Peggy Kornegger
Anarchisme: de feministische connectie
Anarchisme: de feministische connectie
Wat betekent anarchisme nu werkelijk?
Anarchisme en de vrouwenbeweging
Waar naartoe van hieruit? De utopie waarmaken
Anarchisme: de feministische connectie
Door Peggy Kornegger
26 Jaar geleden, toen ik op de middelbare school van een klein stadje in de staat Illinois zat, had ik helemaal nog nooit van het woord ‘anarchisme’ gehoord. Het meest nabij kwam ik door te weten dat anarchisme 'chaos' betekende. Zoals met socialisme en communisme, overtuigden geschiedenislessen mij op één of andere manier dat er geen verschil was tussen deze en fascisme, een woord dat Hitler, concentratiekampen en allerlei vreselijke dingen in herinnering bracht, zaken die nooit gebeurden in een vrij land zoals het onze. Ik werd subtiel geleerd het smakeloze voedsel van de Amerikaans politiek te slikken: gematigdheid, compromis, de kat uit de boom kijken (fence-straddling).
Ik leerde de les goed : het kostte me jaren om het vooroordeel en de verdraaiing, dewelke mijn volledige educatie vorm gegeven had, te onderkennen. De geschiedenis (his-story) van het (blanke) mensdom (mankind) betekende juist dat; als een vrouw was ik verbannen/gedegradeerd tot een voor anderen geleden (tweedehands) bestaan. Als anarchiste had ik helemaal geen bestaan. Een hele brok van het verleden (en dus mogelijkheden voor de toekomst) zijn mij onthouden. Pas recent heb ik ontdekt dat vele van mijn losse politieke impulsen en neigingen een gemeenschappelijk kader deelden – dat is, de anarchistische of libertaire denktraditie. Het was zoals het plotseling zien van rood na jaren van kleurenblinde grijzen.
Emma Goldman[1] voorzag me van mijn eerste definitie van anarchisme:
“Anarchisme staat dan voor de bevrijding van de menselijke geest van de dominantie van religie, de bevrijding van het menselijk lichaam van de heerschappij van eigendom, bevrijding van de boeien en beperking van een regering/overheid. Anarchisme staat voor een sociale orde gebaseerd op de vrije groepering van individuen met als doel het produceren van werkelijk sociaal welzijn, een orde die aan elk menselijk wezen vrije toegang tot de aarde zal garanderen en volledig genot van de noodzakelijkheden van het leven, overeenkomstig individuele verlangens, smaken en neigingen.”
Vrij snel begon ik mentale connecties te maken tussen anarchisme en radicaal feminisme. Het werd heel belangrijk voor mij om sommige van de percepties op dit gebied neer te schrijven, als een manier om de opwinding die ik voelde over anarcha-feminisme aan anderen te communiceren. Het lijkt cruciaal dat we onze visies met elkaar delen om op die manier sommige van de barrières die aanleiding geven tot misbegrip en versplintering te ontzenuwen. Hoewel ik mijzelf een anarcha-feministe noem, kan deze definitie gemakkelijk socialisme, communisme, cultureel feminisme, lesbisch separatisme of enig ander uit een dozijn andere politieke labels inhouden. Zoals Su Negrin schrijft: “Geen enkele politieke paraplu kan al mijn noden omvatten”[2]. Misschien hebben we meer gemeen dan we denken te hebben. Hoewel ik hier schrijf over mijn eigen reacties en percepties, toch zie ik noch mijn leven, noch mijn gedachten, als gescheiden van deze van andere vrouwen. In feite is één van mijn meest vaste overtuigingen betreffende de vrouwenbeweging het feit dat we een ongelofelijke gemeenschappelijkheid qua visie delen.
Wat betekent anarchisme nu werkelijk?
Anarchisme is zolang belasterd en verkeerd geïnterpreteerd dat het belangrijkste om mee te beginnen misschien een verklaring geven is van wat het is en wat het niet is. Waarschijnlijk het meest voorkomende stereotype van de anarchist is een kwaadwillig-uitziende man, die een aangestoken bom onder een zwarte cape verstopt, klaar om van alles en iedereen op zijn pad te vernietigen of te vermoorden. Dit beeld bewerkstelligt angst en afkeer bij de meeste mensen, ongeacht hun politieke voorkeur; vandaar dat anarchisme wordt afgedaan als lelijk, gewelddadig en extreem. Een andere verkeerde opvatting is de anarchist als onpraktische idealist, die zich bezighoudt met nutteloze, utopische abstracties en zonder voeling met de concrete realiteit. Het resultaat : anarchisme wordt nog maar eens afgedaan, deze keer als een ‘onmogelijke droom’.
