Titel: Over klassenstrijd en klassenverraders
Ondertitel: Een interview met D. Hunter
Bron: Buiten De Orde 2023 #2 cloud.disroot.org
l-h-liam-hough-over-klassenstrijd-en-klassenverrad-1.png

Auteur en activist D. Hunter [1] spreekt over klassenstrijd in het Verenigd Koninkrijk en het belang van onderwijs voor de werkende klasse, herverdeling van middelen en abolitie vandaag de dag. D. Hunters [2] eerste boek Chav Solidarity werd in 2017 onafhankelijk gepubliceerd en bereikte een veel breder publiek dan de auteur had verwacht, werd uiteindelijk in meerdere edities uitgegeven en werd vertaald in verschillende andere talen. Een recensent noemde het terecht ‘een startkabel voor je hart en geest.’ Het boek is een verzameling van persoonlijke en politieke essays in grote lijnen langs twee thema’s: D.’s vroege leven, waarin hij de praktijken van overleven en wederzijdse hulp opeiste die een hoofdbestanddeel waren van de verschillende gemarginaliseerde gemeenschappen waarin hij opgroeide; en kritiek op de organisatiecultuur van links waaraan hij een decennium lang deelnam – met name de alledaagse blindheid ervan voor de ervaringen van klasse. Het leidde mede tot de oprichting van The Class Work Project – een collectief dat zich richt op het publiceren van stemmen van arme en werkende mensen via het tijdschrift Lumpen en het houden van workshops over klassendynamiek binnen sociale bewegingen.


Tracksuits, Traumas and Class Traitors , D.’s tweede boek, gaat verder waar Chav Solidarity ophield, met een meer rigoureuze aanpak waarin verdere elementen uit de auto-etnografie, queer theorie, abolitionisme (afschaffen van de gevangenis) en transformatieve rechtvaardigheid zijn verwerkt, en waarin uitwisselingen met anderen uit D.’s leven over hun verleden en zijn geschriften zijn opgenomen.

Beide boeken plaatsen hun biografische verhalen in een breder sociaal en historisch kader en laten zien hoe sociale patronen dagelijks en gedurende generaties worden gereproduceerd. Ze vormen een uitdaging voor activisten om zich met meer eerlijkheid en integriteit te verhouden en te organiseren rond klasse, patriarchaat en witte suprematie. Evenzo bieden ze het soort perspectief dat nodig is om te begrijpen hoe we moeten denken over strategie en langetermijnstrijd. Als we verder willen gaan dan, om een uitdrukking van D. te lenen, ‘bewegingen met valse tanden’, dan confronteren deze beide werken ons met veel van wat daarvoor nodig is.

Liam Hough: Kun je eerst vertellen hoe je ertoe kwam je eerste boek, Chav Solidarity , te schrijven?

D. Hunter: Zeker. In 2016 was een politiek organisatieproject dat ik vijf jaar lang in Nottingham had opgezet tot een pijnlijk einde gekomen. Veel daarvan was te wijten aan de dynamiek van de klasse, in het bijzonder van wie toegang had tot en macht en middelen had binnen een anarchistische ruimte. Het was een jeugdproject en de kinderen met wie we werkten kwamen grotendeels uit de buurt waar ik opgroeide. Hier hadden we een anarchistische ruimte, maar deze kinderen werden eruit gezet omdat ze niet gewenst waren. Het was die jaren een constante strijd om die ruimte te gebruiken en uiteindelijk verloren we die strijd.

Ik voelde me zwaar opgebrand en gefrustreerd en tegelijkertijd werkte ik ’s nachts in een psychiatrisch verzorgingstehuis. Als je daar nachtdiensten draait, heb je een paar uur te doden. Dus begon ik met die essays die ik op Facebook zette. Het waren eigenlijk vooral gedachten die ik de vrije loop liet, maar ze vormden uiteindelijk de basis voor de meeste hoofdstukken in het boek. De essays varieerden van het uiten van mijn woede over de cultuur en de politieke praktijken binnen de verschillende delen van links waar ik mee te maken had, tot het praten over de manieren waarop werkelijk radicale politiek regelmatig voorkomt binnen arme en werkende gemeenschappen. Maar links heeft het te druk met klagen en die gemeen- schappen op verschillende manieren als problematisch te framen om het op te merken, laat staan er solidair mee te zijn.

Op dat moment was ik al ongeveer tien jaar betrokken bij anarchistische politiek en had ik veel frustraties, woede en bitterheid opgebouwd in verband met waar ik vandaan kom en de dynamiek die ik in de beweging tegenkwam.

Rond diezelfde tijd kreeg ik een vrij ernstige inzinking in mijn geestelijke gezondheid, die ongeveer vier maanden duurde. Toen ik daaruit kwam, vroeg ik me af hoe ik deze essays op een productieve manier kon gebruiken. Dus hebben we ze wat opgeschoond, in een duidelijker formaat gegoten en vervolgens ongeveer vijftig exemplaren gedrukt met het doel die hopelijk te verkopen en te proberen de volgende stap te financieren. Ik voelde me geen deel meer van het anarchistische of zelfs radicaal linkse milieu. Ik had niet het gevoel dat ik klaar was met politiek, maar wel met die scene. Die exemplaren waren eigenlijk vrij snel uitverkocht, dus hebben we er meer laten drukken, en kort daarna ben ik op tournee gegaan door het Verenigd Koninkrijk, en bezocht ik verschillende plekken: veel van de gebruikelijke linkse sociale ruimten, liberale boekwinkels, maar ook kerken en buurthuizen, een paar pubs in een woonwijk. Eigenlijk ging ik een jaar lang overal heen waar iemand me vroeg. Waarschijnlijk zijn er uiteindelijk ongeveer zesduizend exemplaren ver- kocht, wat te gek is.

