Titel: Het anarchisme is een te vrijheids-lievende zaak om over te laten aan de anarchisten alleen....
Auteur: Rudolf de Jong
Onderwerpen: kritiek, sektarisme
Datum: 1970
Bron: De Vrije, Anarchisties tijdschrift, nummer 3, 31 maart 1970

Enkele stellingen over autoritaire trekken in de anarchistische beweging.

Belangstelling voor het anarchisme, het zoeken naar anti-autoritaire levensvormen en strijd- wijzen, strijd tegen allerlei autoritaire structuren, tegen gezags – en machtsverhoudingen... het is allemaal aan de orde van de dag. Het lijkt mij wel eens nuttig om – vanuit een anarchistisch standpunt – het 'traditionele' anarchisme onder de loupe te nemen en na te gaan in hoeverre ook hierin allerlei autoritaire trekken te vinden zijn. Voor deze discussiemap lijkt het mij het beste om dit puntsgewijs te doen en vooral te letten op Nederland. Naar volledigheid is niet gestreefd.

1. Uitgangspunt en grondstelling is dat het vanzelfsprekend is dat ook bij anti-autoritaire en vrijheidlievende bewegingen en personen allerlei autoritaire trekken te vinden zijn. Vrijheid, een anti-autoritaire mentaliteit en een vrije samenleving zijn geen zaken die je hebt of niet hebt. Ze moeten als het ware groeien, ontdekt en ontwikkeld worden. Een kunstschilder leert al schilderend schilderen. Ik schrijf dit al schrijvend en schrappend. Verdergaande, vollediger vrijheid ontstaat al experimenterend, in en uit vrijheid. Bij elke revolutie hoor je: nu ontdekken we pas wat vrijheid is, wat vrijheid betekent. De conclusie is dat anarchisten grote bescheidenheid past. De waarheid hebben zij niet in pacht en evenmin het anarchisme. Kortom: het anarchisme is een te ernstige zaak om aan anarchisten alléén over te laten. Alle volgende stellingen zijn eigenlijk variaties op en uitwerkingen van deze uitgangsstelling.

2. Autoritaire vormen binnen de anarchistische beweging. Partij- en organisatievergoding is door de anarchisten altijd scherp veroordeeld, maar vormen van bewegingsverheerlijking en autoritaire structuren zijn er ook binnen het anarchisme geweest. Leidersfiguren (dikwijls informeel) traden op; ten dele als gevolg van sleur werden dezelfde mensen steeds op dezelfde plaatsen gezet. Sprekers en redacteuren namen bij anarchisten soms de plaats in die de bureaucraten en apparaat mensen bij de gezagssocialisten innamen. Manipulaties, verdachtmakingen en gebrek aan openheid naar binnen en naar buiten zijn ook in de anarchistische beweging voorgekomen. Autoritair is ook de persoonsverheerlijking, in Nederland vooral van Domela Nieuwenhuis. Zo sterk was deze verering, dat men de Vrije Socialist onder Rijnders trouw bleef, omdat het eens het blad van Domela was geweest. Voor martelaars- verheerlijking (Ferrer, martelaars van Chicago, Sacco en Vanzetti) geldt eigenlijk hetzelfde. Ook de Spanje-verheerlijking (vooral bij de anarcho-syndicalisten) kan men hier noemen. Taboes en vooroordelen komt men evengoed binnen als buiten de anarchistische beweging tegen. Soms hebben anarchisten – in meer of mindere mate – dezelfde vooroordelen die ook bij anderen leven, al wordt dat in theorie vaak ontkend (bijv, in onze dagen t.a.v. kunst, pornografie, drugs). Het meest treurige voorbeeld uit de geschiedenis is misschien dat de Vrije Socialist vóór de oorlog, onder Rijnders, een enkele maal tot anti-semitisme verviel (wat gelukkig een storm van protest uit anarchistische kringen ontketende). Daarnaast had men ook vaak een hele reeks van eigen taboes: hoe men zich wel en hoe men zich niet gedroeg in de beweging, enz.

