Miguel Amorós
Technologie en Controlemaatschappijen
De strijd tegen de gevangenissen van de gevangenen zelf was de enige beweging die tijdens de Transitie geen pact sloot en die, daarom, werd verpletterd. Aan het einde van de jaren 90 plaatste de zichtbaarheid van het voortbestaan van sociale gevangenen in opstand, verenigd na de opsluiting van bekende rebellen, de dynamieken van de sociale controle op de voorgrond, ontwikkelingen waarbij de bewakingspraktijken worden vermenigvuldigd door de technische mogelijkheden zelf. Maar de exponentiële groei van de controle is geen resultaat van de technische vooruitgang, maar van de ontwikkeling van de Mega-machine.
Conferentie-debat in het gekraakte sociale centrum La Fabriketa in Santa Coloma de Gramenet, 27 februari 2004
Het is de intentie van de auteur om in deze lezing de totalitaire tendens aan te tonen die duidelijk waarneembaar is in al de aspecten van het leven van de massa's en dit op het moment dat de constitutionele dijken, die deze tendens tegenhielden, het begeven. De verschrikking is niet het werk van enkele reactionaire heersers: ze is het resultaat van de onhoudbare logica van de technologische impera-tief. Ze is dus iets objectiefs, een noodzakelijk gevolg van de algemene teloorgang van het autonome subject, d.w.z. van de domesticatie.
De mensen zijn de producten van een kunstmatige omgeving. Ze leven in een wereld waar de behoeften niet worden bepaald door de natuur of door een samenleving in harmonie ermee; ze worden bepaald door een apparaat van heerschappij dat de banden met al wat natuurlijk is, heeft doorgesneden en regeert door middel van de techniek. De technieken maakten nieuwe levenswijzen mogelijk die ons bevrijdden van de controle van de natuur, maar dit enkel in ruil voor de onderwerping aan de controle van de machi-nes. De relatie van het individu tot de samenleving is ver-anderd; de nieuwe behoeften waarin h/zij zich herkent, zijn het product van de techniek. Deze behoeften verstikken andere die meer authentiek zijn en die vragen om bevrijd te worden. Aldus laten zij de onderdrukking voortduren, zo compleet en totaal is de identificatie van éénieder met een bestaan zonder wortels. Vanuit de behoeften gecreëerd door de techniek waarin ze ingebed zit, eist de sociale controle deze identificatie en waakt tegen mogelijke inbreuken.
Vooraleer verder te gaan is het goed een aantal fundamentele concepten te verklaren. Onder TECHNIEK verstaan we het geheel van praktische regels, manieren en procedures waarvan een kunst, industrie of enig andere activiteit gericht op een doel zich bedient. Zo bekeken zou tegen de techniek zijn even onzinnig als tegen eten of zich voortplanten zijn. Men moet het type techniek dat bijdraagt tot onderdrukking nader omschrijven en bovendien een onderscheid maken tussen techniek, technisch object en technisch systeem. De technische apparaten zoals gereedschappen of machines zijn niet de gehele techniek; er zijn ook de wijzen van organisatie, standaardisering en rationalisering. De gezamenlijke combinatie van verwante technieken in een concrete historische periode vormt een bepaald TECHNISCH SYSTEEM, zoals bijvoorbeeld het fabriekssysteem. Wat betreft de TECHNOLOGIE, die geven we de actuele betekenis zoals die nog niet is opgeno-men in de woordenboeken. Het is de techniek ondersteund door de wetenschap, de technowetenschap, een gevorderd stadium van de technische ontwikkeling, ingevoerd sinds de eerste wereldoorlog en verantwoordelijk voor de globa-lisering. Het is de techniek verheven tot religie, of beter, de ideologisch dominant geworden techniek. Het is de geau-tomatiseerde techniek, die de veranderingen provoceert en stuurt, en een wereld construeert die alleen aan haar wetten gehoorzaamt. Het is de techniek van ons tijdperk, dat van de technische mirakels, van de technische oplossingen voor de sociale problemen, van de cultuur van de uniformi- sering, de discipline, de efficiëntie en het succes.