Kun je iets vertellen over The Class Work Project, zowel wat betreft publicatie als workshops?

Zeker. Ik heb het project in december verlaten, maar was betrokken bij het opzetten ervan. We waren grotendeels met zijn vieren bij het project betrokken en ik denk dat we er allemaal een iets andere kijk op hebben, wat ik positief vind. Er ontstonden heel wat discussies – sommige spanningen werden opgelost, andere niet – die over het algemeen voor een positief creatief proces zorgden. De publicatie en de workshops vonden in principe tegelijkertijd plaats, maar apart, met verschillende groepen mensen, die we gaandeweg hebben samengebracht onder de vlag van The Class Work Project. Het publiceren en de workshops hebben zoveel gemeen en ze zijn in een symbiose tot stand gekomen.

Wat het uitgeven betreft, ik was wat geld en een soort sociaal kapitaal aan het vergaren voor Chav Solidarity en het idee ontstond om te proberen iets anders uit te geven met meer dan alleen mijn perspectief. Het komt voor dat mensen uit de dominante klasse of de middenklasse – hoe je ze ook wilt zien of bestempelen – erg goed zijn in het nemen van tokens van de arbeidersklasse en zeggen: ‘Oh, hier is er een, we vinden deze leuk,’ en dan deze persoon rondparaderen als een soort woordvoerder, of de aanvaardbare, of degene die ze graag krediet geven. Maar dat verandert natuurlijk niets aan de structuur, noch binnen links, noch in de maatschappij. Tijdens de boektournee ontmoette ik veel mensen die iets van hun verhaal, hun inzichten wilden delen. Met sommigen was ik het niet eens, maar over het algemeen hadden ze hetzelfde soort zwijgen, afwijzing of marginalisering ervaren als ik. Het idee ontstond om gezamenlijk iets samen te stellen met andermans geschriften. Het zou eenmalig zijn, we deden aan crowdfunding en het resultaat daarvan was de eerste editie van Lumpen. Dat ging echt een eigen leven leiden en is nu aan zijn negende editie toe, en er zijn ook verschillende boeken geweest, naast mijn eigen boek. Ik denk dat het een beetje indruist tegen het uitgevers- en academisch milieu, tegen ideeën over wie kennis mag creëren, wie zijn ideeën naar buiten mag brengen.

Rond dezelfde tijd dat dit alles vorm kreeg, werd ik gevraagd voor een bijeenkomst in Schotland om samen met een paar andere mensen een workshop over klasse te begeleiden. De verschillen in ervaringen en toegang tot middelen waren groot en voor veel mensen, vooral uit arme en arbeidersmilieus, was het de eerste keer dat ze de impact van klasse op hun bestaan konden verwoorden in de bijeenkomsten en bredere bewegingen waar ze deel van uitmaakten. We kregen goede feedback, dus nadien hebben we een duidelijker proces voor hen uitgewerkt en werden we uitgenodigd om meer workshops in het Verenigd Koninkrijk te doen.

Het format dat we bedachten maakte gebruik van een aantal populaire educatieve technieken om meer collectieve dialoog en gesprekken tot stand te brengen over de manier waarop klasse ons dagelijks leven beïnvloedt, ook ons organiserend leven en hoe we ons politiek tot elkaar verhouden. In alle workshops ontstond een dynamiek van mensen die in en uit armoede leefden en alles wat daarbij hoort, en een ander stel dat toegang had tot bedragen van zes of zeven cijfers en op allerlei andere manieren voor- deel had gehad van hun klassenpositie. Het is natuurlijk één ding om te praten over het verschil in klassenachtergrond en de ervaringen die daarmee gepaard gaan, maar wat gaan we er daadwerkelijk aan doen?

Het kapitalistische klassensysteem afschaffen lag buiten het onmiddellijke bereik van de workshops, maar we zouden degenen met toegang tot aanzienlijke middelen kunnen aansporen om die middelen te herverdelen binnen de politieke bewegingen waarvan zij deel uitmaken. Dat kan betekenen steun aan individuen die het economisch moeilijk hebben of door ze in handen te geven van solide basisorganisaties, wat in feite het resultaat was van veel van de workshops.

Uiteraard is dit soort herverdeling niet het enige wat telt, maar het helpt wel om mensen los te maken van het idee dat hun economische rijkdom op enigerlei wijze verdiend is, en dat onze klassenposities op de een of andere manier natuurlijk en rechtvaardig zijn. Het is een manier om ten- minste een begin te maken met de deconstructie van de hypergeïndividualiseerde manier waarop wij omgaan met middelen die, of je nu antikapitalist bent of niet, ons leven en ook de sociale bewegingen waar we bij betrokken zijn doordringt.

Wat voor effect zou je hopen te zien? Wat betreft links, hoe vond je de werkelijke reactie?

