging, theaters bijvoorbeeld waar culturele manifestaties worden gehouden, filmhuizen, plaatsen waar gegeten kan worden, gereedschapsuitleen, niet alleen in de Staatsliedenbuurt maar ook elders in de stad ontmoeten mensen elkaar en dat blijft toch een vruchtbare voedingsbodem voor een nieuwe sociale beweging. Overigens zijn er her en der in de stad altijd weer mensen geweest die kraken, ook nu nog. Er is een hele nieuwe generatie krakers ontstaan die ik niet meer ken, die nog steeds bezig zijn om panden te kraken. Het is niet helemaal weg en ik geloof dat we langzamerhand weer bezig zijn om een groeiende beweging te vormen. Dat moet ook want je ziet aan alle kanten dat de repressie van de kant van de overheid op heel veel gebieden weer toeneemt. Er moet weer meer verzet komen!"

Annegriet: "Ik ben uiteindelijk gestopt met de kraakbeweging, omdat ik er zo'n 20, 30 uur per week mee bezig was. Maar er waren ook andere liefhebberijen en dingen die ik belangrijk vond. Op een gegeven moment is het gewoon genoeg. Je glijdt er langzaam uit. Het was niet zo dat ik me liet afschrikken door de geweldspiraal of dat ik dacht dit zijn niet meer mijn mensen. Voor een groot deel voelde ik het nog steeds als mijn mensen. Nu nog trek ik als ik ergens kom naar mensen toe die ook in de kraakbeweging hebben gezeten, zelfs naar mensen die ik niet eens ken. Het is een blik, je ziet het, je voelt het aan elkaar, dus het zijn nog steeds mijn mensen".

Gusta: De kraakbeweging is dood, denk ik, maar de dingen waardoor je bij de beweging hoorde, die zijn niet dood, die heeft iedereen juist meegenomen. Ik denk dat er weinig mensen uit onze groep die met veel overtuiging die idealen verkondigden, zomaar weer in de structuur in te passen zijn, of bij een baas kunnen gaan werken en opdrachten moeten uitvoeren. Ik denk dat dat verder gaat in je leven, dat je een soort eigenwijsigheid houdt, of in ieder geval veel dingen in eigen hand wilt houden. Heel veel mensen blijven vrij eigenzinnig, daarom zaten ze ook bij de club.

Annegriet: "Wij woonden uiteindelijk met tachtig mensen in een pand. Dat is een kleine staat in de staat en dat is fantastisch, een soort anarchie waarin je jezelf, je hele denkvermogen ontwikkelt. Het heeft mij ook gevormd. Ik heb gezien hoe de politie met ons omging, hoe de overheid met ons omging, ik ben gearresteerd geweest en in busjes gegooid. Dan weet je hoe het in andere landen kan gebeuren. Politiek gezien heeft het mij definitief veranderd. Ik zal nooit meer kunnen zijn wat ik vroeger was. Nooit meer na�ef. De politie zal nooit meer m'n vriend kunnen worden, ook al denk ik nu soms dat ze ook wel eens nodig zijn. Je hebt te veel gezien. Je hebt teveel gelezen over hoe journalisten werken, hoe media werken. Hoe onwaar sommige dingen zijn, niet alleen uit onwil maar omdat ze het gewoon niet hebben nagetrokken. Een krant is maar een pamflet. Dat soort dingen heb ik geleerd. Het is een structureel wantrouwen tegen de regering. Het is een ander soort weten. Je kunt misschien wel beter met de wereld uit de voeten als je weet dat het allemaal niet zo in elkaar zit als het in eerste instantie lijkt. Je kunt er gebruik van maken. Mensen daar ook mee manipuleren. Beter weten hoe dingen in elkaar zouden kunnen steken, zonder dat je de precieze informatie hebt."

Jojo: Kraken is niet alleen dat pand, kraken is de mogelijkheid om op een extreme manier te leven en dat gebeurde ook. Dat liep vaak slecht af, maar dat gaf wel hoogtepunten in de subcultuur te zien.
Ik ben niet met de kraakbeweging gestopt. Ik zei altijd: "Ik ben geen deel van de beweging maar de beweging is een deel van mij". Op mijn manier ben ik altijd doorgegaan. Als ik in mijn werk of waar dan ook mensen tegenkom, maak je heel snel een schakeling als je elkaar herkent: 'jij was vroeger ook kraker'. Het is bijna niet te benoemen wat dat is, misschien over twintig jaar, maar je weet hoe je tegenover het gezag staat, je weet van elkaar dat je altijd bereid bent of op zoek bent naar een manier om improviserend of er iets op verzinnend iets te regelen, om de geijkte kaders te omzeilen, te ondermijnen of een list te verzinnen, om iets mafs te doen."