De vraag is niet of we al dan niet kunnen leven zonder techniek, maar veeleer moeten we de mogelijkheid aan de orde stellen om de artificiële omgeving die ons omringt en die meer dan ooit ons gebrek aan vrijheid en ons ongeluk bepaalt, te ontmantelen. Hiervoor hebben we een bewustzijns”explosie” nodig, die onmogelijk te bereiken is zonder eerst aan onze conditie van massa-individu te ontsnappen. We zouden een TEGENgemeenschap moeten heropbouwen, dat is een gemeenschap die voortkomt uit de strijd tegen de mechanismen van de sociale controle die ons onderwerpen en ons afhankelijk houden. Dat zal veel inspanning vergen, want het gaat erom een historische kracht te creëren die de mogelijkheid van een vrij leven representeert, in de eerste plaats bevrijd van de valse behoeften uitgevonden door de overheersers, en afwijkend van de industriële levenswijze. Aangezien de essentie van de heerschappij de techniek is, moet de anti-industriële kritiek de door de techniek geconditioneerde bestaanswijze in vraag stellen en de technische natuur van de sociale con-trole onthullen. Uiteraard zal zo een kritiek onvolledig blijven als ze het kapitalisme zou negeren, maar evenzeer zal een antikapitalistische kritiek slechts partieel zijn als die de specificiteit van het industriële systeem zou ontkennen.
Alle samenlevingen vóór het kapitalisme wisten de technieken onder controle te houden en ze buiten de soci-ale relaties te houden. Het nieuwe in het kapitalisme is dus niet de technische ontwikkeling, maar het feit dat alleen technische overwegingen de sociale organisatie bepalen en ieder aspect van het dagelijkse leven domineren. Het is het eindpunt van een lange weg die begon met de komst van het Absolutisme. De karakteristieke waarden van de techniek zoals de kwantificering, de reglementering, de ordening en de efficiëntie drongen eerst in het klooster, in de mijnen en in het leger door, om uiteindelijk in de Staat te eindigen. De Staat is de eerste grote sociale machine. Omstreeks de XVIIIde eeuw breidde zich over Europa een mentaliteit uit die in staat was de impact van de techniek te verdragen, dat wil zeggen de mechanisering van de menselijke gewoonten, in de eerste plaats die van de arbeid. Dat was het werk van de machines. De machines creëerden het industriële kapitalisme en niet omgekeerd. De machines slaagden erin de miserie te disciplineren en iedere alterna-tieve arbeidsvorm en iedere vorm van arbeidsgemeenschap te vernietigen. Zij kwamen niet om de mens te bevrijden van de arbeid, maar om zijn onderschikking te beklem-tonen. De machines waren nooit neutraal; zij waren een wapen voor de heerschappij. Uiteindelijk pasten zij in hun voordeel het karakter van de heerschappij zelf aan, door tegelijkertijd de samenstelling van de heersende klasse en van de uitgebuite klasse te veranderen (scheiding van eigendom en beheer, Taylorisme, vermenigvuldiging van de werknemers, uitbreiding van de statelijke en syndicale bureaucratie). De moeilijkheden van het proletariaat om een revolutionair programma te formuleren na de nederlaag van de Commune van Parijs kwamen voort uit het feit dat het geen enkele zin had het kapitalisme af te schaffen en tegelijkertijd het fabriekssysteem en de radicale scheiding tussen leiding en uitvoering te bewaren, want de uitbuiting was geworteld in de structuur van de fabriek en in het bestaan van de leidinggevende bureaucratieën, en niet in het eigendomstelsel. Die eerste vorm van anti-industrieel bewustzijn, uiteengezet door SIMONE WEIL in 1934, is nog pertinenter wanneer de techniek alle domeinen van het leven binnendringt en industriële condities oplegt.