Ik kan zeggen dat de reacties van links over het algemeen ondersteunend zijn geweest. Zeker, sinds Chav Solidarity uitkwam heb ik een constante stroom van boze e-mails of berichten via sociale media gehad die mij en mijn werk om de een of andere reden bekritiseerden, maar die vallen in het niet bij de hoeveelheid ondersteunen- de berichten van mensen met parallelle ervaringen en mensen uit de midden- en hogere klasse. Of die steunbetuigingen gepaard gaan met het praktisch aanpakken van klassenvraagstukken binnen politieke organisaties kan ik niet zeggen. Alle veranderingen die ik in die ruimten zou hebben opgemerkt, zouden door andere factoren in de hand kunnen zijn gewerkt.

Toen we Lumpen in de publiciteit brachten en sociale media gebruikten, kregen we opmerkingen als: ‘gebruikt dit een klassenanalyse?’ En dan denk je, welke verdomde klassenanalyse? Binnen radicaal links is er een sterke neiging om vast te houden aan één kader voor het bespreken van klasse. Het komt vaak neer op, ‘er zijn de eigenaars, en er is de rest van ons.’ Er is een weigering om in te gaan op het feit dat er bij ‘de rest van ons’ een breed spectrum aan ervaringen en relaties met macht en middelen is dat gewoon niet besproken wordt.

Er zijn zoveel verhalen in de trant van ‘Oh, ja, ik heb vijf, zes jaar met deze mensen gekraakt, we zitten allemaal erg krap’, en dan blijkt dat ze allemaal herenhuizen en vakantiehuizen hebben om naar terug te gaan. Dat is het stereotype verhaal, maar het komt vaak voor. Of je deelt ruimtes met mensen die verwachten dat je hyperbewust bent van je energieverbruik of afval – dingen waar ik wat laissez faire over kan zijn – en zij hebben al twintig jaar genoten van buitensporige middelen die in de reproductie van hun hele sociale bestaan zijn gepompt – hun huisvesting, onderwijs, vakanties enzovoorts. Het gaat er niet om dat ik al die middelen moet gebruiken om ons gelijk te maken, maar het gebruik van die middelen kan de stabiliteit, de veiligheid en het comfort creëren die ons in een heleboel dingen ondersteunen, en mij niet in het minst de energie bieden om betrokken te zijn bij politieke organisatie en de ruimte om mijn historisch trauma te verwerken. Dus, in het bijzonder wat dat laatste betreft, wanneer een linksige burger uit de midden- of bezittende klasse mij de les leest over de hoeveelheid middelen die ik gebruik, wat ik dan hoor is dat mijn leven en geestelijke gezondheid – verdorie, het leven en de geestelijke gezondheid van arme en werkende mensen in het algemeen – niet zo belangrijk zijn als recyclen of het minimaliseren van mijn gasgebruik.

In Chav Solidarity praat ik over lange periodes van niet goed eten, het niet kunnen veroorloven om te eten, geen toegang hebben tot gezondheidszorg of onderdak en dat soort dingen. Kortom, geen toegang hebben tot dingen die voor veel anderen volkomen vanzelfsprekend zijn. Als we dat allemaal negeren – waar we vandaan komen en de impact daarvan, zowel materieel als psychologisch – dan gaan we oneerlijk met elkaar om. En als we in dat opzicht oneerlijk met elkaar omgaan, hoe beïnvloedt dat dan de manier waarop we ons samen organiseren?

Is er een specifieke stroming of traditie waarbinnen je The Class Work Project ziet, bijvoorbeeld voorgangers of soortgelijke projecten in het Verenigd Koninkrijk of elders?

Mijn korte antwoord zou zijn dat er een lange geschiede- nis is van onderwijs en uitgeven voor en door de arbei- dersklasse: wij voelen ons op de een of andere manier verwant met het overgrote deel daarvan. Ik denk niet dat het noodzakelijkerwijs gaat om de specifieke linkse politiek of de sektarische boodschap of politiek waar elke groep in past. Het gaat meer om het creëren van kennis en de zelfrepresentatie van onze ervaringen, van onze ideeën, en het onder controle hebben van het materiaal dat daaruit voortkomt.

Zelfeducatie van de arbeidersklasse bestaat al zo lang als de arbeidersklasse zelf. Hoewel het lang- zaam opzettelijk werd ontmanteld door staatsinmenging, bestaan er nog steeds enkele voorbeelden, voornamelijk met diepere banden binnen de vak- bondsstrijd, zoals de Workers Education Alliance (WEA).

Ik denk dat Class Work daar iets verder van af staat, simpelweg omdat we uit een meer anarchistische of bre- dere sociale beweging komen – iets minder traditioneel links. Maar we vinden in veel opzichten verwantschap met groepen uit dat algemene zelfscholingstraject van de arbeidersklasse. Alleen al uit de meer recente geschiede- nis hebben we zeker verwantschap met veel bewegingen en organisaties die de afgelopen twintig of dertig jaar de nadruk hebben gelegd op niet-hiërarchische zelforganisatie – ook al is die tendens nu misschien wat verstomd. Ik denk aan groepen als Class War of aan de Anti-Poll Tax of het wegprotest van de jaren tachtig, tot aan de Global Justice Movement. Tegelijkertijd worden we waarschijn- lijk geïnformeerd door veel van de – ik ga het woord identiteitspolitiek niet gebruiken – zelfbeschikkingsstrijd die de afgelopen tien jaar is ontstaan en doorgezet. Ik denk in termen van het creëren van ruimte voor hen die directe ervaring hebben met bepaalde marginalisaties. Dat bepaalt onze praktijk en ons denken.

Ik weet dat je elders hebt gezegd dat je geen grote theorie over klasse hebt, maar kun je zeggen hoe je de term in het algemeen opvat en gebruikt?