Kees: "Ik heb me na het actiejaar 1980 teruggetrokken als fulltime kraker, dat wil zeggen als kraker die elke dag niets anders deed dan kraken. Terugtrekken uit de kraakbeweging kan niet, want je bent afhankelijk van die krakers en van elkaar, simpelweg om te kunnen blijven wonen waar je woont. Als de deurwaarder langskomt dan staan er een aantal mensen voor je deur die jou meehelpen om ervoor te zorgen dat die man weggaat. Bovendien neem je geen afscheid van de kraakbeweging, de kraakbeweging valt uiteen, die desintegreert hooguit, dat is in de loop der jaren 80 wel gebeurd natuurlijk. Maar ik heb uit de verschillende restanten van de kraakbeweging nog rijkelijk kunnen putten. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik het ontzettend mis, dat er nu niets of nagenoeg niks meer van over is - althans niet dat ik weet of waar ik dan deel vanuit maak -, dat vind ik verschrikkelijk. Vooral in deze tijd zou je hier in Amsterdam zo snel mogelijk weer een nieuwe kraakbeweging moeten oprichten. Het schreeuwt erom, de burgertruttigheid die stormt van alle kanten door de media op je af, er is een ontzettende bangerige sfeer, mensen hebben niets meer met elkaar te maken. Juist daarin was die kraakbeweging zoals ik haar gekend heb tot en met haar laatste snik erg goed. Mensen hadden wat met elkaar te maken, spraken elkaar ook aan, niet alleen op solidariteit en het politieke verzet maar ook op elkaars creativiteit, daagden elkaar ook uit. Op die manier kwamen mensen tot grote prestaties, stegen tot grotere hoogten. Het was een tijd waarin je niet alleen zat te suffen achter je computer of in je auto in de file. Wat dat betreft is die hele kraakbeweging actueler dan ooit. De kraakbeweging zou een waarlijk revolutionaire beweging zijn als zij zich op dit moment in 1996 zou voordoen in de gedaante waarin ze in 1980 en later bestaan heeft. Dat zou fantastisch zijn.

Gusta: "Ik kijk niet met weemoed terug naar die tijd. Het was een grote liefde en die gaat op een gegeven moment over. Het was heel veel, het was alles omvattend, maar het is een natuurlijke dood gestorven, zoals dat met liefdes gaat. Er zijn er maar een paar die blijven hangen, in het oude idee, dat noem je ook wel halsstarrig."

Pietje: Ik ben ervan overtuigd dat 70 % van de mensen die actief zijn geweest in de kraakbeweging, voor een weekje, voor een maandje, of ze moesten een scriptie maken voor de sociale academie of wat dan ook, alleen maar min of meer voor hun eigen huisvesting of voor hun eigen carriere mee hebben gedaan. Als ik nu zie hoeveel oude activisten in allerlei stichtingen en verenigingen, of plotseling in documentaires op TV opduiken. Dan denk ik van 'hé, jou ken ik, jou ken ik'. 70 % van hun tijd besteden om te bewijzen dat ze subsidie nodig hebben, 15 % besteden aan het eigenlijke werk, waarvoor ze die verenigingen of stichtingen hebben opgericht en 15 % aan publiciteit. En nu ontkennen of in ieder geval spijt hebben van wat ze gedaan hebben. Ik ben een van de weinige die gezegd heeft: Ik heb alleen maar spijt van de stenen die ik mis gegooid heb en niet van de stenen die ik raak gegooid heb. In die periode was dat gewoon nodig."

Ruud: "Ik vind het jammer dat er geen kraakbeweging meer is. Vooral in deze tijd. Ik leef als dakloze en in feite toen de kraakbeweging er was, heeft die voor de stad het daklozenprobleem opgevangen. Er waren toen ook vrij veel mogelijkheden, nu is alles waar de kraakbeweging voor staat, sloophuizen bijvoorbeeld, die zijn nu allemaal in handen van de gemeente en de gemeente geeft het Riag of de GG&D de opdracht te zoeken naar contractbewoners voor drie maanden, voor een half jaar. Je ziet een ontwikkeling die ik zelf ook de afgelopen vijf, zes jaar heb meegemaakt, omdat ik zelf op straat sta. Ik heb het daklozenprobleem zien groeien.

