Voorwoord

Een boekje over anarchisme? Jawel. Een inleidend boekje, waarin ik probeer de argumenten die anarchisten veel hanteren, weer te geven. Je gaat hier lezen waarom anarchisten tegen de huidige maatschappijvorm zijn, wat voor soort samenleving ze ervoor in de plaats willen zetten, en hoe we van de huidige naar die andere wereld zouden kunnen komen. In het boekje zal ik een aantal begrippen uitleggen die anarchisten vaak hanteren: autoriteit, hiërarchie, vrije associatie, zelfbestuur, decentralisatie, federatie en meer.

Mijn hoop is dat daarmee een anarchistische denkwereld wordt toegelicht en wordt onderbouwd. Mijn hoop is ook dat daardoor langere anarchistische teksten, artikelen en boeken van grondleggers van het anarchisme, iets toegankelijker worden. Mijn hoop is ook dat dit boekje anarchisten helpt zich sterker te voelen in hun opvattingen, zodat ze die beter te kunnen uitleggen. Mijn hoop is bovendien nog dat boekje het voor (nog-)niet-anarchisten het iets makkelijker maakt om anarchist te worden of minstens een beter begrip van het anarchisme te krijgen. Wat dit boekje nadrukkelijk niet is: een geschiedenis van het anarchisme als ideeënstelsel en als beweging. Dat zou een heel andere benadering vergen, en dat is voor een andere keer. Ook vind je hier geen uitvoerige besprekingen van de verschillende richtingen binnen het anarchisme. Mijn hoop is wel dat aanhangers van verschillende richtingen zich een beetje in de uitleg van de basisbegrippen kunnen vinden. Maar ik maak persoonlijke keuzes, ik spreek als anarchist maar geenszins namens ‘het anarchisme’. Als zoiets al mogelijk was, wat het niet is, dan was het onwenselijk.

Dit boekje heeft een lange ontstaansgeschiedenis. Het begon in de winter van 2010-2011 (toen had je nog winters) als tekst die ik schreef voor een publicatie die nooit is verschenen. Ik was toen ongeveer een jaar anarchist, na vele jaren trotskist geweest te zijn, waaraan nog een tijdje vooraf ging waarin ik al sympathie voor het anarchisme had. Nogal een traject, dus. Toen ik anarchist was geworden, wilde ik uiteenzetten hoe anarchisten zich het beste konden inzetten, welke plek ze in de sociale strijd konden innemen. “Anarchisme, een plaatsbepaling”, heette het ontwerp. Als inleiding daartoe vond ik een uiteenzetting wat het anarchisme volgens mij inhield echter wel nuttig. Die uiteenzetting heb ik gemaakt, van de rest van die plaatsbepaling is het destijds niet gekomen. Van die publicatie trouwens evenmin. Wel schreef ik voor diezelfde nooit verschenen publicatie een andere tekst, “Krachtbonnen van de anarchie”.[1] Dat heb ik online gezet, en die tekst is vervolgens in 2013 op initiatief van de Anarchistische Groep Amsterdam door die groep als boekje uitgegeven.

Die plaatsbepaling lag intussen maar te liggen op mijn harde schijf, tot ik merkte dat het een uitstekend handvat voor me was om lezingen over het anarchisme op te bouwen. Die hield ik de afgelopen zeven jaar nogal eens. Toen ik uitgenodigd werd in 2018 zo’n lezing bij The Barricade in ACU in het Engels te doen, bedacht ik dat ik de Engelstalige versie ervan eigenlijk best als boekje kon uitgeven. Met snelle en enthousiaste hulp van het collectief Paper Jam verscheen dus “Anarchism: basic concepts and ideas”.[2] Het boekje dat je nu in handen hebt, is een Nederlandstalige versie daarvan.

Maar deze versie is in sommige opzichten anders dan de Engelstalige editie. Het hoofdstuk waarin ik een wezenlijk verschil tussen het anarchisme en het Marxisme uiteenzet, ontbreekt in de Nederlandstalige versie. Het leidt van de hoofdlijn af, is te complex voor een inleidende tekst, en kan wellicht beter op zichzelf eens tot een publicatie worden uitgewerkt. Daar staat tegenover dat in de Nederlandstalige versie recenter inzichten – over transgender onderdrukking en bevrijding, over de onderwerping van de natuur, over validisme en leeftijdsonderdrukking – een plek hebben gekregen. Ook het klimaat, onder meer als onderwerp aan de hand waarvan de urgentie van anarchistische bevrijding zichtbaar te maken is, duidt ik expliciet aan.

Dan is het nu tijd voor wat bedankjes! Dank aan Joke Kaviaar, voor de mooie tekeningen maar ook voor nog veel meer. Menig piraten-avontuur ligt nog voor ons in het verschiet. Dank aan een aantal fijne mensen wiens naam ik niet ga noemen. Deels omdat ik helemaal niet weet of zij dat wel willen. Deels ook om de staat niet nodeloos wijzer te maken dan ze al is: waarom al mijn medeplichtigen gaan noemen, nietwaar? De cryptische versie, voor betere verstaanders, dus. Dank aan de vlijtige kameraad die in 2016, 2017 en 2018 sneller tikfouten uit mijn tekst haalde dan ik ze er in aan wist te brengen. Tot ziens? Dank aan de twee kameraden die de tekst eveneens hielpen redigeren: dank zij jullie weet ik dat ouderwetse uitdrukkingen misschien wel mooi zijn, maar de toegankelijkheid niet altijd ten goede komen.

Dank aan een hele goede vriend voor zijn vaak lastige en immer vruchtbare vragen als we wekelijks vaststellen dat de wereld wederom interessanter is geworden. Ook zijn naam laat ik ter wille van de privacy graag weg, hij weet wel dat ik hem bedoel.

Dank aan het printcollectief Paper Jam, dat de productie van dit werkje daadkrachtig ter hand nam en tot een goed einde bracht. Dank aan de goede kameraad en vriendin die de zaak van passende vormgeving heeft voorzien. Dank aan allen die mij, door kritische feedback en aanmoediging, geholpen hebben om aan dit boekje tenminste iets van de zorg te besteden die het onderwerp verdient. En nu: lezen jullie, want argumenten zijn wapens!

Peter Storm

Inleiding: kritiek, doel en de weg erheen

Is er zoiets als ‘hét anarchisme’? Zijn er kernideeën waar elke anarchist zich op één of andere manier wel in herkent, en die anarchisten onderscheiden van aanhangers van andere maatschappelijke stromingen? Er zijn van het anarchisme immers net zo veel varianten als er anarchisten zijn. De veelvormigheid van het anarchisme, met al haar stromingen en varianten, maakt het formuleren van een omschrijving waar we ons in herkennen op het eerste gezicht een beetje lastig. Toch denk ik dat zulke kernideeën er zijn. In deze tekst probeer ik ze uiteen te zetten. Maar eerst: een poging tot definitie, en een handvat voor de komende uiteenzetting.

Het anarchisme is een verzetsbeweging, een theorie en praktijk van doordachte opstandigheid. Anarchisten verzetten zich tegen onderdrukking, tegen uitbuiting van de ene klasse door de andere, en tegen de meest uiteenlopende vormen van overheersing en van opgelegde machtsrelaties die onze vrijheid schenden. Emma Goldman, anarchistisch pionier aan het eind van de negentiende en de eerste decennia van de twintigste eeuw, gaf de volgende definitie van het anarchisme: “de filosofie van een nieuwe sociale ordening gebaseerd om een vrijheid die niet ingeperkt wordt door wetten die door mensen zijn gemaakt; de theorie dat elke vorm van regering op geweld berust, en dat die daarom verkeerd, schadelijk zowel als onnodig zijn.”[3] Het anarchisme heeft dus een doel: vrijheid. En het anarchisme wijst een probleem aan: regering in al haar vormen.

De beschrijving is bepaald niet verkeerd. Wij – jazeker, ik ben één van hen – willen al die structuren van onvrijheid vervangen door een maatschappij van vrijheid, van gelijkheid en vrijwillige samenwerking. Het anarchisme is dan ook niet alleen een kritiek op een onderdrukkende maatschappelijke orde, gecombineerd met een idee over een wereld van vrijheid. Maar het anarchisme heeft ook een specifieke methodiek van sociale verandering, een werkwijze waarin het doel waar we voor vechten al te herkennen is in de methodes die we hanteren.

De kritiek, het doen en de weg van hier naar daar vormen een samenhangend geheel. Historicus George Woodcock, aan wie ik dit onderscheid ontleen, zegt het als volgt: “Er is een definieerbare anarchistische filosofie, net zoals er een herkenbaar anarchistisch temperament is. Die omvat drie elementen – een kritiek van de maatschappij zoals die is, een visie van een wenselijke alternatieve maatschappij, en een manier om van de een naar de ander te komen.”[4] Welnu, laten we voor die enkelvoudige ‘visie’ het meervoud ‘visies’ hanteren, want geen anarchist denkt als een andere anarchist, zoals geen enkel mens denkt zoals een ander mens. Dan hebben we in deze indeling tussen kritiek, visie en methodiek een aardig handvat om anarchistische opvattingen en concepten te bespreken.

1: De kritiek

Autoriteit als onding

Eerst de vraag: wat is er mis met de bestaande maatschappij? Veelal wordt de kern van de anarchistische maatschappijkritiek geformuleerd als: anarchisten zijn tegen autoriteit. Als steekwoord is dat niet verkeerd. Maar het is niet meer dan dat: een steekwoord. Er moet een heleboel bij om duidelijk te maken wáár het om gaat.

Mikhail Bakoenin, grondlegger van het anarchisme in de jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw, erkende bijvoorbeeld de vrijwillig aanvaarde autoriteit van iemand die op een bepaald terrein vakbekwaam is, iemand naar wie je luistert omdat zij of hij er ook echt meer van weet dan jezelf. Hij zei er alleen wel bij dat we niet hoeven te accepteren dat die persoon haar of zijn visie dwingend aan ons kan opleggen.

Laten we Bakoenin hier zelf even het woord geven. “Waar het laarzen betreft, verwijs ik naar de autoriteit van de laarzenmaker; wat betreft huizen, kanalen of spoorwegen raadpleeg ik de autoriteit van een architect. Voor deze of gene specialistische kennis raadpleeg ik deze of gene wijze kenner. Maar ik sta noch de laarzenmaker noch de architect noch de wijze kenner toe om zijn autoriteit aan mij op te leggen.(…) Maar ik erken geen enkele onfeilbare autoriteit, zelfs niet in speciale vraagstukken, hoeveel respect ik ook voor de eerlijkheid en de oprechtheid van dit of dat individu mag hebben. Ik heb geen absoluut vertrouwen in welk persoon dan ook. Zulk vertrouwen zou fataal zijn voor mijn redelijk inzicht, voor mijn vrijheid, en zelfs voor het succes van de dingen die ik onderneem; het zou mij onmiddellijk omvormen tot een stompzinnige slaaf, een instrument van de wil en de macht van anderen.” Wie laarzen wil, gaat naar een laarzenmaker en neemt diens advies serieus, wie ziek is raadpleegt een arts. Dát type van autoriteit, aldus Bakoenin, is niet het probleem. Er ontstaat een probleem als autoriteit wordt opgelegd, wordt afgedwongen, zonder dat je zelf de zeggenschap houdt.[5]

Je kunt je wat mij betreft zelfs afvragen of je die geaccepteerde deskundigheid die Bakoenin bespreekt, wel autoriteit moet noemen: ‘expertise’ lijkt me een geschikter woord. Anderen mensen die jou vertellen wat je moet doen, en dat desnoods kunnen afdwingen, naar wie je móét luisteren, aan wie je moet gehoorzamen: dáár wringt het, dáár is sprake van de autoriteit die anarchisten verfoeien. Opgelegde autoriteit, autoriteit van hogerhand, hiërarchische autoriteit – dáártegen keert zich het klassieke anarchistische bezwaar. Waar ik het in de komende passages over ‘autoriteit’ heb, doel ik op die opgelegde autoriteit. Expertise die ik accepteer in volle vrijheid zal ik niet als autoriteit aanduiden, ook al doet Bakoenin dat verwarrend genoeg wel.