In het algemeen schipper ik tussen verschillende theorieën en ik merk dat het gebruik ervan varieert naargelang de context en met wie ik praat. In zekere zin heb ik sympathie voor het argument van een bezittende klasse, een werkende klasse en misschien een managementklasse daartussenin – of je het nu de middenklasse wilt noemen of wat dan ook – en dat die verhoudingen worden bepaald door een relatie tot de productiemiddelen. Maar als mensen zich alleen richten op economische productie en werkgelegenheid, wordt de hele sociale, reproductieve kant over het hoofd gezien. Ik bedoel de dagelijkse pro- cessen en praktijken die de omstandigheden waarin we leven vormgeven; de gezinseenheden waarin we leven, het onderwijs, de manieren waarop we het volgende dat we gaan doen mogelijk maken.

Ik denk dat een van de redenen waarom sommige men- sen zich zo druk maken over het vasthouden aan de soort klassiek marxistische definitie van eigenaars en werknemers is dat zij klasse niet willen zien als een concept dat losstaat van het kapitalistische proces. En ik deel die zorg volledig en kan er tegenstrijdig over zijn. Maar tegelijkertijd beperkt het reduceren van alles tot economie ons begrip van wat er werkelijk gebeurt. Het verdoezelt een heleboel processen, met name kwesties met betrekking tot ras en gender.

Nu kan iedereen die afkomstig is uit en leeft in arbeiders- gemeenschappen je een inzicht geven in hoe ras en gender functioneren bij uitsluiting en marginalisering, maar wat mij als witte arbeider echt aan het denken zette over hoe het kapitalisme zowel economisch als sociaal functioneert, was het lezen van mensen als Cedric Robinson, Ruth Gilmore, Maria Miles en Silvia Federici, die spreken over de manieren waarop witte suprematie en patriarchaat vanaf het begin in het kapitalisme zijn ingebouwd en bij elke stap zijn aangepast terwijl het kapitaal zichzelf opnieuw vormgeeft. Wij willen dat de klassenanalyse blijft spreken over hoe het kapitalisme werkt, en dat betekent dat we, als we het over klasse hebben, ook moeten spre- ken over ras en gender.

Een ander belangrijk aspect van klasse, dat vaak wordt vergeten, betreft symbolisch geweld; de manieren waarop wij, als mensen uit de arbeidersklasse, de slechte dingen over onszelf internaliseren, hoe deze worden gematerialiseerd en vaak tegen ons worden gebruikt. Of hoe we ze uiteindelijk zelf tegen andere mensen uit de arbeiders- klasse gebruiken. Dat is iets dat ongelooflijk belangrijk was in de jaren tachtig, toen we zo zwaar op onze donder kregen. Het lijkt de uitdaging te zijn om de verschillende proces- sen te begrijpen die ter verdediging van het kapitaal in gang zijn gezet en die onze marginaliteit, of in bredere zin de marginaliteit of onderwerping van sommigen en de overheersing van anderen in stand houden. Klasse is deze brede term die een heleboel andere termen en verschil- lende processen omvat. En ik denk dat sommige van die kleinere termen in verschillende periodes van de geschiedenis beter van toepassing zijn dan andere.

Ze beschouwen onder deze overkoepelende term ‘klasse’ is nuttig, want wat we in wezen benadrukken en beschrijven is ten eerste dat we bestaan binnen het kapitalistische systeem dat erop gericht is zoveel mogelijk uit de planeet en elkaar te halen ten gunste van slechts weinigen. Maar ook dat er verschillende vormen van geweld binnen de klasse voorkomen. Dit benadrukt de hiërarchische aard ervan en het feit dat het niet slechts één groep aan de top is en één eronder; het is echt als die klassieke illustratie van de Industrial Workers of the World (IWW), die de ‘piramide van het kapitalistische systeem’ illustreert. Elk niveau van die piramide heeft schijt aan het niveau eronder in de veronderstelling dat je door dat schijten naar beneden naar boven kunt kruipen. Mensen zoeken naar middelen, morele legitimiteit en erkenning. Sommige theoretici beweren dat klasse een te vage term is om deze strijd op een zinvolle manier aan te pakken. Ik zou zeggen dat deze strijd is waar klasse over gaat. Veel meer dan vast te stellen wie tot welke klasse behoort en wie tot een andere, zijn de gevechten, schermutselingen, oorlogen om middelen, morele legitimiteit en erkenning de momenten waarop je klasse in actie ziet.

Ik zou daaraan willen toevoegen dat we meer moeten nadenken over belichaming. Het soort dagelijkse strijd dat ik hierboven heb genoemd laat sporen na die we op de een of andere manier met ons meedragen. We dragen dus eigenlijk onze ervaringen, onze dagelijkse ervaringen, onze klasse met ons mee. Dit is iets dat in de gesprekken binnen radicaal links over het hoofd wordt gezien, en het was een van de sterke punten van Lumpen, waar mensen hun ervaringen vaak heel mooi beschreven.