We moeten preciseren dat de moderne situatie van de uitgebuite dezelfde is als die van de fabrieksarbeider, ook al zijn er nu geen fabrieken zoals vroeger en evenmin fabrieksarbeiders zoals toen. De moderne arbeiders werken nauwelijks nog in de industriële hallen maar allen leven erin. De fabrieken vertegenwoordigen slechts een kleine sector van de arbeidsactiviteit; toch is de hele maatschappij een gigantische fabriek, gereguleerd door industriële nor-men en technische methodes, en het leven daarbinnen is pure arbeidsmechanica. Eén zaak onderscheidt niettemin de arbeider van vroeger met die van nu, namelijk de idee tot een bepaalde klasse te behoren. Inderdaad, als er iets is verdwenen in de samenleving dan is dat het klassenbe-wustzijn, om de eenvoudige reden dat de moderne arbeider geen klasse meer vormt, maar een onpersoonlijk agglome-raat, een massa van enkelingen zonder normale relaties, en daarom niet in staat eigen belangen te formuleren en gemeenschappelijke projecten op te zetten. De getechnologiseerde levenswijze vernietigt elke gemeenschapsvorm, isoleert en domesticeert. De discipline op het werk was de eerste controlefactor in de XIXde eeuw, aangezien het de tijd besteed aan de uitbuiting was die werkelijk de domi-nerende klasse interesseerde, niet de rest; het bleef gelijk of de arbeider zich voor de rest overgaf aan de drank of aan de studie. Wanneer de uitbuiting alle aspecten van het leven bestrijkt, is de discipline 24 uur per dag noodzakelijk, disciplinering is dan de functie niet alleen van de arbeids-plaatsen, maar ook van de vorming, vrije tijd en consump-tie. Daar wordt het gedrag aangeleerd dat vereist wordt en op ieder moment in overeenstemming is met de normen die de heerschappij dicteert. Als de fabriek en de gevangenis in dezelfde tijd werden geboren en steeds een koppel vormden, moet om dezelfde reden, nu de maatschappij kan beschouwd worden als een enorme fabriek, zij ook gezien worden als een immense gevangenis. De discipline, technische regel waar dan ook, verliet de fabrieken en de gevangenissen om al de sociale, publieke en private activiteiten, inclusief de ludieke, te omvatten. Door toedoen van de discipline vereenzelvigde het individu zich met de massa. Het is geen toeval dat de algoritmes voor de sociale controle niet worden ontworpen met als doel subversief gedrag te detecteren, maar wel simpele gedragingen buiten de norm, minieme graden van ongedisciplineerdheid.
Aangezien de technologie het zwaartepunt is gaan vormen van de samenleving, wordt zij het referentiepunt van heel het geestesleven. Alle gebieden van het denken veranderen hun inhoud in functie van de waarden die zij overdraagt. Eén van de belangrijkste domeinen is het recht. Op internationaal niveau leidt het bestaan van een geglo- baliseerde economie onmiddellijk tot de opheffing van de idee van de soevereine staat. Zelfs de regeerders bevinden zich niet langer in veiligheid in hun perceel van de macht als ze de mondiale orde overtreden en niet plooien voor haar hiërarchieën en rituelen. Zij zijn “interne vijanden”, wiens uiterste vorm wordt voorgesteld als de zogenaamde “terroristen”. In deze context zijn de invasieoorlogen geen simpele operaties van ordehandhaving. De eenmaking van de wereld door de technologie brengt een mondiale juridi-sche ruimte met zich mee op zijn niveau. Het verlies van de autonomie van de Staat wordt niet vertaald in een grotere bewegingsvrijheid voor de mensen, wel integendeel. De autoriteit van de Staat vermindert enkel ten overstaan van de internationale machten die hem vervangen, maar daartegenover staat dat zijn tentakels reiken tot de kleinste handelingen van zijn onderdanen. Als de sociale controle is ontstaan om de bezittende klasse te verdedigen tegen de proletariërs, beoogt ze nu de veiligheid van het heersende systeem te beschermen tegen de bedreiging die voortkomt uit de moeilijkheden om de gedomineerde bevolking in het gareel te houden. De vernieuwingen in het recht zijn duidelijk; om te beginnen wordt de scheiding tussen de uitvoerende en gerechtelijke macht geëlimineerd; de kronkelige weg naar de dictatuur ligt open. Het recht wordt een instrument van de Staat en valt samen met de staatsactiviteit; het recht verlaat dus haar eigen terrein en doet zich voor als louter technisch. Het recht verliest haar doelstellingen (rechtvaardigheid, democratie, vrijheid, het samenleven) terwijl de middelen (veiligheid, orde) doel worden. Wat primeert is de efficiëntie, het behalen van resultaten. Vandaar dat in de huidige politieke regimes, zoals in de dictaturen, het doel primeert, steeds meer bevrijd van de hindernissen van het recht. Waar er enkel en alleen een technische interesse bestaat voor de publieke aangelegenheden zijn juridische overwegingen ongewenst. Een absoluut technische opvatting van de Staat, ontoegankelijk voor het recht, krijgt de overhand, en dit leidt direct naar de penale Staat.