Het is duidelijk dat die hiërarchische, opgelegde autoriteit in allerhande maatschappelijke instellingen te vinden is. Arbeiders werken voor een ondernemer, een baas – iemand die hen dag in dag uit vertelt wat ze moeten doen, iemand die zijn/haar autoriteit, de autoriteit van het bedrijf, oplegt aan de mensen die er werken. Kinderen moeten boven alles gehoorzamen aan docenten en aan ouders, die daarmee hun autoriteit opleggen aan de jeugd. De politie verbiedt bepaalde gedragingen, en bestraft die met boetes, arrestaties, knuppels en traangas. Daarmee legt de politie autoriteit op. En die autoriteit komt weer van boven, van de politiechefs, de burgemeester, het openbaar ministerie. Het is opgelegde, hiërarchische autoriteit. Anarchisten vinden zoiets verwerpelijk.

De politie brengt een gearresteerd iemand dan voor een rechtbank die iemand kan veroordelen, oftewel die de autoriteit van de wet kan opleggen. Dan ga je naar de gevangenis waar de directie jou opsluit. Alweer iemand die vertelt wat jij niet meer mag doen (vrij rondlopen) en waar je moet zijn (in die cel van vier bij drie). Alweer opgelegde, hiërarchische autoriteit. En als je weer ‘vrij’ bent, dan móét je nog altijd belasting betalen, dan móét je werken voor een baas, of anders móét je je melden bij UWV en/of Sociale Dienst om aan regels te voldoen om een uitkering te verkrijgen. Geen wonder dat de gezamenlijke overheidsinstanties en overheidsfunctionarissen gezamenlijk nogal eens worden aangeduid met ‘de autoriteiten’.

p-s-peter-storm-het-anarchisme-ideeen-concepten-pr-3.jpg
Joke Kaviaar - We'll Teach You A Lesson

Om een wijdverbreid misverstand te voorkomen: het anarchistische bezwaar richt zich hier dus niet tegen regels op zichzelf. Het gaat om het afdwingen ervan. Verkeersregels kunnen op zichzelf best praktisch zijn. Wachten tot een stoplicht groen wordt, voorkomt veel ongelukken. En als mensen zowel op de linkerrijbaan als op de rechter rijbaan gaan rijden, wordt het er niet veiliger op. Het bezwaar zit niet in de verkeersregels op zichzelf, al kun je natuurlijk flink van mening verschillen over de zin van specifieke verkeersregels. Bovendien kan het vaak met minder regels: mensen vinden in de praktijk van de vrijheid wel uit hoe ze het beste met wisselende situaties kunnen omgaan. Zonder gedetailleerde verkeersregels dienen mensen zelf goed op te letten op kruispunten. Maar dat kunnen ze sowieso maar beter doen, want ook verkeersregels garanderen geen absolute veiligheid. Hoe dat ook zij, het anarchistisch bezwaar zit niet zozeer in het bestaan van regels en onderlinge afspraken. Het anarchistische bezwaar zit in het opgelegde karakter van de regels, en vooral in het afdwingen ervan, door geüniformeerde gewapende types die boetes uitdelen en erger. Het bezwaar zit in die autoriteit die het nakomen van regels afdwingt.

Wat vinden anarchisten zo verwerpelijk aan die autoriteit? Daar hebben ze minstens drie argumenten voor. Autoriteit doet mensen en andere dieren pijn. Autoriteit beschadigt ons allemaal, het onderdrukt ons en perkt onze vrijheid op allerlei manieren in. Zoals we zullen zien: het is juist die vrijheid, de zelfbeschikking van de persoon, de individuele autonomie, die voor veel anarchisten één van hun kernwaarden is. Die vrijheid en die autonomie is het doel van van een wenselijke samenleving. De autoriteit manipuleert ons om dingen te doen die we vanuit onszelf niet willen en houdt ons van de vervulling van onze verlangens af. De autoriteit stopt ons in de gevangenis. De autoriteit kan ons doden als we in haar weg staan, als we niet gehoorzamen.

De autoriteit en de bijbehorende instituties zijn tegelijk de instrumenten die uitbuiters nodig hebben om werkende mensen er onder te houden. Dat is het tweede bezwaar tegen autoriteit. Geen baas kan ‘zijn/haar’ arbeiders aan het werk houden tegen lage lonen en gedurende lange werkdagen zonder te kunnen dreigen met ontslag, en zonder de dreiging van wet, rechtbanken en politie tegenover stakingen en andere vormen van verzet. Geen grootgrondbezitter kan zich veilig voelen tegenover de boeren die hij uitbuit zonder het leger of zelfs zonder moordbrigades die in de schaduw klaarstaan om mensen die op ‘zijn’ grond protesteren neer te slaan.

De wet, de politie, de rechtbanken, het leger, de geheime dienst, moordbrigades van de grootgrondbezitters: het is de autoriteit aan het werk. Uitbuiting – rijkdommen vergaren uit het werk van anderen – hangt af van onderdrukking, van het opleggen van autoriteit. Uitbuiting heeft dus autoriteit nodig om te kunnen functioneren.

Maar er is meer. Autoriteit is niet alleen onderdrukkend en alleen al om die reden verwerpelijk. Het is tegelijk ook nog eens hoogst inefficiënt. Wel eens meegemaakt wat er gebeurt op het werk als de baas er niet is? Dan gebeuren er meteen twee dingen. De sfeer knapt op. Er wordt vaak meer gelachen, meer gepauzeerd, er vliegen heel wat opmerkingen in het rond over de baas en het bedrijf, opmerkingen die mensen wel voor zich hielden toen de baas nog rondliep. Dat is het eerste punt. Waar de baas – de autoriteit-in-eigen-persoon – even weg is, daar beginnen mensen zich als vrije dieren te gedragen, en niet meer als gekooide en gedrilde wezens.

Het tweede punt is nog interessanter. Het werk wordt evengoed wel gedaan. En dat niet alleen. Het gebeurt vaak sneller, efficiënter, dan toen de baas er was. Waarom? Arbeiders weten als geen ander hoe het werk gedaan dient te worden. Daar hebben ze de baas niet voor nodig. En zonder die baas die ze op de vingers kijkt, is het werk ook doorgaans minder vervelend. Bovendien kunnen arbeiders zonder die baas wellicht eerder weg als ze het werk sneller af weten te ronden zonder dat het bedrijf dat door heeft – ook een goede motivatie om sneller en efficiënter te werken. Dat laat allemaal zien dat autoriteit niet nodig is om het werk op zichzelf gedaan te krijgen. Autoriteit is nodig om het werk gedaan te krijgen zoals de baas het wil en om de arbeiders van het resultaat van hun werk te beroven in ruil voor een karig loon. Maar voor de taak zelf is die autoriteit schadelijk. Als je resultaten wilt, zorg dat je van die bazen af komt. Ze lopen vooral in de weg.

Zelfs kapitalisten hebben soms door dat mensen betere resultaten leveren zonder opgelegde druk van bovenaf. Daarom introduceren ze bijvoorbeeld ‘zelfsturende teams’ van arbeiders die samen verantwoordelijk zijn voor het vervaardigen van bijvoorbeeld een auto. Die verdelen onderling de taken naar eigen inzicht. Natuurlijk gaat die auto dan naar het bedrijf, dat het ding voor winst verkoopt. Arbeiders hebben een schijnvrijheid, en die is ondergeschikt aan het bedrijf. De directie is nog steeds de baas. De autoriteit is er dan nog, maar niet rechtstreeks in het werkproces zelf.

Dit soort dingen laat zien hoe weinig feitelijke noodzaak er voor autoritaire verhoudingen zou zijn als het werkelijk zou draaien om de gedane werkzaamheden en niet om de winst van het bedrijf of de macht van de staat. Dat arbeiders niet samen de bedrijven besturen zonder bazen, heeft politieke en maatschappelijke, maar geen technische redenen. En wat voor bazen in bedrijven geldt, dat gaat ook op voor autoriteit in het algemeen. Het maakt mensen stuk, het maakt uitbuiting mogelijk, en het is voor doeltreffende maatschappelijke activiteit helemaal niet nodig.

Twee andere begrippen horen bij de autoritaire structuren en praktijken die anarchisten van de hand wijzen. Die twee begrippen zijn hiërarchie en gehoorzaamheid. Hiërarchie is het verschijnsel dat autoriteit gestructureerd is van boven naar onder. Het is als het ware een stelsel van trappen en ladders, met treden van beneden naar boven. Zoals het spreekwoord luidt: er is altijd baas boven baas. In andere woorden: er is sprake van hiërarchie, een ‘hoog’ en een ‘laag’. Precies ook deze boven- en onderschikking wijzen anarchisten af, omdat het onderwerping en onvrijheid inhoudt. Tegenover de hiërarchie zoeken anarchisten juist naar horizontale structuren, waarin mensen naast elkaar staan, zonder dat de ene mens boven de andere staat.

Dan is er nog de houding die ‘de autoriteiten’ van ons eisen: gehoorzaamheid. Veelal aangeprezen als een deugd, zien anarchisten juist in deze houding een stuk onderdanigheid, een houding waarvan levende wezens die in vrijheid willen leven, zich maar beter kunnen ontdoen. “You can do what is right or you can do what you are told”, zong Phil Ochs in 1965 al in zijn ‘Days of Decision’.[6] Je kunt doen wat juist is. Of je kunt doen wat je verteld wordt. Maar klakkeloos doen wat je verteld wordt is verkeerd. Het is beter om te doen wat juist is, omdat je zelf van oordeel bent dat het juist is. We willen dat dingen gedaan worden omdat we er voor kiezen die dingen te doen, niet omdat iemand ons daartoe opdracht geeft en ons met straf bedreigt als we weigeren.

Laten we een vroege voorloper van het anarchisme er eens bij halen, Étienne de La Boétie, in “Over vrijwillige gehoorzaamheid” uit 1552:

“Wie kan er werkelijk geloven dat één man alleen een honderdduizend mensen kan mishandelen en van hun vrijheid beroven? (…) Er is duidelijk geen noodzaak tot strijd om die ene tiran te overwinnen, want hij is automatisch verslagen als het land weigert met zijn eigen slavernij in te stemmen. Het is niet nodig om de tiran van iets te beroven, het is genoeg om hem niets meer te geven.

Het zijn daarom de bewoners zelf die hun eigen onderwerping toestaan, of beter nog, zelf tot stand brengen. Want door op te houden zich te onderwerpen zouden ze een eind aan hun dienstbaarheid maken. En volk brengt zichzelf tot slavernij, snijdt haar eigen keel door, wanneer het, waar het de keus heeft of mensen vazallen of vrije mensen willen zijn, haar vrijheden in de steek laat en het juk op zich neemt, waarbij het instemt in haar eigen ellende, of beter gezegd, die ellende kennelijk verwelkomt.”[7] Nee, gehoorzaamheid is geen deugd. Het is een vloek. Net als die autoriteit waar het een instrument en weerspiegeling van is.

Tegen de staat en tegen het kapitaal

Het mag duidelijk zijn dat met de afwijzing van autoriteit sowieso ‘de autoriteiten’, de staat en het ‘bevoegd gezag’ voorwerp van kritiek en afwijzing zijn. Het anarchistische bezwaar is echter nadrukkelijk veel breder én veel dieper dan alleen maar afwijzing van ‘de overheid’, de regering, de staat. Het bezwaar treft de staat. Het bezwaar treft ook de kapitalistische economie, en alle stelsels waarin mensen worden uitgebuit door rijke bezitters en heersers en waarin daartoe systematisch opgelegde autoriteit wordt gehanteerd.

Daarom ook zijn zogeheten libertariërs – voorstanders van wat soms anarcho-kapitalisme wordt genoemd: kapitalisme met zo min mogelijk of zelfs geen staat – geen anarchisten, ook al doen ze soms alsof. Libertariërs staan een maatschappij voor waar privéondernemers arbeiders in dienst hebben, maar de staat tot een absoluut minimum hebben teruggebracht. Eigenlijk zouden we ze dus beter propertariërs kunnen noemen, met hun heiligverklaring van ‘property’, bezit. De maatschappij die ze voorstaan is doordrenkt van de opgelegde autoriteit, en wordt dus om die reden door anarchisten niet aanvaard. Dat geldt zelfs als de staat helemáál wordt verwijderd. Immers: de hiërarchische autoriteit in de bedrijven is dan intact. De dingen die de staat eerst nog mocht doen – ‘veiligheid’, ‘openbare orde’ – worden gewoon overgenomen door particuliere beveiligingsfirma’s, gecontracteerd door ondernemers. Geprivatiseerde onderdrukking is ook onderdrukking. Autoriteit in particuliere handen is net zo goed verwerpelijk als autoriteit in handen van de staat.