En ik denk dat dat eigenlijk is waar Chav Solidarity over gaat. De eerste vijfentwintig jaar van mijn leven heb ik verschillende dingen meegemaakt, puur vanwege de economische omstandigheden waarin ik en iedereen om mij heen geboren werd. Daardoor kreeg ik deze ervaringen die geïnternaliseerd werden, die mijn karakter vormden, maar ook mijn lichaam en de manier waarop ik de wereld betrad en me daarin bewoog. Iedereen ervaart dat op de een of andere manier. Eén van de meest letterlijke voorbeelden is het effect van klasse-ervaringen op je gezondheid. Of dat nu is door verschillende traumatische gebeurtenissen die alleen maar plaatsvonden vanwege je klassenpositie, of door voedsel van lage kwaliteit of je woonsituatie enzovoort. Ze veranderen je fysiologie, je chemische samenstelling, vergroten de kans op ziekte, zelfs als je allang uit de armoede bent. Ikzelf ben begin veertig en heb een eindeloze reeks gezondheidsproblemen die zeldzaam zijn voor iemand van mijn leeftijd en gebruikelijk voor iemand van zeventig. Trauma's en armoede hebben me oud gemaakt.

Maar de belichaming van klasse kan ook liggen in hoe je je in bepaalde ruimtes gedraagt, hoe je spreekt met mensen in machtsposities of met mensen die politiek, sociaal en economisch zijn uitgesloten of gemarginaliseerd. Als je door staatsinstellingen bent mishandeld, kom je waarschijnlijk uit een arme of arbeidersklasse, en hoe je later in je leven met die instellingen omgaat, zal worden beïnvloed door die klasse-interacties.

Met al deze dynamieken moet rekening worden gehouden, vooral voor degenen onder ons die geloven in revolutie of, laten we zeggen, in sociaal rechtvaardigheidswerk op lange termijn. We weten dat we niet in ons eentje de dingen kunnen bereiken die we willen of de wereld kunnen opbouwen die we willen, maar om samen te werken moeten we ons tot elkaar kunnen verhouden. En dat gebeurt op basis van alle dingen die we hebben geleerd, hoe we zijn opgevoed en vaak de context waarin we ons nu bevinden, die verschuift. En dat is een ingewikkeld, rommelig iets.

Kan je meer specifiek ingaan op het idee van klassenverraad? Je zegt dat het iets is waar sommigen, afhankelijk van hun positie, tegen en anderen naar- toe werken, en het heeft te maken met het werk dat je doet wat betreft economische herverdeling binnen links.

Toen ik schreef over klassenverraad en klassenverraders, dacht ik hardop na en probeerde ik uit te vinden hoe nuttig deze term zou kunnen zijn. Ik ben er nog niet uit. Natuurlijk is de term al eerder gebruikt; hij werd gebruikt om mensen uit de arbeidersklasse aan te duiden die deden wat nodig was om de managersklasse of de bezittende klasse te steunen, met politieagenten als voornaamste voorbeeld. Maar in het bijzonder heb ik het hier meer over mensen binnen links en binnen sociale bewegingen die specifieke politiek bedrijven en zeggen dat sociale rechtvaardigheid belangrijk is.

Dus als we ons organiseren met mensen uit verschillende klassen zijn velen speciaal opgeleid voor deze rol om de kapitalistische logica in de openbare ruimte te reproduceren, zoals leraren en maatschappelijk werkers. Als ik het over leraren heb, bedoel ik hen als een voorbeeld van een groep die geleerd is de kapitalistische levenswijze, de kapitalistische sociale ethiek in stand te houden. (Kapitalistische sociale ethiek lijkt een tegenstelling, maar ik heb het gevoel dat die er is.)

Dus, ik zeg dat mensen uit de middenklasse klassenverraders moeten zijn. In wezen moeten ze verraderlijk zijn voor de manieren waarop ze klasse belichamen. Want na- tuurlijk zijn het niet alleen mensen uit de arbeidersklasse die hun klasse belichamen; mensen uit de middenklasse en hogere klasse doen dat ook. Het is wat hen geleerd is te doen, hoe ze geleerd hebben de wereld binnen te gaan, en hoe ze geleerd hebben te regisseren wat er om hen heen gebeurt. Ze moeten dat verraden.

En een van de manieren, die dan spreekt over economische herverdeling, is om de middelen die ze krijgen te gaan zien als een beloning voor het reproduceren van kapitalistisch gedrag en kapitalistische logica’s, die grotendeels monetair zijn. Als ze in dat opzicht loyaal zijn aan hun klasse is hun logica: ‘Hartelijk dank voor dit geld, ik ga het nu oppotten en opslaan en in andere ruimtes stoppen, wat me dan meer oplevert.’

Ik denk dat wat ik wil zeggen rond klassenverraad en her- verdeling is dat mensen, in plaats van het op te potten, het ook aan andere mensen kunnen geven zodat zij hun leven kunnen leiden. Die geldelijke beloning is een steekpenning. Het is smeergeld voor onze medeplichtigheid in het systeem van geïndividualiseerde en ongelijke verdeling van middelen. Ik wil duidelijk maken dat ik niet beweer dat niemand zijn geld mag gebruiken voor veiligheid en zekerheid. We staan niet op het punt van een wereldwijde systeemtransformatie of revolutie, dus ik ga geen schaduw werpen op iemand die besluit dat hij in staat is om een huis te kopen dat in de basisbehoeften van zichzelf en anderen voorziet, in plaats van te huren van een of andere klotehuisbaas.