Piet-Jan: "Ik heb die kraakbeweging altijd als een soort werelduniversum gezien. Wijers bijvoorbeeld, dat was een heel groot complex aan de Nieuwezijds Voorburgwal. In mijn geschiedenis was Wijers het toppunt van het kraken. Het was een gigantisch groot huis. We probeerden het zo te organiseren dat er met honderden mensen geleefd kon worden. Het werd verbouwd, het was een ontzettende chaos. Maar echt een wereld op zich, met winkeltjes, met een kroeg, maar ook met illegale activiteiten. Er werden allerlei kleine kindertjes opgevangen die anders in de goot verdwenen. Dat zijn de dingen die ik toch wel het belangrijkste gevonden heb met de krakers. Het idee dat je alles kan. Het onmogelijke toch mogelijk maken, dat is een credo dat gedeeld werd door al die krakers. Ik denk dat veel van die oude krakers dat nog steeds hebben. Als je terugkijkt op de jaren van '80 tot '86 dan lijkt het of die tijd veel langer geduurd heeft dan de tien jaar van '86 tot '96. Een snelkookpan, waarin de tijd veel sneller ging dan in de jaren erna. Het lijkt alsof die tijd in elkaar gedrukt is, omdat er zoveel gebeurde en zo intens geleefd werd."

Rob: "Ik heb ontzettende lol gehad, ik heb er een paar hele dierbare herinneringen aan over gehouden en ook een aantal dierbare vrienden. Ik heb er ontzettend veel van geleerd. Ik heb geleerd om niet te snel onder de indruk van mensen te raken met een mooi verhaal of van mensen die je op een moment dat je jezelf zwak voelt proberen te overdonderen. Dat gebeurt me niet zo gauw meer. Ik herken eerder wat mensen in de zin hebben. Maar het meest positieve is dat ik geleerd heb dat je op mensen kunt vertrouwen, dat als je met z'n zessen naar een klus gaat je ervoor zorgt dat je ook met z'n zessen weer terug komt. Zeker in m'n huidige werk bij de brandweer is het belangrijk dat je vertrouwen in elkaar hebt. Dan ga je ook af en toe met een aantal mensen naar een klus toe en moet je ook op elkaar kunnen vertrouwen. En ik heb geleerd dat het ontzettend fijn is om met mensen samen dingen te doen."

Saskia: "Voor mij is het kraken zo'n essentieel deel in mijn leven geweest. Door de kraakbeweging, door het feit dat je moest discussiëren, dat je moest nadenken over de manier van wonen, over wat voor standpunt je innam, het leren praten voor groepen, voor mij is dat zo belangrijk geweest om te ontdekken wat ik zelf wilde. De kraakbeweging heeft me die ruimte gegeven."

Evelien: "Wat je van de geschiedenis leert is natuurlijk allemaal betrekkelijk, maar een van de dingen, die ik van de kraakbeweging geleerd heb is dat het heel belangrijk is om op verschillen te reflecteren in plaats van ze te verdoezelen en dat je, als je het allemaal niet meer redt naar de buitenwereld, je niet je eigen vijand intern gaat creëren, dat soort dingen. En het is een heel intense tijd geweest, waarin ontzettend veel gediscussieerd is, je houdt er altijd iets aan over, een bepaalde alertheid en een kritische houding, die werkt altijd door. Ook in hoe je leest en hoe je schrijft en hoe je onderzoek doet, en welke aspecten van de maatschappij je interesseren".

Theo: Ik ben altijd door blijven gaan met kraken, terwijl een heleboel andere mensen die van het begin af aan bezig waren, al afgevallen waren. Voor mij was het een way of life, a political life. Kraken was meer dan een woning openzetten, kraken was het systeem kraken. Je verschafte je toegang waar je normaal geen toegang kon krijgen. Je nam alles wat je niet kreeg en waar je recht op had. Het is niet verwonderlijk dat ik doorging, maar dat anderen afvielen. Het jammere was dat zoveel mensen met zo'n ervaring en zo'n intellectueel niveau, die er zo goed over na konden denken, toch voor de eigen carriere kozen. Het is jammer, maar aan de andere kant ook wel begrijpelijk dat iemand zegt 'mijn ontwikkeling is gestopt, ik ga verder'. Uiteindelijk heb ik dat ook gedaan. Op een gegeven moment bekropen mij ook vragen van 'voor wie doe ik dit nog?' Waarom moet ik zoveel offers brengen, terwijl het effect steeds meer contraproductief werd?