Heel vaak gaan de autoriteit van de onderneming en de autoriteit van de staat hand in hand, vaak wel met onderlinge twisten maar tegelijk leunend op elkaars macht en hulpbronnen. Staten financieren zich uit belastingen en hebben dus een functionerende economie nodig. Dat neemt doorgaans de vorm aan van een winstgevend – en uitbuitend – bedrijfsleven. Dat bedrijfsleven heeft de staat nodig om ervoor te zorgen dat de loonslaven-annex-consumenten hun plaats kennen: onderaan.

Libertarisme in de zin van kapitalisme-minus-de-staat is dan ook wezenlijk iets anders dan anarchisme, zelfs anders dan de meest individualistische stroming in dat anarchisme. Het woord ‘anarcho-kapitalisme’ is in dit verband dus misplaatst, want met anarcho heeft kapitalisme principieel niets te maken. Individualistische anarchisten erkennen weliswaar soms bezitsrechten – maar níét het recht om met jouw bezit anderen te dwingen voor jou te gaan werken en daarmee autoriteit over die anderen uit te oefenen. Bezitsrecht gaat niet verder dan een gebruiksrecht van datgene waar je zelf werkzaamheden aan of voor verricht. Projecten waar meerdere mensen in samenwerken moeten dan ook gezamenlijk worden geregeld en niet doordat de één loonarbeid voor de ander moet doen. Individueel anarchisme is een vorm van anarchisme waar wel problematische kanten aan zitten, juist omdat het soms raakvlakken met ‘anarcho’-kapitalisme heeft. Maar het is niet hetzelfde. Kapitalisme is immers nog wel iets anders dan privébezit op zichzelf.

Anarchisme is ten diepste staatsvijandig wegens de opgelegde autoriteit die de staat, elke staat, kenmerkt. Hiërarchische opgelegde autoriteit van een maatschappelijk orgaan dat de bevoegdheid heeft over een bepaald grondgebied te regeren is immers een wezenskenmerk van de staat. Maar hiërarchische opgelegde autoriteit is zeker zo kenmerkend voor het kapitalisme. Wie de staat afwijst maar het kapitalisme aanvaardt, is geen anarchist maar een doorgeschoten liberaal. Anarchisten zijn méér dan alleen anti-staat – en lang niet elke vijand van de staat is anarchist. Maar wie het kapitalisme afwijst zonder de staat op te willen doeken, is evenmin een anarchist.

Witte overheersing, patriarchaat en de onderwerping van de natuur

De macht van de staat en de macht van het bezit zijn twee overheersende stelsels van hiërarchische autoriteit die in het vuur van de anarchistische kritiek dienen te belanden. Er zijn er meer. En het zijn bepaald geen bijzaken.

Zo is er de structuur waarin de menselijke voorplanting en grootbrengen van kinderen, de seksualiteit, verwantschapsbanden en dergelijke op een hiërarchische manier is samengebracht. Voor deze structuur is het begrip ‘patriarchaat’ is ontwikkeld. Daarin is de dominantie van heteroseksuele mannen verankerd, en daarmee ook de onderwerping van vrouwen en van niet-heteroseksuele mannen, en van al die mensen die niet in deze vakjes passen.

Dat patriarchaat zien we in de traditionele gezinsvorm, met de man aan het hoofd, de vrouw als ondergeschikte partner, en daaronder de kinderen waarvan de jongens opgroeien tot potentiële gezinshoofden, de meisjes tot potentiële ondergeschikte partners. Omdat de vrouwen binnen deze rolverdeling vanwege het moederschap de hoofdrol in het grootbrengen van kinderen toegewezen kregen, zijn het de mannen die buitenshuis ‘de kost verdienen’ voor het hele gezin – dat daarmee van die mannelijke kostwinner afhankelijk is. Ondergeschiktheid van vrouwen is inherent aan dit patroon, net als het uitsluiten van niet-heteroseksuele relatievormen, voorkeuren en identiteiten. Die staan immers haaks op de band tussen man en vrouw die het – ongelijkwaardige – partnerschap bij elkaar houdt. Heteroseksualiteit als norm en mannelijke dominantie hangen samen. Het patriarchaat stelt mannen boven vrouwen en hetero-mannen boven mensen met andere seksuele oriëntatie.

Dit hele complexe patroon hangt van voorrechten – en dus hiërarchische autoriteit, vaak heel subtiel georganiseerd en ongrijpbaar – aan elkaar. Mannelijk privilege en hetero-privilege zijn van dat patriarchaat een uitvloeisel. Net als cis privilege – ‘cis’ staat tegenover ’trans’. Het gaat dus over mensen die de ‘gebruikelijke’ vrouwelijke dan wel mannelijke lichaamskenmerken hebben en zichzelf ook langs die kenmerken als vrouw dan wel man identificeren. Transgender mensen hebben een zelfidentificatie die daarentegen niet overeenkomt met de lichaamskenmerken die je tot man of tot vrouw verondersteld worden te maken. Ze weten zich ‘vrouw in een mannenlichaam’ of ‘man in een vrouwenlichaam’. Of ze behoren tot geen van die twee genders en zijn daarmee non-binair. Ik gebruik hier welbewust aanhalingstekens, want de zaak is met deze formulering niet echt adequaat beschreven. Voor een diepgaande analyse van genderpolitiek is deze brochure echter niet de plek.[8]

Vrouwen, hetero, bi en lesbisch; homoseksuele en biseksuele mannen; transgender mensen en anderen die zich niet in de man/vrouw-tweedeling herkennen: zij allemaal worden door en vanwege dit patriarchaat op allerlei manieren onderworpen en buitengesloten. En waar sommige mensen boven anderen geplaatst worden, is sprake van hiërarchie en autoriteit. Vanuit antiautoritair oogpunt is stelling nemen en strijd voeren tegen het patriarchaat noodzakelijk. Dat wil niet zeggen dat het in anarchistische kringen vanzelfsprekend was en is om zich tegen dat patriarchale verhoudingen te keren. Pierre-Joseph Proudhon, de eerste die zich in positieve zin anarchist noemde, was in zijn anarchisme hoogst inconsequent. Voor hem stond het patriarchale gezin centraal, met de man heel nadrukkelijk aan het hoofd. Hij kreeg hiervoor destijds trouwens al wel de anarchistische wind van voren. Emma Goldman, anarchist en feminist vanaf de late negentiende eeuw tot aan haar dood in 1939, ervoer met haar feministische inbreng ook in anarchistische kring weerstand.

Strijd is eveneens nodig tegen dat andere stelsel van hiërarchische autoriteit: witte overheersing. Die is een springlevende erfenis van koloniale verhoudingen. In die verhoudingen koloniseerden witte bezittende klassen en heersers van staten zwarte en bruine mensen, vaak hele bevolkingen. Witte heersers onderwierpen die mensen, roeiden ze deels uit, maakten ze deels tot slaaf of zetten ze op ander wijze winstgevend aan de arbeid. Dat gebeurde bijvoorbeeld via dwangarbeid in de gekoloniseerde regio of via migrantenarbeid in de regio waar de koloniale machthebbers of hun erfgenamen woonden. Dit alles werd en wordt veelal gerechtvaardigd met opvattingen over witte superioriteit en zwarte minderwaardigheid, soms subtieler verwoord met verwijzingen naar ‘culturen’ en dergelijke. Racisme is de ideologie die hoort bij deze witte overheersing. De vorm van die overheersing is weliswaar veranderd. Maar koloniale verhoudingen en het bijbehorende racisme zijn bepaald niet weg, en dat is zacht uitgedrukt.

Racisme is vaak ook vergroeid met weer een ander hiërarchisch stelsel: het concept van de nationale staat. Hier zit het idee in dat een staat als het ware gedragen wordt door een bepaalde bevolkingsgroep, een ‘volk’ een natie. Wie niet bij dat volk hoort, heeft binnen de nationale staat minder of geen rechten. Van dit concept naar regelrecht racisme tegen de ‘buitenstaander’ is geen enorm grote stap. Antisemitisme, haat en uitsluiting van joden als buitenstaanders en daarom ‘gevaar voor de natie’, is hier een voorbeeld van. In het fascisme vindt de nationalistische logica haar dieptepunt. Als je wilt weten waarom anarchisten vaak zo actief zijn als antifascist, dan zie je hier een hele goede reden: fascisme is autoritarisme ten top.

Ook bij witte overheersing geldt dat we te maken hebben met een hiërarchie, die mensen een plek op een ladder toewijst en mensen onderwerpt aan institutionele autoriteit, in dit geval een koloniale autoriteit of een erfgenaam of variant daarvan. Wit privilege is daarvan een uitvloeisel. Het is het voordeel dat witte mensen – ook als ze dat zelf niet beogen – gratis incasseren, puur vanwege het feit dat ze wit zijn in een racistische, door het kolonialisme getekende maatschappij. Antiracisme en een antikoloniale theorie en praktijk horen bij het anarchisme, net zoals een antipatriarchale theorie en praktijk dat doen.

Dat anarchisten daar lang niet altijd van doordrongen zijn, is maar al te helaas een feit. Zowel Bakoenin als zijn negentiende-eeuwse voorloper Proudhon hielden, naast gloedvolle betogen over vrijheid en solidariteit, herhaaldelijk zeer hatelijke antisemitische tirades. Daar kunnen we als hedendaags anarchist maar beter totaal en volmondig afstand van nemen en houden. Een recenter voorbeeld. De strijd tegen de racistische karikatuur die we helaas nog steeds in de vorm van Zwarte Piet tegenkomen, was bepaald niet meteen gemeengoed in anarchistische kringen. Antiracistische en antipatriarchale strijd horen er echter bij voor wie het anarchisme serieus neemt.

Een vijfde hiërarchisch stelsel, naast staat, kapitaal, patriarchaat en witte overheersing, is de onderwerping van de niet-menselijke natuur aan de menselijke soort. Mensen onderwerpen dieren, zetten ze gevangen, beroven ze van hun melk of hun eieren, mensen doden dieren om ze op te eten of van hun vacht te beroven. Winst is een reden, maar het gaat dieper. Het is een overheersingsvorm op zichzelf, gerechtvaardigd door het idee dat ‘de mens’ boven de planten- en dierenwereld staat. Het is een hiërarchisch idee waarmee een hiërarchische relatie wordt uitgedrukt. Het mag zo zijn dat mensen capaciteiten hebben die egeltjes en bosanemonen niet hebben, dat geeft mensen nog niet het recht om egeltjes dood te rijden en bossen van bosanemonen te ontdoen.

Wie hiërarchie en overheersing als zodanig verwerpelijk vindt, doet er goed aan die afwijzing uit de breiden tot de hele natuur en niet te beperken tot enkel de verhoudingen tussen mensen. Het is een kwestie van overleven: sloop de niet-menselijke natuur, gooi de atmosfeer vol met broeikasgassen en kap de regenwouden en je krijgt er aanzwellende klimaat ontwrichting en rampen voor terug. Het is tegelijk ook een kwestie van respect en erkenning dat de niet-menselijke natuur haar eigen autonome bestaansrecht heeft.

p-s-peter-storm-het-anarchisme-ideeen-concepten-pr-2.jpg
Joke Kaviaar - Dying Flowers

Dit is trouwens iets om in de gaten te houden, ook waar ik in dit boekje verderop verwijs naar arbeiders die de fabrieken in eigen beheer kunnen nemen. Voor heel veel van die fabrieken, ja voor hele bedrijfstakken, geldt dat duidelijk niet. Die dienen gewoon gesloten en zelfs gesloopt te worden als we het destructieve schrikbewind over de niet-menselijke natuur echt willen beëindigen. Kolencentrales zijn ‘na de revolutie’ nog steeds enorm vervuilende, klimaatverstorende en daarom verwerpelijke bedrijven, ook als de baas er uit is geschopt. Die dingen moeten niet zomaar door arbeiders worden overgenomen, maar door opstandige menigten, waaronder die arbeiders, gewoon worden gesloten. Ook de centra waar dieren worden opgesloten en mishandeld om vervolgens tot menselijk voedsel toe worden omgezet, dienen te worden dichtgegooid. Die hebben in een anarchistische maatschappij die ook de waardigheid van het niet-menselijke dier erkent, geen plaats.