Nogmaals, ik doel specifiek op degenen binnen links en binnen sociale bewegingen die instaan voor een specifieke politiek van sociale gelijkheid en rechtvaardigheid. Nou, één manier om dat in je dagelijks leven uit te voeren is ervoor te zorgen dat je de kapitalistische logica niet re- produceert in je persoonlijke economische leven. Je geeft het geld uit handen en geeft de macht uit handen om te beslissen in welke richting dat geld gaat. Ik benadruk dit besluitvormingsaspect omdat je ook veel goedbedoelende weldoeners hebt, die zullen kiezen wat zij denken dat de beste manier is om dat uit te geven. Het zijn de arbeiders-gemeenschappen die deze beslissing zouden moeten nemen. Het enige wat je moet doen is iemand of een organisatie vinden die bereid is die beslissingen te nemen en met hen een relatie opbouwen, zodat je zelf die beslissing niet hoeft te nemen. Dus ik denk dat we het daarover hebben als we het hebben over klassenverraad en herverdeling.

De workshops met Class Work lijken daar zeker op aan te sturen. Zijn er nog andere concrete voorbeelden waarvan je denkt dat ze als basis kunnen dienen voor meer van dit alles?

Zeker, een voorbeeld is het UK Mutual Aid Network, en hun Facebook-pagina, dat bestaat uit ongeveer tweeduizend mensen en specifiek gericht is op zwarte, POC en trans mensen. Daar kunnen ze rechtstreeks een bericht plaatsen met de tekst ‘Ik heb dit en dat nodig’, en ieder- een die de middelen heeft kan gewoon geven wat die kan missen. Het bevordert een cultuur waarin mensen ronduit zeggen: ‘Dit is nodig’, maar niet in detail hoeven te treden over waarom ze het nodig hebben en hun verhaal op een emotionele manier hoeven te verkopen. En voor mensen die het zich kunnen veroorloven om gewoon te wennen aan het overhandigen van wat ze kunnen, zonder al te veel vragen of een soort ‘probleemoplossende’ aanpak waar- bij ze proberen andere manieren voor te stellen om het probleem van die persoon ‘op te lossen’, op een manier die het individu infantiliseert. Dit project probeert dus een beetje met die cultuur te breken.

Een ander voorbeeld ken ik via een vriend die veel gemeenschapswerk doet. Op een bepaald moment nam iemand contact met hem op en zei: ‘Ik heb een aanzienlijk bedrag geërfd, honderdduizenden ponden. Ik zou graag niet willen beslissen waar dit naartoe gaat. Kunt u drie plaatsen voorstellen om het naartoe te sturen?’ Dit zijn serieuze bedragen die een organisatie kunnen veranderen, bedragen die de mogelijkheden van een groep enorm kunnen uitbreiden. Dus gaf mijn vriend de drie suggesties en ongeveer vier maanden later belde hij diezelfde organisaties op om te vragen of ze onlangs een grote anonieme donatie hadden ontvangen, wat ze allemaal bevestigden. Nu, de persoon die dit bedrag had gekregen, ken ik niet, ik heb geen context voor hen. Hun werkwijze was zoals ik zou willen dat iedere persoon uit de middenklasse die zijn klasse verraadt, zou handelen.

Al deze voorbeelden stimuleren een proces waarin mensen inzien: ‘Ik ben niet de persoon om deze beslissing te nemen, want ik heb geen ervaring met precariteit of ar- moede. Hoe kan ik dan weten hoe ik dat geld op een efficiënte en effectieve manier kan gebruiken?’ Er zijn genoeg mensen met die ervaring, die ook een antikapitalistische en anti-imperialistische praktijk of houding hebben, en dus veel geschikter zijn om die beslissingen te nemen.

Een ander kader dat veel in je boek Tracksuits, Traumas and Class Traitors terugkomt is dat van de penitentiaire logica. Kun je een korte definitie van dat concept geven en vertellen hoe het je schrijven of ander werk waarbij je betrokken bent, heeft beïnvloed?

Ik heb het gevoel dat de carcerale logica van deze maatschappij een van de belangrijkste invloeden op mijn leven is geweest en een die ik waarschijnlijk al heel vroeg had kunnen uitleggen, ook al kende ik de specifieke terminologie niet. Omdat het voor mij voelt als een logica die het meest tastbaar is in het dagelijkse leven van arme mensen en mensen uit de arbeidersklasse, met name geracialiseerde mensen. En zoals ik in beide boeken vermeld, kom ik uit een Traveller-familie. Ik wil hier geen lange discussie voeren over wat racialisering betekent voor Travellers, maar ze worden zelden geaccepteerd in de heersende ideeën over witheid. Ik moet daarbij zeggen dat ik, door als individu steeds meer middenklasse en elitaire ruimten te betreden en me daarin te kunnen bewegen, in wezen gederacialiseerd ben. Mijn witheid is geleidelijk aan legitiem bevonden en nu kan ik onmogelijk meer profiteren van mijn witheid.

Ik denk dat toen ik voor het eerst politiek begon te begrijpen of de taal van de politiek begon te gebruiken – en dat was halverwege mijn twintiger jaren – dat een kader was waarin ik dacht, ‘wow, ja’. Vandaag zou ik het samenvat- ten als het gebruik van processen en praktijken die onze autonomie, onze vrijheid beperken en controleren. Het zijn de processen en praktijken die de status quo en de kapitalistische manier van leven, in stand houden door zowel fysieke als psychologische dwang.