Geen van beide beelden is accuraat (hoewel er zowel anarchistische moordenaars als idealisten geweest zijn – zoals het geval is in vele politieke bewegingen links en rechts). Wat accuraat is, hangt natuurlijk af van iemands referentiekader. Er zijn verschillende soorten anarchisten, net zoals er verschillende soorten socialisten zijn. Waarover ik het hier zal hebben is communistisch anarchisme, wat ik als virtueel identiek zie aan libertair (dit is niet-autoritair) socialisme. Labels kunnen verschrikkelijk verwarrend zijn, dus in de hoop de term te verklaren, zal ik anarchisme definiëren door gebruik te maken van drie belangrijke principes (waarvan ik geloof dat elk van deze verbonden is aan een radicaal feministische analyse van de maatschappij – zie verder):
1. Geloof in de afschaffing van autoriteit, hiërarchie, regering/overheid. Anarchisten eisen de opheffing (eerder dan het bezitnemen) van macht – van mens over mens, van staat over gemeenschap. Daar waar vele socialisten oproepen voor een arbeidersklasse-regering en een eventueel ‘wegkwijnen van de staat’, geloven anarchisten dat de middelen de doeleinden creëren, dat een sterke staat zelfbestendigend wordt. De enige weg om anarchisme te bereiken (volgens de anarchistische theorie) is doorheen de creatie van coöperatieve, antiautoritaire vormen. Het scheiden van het proces en de revolutionaire doeleinden is het verzekeren van de voortzetting van verdrukkende structuur en stijl.
2. Geloof in zowel individualiteit en collectiviteit. Individualiteit is niet onverenigbaar met communistisch denken. Er moet dus een onderscheid gemaakt worden tussen ‘ruig/streng individualisme’, dat competitie en een veronachtzaming van anderen aanmoedigt, en echte individualiteit, wat vrijheid zonder inbreuk op iemand anders vrijheid impliceert. Dit betekent in het bijzonder, in termen van sociale en politieke organisatie, het balanceren van individueel initiatief en collectieve actie doorheen de creatie van structuren dewelke beslissingsprocessen mogelijk maken die rusten in de handen van allen in een groep, gemeenschap of fabriek, en niet in de handen van ‘afgevaardigden’ of ‘leiders’. Het betekent co-ordinatie en actie via een niet-hiërarchisch netwerk (eerder overlappende cirkels dan een piramide) van kleine groepen of gemeenschappen. Tenslotte betekent het, dat een succesvolle revolutie niet-gemanipuleerde, autonome individuen en groepen die samenwerken om ‘directe, niet-gemedieerde controle van de maatschappij en van hun eigen leven te nemen’[3], inhoudt.
3. Geloof in zowel spontaniteit en organisatie. Anarchisten zijn lang beschuldigd geweest van het bepleiten van chaos. In feite denken de meeste mensen dat anarchisme een synoniem is voor wanorde, verwarring, geweld. Dit is een totaal verkeerde voorstelling van wat anarchisme voorstaat. Anarchisten ontkennen de noodzaak van organisatie niet; ze stellen enkel dat dit van onder moet komen en niet van boven, van binnen eerder dan van buiten. Extern opgelegde structuur of rigide regels dewelke manipulatie en passiviteit voeden zijn de meest gevaarlijke vormen die een zogenaamde ‘revolutie’ kan aannemen. Niemand kan de precieze vorm van de toekomst dicteren. Spontane actie binnen de context van een specifieke situatie is noodzakelijk als we een maatschappij zullen creëren dewelke beantwoordt aan de veranderende noden van veranderende individuen en groepen. Anarchisten geloven in vloeiende vormen: kleinschalige participatieve democratie in samenloop met breedschalige collectieve samen-werking en co-ordinatie (zonder verlies van individueel initiatief).
Anarchisme en de vrouwenbeweging
“De ontwikkeling van zusterschap (sisterhood) is een unieke bedreiging, aangezien ze gericht is tegen het basis sociaal en psychisch model van hiërarchie en overheersing… ”Mary Daly[4]
“Overal doorheen het land, begonnen onafhankelijke vrouwengroepen te functioneren zonder structuur, leiders en andere duivelstoejagers (factotums) van mannelijk links, onafhankelijk en simultaan organisaties creërend die gelijkaardig zijn aan dezen van anarchisten van vele tijden en plaatsen. Ook geen toeval.”Cathy Levine[5]
Anarchistische mannen zijn niet veel beter geweest in hun onderwerping van vrouwen[6] dan mannen elders. Vandaar de absolute noodzakelijkheid van een feministische anarchistische revolutie. Anders verworden de principes waarop het anarchisme gebaseerd zijn, tot volstrekte hypocrisie.
De huidige vrouwenbeweging en een radicaal feministische analyse van de maatschappij hebben veel bijgedragen tot het libertair gedachtegoed. In feite beweer ik dat feministes gedurende jaren onbewuste anarchisten geweest zijn zowel in theorie als in praktijk. Nu is het nodig dat we bewust de connecties tussen anarchisme en feminisme beginnen te beseffen en dat kader gebruiken voor ons denken en onze acties.
We moeten in staat zijn erg duidelijk te zien waarheen we willen gaan en hoe we er willen geraken. Om meer effectief te zijn - om de toekomst, waarvan wij voelen dat ze mogelijk is, te creëren, moeten we ons realiseren dat datgene dat we willen niet verandering maar totale transformatie is.
Het radicaal feministisch perspectief is bijna puur anarchisme. De basis-theorie postuleert de nucleaire familie als de basis voor alle autoritaire systemen. De les die het kind leert, van vader, leraar, baas, God, is te GEHOORZAMEN aan de grote anonieme stem van de Autoriteit. De overgang van kind-zijn tot volwassenheid is het worden van een ten volle ontwikkelde automaat, niet capabel om helder dingen in vraag te stellen of zelfs te denken. Hiermee gaan we over naar middel-Amerika (pass into middle-America), alles gelovend wat we verteld werden en verdoofd, de destructie van het leven overal rondom ons accepterend.