3. Sektarisme. Sektarisme is autoritair, de sekte voelt zich in het bezit van 'de waarheid' of van 'de juiste opvatting', en daardoor verheven boven anderen. De anarchistische beweging is – zeker in Nederland – niet vrij van sektarisme geweest. De stelling 'in het isolement ligt onze kracht' vind je bij Domela Nieuwenhuis en deze stelling is sektarisch en autoritair; communicatie wordt ermee afgewezen.

4. Sektarisme naar binnen toe. Anti-autoritair houdt verscheidenheid in en experimenten. De anarchistische bewegingen vertonen inderdaad een grote verscheidenheid. Maar meestal werd deze verscheidenheid door de anarchisten zelf weinig positief gewaardeerd. Ieder vond dat zijn opvattingen over het anarchisme en zijn richting de juiste waren. Van echte onderlinge solidariteit was dus geen sprake. Debatten waren meer duel dan dialoog. In Nederland kwam daarbij een sterke neiging om 'zuiver in de leer' te zijn. De concrete problemen waar geestverwanten mee te maken hadden werden met ideologische stoplappen afgedaan. (Geweldlozen die het Spaanse anarchisme verwierpen vanwege het geweld in de burgeroorlog; het over één kam scheren van Nazisme en liberaal kapitalisme, enz.)

5. Sektarisme naar buiten toe. Uit de uitgangsstelling volgt dat we blij moeten zijn met elk stukje vrijheid dat bereikt wordt en dat we ons tegen elke aantasting van die vrijheid moeten verzetten. Voor de anarchisten was dit ook vanzelf sprekend. Later is te zeer als mentaliteit opgekomen dat, als het niet om de. volledige verwezenlijking van het anarchisme ging, het niet van belang was; dan was het allemaal 'lood om oud ijzer'. Te weinig aandacht en waardering was er ook voor wat anderen tot stand brachten. Voortdurend ontdek je bij de anarchisten de houding en de uiting: Er is in wezen niets veranderd (op zich zelf heeft de term 'in wezen al iets autoritairs, want wie' bepaald wat wezenlijk is voor zijn medemensen?). De betekenis van de welvaartstaat werd zo veronachtzaamd. Vaak werd de welvaartstaat negatief beoordeeld, omdat de staatsmacht en het gevoel van afhankelijkheid er door vergroot zouden worden. Onvoldoende is onderkend dat een zekere mate van materiële wel- stand een gevoel van zekerheid schiep. Voor een nieuwe generatie werd de welstand een vanzelfsprekendheid en een recht waaruit zich een juist gevoel van onafhankelijkheid en een nieuw vrijheidsbesef ontwikkelde. Door zich op de eigen opvattingen te concentreren had men ook weinig oog voor veranderingen binnen de maatschappij welke zich voltrokken, los van linkse organisaties en ideologieën. Ontwikkelingen, die vaak van zeer vrijheidslievende aard zijn. (Overigens kan gezegd worden dat met name Bart de Ligt zeer open stond voor hetgeen er in de wereld plaats vond.) Ik denk voor onze tijd met name aan de ontwikkelingen in de kerken, in het bijzonder de r.k. kerk, waarbij vrijheid van denken, zelfstandig handelen, tolerantie en werkelijke solidariteit met de medemens (allemaal dingen die ook essentieel zijn voor het anarchisme) steeds meer naar voren komen.

6. Verstarring van de 'leer'. Aanvankelijk was het anarchisme vooral een mentaliteit, een wijze van benaderen van de concrete problemen die zich voor deden. Langzamerhand (eigenlijk al vóór de eerste wereldoorlog) is het anarchisme meer een gesloten ideologie geworden die zich afsloot van en afzette tegen andere ideologieën. Er zijn maar zeer weinig oorspronkelijke anarchistische denkbeelden geformuleerd in de 20ste eeuw. Het uitdragen van de overtuiging en het zuiver houden van de leer kwamen centraal te staan. Dat het gaat om structuurveranderingen en niet om het kweken van gelijkgezinden, raakte op de achtergrond. Laat ik drie voorbeelden geven van de verstarring.