Dit soort voortdurende controle door de staat en voort- durende inmenging van de staat in verschillende aspecten van mijn leven was van jongs af aan duidelijk en voelbaar. Van de maatschappelijk werkers die bij ons leven betrokken waren, de manier waarop ik en mijn neefjes en nichtjes met school bezig waren, tot nog vroegere voorbeelden vanaf mijn derde jaar van voorbereiding op onze interacties met de politie of voorbereiding op arrestatie. We werden een beetje voorbereid door de volwassenen om ons heen, maar raakten ook gewoon gewend aan die spanning met alle officiële mensen. Als je gearresteerd wordt, ken je die dynamiek al en weet je dat ze al die macht en middelen hebben om je lichaam te controleren. En ze zullen proberen je geest te controleren. Toen ik als tiener en begin twintiger in en uit jeugdgevangenissen ging, was ik me daar natuurlijk voortdurend van bewust.

Maar ook, en dit is even belangrijk, sijpelt de gevangenislogica buiten de staatsinteracties door in de manieren waarop de middenklassecultuur functioneert. De reden waarom ik de middenklasse de schuld blijf geven, is dat ik nooit echt veel interactie heb gehad met de bezittende klasse. Het is allemaal nogal abstract. Maar je hebt dagelijkse interacties met mensen uit de middenklasse. En een van hun rollen is het bevorderen van een soort mentaliteit van zelfcontrole, waarin er een manier is om een goede, gezonde, normale Britse burger te zijn, iemand die ontvankelijk is voor de dominante culturele waarden.

En de gevangenislogica en een cultuur van zelfcontrole traint ons om dat allemaal te volgen, al het sociale reproductiegedoe dat het kapitalisme in stand houdt. Daarom is de penitentiaire logica relevant en heeft deze logica mijn leven beïnvloed. Dan zijn er natuurlijk de meer openlijke aspecten rond het gevangenisindustrieel complex, en het sociale bewegingswerk rond gevangenissen en het werken met gevangenen.

Ja, dat brengt ons bij afschaffing van de bajes en transformatieve rechtvaardigheid. Kun je praten over het werk waar je bij betrokken bent op dat front?

Abolitie is een ongelooflijk nuttig kader en het is belangrijk te erkennen waar het vandaan komt. Het is een theoretisch en praktisch kader ontwikkeld door het zwarte radicale denken. Het is een traditie van verschillende plaatsen binnen het zwarte radicale denken – veel in de VS, maar ook uit Noord-Afrika en het Verenigd Koninkrijk. Sprekend als iemand die profiteert van witheid is het heel belangrijk om dat te benadrukken. In de basis wordt gesteld dat we de situatie waarin we ons op dit moment bevinden niet kunnen hervormen tot iets rechtvaardigs. De verschillende instellingen, sociale praktijken en structuren waarin we leven zijn zo historisch geworteld in het witte, Europese denken dat ze niet tot iets gunstigs en positiefs gemaakt kunnen worden. Ze kunnen de mensheid als geheel niet geven wat ze nodig heeft. Het kan niet worden verbeterd, het kan niet worden ontwikkeld. Wat het nodig heeft is dat het volledig wordt verscheurd en vernietigd. Maar tegelijkertijd, en dit is essentieel en iets wat vooral in het meeste anarchistische denken verloren gaat, gaat het om het opbouwen van iets.

Abolitionistisch denken gaat evenzeer over de productie van nieuwe manieren van zijn en nieuwe manieren van bestaan, nieuwe manieren om met elkaar om te gaan. Eén van de meest inspirerende projecten is het Generation- FIVE-project in Noord-Californië. Zij hebben fantastisch werk verricht door de onderliggende oorzaken van misbruik van trans mensen aan te pakken en te begrijpen dat je het probleem niet kunt uitroeien door alleen de symptomen aan te pakken. Je moet de oorzaken, de onderliggende structuren, begrijpen en aanpakken. Dat betekent het aanpakken van witte suprematie en patriarchale en heteronormatieve praktijken.

Wat we nodig hebben is dat we de wortels van dit misbruik aanpakken, maar ook dat we prioriteit geven aan de behoeften van de belangrijkste overlevenden. En dat we daarbij niet de patriarchale gedragspatronen versterken die zo vaak voorkomen als je te maken hebt met bijvoorbeeld kindermisbruik. Vaak zie je in het aanpakken van dat soort situaties reacties als: ‘Nou, laten we degene die het gedaan heeft gewoon domineren, laten we ze ver- domme gewoon kapotmaken.’ Je kunt deze dingen niet decontextualiseren.

Ik denk dat dit leidt tot het gedeelte over transformatieve gerechtigheid. Dus mensen zullen, omdat ze mensen zijn en door deze wereld gevormd worden, af en toe afschuwelijke en gruwelijke dingen met elkaar doen. En als we het willen hebben over het beëindigen van het huidige systeem moeten we nieuwe manieren bedenken om dingen te doen, om met ongelooflijk pijnlijke, moeilijke situaties en misbruik om te gaan. We kunnen niet gewoon zeggen: ‘Het gaat om het systeem’, en daarmee uit. We moeten dat werk nog steeds doen. Onderdeel daarvan is het bereiken van begrip. Ken je dat gezegde: ‘Er is een dorp nodig om een kind op te voeden’? Voor mij is het ook: ‘Er is een dorp nodig om een verkrachter op te voeden; er is een dorp nodig om een pleger van huiselijk geweld op te voeden.’ We zijn allemaal verbonden met deze acties die individuen kunnen plegen. Er is dus een niveau van individuele en collectieve verantwoordelijkheid dat we hebben tegenover de daders en natuurlijk de overlevenden van misbruik.