De methoden waarmee de natuur wordt onderworpen lijken maar al te vaak op de methoden waarop machthebbers andere mensen onderwerpen. In beide gevallen worden onderworpenen tot middel, tot productiefactor, tot ding gedegradeerd. In de twintigste eeuw is in anarchistische kring gelukkig het inzicht gegroeid dat de strijd tegen autoriteit, de strijd tegen natuurvernietiging en de strijd tegen de onderwerping van dieren niet los van elkaar staan. Dat tegenwoordig veel anarchisten tegelijk veganisten zijn, is niet helemaal toevallig.

Overheersing van de natuur, witte overheersing, patriarchale onderdrukking, kapitalistische uitbuiting, de heerschappij van de staat: vijf stelsels van veelal institutionele, autoritaire hiërarchie. Er zijn er nog wel meer. Onderdrukking op basis van leeftijd, vermoedelijk een oeroude vorm van hiërarchie. Die bestaat nog steeds. Kinderen over wiens leven en welzijn wordt beslist, zonder zelfs maar serieus naar die kinderen te luisteren. Maar ook ouderen die worden afgedankt, als has-been weggezet als ze de nieuwste technische foefjes niet bij kunnen benen, maar vooral als ze niet productief genoeg meer zijn. Onderdrukking op basis van ziekte, geestelijke of lichamelijke beperking, een verschijnsel dat bekend staat als validisme. Ook hier zien we ongelijkheid, hiërarchie, opgelegde autoriteit. Beide vormen van onderdrukking zijn nauw verbonden met het kapitalisme. Uit naam van de productiviteit en de kapitalistische concurrentie worden immers mensen die ‘te jong’ zijn niet meegeteld, mensen die ‘te oud’ zijn uitgerangeerd en mensen met een beperking buiten spel gezet, of erger.

Stelsels van onderdrukking opereren sowieso zelden alleen, maar zijn op allerlei wijzen verstrengeld. Uit winstbejag onderwerpen kapitalistische bedrijven de natuur, sluiten ze dieren op, betalen vrouwen nog minder dan mannen, terwijl ze zwarte en bruine mensen, eigenlijk van alle mensen die door racisme tot ‘anders’, ‘minder’ zijn bestempeld, tot de slechtste banen veroordelen als ze al zwarte of bruine mensen aannemen. Intussen draaft de politie behulpzaam op om stakingen te breken, dierenbevrijders op te sluiten en protesten tegen racisme neer te slaan.

Deze stelsels van hiërarchische autoriteit, afzonderlijk maar vooral verstrengeld, zijn niet alleen vervelend voor de vrijheid. De omverwerping ervan is niet alleen nodig om een wereld te krijgen die prettiger en fijner is voor ons allemaal. De omverwerping ervan is een kwestie van overleven, want die stelsels tezamen zijn voor het pure overleven een steeds acuter bedreiging. Dat wordt duidelijk aan de hand van de klimaatramp die zich voltrekt, en die het gevolg is van de uitstoot van broeikasgassen door industrie, veeteelt, transport, energie-opwekking in de huidige maatschappij. Daarin zien we allereerst de op hol geslagen overheersing en onderwerping van de natuur. Op hol geslagen waardoor? Door het winstbejag, door de macht van het kapitalisme. Wie protesteert en zich verzet, krijgt de macht van de staat over zich heen. Dat zijn al drie van de genoemde stelsels van autoriteit.

Het zijn juist jonge mensen die de zwaarste consequenties van de klimaatramp krijgen. Logischerwijs zijn het dan ook schoolkinderen die in grote aantallen protesteren, om vervolgens te ervaren hoe politici deze kinderen hetzij slijmerig naar de mond praten, hetzij standjes geven of ze neerbuigend toespreken. Zo wordt leeftijdsonderdrukking ingezet om verzet tegen de klimaatcatastrofe tegen te werken. Van die catastrofe hebben mensen die koloniale onderdrukking ondergaan, extra veel en extra snel last. Bangladesh loopt veel meer gevaar dan Nederland, en heeft veel minder middelen om zich te beschermen. En waar rampen zich voltrekken, daar zijn het vrouwen en kinderen op wie de zorg voor slachtoffers onevenredig zwaar neerkomt, maar die door patriarchale onderwerping zich extra moeilijk kunnen verweren… maar waar de strijd echt losbreekt veelal vooraan staan in het verzet.

Van het succes van dat verzet tegen de klimaatramp hangt het overleven af van mensen en andere dieren, niet op de lange termijn maar overmorgen, morgen en nu. Voor succesvol verzet is echter effectieve ontmanteling en sloop van al die stelsels van hiërarchische autoriteit nodig. Alle stelsels van hiërarchische autoriteit zijn dus doelwit van anarchistische kritiek. Ze zijn deel van een autoritair maatschappelijk systeem dat anarchisten willen slopen en vervangen. Maar vervangen waardoor?

2: Het alternatief

Tegenover de autoriteit: vrijheid als autonomie

Kenmerkend voor het anarchisme is dus de afwijzing van de opgelegde, hiërarchische autoriteit in al haar geledingen en manifestaties. Veelal spreken anarchisten in dit verband zelf van ‘antiautoritair’ . Zolang we in het achterhoofd houden dat het hier gaat om díé vorm van autoriteit die van hogerhand komt en ons door de strot wordt geduwd, is er tegen dat begrip geen bezwaar. Het is de tegenstelling tussen baas en knecht, tussen overheersing en ondergeschiktheid, waar we als anarchist vanaf willen – in héél de maatschappij, wereldwijd. We willen dat mensen vrij zijn om hun leven naar eigen inzicht en gevoel in te richten en we willen die vrijheid in beginsel voor iedereen. Dat laatste betekent nadrukkelijk niet dat we die vrijheid kunnen opleggen. Precies dat zou ook weer opgelegde autoriteit inhouden, wat we nu juist verwerpen.

Daarmee komen we aan de beginselen waarop een wenselijke maatschappij gebouwd zou moeten zijn. Vrijheid is de kern, vrijheid als persoonlijke autonomie, persoonlijke zelfbeschikking. We willen vrij en zelfstandig over onze levens, onze lichamen, onze energie en onze tijd kunnen beschikken. Anarchisten gaan er bovendien vanuit dat we dat ook kúnnen en dat inbreuken op juist die vrijheid narigheid meebrengen.

Bazen zijn nodig, niet vanwege het werk zelf, maar om gehoorzaamheid en het volgen van de ‘correcte procedures’ te garanderen. Hun rol is tevens om te zorgen dat de opbrengst niet in handen van de arbeiders terecht komt, maar in die van de eigenaar, de directie, het bedrijf of de staat. De dwang om te werken voor een kapitalist perkt onze vrijheid in en zorgt er dus tegelijk voor dat wij arm zijn terwijl de kapitalist zich verrijkt op basis van onze werkkracht.

Hiërarchische autoriteit maakt uitbuiting mogelijk, het is een wapen van onze heersers om zich ten koste van ons te verrijken. Onze vrijheid winnen betekent daarom tevens: een eind aan zelfs de mogelijkheid tot uitbuiting maken. Een anti-staatshouding gaat wederom hand in hand met een principieel antikapitalisme. Autonomie, persoonlijke zelfbepaling, botst met allebei. Het draait om het vrije, autonome individu die voor zichzelf een doel is en zich nergens aan zou hoeven te onderwerpen.

Een auteur die hier welsprekend op hamert, een indrukwekkend boek lang, is de negentiende-eeuwse Duitse filosoof Max Stirner. Zijn bekendste boek heet “De Enige en zijn Eigendom”.[9] Kortst mogelijke samenvatting: Mij gaat niets boven Mij. Het is geen eenvoudig boek, en passages ervan kunnen worden misverstaan als een pleidooi voor ongebreideld egoïsme in de plat-liberale zin des woords. Wie verder en beter leest ziet echter dan zijn pleidooi ál die ikken, al die ‘Ego’s’, als vertrekpunt van denken en handelen erkent. Bovendien erkent hij nadrukkelijk de zin van een verbond om in vrijheid gemeenschappelijke zaken te verwezenlijken. Een ‘Bond van Egoïsten’, zo noemt hij dat provocerend.

Stirner is zo sterk, omdat hij met zijn pleidooi voor het concrete, autonome vrijheidslievende individu een soort toetssteen aanbrengt waarmee elk begrip waaraan concrete mensen geacht worden zich te onderwerpen, door de anarchistische mand valt. Staat, kerk, kapitaal, maar ook bijvoorbeeld begrippen als ‘de mensheid’ en ‘de rechtvaardigheid’. Als mensen zich opofferen voor ‘de mensheid’ dan functioneert die mensheid als een autoritair spook, en dan delft de concrete mens nog steeds het onderspit. Dat is de gedachtegang. Stirner verschaft ons hiermee allemaal een uitstekend waarschuwingssysteem tegen autoritaire toestanden in alle dimensies van ons leven.

Wederkerigheid

Vrije mensen zullen zich willen verbinden aan elkaar, zoals ze dat sowieso al doen. Hier is het begrip ‘wederkerigheid’, wederzijdse hulp, van groot belang. Mensen zijn geneigd om dingen voor elkaar te doen. De één helpt de ander, in de verwachting dat de ander ook bereid is die één te helpen als dat nodig is. Niet als handel, niet puur op basis van voor-wat-hoort-wat. Wel als sociale praktijk, als vanzelfsprekende norm. Het is opvallend hoe sterk die norm heel vaak blijkt te zijn.

En het is precies die norm die anarchisten tot bouwsteen maken voor een vrije maatschappij van samenwerkende mensen. Jij vraagt aan de buurvrouw een kopje suiker als jouw suiker op is. De buurvrouw vraagt aan jou om de plantjes water te geven als zij met vakantie is. Niemand houdt een boekhouding bij. Je hoeft er ook geen gemeentelijk formulier voor in te vullen. Geen markt en geen staat die ons daartoe hoeft te dwingen. Het is gewoon burenhulp, op basis van wederkerigheid. Welnu, anarchie is in feite dit concept, uitgebreid tot in de hele maatschappij waarbij we de autoritaire structuren opzij schuiven die dit concept platwalsen.

Het is vooral Peter Kropotkin, anarchist uit Rusland in de late negentiende en vroege twintigste eeuw, die heeft laten zien hoe wederzijdse hulp in allerlei maatschappijen en tijdvakken een essentiële tegenpool is geweest, en nog is, tegenover de opgelegde hiërarchische wijze van organiseren in het maatschappelijk leven. Hij wijdde er een boek aan, met de veelzeggende titel “Mutual Aid – a factor in evolution” (“Wederzijdse hulp – een factor in de evolutie”).[10] Het is een klassieke tekst van één van de grondleggers van de anarchistische maatschappijbeschouwing.

Vrije associatie

Wat stellen we voor staat en kapitalisme in de plaats? Hoe geven we de vrijheid een maatschappelijke vorm? Vrije mensen moeten ook eten, drinken, wonen en leven. Vanuit die noodzaak zullen mensen tot vrije vormen van samenwerking komen, als gelijken, met dat concept van wederkerigheid als bewuste of onbewuste leidraad. Anarchisten spreken in dit verband nogal eens van het beginsel van vrije associatie: mensen vinden elkaar, komen overeen dat ze samen iets gaan doen, spreken af hoe ze dat op touw gaan zetten en gaan dan samen aan de slag. Mensen verbinden zich met elkaar, oftewel ze associëren zich. Omdat zij daarvoor kiezen. Als iemand er voor kiest de samenwerking te beëindigen, dan is die vrijheid er. Zo kunnen spullen vervaardigd worden, maatschappelijke taken verdeeld en verricht worden.