Feministes rekenen af met een geest-verkrachtend proces – de mannelijke heersende attitude tegenover de externe wereld die enkel subject-tot-object relaties toelaat. Traditionele mannelijke politiek reduceert mensen tot object status om hen vervolgens te domineren en te manipuleren voor abstracte ‘doeleinden’. Vrouwen daarentegen proberen een bewustzijn van ‘de Andere’ te ontwikkelen op alle gebieden. Wij zien subject-tot-subject relaties niet alleen als wenselijk maar als noodzakelijk. (Velen van ons hebben precies daarom gekozen om alleen met vrouwen te werken en alleen vrouwen te beminnen – dergelijke relaties zijn zoveel meer mogelijk (are so much more possible)). Samen werken we om ons inlevingsvermogen en begrip van andere levende dingen te ontplooien en ons te identificeren met deze entiteiten buiten onszelf, eerden dan hen te objectiveren en te manipuleren. Op dit punt is respect voor alle leven een eerste vereiste voor ons eigenste overleven.
Ook radicaal feministische theorie bekritiseert mannelijke hiërarchische denkpatronen – in welke rationaliteit domineert over sensualiteit, geest heerst over intuïtie, en voortdurende splitsingen en polariteiten (actief/passief, kind/volwassene, gezond/ongezond, werk/spel, spontaniteit/organisatie), ons vervreemden van de geest-lichaam ervaring als een geheel en het continuüm van menselijke ervaring. Vrouwen proberen van deze splitsingen af te geraken en in harmonie te leven met de wereld als een geheel, geïntegreerde (tot een geheel verenigde) mensen, toegewijd aan het collectieve genezen van onze individuele wonden en schisma’s.
In de actuele praktijk binnen de vrouwenbeweging hebben feministes betreffende de afschaffing van hiërarchie en dominantie zowel succes als falen gekend. Ik geloof dat vrouwen frequent spreken en handelen als ‘intuïtieve’ anarchisten; dit wil zeggen, we benaderen, of neigen naar een complete afwijzing van elk patriarchaal denken en organisatie. Deze benadering, wordt echter geblokkeerd door de machtige en verraderlijke vormen die het patriarchaat aanneemt – in onze gedachten en onze relaties met elkaar. Leven binnen en geconditioneerd zijn door een autoritaire maatschappij belet ons dikwijls die essentiële connectie tussen feminisme en anarchisme te maken. Wanneer we zeggen dat we het patriarchaat bevechten, is het niet steeds duidelijk voor allen van ons dat dit betekent het bevechten van elke hiërarchie, elk leiderschap, elke regering, en de eigenste idee van autoriteit zelf. Onze impulsen in de richting van collectief werk en kleine groepen zonder leiders zijn anarchistisch geweest, maar in de meeste gevallen hebben we ze niet bij deze naam genoemd. En dat is belangrijk, want een begrip van feminisme als anarchisme zou vrouwen kunnen laten opveren weg van reformisme en oplappende/tijdelijke maatregelen in de richting van een revolutionaire confrontatie met de fundamentele natuur van autoritaire politiek.
Als we ‘het patriarchaat willen omverwerpen’, dan moeten we praten over wat anarchisme echt betekent en moeten we dit als kader gebruiken om onszelf en de structuur van ons dagelijks leven te veranderen. Feminisme betekent niet dat vrouwen economische topfuncties gaan vervullen of dat we een vrouwelijke president krijgen, feminisme betekent géén economische machtsconcentraties en géén president. De ‘Equal Rights Amendment’ (wetgeving betreffende gelijke kansen) zal de maatschappij niet veranderen, maar geeft enkel het ‘recht’ aan vrouwen om zich in te passen in een hiërarchische economie. Seksisme bestrijden betekent ingaan tegen elke hiërarchie – economisch, politiek en persoonlijk. En dat betekent een anarcha-feministische revolutie.
Wanneer precies zijn feministen anarchistisch geweest en wanneer zijn we gestopt dit te zijn? Toen de tweede feministische golf zich in de late jaren 60 over het land verspreidde weerspiegelde de vorm die vrouwengroepen aannamen dikwijls een onuitgesproken libertair bewustzijn. Vanuit hun weerstand tegen de competitieve machtsspelletjes, de onpersoonlijke hiërarchie en de massaorganisatie-tactieken van de mannelijke politiek gingen vrouwen zich apart verenigen in kleine groepen zonder leiding, die werkten aan bewustwording, aan persoonlijke onderwerpen in ons dagelijks leven.
Door directe communicatie probeerden we te raken aan de wortels van onze onderdrukking, door onze tot dan toe ongewaardeerde waarnemingen en ervaringen te delen. We leerden van elkaar dat politiek niet iets is dat ver van ons af staat, maar dat zich afspeelt in onze geesten en onze lichamen en tussen individuen. Persoonlijke relaties konden ons onderdrukken als politieke klasse en deden dat ook. Onze ellende en zelfhaat waren een onmiddellijk gevolg van mannelijke dominantie – thuis, op straat, op het werk en in politieke organisaties.