De laatste tijd werk ik dus met mensen die ernstige schade hebben aangericht, vaak binnen gemarginaliseerde gemeenschappen en waar de gemeenschap heeft besloten niet naar de politie te gaan en zelf te beslissen hoe ze hen ter verantwoording roepen. Mijn rol bestond er meestal in die kerels te ontmoeten – en het zijn altijd kerels, maak daarvan wat je wilt – en hen te vragen hoe het met hen gaat, wat ze misschien meer moeten onderzoeken of welke andere soorten steun ze nodig hebben, mogelijk van anderen in een vergelijkbare situatie. Het gaat om het leggen van verbindingen. In wezen gaat het erom de gemeenschap te helpen deze personen ter verantwoording te roepen zonder de politie erbij te halen. Elk project heeft zijn eigen processen en verschillende graden van succes en mijn betrokkenheid bij alle projecten is ook heel verschillend.

Op veel van deze plaatsen, omdat ze erg gemarginaliseerd zijn – gebrek aan middelen, gebrek aan tijd – doen de mensen die actief zijn in hun gemeenschap wel vijftig verschillende dingen. Ze runnen de kinderopvang, runnen de voedselbank, maar ze kunnen niet alles doen. Ze proberen de participatie te vergroten. Dus vaak ligt de focus op hoe je drie of vier mannen uit die gemeenschap bij elkaar krijgt met die man, en hem ondersteunt en hem terugbrengt naar een plek waar hij kan bestaan binnen de gemeenschap op een manier waarbij iedereen zich veilig voelt. Het is veel faciliterend werk.

Het hele gebeuren is een constant leerproces voor ons allemaal. We zijn niet getraind om buiten het gevangenissysteem te denken. We nemen aan dat iemand iets verkeerds doet, en we hebben besloten dat ze gestraft worden. En dan komen ze vrij en zakken weer weg, of ze blijven gewoon in de gevangenis. We moeten verder denken dan dat. Het gaat om experimenteren.

Termen als abolitionisme en transformatieve rechtvaardigheid werden veel populairder na de opstanden in de VS na de moord op George Floyd en Breonna Taylor. Zie je enig risico van toe-eigening of verwatering van deze concepten of projecten?

Fundamenteel zie ik het feit dat abolitie een groei in populariteit en in gebruik heeft gehad als een ongelooflijk positieve zaak. Oké, het is nu een hashtag. Nou, een deel ervan is een hashtag. En daarmee zullen mensen zeggen dat ze willen dat het alleen bepaalde dingen betekent en het beperken tot een politiek die voor hen acceptabeler is. Dat zal gebeuren, maar het zal ook meer mensen in contact brengen met radicalere denkwijzen. Het is een term, en een strategie en praktijk, die vrij moeilijk volledig te coöpteren is en ik denk dat het die kritische positie fundamenteel zal behouden.

Het grootste punt van zorg is voor mij de kwestie van de niet-reformistische hervormingen. Eén van de grondbe- ginselen van abolitionisme is dat we, terwijl we streven naar fundamentele veranderingen van het politieke, economische en sociale system, kleine veranderingen en hervormingen kunnen eisen. Maar uiteindelijk proberen we deze entiteiten en instellingen te vervangen door de instellingen die we creëren. Maar deze hervormingen legitimeren niet de politieke praktijken of de instellingen zelf. Ze zijn een middel tot afbraak.

Nu, ik denk dat er veel nuance en verfijnd denken bij komt kijken om te begrijpen welke van deze hervormingen dat doen en welke niet. Dat is waarschijnlijk een gebied waar slechte beslissingen kunnen worden genomen. Ik heb geen concrete voorbeelden. Maar ik kan me een meer liberale benadering voorstellen die zegt dat we onszelf abolitionisten kunnen noemen en dat we dan hervorming na hervorming na hervorming kunnen eisen. Bijvoorbeeld, maak goede buurtpolitie in plaats van de politie als geheel te beëindigen. Maar dat is geen afschaffing.

Ik bedoel, dit gebeurt met veel politieke termen. Mensen gebruiken ze gewoon en doen iets anders. Dat risico bestaat. Maar dat betekent niet dat afschaffing als strategie of als principe fout is. Het betekent alleen dat we leven in een wereld waar mensen zo gewend zijn om de zin te nemen die ze willen en ervan te maken wat ze willen om hun eigen doelen te bereiken.

Maar over het algemeen zie ik de groei in activiteit als iets positiefs. De meeste van de beste organisaties op het gebied van abolitie in het Verenigd Koninkrijk waren er al lang voordat het een hashtag werd. Ik denk aan groepen als Cradle of Healing Justice London, om twee voorbeelden te noemen. Dit werk zal doorgaan. Dat is de kern.

Dat is het punt, bij elke vorm van organisatie onder welke vlag dan ook: het belangrijkste is de lange adem die een project nodig heeft en dat je de beginselen waarop het project gebaseerd is tot het einde toe nastreeft – eerder dan welke naam dan ook die je er voor een bepaalde tijd aan geeft. Er zullen wel eens kortstondige (tegenvallende) abolitionistische organisaties zijn. Dat is gewoon een bijproduct van deze shit. Elke sociale beweging heeft dat probleem.


Noten
1 Dit interview verscheen eerder op roarmag.org/essays/d-hunter-class-work-interview/
2 D. Hunter is een ex-gedetineerde en voormalig dakloos persoon die onderzoek doet naar en schrijft over klasse, trauma, voetbal en sociale bewegingen. Hij is de auteur van twee boeken en de medeoprichter van The Class Work Project (theclassworkproject.com) en Lumpen: A Journal for Poor and Working Class Writers.