Het is met die vrije associatie net als met die wederkerigheid: het bestaat allang, en iedereen is er mee bekend. Een informele vrienden-/ vriendinnengroep is een vrije associatie. Een punkband is een vrije associatie, een strijkkwartet en een klezmerorkestje ook. Buren die samen een straatfeest organiseren, vormen een vrije associatie. Meer voorbeelden zijn niet moeilijk te vinden. In al die gevallen bundelen mensen vrijwillig hun krachten en in al die gevallen kunnen deelnemers de bundeling van krachten ook weer verlaten. Want bij vrije associatie hoort ook vrije dis-associatie. Anarchisten benoemen als ‘vrije associatie’ dus iets dat allang bestaat. En anarchisten zeggen: langs deze lijnen kunnen in principe alle maatschappelijke taken worden geregeld, op deze wijze kunnen mensen in hun eigen en elkaars behoeften worden voorzien en werkelijk een samenleving vormen. Zoals je samen muziek kunt maken, zo kun je ook samen een kliniek runnen, een fietsenmakerij of een buurthuis.

Bij dit alles ligt de zeggenschap bij alle betrokkenen samen. Arbeiders in een fabriek besluiten samen over de productie, de werkroosters, de inrichting van het bedrijf, noem maar op. Hetzelfde geldt in allerhande maatschappelijke instellingen. Vrije associatie, gecombineerd met rechtstreekse besluitvorming, met directe zeggenschap van de betrokkenen, dat is de norm. Het woord dat in de anarchistische tradities hier veelal gebruikt wordt, is zelfbestuur.

Sommige anarchisten hanteren in dit verband de term ‘directe democratie’, ter onderscheiding van de indirecte, parlementaire democratie waar je je politieke baas weliswaar mag kiezen maar er wel aan ondergeschikt blijft. Ik betwijfel of dat woordgebruik verstandig is. Het woord kan wel helpen om het idee van zelfbestuur aan niet-anarchisten uit te leggen. Dat is een voordeel van dat woord. Maar ‘directe democratie’ impliceert toch nog een soort staat. Er is in dat begrip toch impliciet sprake van bindend gezag van ‘het volk’. Bovendien wordt het woord ‘directe democratie’ ook gebruikt om er besluitmechanismes binnen de staatsstructuur zoals referenda mee aan te duiden. En een referendum heeft niets met anarchisme te maken, omdat via een referendum de autoriteit van een meerderheid wordt opgelegd. Daarom is er volgens mij reden voor anarchisten om het begrip ‘directe democratie’ niet lichtvaardig voor onze strevingen te hanteren. D66 wil ook ‘directe democratie’, en ook uiterst rechts is er bij vlagen dol op. Vraag het maar aan mijnheer Baudet. Rechtstreeks zelfbestuur van vrije associaties is echt iets anders.

Wie krijgt wat en waarom?

Vrije associaties – op werkplekken, in plaatselijke gemeenschappen – zijn de basisorganisatievorm van een vrije maatschappij. Maar daarmee zijn we er niet. Op allerlei gebieden zal afstemming nodig zijn die verder gaat dan één fabriek, woonwijk, ziekenhuis of school. Mensen in al die afzonderlijke instellingen zullen dingen gaan coördineren, afspraken gaan maken voor het onderling leveren van goederen en diensten. Daarover wordt door anarchisten uiteenlopend gedacht.

Individualisten zullen een vorm van uitwisseling, koop en verkoop, op een soort van vrije markt willen. Pierre-Joseph Proudhon, pionier van de anarchistische gedachtewereld in Frankrijk halverwege de negentiende eeuw,had een variant hiervan die bekend is komen te staan als mutualisme. Hierin waren het niet alleen meer individuen, maar ook bedrijven die door groepen arbeiders in zelfbestuur worden beheerd, die op een soort markt werkzaam zijn. Het pure individualisme in economische zin is hier losgelaten, het idee dat de markt een slim verdelingsmechanisme is echter niet.

Het vaak gemaakte bezwaar tegen mutualisme is dat je via het marktmechanisme maar al te makkelijk economische ongelijkheden in de hand werkt. Vroeg of laat worden dat machtsverschillen en structuren die de machtsverschillen uitdrukken – precies het soort zaken waar anarchisten bezwaar tegen maken. Ik denk dat de markt niet consistent te combineren is met anarchistische doeleinden, dat de markt die doeleinden altijd zal bedreigen en daarom kort gehouden moet worden. Dat kort houden van de markt roept echter maar al te makkelijk om een instantie om de markt te reguleren. Voor je het weet zitten we in de wereld van de econoom Keynes en de sociaaldemocratie, en niet langer in die van Proudhon en het anarchisme.

Bakoenin en zijn medestanders in de jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw stonden een collectivistisch idee voor: arbeiders kregen bonnen die aangaven hoeveel uur ze geproduceerd hadden in de collectief bestuurde bedrijfsstructuur. Ze konden daarmee een evenredig deel uit de geproduceerde goederen nemen. Probleem daar is dat je dat dan nauwkeurig moet gaan bijhouden, dat je normen nodig hebt om de ‘waarde’ van verschillende soorten arbeid vast te stellen. Daarmee open je de deur naar een soort controle-apparaat dat checkt of mensen genoeg werken, of ze krijgen waar ze in deze redenering recht op hebben en dergelijke. Via de achterdeur smokkelen we de staat zo weer binnen.

De eerder genoemde Russische anarchist Peter Kropotkin, wees erop dat het ondoenlijk was om precies vast te stellen wie wat bijdroeg in de productie. Daarmee was het ook ondoenlijk om er achter te komen op wat voor beloning iemand recht had als een stelsel nog steeds op loon naar werk was ingericht. Volgens hem was het beter om mensen vrij toegang te bieden tot datgene wat de mensen samen vervaardigden. Bij anarchisme past in deze gedachtegang communisme als verdelingsprincipe, en niet de markt of varianten daarvan. Aanhangers van deze gedachtegang staan bekend als anarcho-communisten of libertair communisten.

Anarcho-communisten wijzen het hele idee van loon naar werken dan ook af, om deze en andere redenen. Zij willen toe naar een systeem waar mensen vanuit hun vrije keuze goederen en diensten leveren aan de gemeenschap en zelf vrijelijk van die goederen en diensten gebruik mogen maken. Bijhouden hoeveel er vervaardigd wordt en wat daarvoor nodig is, blijft nodig. Om dit te regelen zijn vormen van horizontale planning nodig Maar controleren of niemand misschien ’te veel’ neemt, is dan niet meer zinvol. Daarmee vervalt een motor achter de ontwikkeling van een controle- en beheersingsapparaat dat in elk loon-naar-werken-stelsel op de loer ligt en waarin de kiem van een nieuwe tirannie alweer besloten ligt.

Een bezwaar dat wel tegen het anarcho-communistische idee wordt ingebracht: zetten mensen zich dan nog wel in? Ontstaat er geen wijdverbreid profiteursgedrag van mensen die wel nemen uit wat de maatschappij maakt, zonder daar ook veel aan bij te dragen? Anarcho-communisten hebben daar een antwoord op: mensen haten verveling, en zullen toch graag iets willen doen. Mensen houden bovendien ook van waardering, iets dat je eerder krijgt als je bijdraagt dan als je dat niet doet. Dat mensen in de huidige maatschappij er graag de kantjes van af lopen, is niet vreemd. Die maatschappij waardeert mensen immers niet als gewaardeerde leden van een gemeenschap. Maar in een maatschappij waar mensen elkaars gelijken zijn, hoeft dat niet zo te zijn.

Een vorm van verdeling waarbij mensen in vrijheid bijdragen en in vrijheid nemen waaraan ze behoefte hebben, is volgens mij inderdaad het meest in lijn met de anarchistischee idee. Veel anarchisten verfoeien het woord ‘communisme’ vanwege de associatie die dat oproept met de Sovjet-Unie en soortgelijke dictaturen. Toch hoort het vrij-communistische streven voor mij tot het anarchistische basispakket. We kunnen zonder dat woord ‘communisme’, al heb ik niet meteen een beter woord paraat. Het principe dat ermee wordt uitgedrukt is echter te waardevol om prijs te geven. Ik ben anarchist en dus communist – en precies ook dáárom verfoei ik wat er onder ‘communisme’ aan onvrijheid en ongelijkheid zoal is georganiseerd.

Federatie, decentralisatie, delegatie, maar geen representatie

Hoe de onderlinge afstemming ook geregeld wordt, het zal in alle vrijheid, op basis van gelijkwaardigheid dienen te gebeuren. Hier duikt een ander kernidee op: het federalisme. Bedrijfscollectieven kunnen zich van onderaf aaneensluiten tot federaties van bijvoorbeeld hele bedrijfstakken. Wijken kunnen dat doen per stad, dorpen per regio, steden en regio weer per provincie, enzovoorts. Federalisme is eigenlijk het idee van vrije associatie, maar nu toegepast op groepen en op collectieve eenheden. Vrije associaties bundelen mensen. Federaties bundelen vrije associaties.

Natuurlijk is het geen doen om alle leden van die eenheden dan rechtstreeks te laten samenkomen: een complete stadsbevolking die op één plaats samenkomt om te beraadslagen en te besluiten wordt onwerkbaar. Dat brengt de noodzaak mee dat de collectieve eenheden, bijvoorbeeld de wijken waaruit de stad bestaat, mensen naar voren schuiven om tot onderlinge afspraken en afstemming te komen. De bewoners van de wijk bepalen wie namens hen wordt afgevaardigd en daarmee wie de gedelegeerde is.

Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om ‘vertegenwoordigers’ zoals bijvoorbeeld parlementsleden dat zijn. Gedelegeerden voeren uit wat degenen door wie ze zijn gedelegeerd willen en niet meer. De wezenlijke zeggenschap blijft bij die laatsten liggen. De wijkbewoners en níét de gedelegeerden hebben die zeggenschap. De arbeiders, en níét degene die door hen gedelegeerd is naar een overkoepelende structuur van meerdere fabrieken, blijven aan de touwtjes trekken.

Het gaat om delegatie van specifieke bevoegdheden en taken. Het gaat niet om representatie van mensen. Niemand oefent bij delegatie daadwerkelijk macht uit namens anderen, zoals dat bij representatie – via verkiezing van een parlement bijvoorbeeld – wel het geval is. Dat laatste is immers een vestiging van een hiërarchische autoriteit bóven de mensen aan de basis van de maatschappij.

Het is bij zulke delegatie van taken essentieel dat de gedelegeerden onder de controle van de basiseenheid van waaruit ze gekozen zijn, blijven staan. Ze kunnen elk moment worden geïnstrueerd door die basis. Ze kunnen ook tussentijds terug worden geroepen en vervangen, als ze bijvoorbeeld het vertrouwen van die basis hebben verspeeld. Besluitvoorstellen die door gedelegeerden samen worden geformuleerd, dienen dan weer worden teruggekoppeld naar de basiseenheden, van waaruit het laatste woord erover wordt gesproken. In de praktijk glijdt aanvaardbare delegatie nogal eens weg in de richting van verwerpelijke representatie. Des te meer reden om het onderscheid tussen de twee concepten scherp te stellen en te houden, om alert te blijven op wegglijden in representatieve richting.

Besluitvorming via directe zeggenschap van de rechtstreeks betrokkenen, steeds vanaf de basis, ‘van onderop’ dus – het is een begrip dat in de anarchistische traditie keer op keer opduikt. Dat geldt ook voor het het woord ‘basisdemocratie’ dat het idee vrij aardig weergeeft. Al zit daar wel weer dat lastige woord ‘democratie’ in dat we eerder al even op de korrel hadden. Soms is het ook mogelijk om zonder gedelegeerden te werken. Dat gaat dan via horizontale netwerken waarin mensen uit verschillende vrije associaties rechtstreeks bepaalde taken coördineren. Horizontaal, tussen mensen op gelijk niveau, ook dat is een voor de anarchistische redeneertrant kenmerkende term geworden. De aanpak staat tegenover een verticale werkwijze, eentje waar hoog en laag in zit en die dus hiërarchisch van aard is.

Die zeggenschap, in die basiseenheden gelegen, ligt dus niet in één bestuurlijk centrum van waaruit een groot aantal van die eenheden wordt beheerst. De zeggenschap is gespreid over vele centra, oftewel gedecentraliseerd. Decentralisatie is ook een wachtwoord dat steeds in anarchistische maatschappijopvattingen opduikt. De Amerikaanse twintigste-eeuwse anarchist Paul Goodman gebruikt zelfs het woord ‘decentralistisch’ soms vrijwel als synoniem voor ‘anarchistisch’.