In verscheidene gebieden van de V.S. ontwikkelden zich dus bewustzijns-bevorderende groepen (Consciousness-Raising groups) als een spontane, directe (re)actie tegen patriarchale vormen. De nadruk op de kleine groep als basiseenheid van organisatie, op het persoonlijke en het politieke, op anti-autoritarisme en op spontane directe actie was in essentie anarchistisch. De structuur van de vrouwengroepen vertoonde een treffende gelijkenis met die van anarchistische affiniteitsgroepen binnen anarcho-syndicalistische vakbonden in Spanje, Frankrijk en veel andere landen. Toch noemden we onszelf niet anarchistisch en hadden we onszelf nog niet bewust georganiseerd rond anarchistische principes. In die tijd hadden we nog niet eens een eigen communicatie-netwerk of uitwisseling van kennis en vaardigheden. Nog voor de vrouwenbeweging meer was dan een handvol geïsoleerde groepen, in het duister tastend naar antwoorden, bestond anarchisme als een ongespecificeerd idee in onze geesten.
Ik geloof dat dit vrouwen in de unieke positie brengt als draagsters van een onderhuids anarchistisch bewustzijn dat, indien uitgesproken en geconcretiseerd, ons verder kan brengen dan om het even welke voorgaande groep in de richting van het bereiken van de totale revolutie. Als het intuïtieve anarchisme van vrouwen aangescherpt en verduidelijkt wordt, betekent het een enorme sprong vooruit (of voorbij) in de strijd voor de menselijke bevrijding. Radicaal feministische theorie ziet feminisme als de ultieme revolutie. Dit klopt, doch enkel wanneer we onze anarchistische wortels erkennen en opeisen. Als we er niet in slagen de link te zien tussen feminisme en anarchisme werken we niet meer aan een revolutie en zitten we gevangen in ‘de oude mannelijke politieke waarheid’. Het wordt tijd te stoppen in het duister te tasten en te zien wat we gedaan hebben en doen in de context van waar we uiteindelijk willen toe komen.
Bewustzijnsgroepen waren een goed begin, maar ze verzonken dikwijls in het praten over persoonlijke problemen, waardoor ze er niet in slaagden de sprong te maken naar directe actie en politieke confrontatie. Groepen die zich wel organiseerden rond een bepaald thema of project ondervonden soms dat de ‘tirannie van de structuurloosheid’ even destructief kon zijn als de ‘tirannie van de tirannie[7]’. Het falen organisatie met spontaniteit te combineren veroorzaakte dikwijls het opkomen van degenen met meer vaardigheden of meer persoonlijk charisma als leiders. De wrevels en de frustratie bij de ‘volgelingen’ veroorzaakte interne conflicten, schuldreflexen en machtsstrijd. Dit leidde te vaak tot ofwel volledige inefficiëntie ofwel tot een teruggrijpen naar ‘meer structuur’ (in de oude mannelijke boven/onder betekenis van het woord).
Ik denk dat wat hier ontbrak nog maar eens een uitgesproken anarchistische analyse was. Organisatie hoeft de spontaniteit niet te verstikken of een hiërarchisch patroon te volgen. De meest succesvolle vrouwengroepen of -projecten zijn díegenen die experimenteerden met verscheidene vloeiende structuren : het roteren van taken en begeleiding, het delen van alle vaardigheden, gelijke toegang tot informatie en middelen, niet gemonopoliseerde besluitvorming en ruimte voor discussies over groepsdynamiek. Dit laatste structureel element is belangrijk omdat het een voortdurende inspanning vergt van de groepsleden om ‘sluipende machtsmechanismes’ te bewaken. Indien vrouwen zich verbaal verbinden tot collectief werken, vereist dit een echte strijd om passiviteit af te leren (om het fenomeen ‘volgers’ te elimineren) en het delen van specifieke vaardigheden en kennis (om ‘leiders’ te voorkomen). Dit betekent niet dat we niet kunnen geïnspireerd worden door elkaars woorden en levens; sterke handelingen door sterke individuen kunnen aanstekelijk en dus belangrijk zijn. Maar we moeten erover waken dat we niet terug vervallen in oude gedragspatronen.
Van een positieve zijde gezien, heeft de vormkrijgende structuur van de vrouwenbeweging in de laatste jaren in het algemeen een anarchistisch patroon van kleinschalig georiënteerde groepen gevolgd, die onophoudelijk een netwerk van communicatie en collectieve actie rondom bepaalde topics geweven hebben. Het gedeeltelijk succes in het vermijden van leiders/’sterren’ en de verspreiding over het hele land van kleine actieprojecten (Rape Crisis Centers, Women’s Health Collectives) hebben het heel moeilijk gemaakt om de vrouwenbeweging vast te pinnen op één persoon of groep. Feminisme is een veelkoppig monster dat niet kan vernietigd worden door enkelvoudige onthoofding. De manier waarop we ons verspreiden en waarop we groeien is onbegrijpbaar binnen een hiërarchische mentaliteit.