Kees: Ik denk dat je na de oorlog in Nederland geen serieuzere beweging hebt gehad dan die kraakbeweging. Dat kan ik natuurlijk makkelijk zeggen, want ik was nog te jong als het gaat over de Nieuwmarktbeweging rond 1975. Ik ben daar toen wel geweest, maar ik wist niet wat me overkwam en wat ik zag.
Die kraakbeweging was toch een vrij massale club mensen die niet bereid was zich hun eigen leven te laten ontnemen door wie dan ook. Ik weet niet of iemand een periode kent na de oorlog waar dat in Nederland gebeurd is. Ik niet, en als zodanig vind ik het een serieuze beweging, misschien wel de meest serieuze die er geweest is."

Henk: "Ik ben in feite terug bij af. Hier in de Pijp ben ik nu op mijn manier bezig als buurtactivist tegen de stadsdeelraad, die ons door de strot geduwd is. Die bestrijden we op alle mogelijke manieren. We komen voor de bewoners hier in de buurt op en we pakken tegelijk die deelraden aan. Er is geen kraakbeweging meer die je achter je hebt staan. Persoonlijk vind ik het natuurlijk jammer, want ik wil het liefst doorgaan met kraken en met een beweging, om het systeem aan te pakken. Zolang als ik leef blijft dat zo."

Jojo: "De kraakbeweging is met een aantal heftige schokken tot stilstand gekomen. Ik was daar zelf niet direct bij betrokken. Maar er wordt nog steeds gekraakt, het is nog steeds voor bepaalde mensen een oplossing om aan woonruimte te komen, zij het tijdelijk. Voor een deel is het geïntegreerd in het systeem door tijdelijke verhuur en kraakwachten, wat natuurlijk zowel voor gemeenten als voor particuliere eigenaren een prachtige kapitalistische manier is om het kraken beheersbaar te maken. Maar als beweging is ie stil komen te staan, omdat aan de ene kant dat soort trucs van de staat en de eigenaren gewerkt hebben, en aan de andere kant omdat mensen uiteindelijk toch kiezen voor een andere manier van leven. Of kapot zijn gegaan aan een manier van leven die ook eigen was aan de kraakbeweging, gewoon het "live fast, die young"-principe, want er zijn een heleboel mensen aan de dope onderdoor gegaan of op een andere manier aan hun eind gekomen. Andere mensen zijn door een diep dal gegaan en uiteindelijk weer opgedoken als diepzeeduiker op Curacao of voor mijn part als speculant die weet hoe het werkt en die daar nu aan de andere kant zijn voordeel mee doet. Ik geloof dat de meeste mensen er op hun manier hun voordeel mee hebben gedaan of blijven doen. Voor mij is dat een manier van leven. En vooral het idee dat er altijd wel ergens een spleet of een kier in het systeem of in de regels zit waar je doorheen kan kruipen om weer een nieuwe ruimte te ontdekken waar je je eigen leven vorm kan geven."

Theo: De hele periode door heb je actie gevoerd tegen onrecht. Je probeerde een brede politieke beweging te krijgen. Dat is tot op zekere hoogte, in een bepaalde periode, geslaagd. Dat is niet iets om spijt van te hebben. Niet één beweging heeft echt goed standgehouden, er komen steeds weer nieuwe bewegingen, en dat heeft niks met de tijdgeest te maken maar meer met mensen die er op een bepaald moment voor kiezen of niet.
De stad was van ons toen de mensen er nog in geloofden en toen men nog de lijn wilde volgen, een politieke lijn: de stad behoort niet aan mensen die één keer in de vier jaar gekozen worden. We voerden zoveel mogelijk acties uit om recht te verwerven in de straten en in de buurten om de autoriteiten, die dachten dat de stad van hun was, het nodige tegenwicht te bieden. De stad moet in handen zijn van de bewoners, niet van de autoriteiten die één keer in de vier jaar de macht naar zich toetrekken en die dan vier jaar lang willen houden. Toen overal actie gevoerd werd en overal bezettingen waren, toen mensen echt actief waren om in actiegroepen de stad naar zich toe te trekken, ja, toen is de stad een tijd lang van ons geweest. Had de beweging zich doorgezet en wat meer mensen gehad die inzet konden tonen, dan hadden we zeker voor een veel groter deel kunnen slagen. De cruciale fouten zijn al genoemd, maar als nieuwe mensen daaraan kunnen gaan beginnen of een nieuwe beweging opstaat, dan kan zeker met deze ervaringsfeiten gewerkt worden."