a. Marx schreef indertijd een boek tegen de Franse anarchist Proudhon. Voor de Marxisten was Proudhon daarmee 'afgedaan', wat natuurlijk onzin is. Maar voor vele anarchisten was het anti-Proudhon boek, vanwege het blote feit dat het door de ideologische tegenstander Marx was geschreven, evenzeer afgedaan. Werd er nog wat over gezegd, dan was het meestal in de geest van 'dat infame boek tegen Proudhon' (in die geest schrijft o.a. Max Nettlau er over). Grappig is dat Bakoenin, die als geen andere anarchist persoonlijke redenen had om vijandig tegenover Marx te staan, veel opener en onbevangener tegenover Marx' kritiek op Proudhon stond dan latere anarchisten. Hij vond het boek nuttig omdat Marx het metaphysische karakter van bepaalde stellingen van Proudhon had aangetoond. Het anarchisme van Proudhon was daarmee niet aangetast of afgezwakt; Marx had op autoritaire zwakheden van Proudhon gewezen.

b. De anarchisten werden in de jaren negentig van de vorige eeuw door de sociaal-democraten geweerd van de internationale socialistische congressen. De anarchisten protesteerden terecht tegen, de 'rompcongressen' die zij wel representatief achtten voor de sociaal-democratie, maar niet voor het gehele socialisme. Later organiseerden zij zelf anarchistische internationale congressen. De gedachte aan algemene congressen – waar anarchisten en niet-anarchisten elkaar konden ontmoeten, zoals in de tijd van de eerste inter- nationale was gebeurd – is kennelijk niet bij hen opgekomen. Zij stelden hun romp tegenover de sociaal-democratische romp.

c. In Nederland heeft de algemene werkstaking van 1903 en de afloop ervan de onderlinge haat tussen anarchisten en sociaal-democraten zeer vergroot. De anarchisten hebben doorgaans van het verraad van de sociaal-democraten gesproken. De vraag of de hele staking eigenlijk niet op een betrekkelijk autoritaire wijze gevoerd werd – met een comité van verweer dat de staking afkondigde en ophief en waarin niet zozeer de stakers als wel de organisaties (anarchistische en sociaal-democratische) vertegenwoordigd waren – is eigenlijk nooit helder gesteld. Ook de anarchisten waren medeverantwoordelijk voor de organisatie van de staking waarbij de centrale leiding en niet de stakers aan de basis over de strijd besliste. Een kenmerk van de verstarring van het anarchisme is ook een zeker woordfetichisme. Toen bij Provo de term anarchisme viel, werd het om die reden gewaardeerd. Anderzijds is er weinig aandacht voor ontwikkelingen die voor het anarchisme van groot belang zijn maar die aan Marx en een Marxistisch of sociaal-democratisch jargon worden gekoppeld. Bijvoorbeeld de arbeidersraden in Joegoslavië, het streven naar een vrijheidslievender communisme door de oppositie in Oost-Europa, mentaliteitsveranderingen in de Partij van de Arbeid, enz.

Slotopmerking: De vraag 'wat moeten wij doen' is in de voorafgaande punten en stellingen eigenlijk al beantwoord. Er is van alles aan de gang in onze maatschappij. Op allerlei plaatsen en op allerlei manieren worden autoritaire structuren aangetast en soms doorbroken. Vaak komen hierbij nieuwe autoritaire denkbeelden naar voren. Als men bedenkt hoe autoritair de wereld was waartegen men nu in verzet komt en hoe autoritair de enige oppositie ertegen was, die men kende (het communisme), kan dat ons niet verbazen. Er is natuurlijk alle reden om kritisch te blijven, maar er is geen enkele reden om op zichzelf of aan de kant te blijven staan. Het anarchisme moet aansluiting zoeken bij hetgeen er nu gebeurt en zal praktisch moeten werken. In de mate dat het erin slaagt vrijheidslievende alternatieven te vinden voor de problemen die als gevolg van de autoritaire structuren ontstaan, in die mate zal ook het anarchisme een renaissance kunnen beleven.