In de technische opvatting van de Staat beschou-wen de heersers de onderdanen als materiaal dat men moet kneden, als een irrationele massa die men moet leiden en gebruiken met de gepaste controlemiddelen. Ieder wille-keurig middel in deze materie wordt gerechtvaardigd met het voor het absolutisme typische axioma van de inherente slechtheid van de massa's of, bij gelegenheid, de latente gevaarlijkheid van een specifieke sector ervan (de jonge-ren, de immigranten, de radicalen, en de saboteurs van de orde in het algemeen). De controle van de genoemde risi-cogroepen krijgt de benaming “pro-actieve criminologie” in de Angelsaksische landen. De preventie van de misdaad, tot het uiterste doorgevoerd, moet iedereen als potentiële delinquent beschouwen en daarom moet de veralgemeende controle veroorloofd zijn. Technisch gezien is de meest efficiënte controle de totale controle, binnen het bereik van de nieuwe technologieën. Dat is de belangrijkste functie van het politiesysteem. Deze controle mag niet gehinderd worden door juridische oubolligheden zoals het recht op privacy en waardigheid, het verbod op marteling of het vermoeden van onschuld, die alle duidelijk opzij gescho-ven zijn door wetten zoals die op de camerabewaking, op de dagelijkse veiligheid, tegen het terrorisme, etc. De huidige Staat botst voortdurend met de wetten die werden uitgevaardigd in een periode die minder veeleisend was aangaande controle, waardoor ze zich niet altijd kan hou-den aan algemene normen en af en toe beschikkingen moet treffen zonder de vereiste juridische bemiddeling. A pos- teriori worden dan wetten uitgevaardigd die de genoemde middelen goedkeuren. Eerst creëert hij de uitzondering, daarna legaliseert hij ze.
De politie is maximaal efficiënt als ze de handen vrij heeft, als ze straffeloos is voor de wet, en in de mate dat het recht steunt op het primaat van de efficiëntie legaliseert het deze straffeloosheid. De regeerders en de rechters creëren kleine uitzonderingsgebieden, waar alles is toegelaten voor de politie. Maar de uitzondering stopt niet aan de deuren van de commissariaten, maar trekt door de rechtbanken en de gevangenissen. Bij de enen wordt het recht op verdediging of op een “billijk” proces opgeheven, bij de anderen verschijnen opsluitingregimes zoals de FIES die alle normen overtreden, te beginnen bij het recht op een menselijke behandeling of het recht op rehabilitatie. De teruggang van de juridische ordening en de verharding van de politionele en penale praktijk volgen uit het feit dat de politie, de gevangenis en het gerecht mechanismen zijn geworden die functioneren volgens criteria van rendement in het kader van steeds grotere legale uitzonderingen. Daar waar de uitzondering de wet heeft gediscrediteerd, is het oplossen van de problemen op welke manier dan ook het enige wat telt. De politie en de gevangenis verschijnen dan als de grote remedies. In de mate dat de uitzonderingstoe-standen gewoon worden, domineren de politionele en peni-tentiaire methodes over al de andere. Dit wordt dan NUL- TOLERANTIE genoemd. Langzaam maar zeker wordt de samenleving politioneel omgevormd en verandert in een concentratiekamp waar de terreur werd vervangen door de selectieve repressie zoals geïllustreerd door de cijfers van de penale efficiëntie.
Zoals G. AGAMBEN heeft gesignaleerd, werden de concentratiekampen geboren uit de uitzonderingsstaat.