Dit betekent echter niet het onderschatten van de enorme macht van de Vijand. De meest verraderlijke vorm die deze macht kan aannemen is de coöptatie, die gevoed wordt door elke kortzichtige niet-anarchistische visie op feminisme als enkel ‘sociale verandering’. Denken dat seksisme een kwaad is dat kan worden uitgeroeid door vrouwelijke participatie in de zaken zoals ze zijn, betekent het verzekeren van het verderzetten van dominantie en onderdrukking. ‘Feministisch’ kapitalisme is een contradictio in terminis. Als we als vrouwen onze eigen kredietbonden (credit unions), restaurants, boekenwinkels, enz. uitbouwen, moeten we duidelijk zijn dat we dit doen voor ons eigen overleven, met als doel een tegensysteem op te bouwen dat competitie, winstbejag en alle vormen van economische onderdrukking tegengaat. We moeten ons inzetten voor ‘het leven aan de grenzen’[8], voor antikapitalistische en niet-consumptiegerichte waarden. Wat we willen is nóch integratie, nóch een coup d’état die ‘de macht van de ene groep jongens naar de andere groep jongens zou overbrengen’[9]. Wat we vragen is niets minder dan totale revolutie, revolutie die gericht is op een toekomst die niet besmet is met ongelijkheid, dominantie en gebrek aan respect voor individuele verschillen – kortweg een feministisch-anarchistische revolutie. Ik geloof dat vrouwen altijd al geweten hebben hoe in de richting van de menselijke bevrijding te bewegen; we moeten alleen de slepende mannelijke politieke vormen en dictaten van ons af schudden en ons concentreren op onze eigen anarchistische vrouwelijke analyse.
Waar naartoe van hieruit? De utopie waarmaken
“‘Ah, jouw visie is romantische bullshit, sentimentele religiositeit, armzalig idealisme.’ ‘Je houdt je bezig met poëzie omdat je er niet in slaagt concrete details te geven.’ Dat zeggen de stemmetjes in de achterkant van mijn (jouw?) hoofd. Maar de voorkant van mijn hoofd weet dat, als je hier naast me zat, we zouden kunnen praten. En dat we in ons gesprek tot (concrete, gedetailleerde) omschrijvingen zouden komen van hoe één en ander zou gebeuren, hoe dit of dat zou worden opgelost. Wat mijn visie écht mist zijn concrete gedetailleerde menselijke lichamen. Dan zou het geen zwakke visie zijn, maar een vleselijke realiteit.”Su Negrin[10]
“In de plaats van ontmoedigd en geïsoleerd te worden, zouden we in onze kleine groepen moeten zitten – om te discussiëren, te plannen, te creëren en de boel op stelten te zetten … we zouden ons altijd actief moeten inzetten tijdens feministische activiteiten en ze creëren, omdat we er allemaal door vooruitkomen; in de afwezigheid ervan nemen vrouwen kalmeermiddelen, worden ze gek en plegen ze zelfmoord.”Cathy Levine[11]
Diegenen onder ons die de opwinding van sit-ins, betogingen, studentenstakingen, demonstraties en de 'revolutie nu' (revolution now) van de jaren ’60 hebben meegemaakt, kunnen wel eens ontgoocheld en effenaf cynisch worden over wat er nu gebeurt. Opgeven of toegeven (‘open’ huwelijk? Hip kapitalisme? De Guru Maharaji?) lijkt makkelijker dan het vooruitzicht van tientallen jaren strijd en misschien zelfs uiteindelijk falen. Op dit punt missen we een algemeen kader om het proces van revolutie te zien. Zonder dit kader zijn we gedoemd tot doodlopende, geïsoleerde strijd of de individuele oplossing. Het soort kader of punt van gemeenschappelijkheid dat anarcha-feminisme biedt, lijkt een voorwaarde tot elke volgehouden poging een utopisch doel te bereiken. Echte revolutie is ‘noch een toevallig gebeuren noch een kunstmatig van boven af georchesteerde coup d’état’[12]. Het vergt jaren voorbereiding: uitwisselen van ideeën en informatie, veranderingen in bewustzijn en gedrag en het creëren van politieke en economische alternatieven tegenover kapitalistische, hiërarchische structuren. Het vergt spontane directe actie van autonome individuen door collectieve politieke confrontatie. Het is belangrijk je denken en je persoonlijke leven te bevrijden, maar dit volstaat niet. Bevrijding is geen geïsoleerde ervaring; het vindt plaats in verbinding met andere mensen. Er zijn geen individueel ‘bevrijde vrouwen’.
Dus waar ik het over heb is een proces op lange termijn, een reeks acties waarin we onze passiviteit afleren en leren controle te nemen over ons eigen leven. Ik heb het over een ‘uitholling’ van het huidige systeem door het vormen van mentale en fysieke (concrete) alternatieven. Het romantische beeld van een kleine groep gewapende guerrilleras die de regering van de V.S. omverwerpen is verouderd (net als alle mannelijke politiek) en fundamenteel irrelevant binnen dit concept van revolutie. We zouden worden verpletterd als we het zouden proberen. Trouwens, zoals de poster zegt: ‘Wat we willen is niet het omverwerpen van de regering, maar een situatie waarin deze verloren gaat in de verschuiving’ (in which it gets lost in the shuffle). Dit is wat (tijdelijk) in Spanje gebeurde, en bijna in Frankrijk. Of gewapende weerstand op een bepaald moment zal nodig zijn, blijft open voor discussie. Het anarchistische principe ‘middelen creëren doelen’ lijkt pacifisme te impliceren, maar de macht van de staat is zo enorm dat het moeilijk is een absoluut geweldloze houding aan te nemen. (Gewapend verzet was cruciaal in de Spaanse Revolutie en leek ook in Frankrijk in 1968 belangrijk.) De vraag van pacifisme zou echter een andere discussie behelzen, en waar ik me zorgen over maak, is de voorbereiding om een samenleving te transformeren - een voorbereiding waar anarcha-feminisme een onderdeel van is, revolutionair geduld voor de lange termijn, en continue actieve confrontaties met ingegraven patriarchale houdingen.