Dat hameren op decentralisatie heeft redenen. Eén ervan is dat de zeggenschap dan dichtbij de rechtstreeks betrokkenen ligt. Een ander ligt in het feit dat macht gif is, dat je mensen niet zomaar kunt toevertrouwen. Goodman: “Laten we aannemen dat mensen hebzuchtig zijn. Best, mensen zijn precies wat ze zijn; het mooie van de decentralistische, anarchistische positie is dat niemand veel kwaad kan. Onze visie als anarchist, en alle anarchisten zijn decentralisten, is niet dat de menselijke natuur goed is, maar integendeel dat de menselijke natuur waarschijnlijk beroerd is. Ze is te verbeteren, maar waarschijnlijk beroerd. Mensen zijn corrupt als de hel, geef niemand daarom macht, omdat daar de moeilijkheid vandaan komt, omdat de mensen die macht hebben niets beter zullen zijn dan de mensen zonder macht. En we weten in feite uit ervaring dat, hoe meer macht mensen hebben, hoe corrupter ze worden.”[11]

Macht is giftig, zoals ook Tolkien te midden van al zijn reactionaire fantasieën in zijn trilogie ‘In de Ban van de Ring’ snapte en in een metafoor verwerkte: doe de Ring van Macht om, en de macht wordt jou de baas, niet andersom. Autoriteit is niet gezond, juist ook niet voor degenen die haar uitoefenen over anderen. Spreid die macht over zoveel mogelijk centra, zorg dat niemand er meer van heeft dan een ander, dan kan het zo min mogelijk kwaad. Decentralisatie dus. Het woord geeft de anarchistische afkeer van centraal bestuur, centrale autoriteiten, goed aan. Omdat anarchisten antiautoritair zijn, willen ze die decentralisatie.

Het citaat van Goodman laat overigens nog iets aardigs zien: het anarchisme wordt hier niet gerechtvaardigd met het idee dat mensen spontaan uit zichzelf alleen maar goed doen. Juist omdat mensen kwaad kunnen doen, dient de macht zoveel mogelijk opgesplitst en dus gedecentraliseerd te worden. Overigens is de visie van Goodman op de menselijk natuur hier veel somberder dan die van bijvoorbeeld Kropotkin. Ook op dit punt lopen anarchisten ver uiteen. Maar we hoeven dus niet eerst altruïstische engelen te worden voordat anarchistische verhoudingen mogelijk zijn. Machtsconcentraties zijn gevaarlijk. Daarom: decentraliseer!

Anarchisme is een package deal

Het is hier dan wel van belang om consequent door te redeneren. Niet alle decentralisatie is anarchistisch. Zo bestaat er decentralisatie naar basiseenheden waarbinnen autoritaire verhoudingen gelden, en waarin die decentralisatie wordt gebruikt om die verhoudingen dan met hand en tand te verdedigen tegen het centrum. Dat is niet anarchistisch. De verdediging van bijvoorbeeld de ‘decentrale’ bevoegdheden van Amerikaanse deelstaten tot in de jaren zestig van de vorige eeuw, werd gebruikt om apartheid, racistische wetgeving tegen de zwarte bevolking, overeind te houden, ongehinderd door het centrale gezag uit Washington. Deze verdediging heeft met anarchisme niets te maken, want racisme is hiërarchische ondergeschiktheid en dus het tegendeel van anarchistisch. Decentralisatie moet doorgaan tot op het meest elementaire niveau: de vrije persoonlijkheid zelf waar het uiteindelijk om gaat.

Thomas Jefferson, één van de grondleggers van de Verenigde Staten en hier en daar wel eens opgevoerd als bijna-anarchist, valt als anarchist nogal door de mand. Hij was, naast voorstander van veel volksinvloed, weinig regeermacht en nu en dan een revolutie tegen arrogant gezag, ook slavenhouder en voorstander van de systematische verdrijving van de oorspronkelijke bewoners van de VS. Een kwaadaardiger vorm van opgelegde autoriteit dan slavernij en massale etnische zuivering, onderbroken door massamoord, is nauwelijks denkbaar.

Het anarchisme is, met alle variaties, een package deal: decentralisatie dient, om anarchistisch te zijn, gecombineerd te worden met het beginsel van werkelijk vrije associatie van gelijkwaardige mensen en met directe zeggenschap. Anarchisten doen er goed aan om die zeggenschap niet op te vatten als direct-democratische regeringsvorm met referenda en dergelijke, maar als zelfbestuur, als samen beslissen over wat mensen aangaat. Of dat nu de werkplek is, de woonwijk of welke andere dimensie van het maatschappelijk bestaan dan ook.

3: De weg erheen

Doel en middelen

Het anarchisme houdt een afwijzing in van staat, kapitalisme en aanverwante instellingen met hun hiërarchisch gestructureerde opgelegde autoriteit. Anarchisten streven naar een maatschappij van vrije en gelijkwaardige mensen, die hun besluitvorming in eigen hand hebben, op basis van zelfbestuur. Deze houding typeert de anarchistische benadering, al zullen anarchisten vaak heel uiteenlopende woorden en accenten kiezen hiervoor.

Maar een afwijzing van staat en kapitalisme, gecombineerd met een streven naar directe besluitvorming van onderop, zien we ook buiten de anarchistische traditie. Anarchisten kiezen echter veelal héél specifieke benaderingen, die het anarchisme wellicht nog meer typeren dan de kritiek op de huidige en de contouren van de andere, gewenste maatschappij. Anarchisten hebben, vanaf het ontstaan van het anarchisme als stroming, gehamerd op een zeer wezenlijk punt: actie- en organisatievormen moeten in overeenstemming zijn met het anarchistische doel. Het streven naar een horizontaal georganiseerde, zelfbestuurde maatschappij, zonder opgelegde autoriteit, vereist dat organisaties die in die richting werken óók niet-hiërarchisch, horizontaal gestructureerd zijn, met rechtstreekse zeggenschap van de deelnemers. Dat is ook al wat Bakoenin en zijn aanhangers bepleitten, tegenover Karl Marx die gecentraliseerde politieke macht, in de vorm van een politieke partij en van de staat, juist wel als instrument voor bevrijding zag.

Als je de bevrijdingsstrijd immers niet decentraal en antiautoritair organiseert, als je een anarchistisch georganiseerde maatschappij probeert te bereiken door middel van een gecentraliseerde, van boven af geleide organisatie, met een hiërarchie waarin een leiding haar autoriteit kan opleggen aan haar leden – dan zal je dat na bijvoorbeeld een revolutie merken. Dan zal je er achter komen dat die organisatie, met al die hiërarchisch-autoritaire kenmerken, in die nieuwe maatschappij een overwicht heeft en die nieuwe maatschappij misvormt. Dat is allemaal het tegendeel van de vrijheid, gelijkheid en het zelfbestuur waar het anarchisten om te doen is.

Een maatschappij van vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit bereiken we bovendien door de bijbehorende waarden in de praktijk te brengen, op weg erhéén. Die waarden zijn: zelf doen, samen doen, samen rechtstreeks beslissen en er samen voor zorgen dat die beslissingen worden uitgevoerd. Als ’training’ daarin hebben we organisatievormen nodig waarin dit eigen initiatief, deze rechtstreekse zeggenschap, de ruimte hebben en de norm zijn. Geen regering, geen staat en geen partij kan onze eigen rol vervangen. Anarchisme doen we zelf. Niemand gaat het voor ons doen.

Prefiguratie

Anarchisten kiezen dan ook organisatievormen en actiemiddelen die er niet op uit zijn de staat tot zaakwaarnemer van onze belangen te maken. Twee begrippen uit de anarchistische aanpak duiken hier op. Het zijn ‘prefiguratie’ en ‘directe actie’. Prefiguratie duidt erop dat de komende vrije maatschappij al enigszins herkenbaar dient de te zijn, ‘geprefigureerd’, vóórgevormd als het ware, in de huidige organisatievormen.

We willen straks de maatschappij door de mensen zelf rechtstreeks bestuurd zien, zonder tussenkomst van een opgelegd gezag? Dat willen we dan terug zien in zelfbestuurde organisaties, waarin de zeggenschap bij de leden ligt en de gedelegeerden slechts uitvoerende bevoegdheden hebben. We willen straks geen hiërarchische autoriteiten meer? Dan geven we hiërarchisch gestructureerde autoriteit in onze organisaties zo min mogelijk, dat wil zeggen helemaal géén, ruimte. We willen straks mensen die capabel zijn om initiatief te nemen, zich te laten horen en samen de zaak op poten te zetten? Dan bouwen we maar beter organisaties waarin die capaciteiten maximaal de ruimte krijgen, waarin het geen gewoonte is om te wachten op instructies uit een hoofdkantoor die dan vervolgens loyaal worden uitgevoerd. We willen een maatschappij van zelf doen en samen doen? Laten we ons dan nu organiseren door dingen zelf samen te doen. Dat is het idee.

Het idee is helder geformuleerd in een tekst uit de antiautoritaire vleugel van de Internationale Arbeidersassociatie, beter bekend als de Eerste Internationale. Dat was de organisatie waarbinnen Bakoenin en diens aanhangers ene radicale vleugel vormde, een vroege versie van de anarchistische beweging. De tekst is uit de Circulaire van Sonville, een document uit 1871 uit die radicale vleugel. Een citaat: “De maatschappij van de toekomst dient niets anders te zijn dan de universalisering van de organisatie waarmee de Internationale zichzelf heeft uitgedost. We moeten er daarom voor zorgen dat die organisatie zo veel mogelijk op ons ideaal lijkt. Hoe kunnen we verwachten dat er een egalitaire en vrije maatschappij verschijnt vanuit een autoritaire organisatie? Onmogelijk. Van de Internationale wordt, als het embryo van de menselijke maatschappij van de toekomst, vereist dat ze in het hier en nu getrouw onze principes van vrijheid en federatie weerspiegelt en elk principe schuwt dat naar autoriteit en dictatuur neigt.”[12]

Dat is het idee: het scheppen van, of tenminste het suggereren van, aspecten van de gewenste toekomst in onze werkwijze en organisatievormen in het heden.

Directe actie

Het andere idee is directe actie. Dat is rechtstreekse actie van betrokkenen, actievoerenden zelf, die met een daad druk op de ketel zetten. Het betekent dat de actie dus niet wordt uitbesteed aan onderhandelaars, bestuurders, bemiddelaars; het gebeurt direct, niet indirect. Een staking waartoe een vakbondsbestuurder oproept om de onderhandelingen die achter de schermen plaatsvinden van wat extra druk te voorzien, is geen directe actie; een staking waarin diezelfde arbeiders het werk neerleggen om hun eis ingewilligd te krijgen en daarmee rechtstreeks druk op de directie zetten door de productie stil te leggen, is dat wel, althans gedeeltelijk. Wel wat de druk betreft. Maar nog niet wat de realisatie van eisen betreft. Die blijft immers afhangen van de inwilliging ervan door de baas.

Een tweede soort van directheid gaat dan ook nog verder dan het eisen van verandering en dat afdwingen met druk; het is het zelf aanbrengen van de verandering die men wenst. Een demonstratie om te eisen dat leegstaande panden tot betaalbare woonruimte wordt omgevormd is geen directe actie. De leegstaande panden binnengaan om er woonruimte van te maken is dat wel. Kraakactie is een loepzuivere vorm van directe actie: de eis tot woonruimte wordt niet eens meer gesteld, maar eigenhandig tot uitvoer gebracht. Geen wonder dat er nogal een overlap is tussen de anarchistische beweging en de kraakbeweging.

Een bedrijfsbezetting tegen sluiting van een fabriek waarbij geëist wordt dat de sluiting niet doorgaat is directe actie in de zin dat het personeel zelf, zonder tussenkomst van bestuurders, druk op de ketel zet. Het is nog geen directe actie in die tweede betekenis waarin actievoerders de eis niet zozeer stellen maar hem zelf al inwilligen. Als arbeiders die een bedrijf bezetten, dat bedrijf zelf onder eigen beheer zonder managers voortzetten, dan zien we ook dat tweede aspect van directe actie.