Preventieve maatregelen worden ingevoerd zonder enig juridisch fundament, noch met enige relatie tot criminele handelingen: zij worden gedecreteerd onder het voorwendsel van de veiligheid van de Staat. Een samenleving gaat er uit zien als een kamp in de mate dat de uitzonderingsstaat norm wordt. Zo'n staat kan van de ene op de andere dag afgekondigd worden, zoals Franco deed, maar het is efficiënter en technisch toepasselijker om het op een slinkse manier te doen, via wetten die rechten opschorten en maatregelen invoeren die bedoeld zijn om plaatsen te creëren zonder juridische invullingen, waar dus alles mogelijk is. Deze plaatsen zijn uiteindelijk legaal gezien identiek aan de concentratiekampen. Een voorbeeld ervan zijn de interneringscentra voor migranten zonder papieren die aangehouden werden toen zij de grens overstaken, de zones d'attente in de Franse luchthavens voor de vreemdelingen die politiek asiel vragen, het netwerk van CNI [Centro Nacional de Inteligencia], de FIES in de gevangenissen, etc. Maar ook de politiecommissariaten, de kwartieren van de rijkswacht en de gevangenissen staan er niet ver van af. Toch is datgene wat ons het meest zou moeten verontrusten het feit dat de legale achteruitgang ertoe neigt de hele sociale ruimte te transformeren in een permanente uitzon- deringsruimte waarin de burgerrechten niet kunnen worden toegepast. Het zou een misvatting zijn de verantwoordelijk-heid voor de legale achteruitgang toe te schrijven aan de conservatieven, omdat alle politici op dezelfde manier den-ken en het eens zijn over de meerderheid van de wetten. De Spaanse samenleving is volgebouwd met gevangenissen door de schuld van de repressieve hervormingen van het wetboek van strafrecht, het werk van alle parlementariërs, erop gericht om het straatgeweld of de steun aan Baskische gevangenen te bestrijden, of als consequentie van het strijdplan tegen de delinquentie of van ouderwetse wetten zoals de vreemdelingenwet of de wet op minder-jarigen. Men grijpt steeds terug op de gevangenisstraf als bestraffing van daden die als crimineel worden beschouwd. Gegeven dat de opsluiting het enige objectief is van de gevangenis, neemt de recidive een hoge vlucht. Aangezien het politie- en gevangenissysteem heel duur is, de gevangenissen steeds groter worden, het aantal politieagenten en gevangenisbeambten niet stijgt in de vereiste verhouding en het repressieve apparaat ophoudt normaal te functioneren, toont het zijn efficiëntie aan. Het uur van de strafindustrie is gekomen; die is al een realiteit in de Verenigde Staten, maar wordt van dichtbij bestudeerd in Europa. Gegeven dat de Staten het hoofd niet zullen kunnen bieden aan een steeds stijgende gevangenisbevolking, is het moment gekomen voor de privatisering, die in de gevangenen een aan handen en voeten gebonden arbeidskracht ontdekt en in de beambten toekomstige aandeelhouders. Een eerste indicator is de stijging van de privé-veiligheidsdiensten. In Spanje bestaan er een 50.000 politieagenten en 70.000 guardias civiles, tegenover 90.000 beëdigde bewakers. Geconfronteerd met de overbevolking van de gevangenissen, praten de regeerders over een ‘te verdedigen' gevangenismodel gebaseerd op privatisering van de penitentiaire diensten (die al bezig is), wachtlijsten (zoals in de sociale zekerheid) en de delokalisering van de gevangenissen (opsluiting in andere landen). Dit alles bovenop de “nieuwe sanctioneringmodaliteiten”. Voorlopige technische midde-len die zullen uitmonden in de brutale commercialisering van het delict wanneer het aantal gevangenen slechts met 50% zou stijgen.
De belangrijkste productiekracht, de technologie, is tegelijkertijd een destructieve kracht. Zoals we zien correspondeert elke nieuwe vooruitgang met een nieuwe catastrofe die uitzonderingsmaatregelen vraagt, teneinde een technologische oplossing te vinden die op haar beurt nog meer destructie en nog meer uitzonderingen veroor-zaakt, en zo gaat dat maar door. De sociale controle zal zich steeds verder vertakken met de evolutie van de catastrofes, en zich steeds verder automatiseren. Zaken die in 1950 verschrikkelijk leken, zoals de fichering van al de inwoners van een continent, zijn vandaag bagatellen. Zoals de Europol zal de politie van morgen nauwelijks op straat komen (waarschijnlijk zal de politie op straat een onderaanneming zijn). Krachtige computers en ontelbare camera's zullen trachten de bevolking op elk moment te controleren, in die mate dat men wie dan ook waar dan ook kan arresteren. Aldus zullen de technische middelen het repressieve personeel in de straat en in de gevangenissen kunnen elimineren. De repressie zal, ver van te verdwijnen, geautomatiseerd worden. De technologie die enerzijds de Staat ontbindt, maakt hem anderzijds paradoxaal genoeg totalitair. Het enige obstakel lijkt te komen, niet van de verontwaardiging van de geregeerden – de ongelijke strijd van de comités voor de gevangenen en van de gevangenen zelf heeft hen niet beroerd -, maar van het gebrek aan gevangenissen en het begrotingsdeficit van de ministeries van binnenlandse zaken. De geestesgesteldheid nodig om de repressieve vernieuwingen te kunnen verdragen is aan-wezig; de positieve receptie van de boodschap van angst toont dit aan. De sociale voorwaarden die het totalitarisme gunstig zijn, zijn vermenigvuldigd. Het totalitarisme komt terug met zijn rozenkrans van wreedheden, beproevingen, bekrompenheden en miserie.