De huidige voorbereidingstactieken zijn dingen waarmee we al lang mee bezig zijn. We moeten ze voortzetten en verder ontwikkelen. Ik zie ze als functionerend op drie niveaus: 1) ‘educatie’ (delen van ideeën, ervaringen), 2) economisch/politiek en 3) persoonlijk/politiek.
‘Educatie’ heeft een nogal vernederende bijklank, maar ik heb het niet over het ‘overbrengen van de boodschap aan de massa’ of het schuldbetrappend voorschrijven van gedragscodes. Ik heb het over de vele methodes die we ontwikkeld hebben om onze leven met elkaar te delen – van schrijven (ons netwerk van feministische publicaties), studiegroepen, vrouwenradio- en TV-programma’s tot demonstraties, betogingen en straattheater. De massamedia lijkt een belangrijk kanaal voor revolutionaire communicatie en beïnvloeding – denk maar aan de manier waarop ons eigen leven misvormd werd door radio en TV[13]. Elk apart bezien kunnen deze zaken vruchteloos lijken, maar mensen veranderen wel degelijk door te schrijven, te lezen, te praten en te luisteren naar elkaar, evenals door actieve deelname in politieke bewegingen. Samen op straat komen verbreekt passiviteit en creëert een geest van gezamenlijke inspanning en levensenergie die kan helpen ons te versterken en te veranderen. Mijn eigen transformatie van ‘all American girl’ tot anarcha-feministe is gekomen door jaren lezen, discussies, contacten met mensen en betrokkenheid in verscheidene bewegingen – van het Midwesten tot de West- en de Oostkust. Mijn ervaringen mogen dan in sommige opzichten uniek zijn, maar ze zijn volgens mij niet buitengewoon. In vele, vele plaatsen in dit land beginnen mensen zich langzaamaan vragen te stellen bij de manier waarop ze zijn geconditioneerd tot aanvaarding en passiviteit. God en regering belichamen niet langer het ultieme gezag dat ze eens waren.
Hiermee wil ik de omvang van de macht van kerk en staat niet minimaliseren; wel wil ik benadrukken dat kennelijk onbelangrijke veranderingen in gedachten en gedrag, eens ze gestold worden door collectieve actie, een echte bedreiging kunnen vormen voor het patriarchaat.
Economisch/politieke tactieken vallen binnen het gebied van de directe actie en ‘doelbewuste illegaliteit’ (een term van Daniel Guerin). Anarcho-syndicalisme vermeldt drie belangrijke vormen van directe actie: sabotage, staking en boycot.
Sabotage betekent ‘met alle mogelijke middelen het gewone productieproces belemmeren’[14]. Meer en meer wordt sabotage toegepast door mensen die onbewust beïnvloed zijn door gewijzigde maatschappelijke waarden. Bijvoorbeeld, systematische afwezigheid wordt zowel door werknemers van de lage- als hoge klasse toegepast. Werkgevers uitdagen kan zowel zeer subtiel (zoals langzaam-aan-acties) als zeer openlijk (zoals miskleunen maken) gebeuren. Zo weinig mogelijk werk zo traag mogelijk uitvoeren is een zeer gewone praktijk onder arbeiders, net als het volledig in de war sturen van het eigenlijke werkproces (vaak als vakbondstactiek gedurende een staking). Voorbeelden zijn het gebruikelijk verkeerd rangschikken of verliezen van ‘belangrijke papieren’ door administratief personeel, of het voortdurend veranderen van de bestemmingsbordjes op de treinen gedurende de spoorwegstaking in Italië in 1967.
Sabotage tactieken kunnen gebruikt worden om stakingen veel effectiever te maken. De staking zelf is het belangrijkste wapen van de arbeiders. Elke individuele staking bezit de mogelijkheid het systeem lam te leggen indien het zich verspreidt naar andere industrieën en zo een algemene staking veroorzaakt. Men is dan slechts een stap verwijderd van totale sociale revolutie. Natuurlijk moet de algemene staking als ultiem doel hebben het zelfbestuur van de arbeiders (daarnaast ook een duidelijk besef van hoe men dit kan bereiken en behouden), anders zal het een doodgeboren revolutie zijn (zoals in Frankrijk, 1968).
Boycot kan ook een krachtige stakings- of vakbondsstrategie zijn (bijvoorbeeld de boycot van producten van bedrijven zonder vakbond (non-union grapes, lettuce, wines pants) druiven, sla, wijn en Farah-panties). Daarenboven kan het gebruikt worden om economische en sociale veranderingen te forceren. Weigeren om te stemmen, om oorlogsbelastingen te betalen of om deel te nemen aan kapitalistische competitie en overconsumptie zij stuk voor stuk belangrijke acties wanneer ze ondersteund worden door alternatieve, non-profit structuren (voedselcoöperatieven, gezondheid- en rechtshulpcollectieven, boeken- en kledingkringloopwinkels, vrije scholen, enz.).Eén van de grootste krachten van het kapitalisme is het steeds maar consumeren. Het kopen zelf boycotten (vooral producten gericht op veroudering en deze die aanstootgevend worden aangeprijsd) is een tactiek die in staat is om de ‘kwaliteit van het dagelijkse leven’ te veranderen. Weigeren om te stemmen is vaak een passieve wanhoopsdaad eerder dan een bewust politieke stellingname tegen een pseudo-democratie waar macht en geld een politieke elite verkiezen. Niet-stemmen kan iets anders betekenen dan stilzwijgende toestemming indien we tegelijkertijd deelnemen aan de creatie van oprechte democratische vormen in een alternatief netwerk van anarchistische affiniteitsgroepen.