Directe en indirecte aspecten zitten vaak in één actie verweven. Voor stakingen geldt dat heel sterk. Want hoezeer gewone vakbondsstakingen ook indirect van opzet zijn, precies in het feit dat arbeiders daadwerkelijk iets drukverhogends doen is een glimp van directe actie in een veelal veel te dikke laag van indirectheid, van representatie en bemiddeling. Demonstraties zijn nog geen directe actie, maar als demonstranten onderweg overheidsgebouwen bezetten en rotondes blokkeren – en dus rechtstreeks druk uitoefenen – is er wel een element van directe actie voelbaar.

Staken is des te directer naarmate stakers minder de regie van bestuurders en meer hun eigen inzichten volgen, naarmate het meer hun eigen staking is. Maar zolang de staking nog druk op de tegenstander zet – en dus van de tegenstander iets eist, in plaats van het zelf te doen – is het indirecte aspect niet weg. Staken tot de baas instemt met een kortere werkweek is in die zin nog indirect van perspectief, al is het qua uitvoering redelijk direct. Weigeren een minuut langer te werken dan die geëiste kortere werkweek is directe actie in zuivere vorm: de eis wordt niet door de baas ingewilligd maar door arbeiders zelf al doorgevoerd. Kraken is directe actie, zoals we zagen, tenzij het slechts als symbolische daad gedaan wordt.

Maar ook het vrij uitdelen van gratis maaltijden, zelf klaargemaakt en zelf ingezameld, is directe actie. Het verlangen – mensen van goed eten helpen voorzien – wordt niet als eis gesteld, maar direct verwezenlijkt. En het protest tegen verspilling van eten wordt ook direct beantwoord door eten dat anders weggegooid zou worden, tot maaltijd om te zetten en uit te delen.

Uit dit voorbeeld blijkt ook dat directe actie niet perse harde actie hoeft te zijn. Het ingooien of bekladden van ruiten van een multinational om de kwalijke rol ervan te hekelen, is een vorm van propaganda, maar niet per se van directe actie in de hier bedoelde betekenis. Al is er wel een element van directheid, van zelf-doen, in het spel. Maar het plakken van een poster doen we ook zelf, zonder dat we dan van directe actie spreken.

Directe actie is voor anarchisten zo belangrijk omdat het een voorschot is op het doel: direct vormgeven aan ons bestaan, rechtstreeks zelfbestuur. Je zou kunnen zeggen: directe actie is zelfbestuur in wording, zoals een bedrijfsbezetting een voorzet op een zelfbestuurde werkplek kan zijn en het kraken van panden een voorzet voor een zelfbesturende woongroep. We veranderen samen zelf stukken wereld, omdat we straks zelf de hele wereld samen en zelf willen besturen. Het één veronderstelt het ander. Zelfbestuur als doel, directe actie als middel waarin we dat doel al in beweging zien. Daar zien we tegelijk dat andere begrip terug: de prefiguratie.

Het hameren op directe actie wil helemaal niet zeggen dat anarchisten andere actievormen achterwege laten. Demonstraties, het uitdelen van flyers, het plakken van stickers, het ophangen van posters, het maken van bladen en boeken, het houden van informatiebijeenkomsten, maar ook propaganda door middel van gerichte vernieling en ga zo maar door: het hoort er allemaal bij, al noemen we het geen directe actie. Maar ook bij al die dingen leggen anarchisten nadruk op het zelf-doen en zoeken ze – als ze meedoen aan activiteiten die door niet-anarchisten op gang worden gebracht – veelal naar mogelijkheden om elementen van directe actie en van zelfbestuur ook binnen meer indirecte en top-down georganiseerde acties te beklemtonen. Van een keurige vakbondsoptocht iets fellers, drukverhogends maken door er sit-ins aan te koppelen, politiekordons te doorbreken en corrupte sociaaldemocraten op het podium uit te jouwen – zoiets kun je zien als het zoeken naar directheid van actie in een actievorm die zelf druipt van de indirectheid. Dit is overigens maar één optie. Een andere is: de vakbondsoptocht terzijde te laten en zelf een stevigere actie, met meer directe elementen, op poten te zetten.

Maar in beide gevallen is er dat typerende anarchistische doel: zo rechtstreeks mogelijk optreden om veranderingen dichterbij te brengen. Zoals we de zeggenschap over de maatschappij in handen van mensen zelf willen zien, zo geldt dat ook voor de zeggenschap van de acties die we in die richting willen voeren. Zoals het doel in onze middelen al merkbaar dient te zijn, zo dient het toekomstige zelfbestuur direct te zijn, zonder vertegenwoordiging, en de actie in die richting door de deelnemers eraan zelf bestuurd.

p-s-peter-storm-het-anarchisme-ideeen-concepten-pr-1.jpg
Joke Kaviaar - Working Together To End Capitalism

Een verschijnsel aan de hand waarvan het anarchisme in zijn diverse aspecten – kritiek op het bestaande, de vrije wereld als alternatief, en de weg van hier naar daar – goed geïllustreerd kan worden is de kraakbeweging op haar best.

Ga maar na. Er is het verzet tegen politieke en economische autoriteiten, tegen speculanten en de oproerpolitie. Mensen gaan zonder officiële toestemming een huis binnen, waarbij ze de wet breken, het eigendomsrecht doorbreken en een botsing met de politie riskeren. Er is sprake van directe actie: het doel – een woning – wordt rechtstreeks bereikt, zonder tussenkomst van politici. Je eist geen huisvesting, je neemt zelf een huis, je richt het in, en je verdedigt het. En dat doe je samen met anderen.

Mensen die samen een pand kraken, scheppen zelf een vorm van samen leven, een vrije associatie waarin ze leven, de voorzieningen in het pand, hun vrijplaats. Ze delen vaak ruimte en voorzieningen, op een vrije, communistische wijze. Er wordt vooruit gegrepen naar de toekomstige vrije wereld, die als het ware geprefigureerd wordt in de gemeenschap die in het hier en nu gevormd wordt. Kraken kan in die zin prima gezien worden als ene anarchistische revolutie in embryonale vorm.

Daarmee is niet gezegd dat kraken de belangrijkste frontlinie van de strijd dient te zijn. Maar als voorbeeld van anarchistische ideeën aan het werk is het naar mijn idee wel nuttig.

Daarmee zijn we dan aan het eind van onze verkenning van enkele anarchistische basisconcepten. We zagen hoe het anarchistisch streven bestaat uit een afwijzing van hiërarchische opgelegde autoriteit en dus van staat en kapitaal. We zagen het anarchisme verschijnen als een streven naar een maatschappij op basis van rechtstreeks zelfbestuur door vrije en gelijkwaardige mensen die zich bundelen in vrije associatie van mensen en via federalisme ook van groepen mensen, als organisatorisch beginsel. We zagen de delegatie van taken waar nodig, maar geen representatie van macht. We kwamen de prefiguratie tegen, het idee dat de bevrijdende doeleinden al in de niet-hiërarchische en antiautoritaire middelen en organisatievormen herkenbaar moeten zijn omdat middel en doel verbonden zijn. En we ontmoetten de directe actie als methode, als hefboom in de richting van gewenste verandering. Dit alles te bereiken en te organiseren van onderop en met rechtstreekse zeggenschap in handen van betrokkenen zelf.

Dat zijn zo wat kernbegrippen waarin misschien niet alle, maar toch wel heel veel anarchisten zich herkennen. Het zijn beginselen die we kunnen hanteren op weg naar een maatschappij van gelijkheid, solidariteit, duurzaamheid en vrijheid.

Twee valkuilen

Wat voor soort inzet is voor anarchisten vruchtbaar? Hoe geven we dit anarchisme vleugels, zodat het wordt wat het te weinig is: een factor die de wereld helpt veranderen? Twee valkuilen liggen op de loer. Beiden baseren zich op reële inzichten, om die vervolgens buiten iedere proportie te overdrijven. De ene is: het gaat vanzelf, we hoeven niets te doen. De andere is: wij als anarchisten moeten eigenhandig die noodzakelijke revolutie doorvoeren. Anarchistische bevrijding als automatisch product van de geschiedenis aan de ene kant. Anarchistische bevrijding als louter het product van full time anarchistisch activisme aan de andere kant. De waarheid ligt hier niet zozeer in het midden. De waarheid ligt eerder in een combinatie van wat goed is aan beide eenzijdigheden en het loslaten van de onzin die daar ook in verpakt zit.

Geen automatisme…

Eerst het idee dat het allemaal vanzelf gaat. Oftewel het idee dat tendensen richting anarchie min of meer automatisch het gewenste resultaat gaan brengen. De basis van dat idee is geen onzin. Die ligt in het feit dat er in een maatschappij die doordrenkt is van autoriteit, vervreemding, uitbuiting en onderdrukking, altijd rebellie sluimert. Mensen willen niet de armoede in getrapt worden door rijke bezitters. Mensen willen niet uit elkaar geknuppeld, gefolterd of opgeknoopt worden. Mensen willen niet leven als zielloze automaten in een productiesysteem dat enkel vraagt om meer. Vaak slikken mensen al deze narigheid omdat ze geen kans zien er veel aan te doen. Soms knapt er iets en komen mensen in opstand. In het klein of in het groot. De geest van de revolte is geen product van anarchistische propaganda. De geest van de revolte is de reactie van vertrapte menselijkheid, vertrapte levenslust, die reageert op onvrijheid in al haar vormen.

De jacht op winst – en dus de permanente druk van bezitters en directies om tempo te verhogen en lonen te verlagen – betekent bovendien dat kapitalisten niet onbeperkt sociale vrede kunnen kopen door concessies te doen en verbeteringen van het arbeidersleven toe te kennen. Concessies en verbeteringen kosten immers geld. Dat gaat van de winst af, van de fondsen die kapitalisten nodig hebben om te investeren om de concurrent voor te blijven. Achterop raken betekent bankroet riskeren. De kapitalist moet arbeiders uitknijpen en consumenten afpersen, niet enkel uit persoonlijke hebzucht maar uit systeemdwang. Karl Marx liet dit goed zien in zijn analyses. Anarchisten kunnen met die analyses hun voordeel doen, zonder dat ze daarmee de politieke strategie van Marx en het marxisme hoeven over te nemen. Ook van ideologische tegenstanders kunnen we soms iets leren.

Het systeem roept weerstand op. Het systeem kan niet anders. Die weerstand komt er, die is er altijd geweest sinds autoriteiten onze levens besturen, bepalen en beperken. Dit is één van de zeer weinige ‘wetmatigheden’ in de geschiedenis en de maatschappij. Die weerstand leidt tot opstand. In die opstand ontdekken mensen de kracht van directe actie, de noodzaak van solidariteit en de waarde van rechtstreekse besluitvorming. Neemt de opstand grotere vormen aan, dan beginnen mensen stukken maatschappij te reorganiseren, soms langs lijnen waar zelfbestuur en rechtstreekse zeggenschap herkenbare elementen zijn.

Anders gezegd: in de opstand ontdekken mensen kernprincipes van het anarchisme, zoals ik die hierboven uiteenzette. Dat gebeurt, of er nu anarchisten rondlopen ja of nee. Het gebeurt omdat die kernprincipes passen bij opstand en passen bij de afwijzing van opgelegde autoriteit die van zo’n opstand een bestanddeel is. Het gebeurt ook omdat de wederkerigheid, dat voor anarchisten zo waardevolle fenomeen, een verschijnsel is dat een hardnekkig bestanddeel uitmaakt van het menselijk samenleven. Het is een verschijnsel dat nog al eens tot bloei raakt als inperkende autoritaire structuren beginnen te wankelen. Als de staat ons niet meer verzorgt en de handel is stilgevallen vanwege straatgevechten, als niemand van hogerhand de mensen nog helpt, dan helpen mensen elkaar wel. Het anarchisme ontleent een enorme kracht en geldigheid aan dit soort verbanden.

Toch is het faliekant verkeerd om er dus maar van uit te gaan dat het spontaan wel in orde komt. Opstanden hoeven we als anarchist niet uit te vinden. Maar de anarchistische elementen in zo’n opstand zegevieren vaker niet dan wel. Maar al te snel duiken in of achter de opstandige menigten nieuwe leiderschapsambities op, met organisaties en partijen die gouden bergen beloven als mensen hun recept maar navolgen. Of de oude autoriteit steekt zich in een nieuw jasje, noemt zich ‘revolutionair’ en herwint haar macht.