Dit brengt ons bij het derde gebied – het persoonlijke/politieke, dat natuurlijk onlosmakelijk verbonden is met de andere twee. De anarchistische affiniteitsgroep is lange tijd een revolutionaire organisatie-structuur geweest. In anarcho-syndicalistische vakbonden functioneerden zij als oefenterrein voor het zelfbestuur van arbeiders. Het kunnen tijdelijke groeperingen van individuen zijn voor een specifiek doel op korte-termijn, meer ‘permanente’ werkcollectieven (als een alternatief voor professionalisme en carrière-elitarisme), of wooncollectieven waar individuen leren hoe zichzelf te bevrijden van overheersing of bezitterigheid in hun persoonlijke relaties. Mogelijks zijn de anarchistische affiniteitsgroepen de basis waarop we een nieuwe libertaire, niet-hiërarchische maatschappij kunnen bouwen. De manier waarop we leven en werken verandert de manier waarop we denken en waarnemen (en omgekeerd) en wanneer veranderingen in het bewustzijn veranderingen in daden en gedrag worden, is de revolutie begonnen.
Van Utopia werkelijkheid maken brengt veel niveau’s van strijd met zich mee. Behalve specifieke tactieken die voortdurend ontwikkeld en veranderd kunnen worden, hebben we politieke vasthoudendheid nodig: de kracht en de bekwaamheid om voorbij het heden te kijken naar een vreugdevolle, revolutionaire toekomst. Om van hier naar daar te geraken is meer nodig dan een geloofssprong. Het eist van elk van ons een dag-na-dag, langdurige verbintenis tot mogelijkheid en directe actie.
De transformatie van de toekomst
“De creatie van vrouwelijke cultuur is een proces, zo doordringend als we het ons maar kunnen voorstellen, want het is deelname in een visie die zich voortdurend opnieuw ontplooit in allerlei zaken van babbelen met vrienden tot vlees-boycots, tot het overnemen van panden voor kinderopvangcentra, tot het liefhebben van een zuster. Het is openbarend, ondefinieerbaar, behalve als een proces van verandering. De cultuur van vrouwen bestaat erin dat elk van ons bezig is met het bevrijden, benoemen en creëren van een visie in harmonie met onszelf, elkaar en onze zuster aarde. Het feit dat we in de laatste tien jaar sneller en dichter dan ooit in de geschiedenis van het patriarchaat gekomen zijn bij de omverwerping van zijn macht…, zorgt voor opbeurende hoop – wilde, aanstekelijke, onoverwinnelijke, crazy hoop! … De hoop, de overwinning van leven op dood, wanhoop en betekenisloosheid is overal waar ik nu kijk – als talisvrouwen van het geloof in vrouwvisie…Laurel[15]
Vroeger dacht ik dat indien de revolutie morgen niet kwam, we allemaal gedoemd waren tot een catastrofaal (of tenminste verstard) lot. Ik geloof niet meer dat dit noodzakelijk zo is. Eigenlijk geloof ik zelfs niet in dat soort van voor-en-na revolutie en denk ik dat we voor onszelf, door er op die manier over te denken, mislukking en wanhoop veroorzaken. Ik geloof dat wat we allemaal nodig hebben, waar we absoluut behoefte aan hebben om te kunnen blijven vechten (ondanks de onderdrukking van ons dagelijkse leven), hoop is. Hiermee bedoel ik een visie op de toekomst die zo mooi en zo krachtig is dat ze ons gestadig voortstuwt in een van onderuit creatie van een innerlijke en een uitwendige wereld die beiden voor iedereen bewoonbaar zijn en zelfvoldoening schenken. (Zelfvoldoening bedoel ik niet enkel in termen van overlevingsbehoeften [voldoende voedsel, kledij, onderdak,…] maar ook in termen van psychologische behoeften [bijvoorbeeld een niet-onderdrukkende omgeving die volledige vrijheid van keuze aanmoedigt in het kader van specifiek concreet mogelijke alternatieven].) Ik geloof dat die hoop bestaat – dat het in de ‘Vrouwvisie’ van Laurel zit, in de ‘existentiële moed’[16] van Mary Daly en in anarcha-feminisme. Onze verschillende stemmen beschrijven dezelfde droom, en ‘enkel de droom kan de steen verbrijzelen die onze mond verspert’[17]. Terwijl we spreken veranderen we, en terwijl we veranderen transformeren we onszelf en de toekomst gelijktijdig.
Het is waar dat er geen oplossing is, individueel of anders, in deze maatschappij[18]. Maar als we deze nogal deprimerende wetenschap zouden kunnen laten opwegen tegen een bewustzijn van de radicale metamorfoses die we ervaren hebben in ons bewustzijn en in onze levens – dan kunnen we misschien de moed hebben om verder te creëren wat we dromen dat mogelijk is. Het ligt voor de hand dat het niet gemakkelijk is om het hoofd te bieden aan de dagelijkse onderdrukking en te blijven hopen. Maar het is onze enige kans. Als we de hoop opgeven (het vermogen om verbanden te zien, om het heden in de toekomst te dromen), dan hebben we reeds verloren. Hoop is het krachtigste revolutionaire middel van de vrouw; het is wat we elkaar geven telkens wanneer we elkanders leven, werk en liefde delen. Het stuwt ons, weg van zelfhaat, zelfbeschuldiging en fatalisme die ons gevangen houden in aparte cellen. Als we ons nu overgeven aan depressie en wanhoop, aanvaarden we de onvermijdelijkheid van autoritaire politiek en patriarchale dominantie (“Wanhoop is het hoogste verraad, de koelste verleiding: uiteindelijk geloven dat de vijand zal zegevieren.” – Marge Piercy[19]). We mogen onze pijn en woede niet laten verwelken in hopeloosheid of kortzichtige semi-‘oplossingen’. Niets dat we kunnen doen is genoeg, maar aan de andere kant, deze ‘kleine veranderingen’ die we maken in ons hoofd, in onze levens, in elkanders leven, zijn niet volledig vergeefs en zonder effect. Het vergt veel tijd om tot een revolutie te komen: het is iets waar men zich op voorbereidt en tegelijkertijd nu beleeft. De transformatie van de toekomst zal niet ogenblikkelijk gebeuren, maar ze kan totaal zijn … een samenhangend geheel van denken en actie, individualiteit en collectiviteit, spontaniteit en organisatie, gaande van wat er is tot wat er zou kunnen zijn.
Anarchisme voorziet een kader voor deze transformatie. Het is een visie, een droom, een mogelijkheid die ‘werkelijkheid’ wordt terwijl we haar leven. Feminisme is de schakel die anarchisme met de toekomst verbindt. Wanneer we ten slotte deze verbinding duidelijk zien, wanneer we vasthouden aan die visie, wanneer we weigeren beroofd te worden van deze hoop, dan zullen we over de rand van het niets-zijn stappen naar een zijn dat nu zelfs bijna niet denkbaar is. De vrouwvisie die anarcha-feminisme is, werd eeuwenlang gedragen binnenin onze vrouwenlichamen. ‘Het zal een voortdurende strijd in elk van ons zijn om deze visie te baren’[20], maar we moeten het doen. We moeten ‘onze woede als olifanten ten strijde brengen’ (ride our anger like elephants into battle)[21]:
We zijn slaapwandelaars beangstigd door flitsen van nachtmerries
Achter gesloten deuren houden we onze visie geheim, verloochenend
Alleen wanneer we de spiegel breken en in onze visie klimmen,
Alleen wanneer we samen stromen en zingen als de wind,
Alleen in de droom worden we, met onze beenderen als speren, uiteindelijk echt en wakker
Voetnoten
[1] Emma Goldman, ‘Anarchism: what it really stands for’, Red Emma speaks (Vintage Books, 1972), p. 59.
[2] Su Negrin, Begin at start (Times Change Press, 1972), p. 128.
[3] Murray Bookchin, ‘On spontaneity and organization’, Liberation, March 1972, p. 6.
[4] Mary Daly, Beyond God the father (Beacon Press, 1973), p. 133.
[5] Cathy Levine, ‘The tyranny of tyranny’, Black Rose I, p. 56.
[6] Temma Kaplan van het departement geschiedenis aan de UCLA heeft heel wat werk verricht over anarchistische vrouwengroepen (i.h.b. ‘Mujeres Libres’) tijdens de Spaanse revolutie.
[7] Joreen, ‘The tyranny of structurelessness’, Second Wave, vol. 2, no. 1; Cathy Levine, ‘The tyranny of [tyranny’, op. cit.
[8] Mary Daly, op. cit.
[9] Robin Morgan, speech te Boston College, Boston, MA, November 1973.
[10] Su Negrin, op. cit., p. 171.
[11] Cathy Levine, op. cit., p. 50.
[12] Sam Dolgoff ed., The anarchist collectives (Free Life, 1974), p. 19.
[13] Volgelingen van Daniel Cohn-Bendit stellen dat één van de voornaamste fouten can Parijs 1968 was het falen om compleet controle te krijgen van de media, i.h.b. radio en TV.
[14] Emma Goldman, ‘Syndicalism: its theory and practice’, Red Emma speaks, p. 71. (Syndicalisme - theorie en praktijk)
[15] Laurel, ‘Toward a Woman Vision’, Amazon Quarterly, vol. I, issue 2, p. 40.
[16] Mary Daly, op. cit., p. 23.
[17] Marge Piercy, ‘Provocation of the dream’.
[18] Fran Taylor, ‘A depressing discourse on romance, the individual solution, and related misfortunes’, Second Wave, vol. 3, no. p. 4.
[19] Marge Piercy, ‘Laying down the tower’, To Be of Use (Doubleday, 1973), p. 88.
[20] Laurel, op. cit., p. 40.
[21] Marge Piercy, op. cit.