Opstandige mensen dragen zaadjes van antiautoritaire revolte in zich, maar ook de ballast van het verleden dat ze gewend zijn en dat ze verinnerlijkt hebben. Ze werpen de ene dictatuur omver, om vervolgens angstig te roepen om een andere. Terwijl ze in de praktijk van de opstand zelf initiatieven nemen en samen een alternatief op poten beginnen te zetten, is bij diezelfde mensen het geloof in het idee dat er een regering, een oppergezag nodig is nog helemaal niet weg. De opstandige mensen zijn verscheurd door dit soort tegenstrijdigheden, terwijl intussen oude machthebbers er alles aan doen om het initiatief terug te krijgen zodra ze van de eerste schrik zijn bekomen. Nieuwe machthebbers ruiken intussen hun kansen.

Wie een illustratie wil van al deze tegenstrijdige processen, kan in bijvoorbeeld de afgelopen jaren van revolutie en contrarevolutie in Egypte ruimschoots genoeg vinden. Eerst wierpen in 2011 menigten demonstranten de dictatuur van Moebarak omver en zetten ze het militair gezag dat er op volgde onder stevige druk. Vervolgens kozen in 2012 veel mensen voor Morsi en zijn Moslim Broederschap, een partij die in de oppositie tegen Moebarak een flinke rol had gespeeld. Eenmaal aan de macht wekte die in 2013 ook grote onvrede op. Dus kwamen mensen wederom in verzet, met enorme menigten op straat. In die menigten leefde naast authentieke revolutionaire verlangens echter ook het idee dat het leger wellicht een uitkomst bood tegen Morsi. Het leger benutte de gelegenheid, pleegde een staatsgreep en herstelde goeddeels de oude autoritaire orde. Zo belandde Egypte van de regen van Moebarak in de drup van Sisi.

Het idee dat een opstand automatisch tot een antiautoritaire omwenteling leidt, is overduidelijk verkeerd. Ze biedt tot zo’n omwenteling wel de mogelijkheden. Het benutten en het vergroten ervan, is één van de waardevolle dingen die anarchisten kunnen doen. Maar dan dienen die anarchisten dat dus wel te doen.

…maar hoe dan wel?

Rekenen op een automatisch antiautoritair succes van opstanden, geloven dat zulke opstanden vanzelf revoluties in anarchistische zin worden, is dus hoogst onverstandig. Kijken hoe we een opstand – klein of groot – resultaten kunnen helpen bezorgen die anarchistische doelstellingen nabijkomen, is een kerntaak voor anarchisten. Dat betekent: met hart en ziel meedoen in de revolte. Het betekent tevens: daarbinnen anarchistische opvattingen helpen verspreiden, pleiten voor diepgaander verandering dan een regeringswissel en vrije verkiezingen. Het betekent ook: actie- en organisatievormen bepleiten en waar mogelijk op gang brengen die de anarchistische dimensies van de opstand versterken. Directe confronterende acties, van sit-ins tot flinke straatgevechten met de oproerpolitie waar een te groot deel van de beweging de neiging heeft om het bij keurige optochten te laten. Bedrijfsbezettingen en bedrijven in zelfbeheer helpen nemen, waar de beweging het anders laat bij symbolische 24-uursstakingen. De politie aanvallen en van de straten jagen, maar ook: samenkomsten houden op de pleinen, waar de actievoerders samen beslissen over de gang van zaken. Samen strijden. Samen beginnen een andere wereld op te bouwen.

En – iets waar ik ten onrechte aan voorbijging in mijn eerdere “Krachtbronnen van de anarchie” – de rol van anarchisten gaat verder dan meedoen bij opstandigheid zodra die plaatsvindt. Anarchisten brengen gelukkig ook vaak zelf opstandigheid op gang. Menige strijd zou niet, of veel minder, gevoerd worden als er geen anarchisten waren die een campagne lanceerden. Dat kunnen anarchisten omdat ook zij – ook wij – mensen zijn die last hebben van autoriteit in al haar dimensies en dus zoeken naar middelen om die te slopen en aan onderdrukking een eind te maken. Dat vuur van de revolte dat overal smeult, dat smeult ook in ons. De uitbraak van revolte hangt niet per definitie af van ons initiatief. Maar ook ons initiatief kan opstand versterken, versnellen en zelfs doen uitbreken. Kansen grijpen en de boel helpen opschudden zit dus ook in ons anarcho-pakket.

Een prachtig voorbeeld biedt Provo, de antiautoritaire beweging in de jaren zestig van de twintigste eeuw in met name Amsterdam. Sommige latere provo’s hadden eerder al sit-ins gehouden tegen atoombewapening. Dit type ongehoorzaamheid, gecombineerd met humor om het gezag belachelijk te maken, werd kenmerkend voor Provo. En Provo wachtte niet af tot mensen de politie gingen tarten met protesten, al waren er al andere mensen die happenings hielden waartegen de politie soms optrad en waar Provo’s aan mee gingen doen en mee samen gingen werken. Provo’s lanceerden zelf actie na actie, zonder netjes toestemming te vragen en zonder zich aan de bureaucratische regeltjes te houden. Het zaad viel in vruchtbare aarde: ze lanceerden daarmee een omvangrijke revolte tegen politie, monarchie en autoriteit in allerlei vormen. En ze deden dit veelal vanuit een expliciet anarchistische inspiratie.

Maar in die zelfstandige rol die anarchisten kunnen spelen ligt meteen de andere valkuil: denken dat anarchisten de beslissende kracht zijn in de strijd. Het idee dat we dat zijn is een uitvergroting van wat ik hierboven stelde: dat anarchisten in opstandsbewegingen belangrijke dingen te doen hebben. Zo belangrijk dat ze het verschil tussen nederlaag en overwinning kunnen helpen bepalen. Zo belangrijk dat het waard is om er serieuze risico’s voor te nemen bovendien. Het is een uitvergroting van dit op zichzelf juiste inzicht tot karikaturale proporties. Die uitvergroting is verkeerd.

Ja, wat anarchisten bij kunnen dragen, maakt heel veel uit. Laten we dat na, dan dragen we aan mislukking van opstandigheid bij. Maar bescheidenheid is nodig, anders gaat het ook mis. Als we als anarchisten denken dat wij, puur door inzet en wilskracht, revoluties kunnen maken waar ze niet sluimeren, dan leggen we al heel snel onze wil en onze visie op aan mensen die daar niet om hebben gevraagd. We kunnen mensen niet dwingen om vrij te worden. We kunnen dat maar beter niet eens willen. De twintigste eeuw is bezaaid met de lijken die van dit soort opgedrongen bevrijding het product zijn. Dit type ‘bevrijding’ is kenmerkend voor marxistisch-leninistische ambities en praktijken. Anarchisten kunnen zichzelf tegen die ambitie maar beter zo goed mogelijk inenten.

En als we als kleine groepen anarchisten een houding uitstralen van dag en nacht actief zijn, onszelf voorbij rennen, onze persoonlijke netwerken verwaarlozen, vriendinnen en vrienden geen aandacht meer geven, familieleden niet meer zien, vergeten plezier te maken en van ogenschijnlijk apolitieke dingen te genieten, als we dit allemaal opzij zetten voor de Goede Zaak, dan maken we drie fouten. Dan scheppen we een afschrikwekkend voorbeeld van wat een anarchist kan zijn, want lang niet iedereen kan en wil zoiets opbrengen. Dan scheppen we afstand tussen onszelf als radicale minderheid en al die andere mensen die weliswaar geen anarchist zijn, maar in wie dus wel die rebellie sluimert.

En we vergeten dan het allerbelangrijkste, waar die aloude waarschuwing van Max Stirner tegen onderwerping aan abstracties over gaat: ook anarchisme is niet het doel. Anarchisme is een middel, een theorie, een aanpak, een handvat, een serie methoden en opvattingen, om een doel dichterbij te brengen en om dat doel al te beleven in het hier en het nu. Dat doel is het leven in vrijheid, autonomie, vrije ontplooiing, op basis van gelijkwaardigheid en duurzaamheid. Dat leven mag genóten worden, voluit, niet pas na die spreekwoordelijke revolutie maar juist ook hier en nu, in permanente wrijving en botsing met het systeem dat dit vrije leven verplettert. Ook dat is revolutie, ook dat is prefiguratie: in het hier en nu laten zien waar we eigenlijk heen willen. En waar we heen willen is toch niet de levenslange 24-uur-per-dag-dodelijk ernstige activistenrol als baan met uitsluitend onbetaald overwerk? Waar we heen willen is vrijheid, saamhorigheid, ontplooiing en plezier. Die anarchie is nu.

Peter Storm

Colofon

Dit is een uitgave van Ravotr Edities/Ravotr Editions, een uitgeefprojectje dat verbonden is aan de website Ravotr, https://peterstormt.nl Contact: ravotrinfo@protonmail.com

De tekeningen zijn van Joke Kaviaar, en zijn ook te vinden op haar website via https://jokekaviaar.nl/tekeningen/index.html

Vormgeving en productie door Douwe van der Werf

Verschenen in mei 2021

De inhoud van dit boekje is @copyleft. Het is dus prima als je tekst en/of tekeningen overneemt en verder verspreidt, zolang je er geen rechten op claimt en geen commerciële doelen ermee najaagt. Het is fijn als je wel even naar de bron verwijst en de maker erbij vermeldt: Joke Kaviaar voor de tekeningen, Peter Storm voor de tekst

[1] Peter Storm, ‘Krachtbronnen van de Anarchie’, uitgave Anarchistische Groep Amsterdam, 2013, online te vinden via https://www.vrijebond.org/wp-content/uploads/krachtbronnenvoorwebsite.pdf

[2] Peter Storm, ‘Anarchism: Basic concepts and ideas’, Ravotr editions, oktober 2018, online te vinden via https://peterstormt.nl/anarchism-basic-concepts-and-ideas/

[3] Emma Goldman, ‘Anarchism: What it really stands for’, in: Emma Goldman, ‘Anarchism and other essays’(New York/London 1911; London/Zagreb 2014), p. 14.

[4] George Woodcock, ‘Anarchism: a Historical Introduction’, in: George Woodcock, ‘The Anarchist Reader’(Glasgow, 1977), p. 16.

[5] Mikhail Bakunin, ‘On Science and Authority in: Robert Graham (ed.), ‘Anarchism: A Documentary History of Libertarian Ideas, Volume One: From Anarchy to Anarchism (300 CE to 1939)’, (Montreal/New York/London, 2005), p. 90. Ook te vinden als ‘What Is Authority?’ via The Anarchist Library, https://theanarchistlibrary.org/library/mikhail-bakunin-what-is-authority

[6] Phil Ochs, ‘Days of Decision’, 1964/1965, bijvoorbeeld te vinden via https://www.azlyrics.com/lyrics/philochs/daysofdecision.html . Het lied staart op zijn tweede album ‘I Ain't Marching Anymore’ uit 1965, Te beluisteren via https://www.youtube.com/watch?v=wAoh3PYOY4U

[7] Etienne de la Boetie, ‘On Voluntary Servitude’ (1552), in: Robert Graham, ‘Anarchism: A Documentary History of Libertarian Ideas, Volume One: From Anarchy to Anarchism (300 CE to 1939) (Montreal/New York/London, 2005), p. 4

[8] Zie daarvoor bijvoorbeeld het verhelderende artikel van Petra de Jong, ‘Solidariteit met trans mensen’, Doorbraak, 16 mei 2019, https://www.doorbraak.eu/solidariteit-met-de-strijd-van-trans-mensen/

[9] Max Stirner, ‘Der Einzige und seine Eigentum ‘ (Berlijn 1845); Nederlandstalige editie ‘De Enige en zijn Eigendom’.

[10] Peter Kropotkin, ‘Mutual Aid, A Factor in Evolution’ (Londen, 1902); een recente Nederlandstalige editie is Ẃederzijdse Hulp, een factor in de evolutie’ (Utrecht 2004)

[11] Paul Goodman, ‘Last Public Speech’(1972), in: Taylor Stoehr (ed.), ‘Drawing the Line – The Political Essays of Paul Goodman’ ( New York 1977/1979), p. 271.

[12] Sonville Circular, in: Robert Graham (ed.), ‘Anarchism: A History of Libertarian Ideas, Volume One: From Anarchy to Anarchism (300 CE to 1939)’ (Montreal/New York/London, 2005), 97-98.