Rudolf de Jong
Het anarchisme na de val van de berlijnse muur
1
Onze vriend Collin Ward begint altijd met zich te verontschuldigen omdat hij geen Frans spreekt Ik begin met mij te verontschuldigen voor het feit dat ik probeer Frans te spreken . Maar als u Nederlands kent, verstaat u mijn Frans ook wel En als jullie het niet kennen, dan hebben jullie pech gehad.
Mijn thema is in ieder geval ‘Het anarchisme na de val van de Berlijnse muur’. Een belachelijk thema, dat ik natuurlijk zelf heb uitgezocht Belachelijk omdat na de val van de Berlijnse muur elk anarchisme ‘anarchisme na de val van de Berlijnse muur’ is. Maar goed, als goed anarchist en slecht historicus begin ik natuurlijk in het verleden, met de val van de Bastille in 1789.
De inname van de Bastille -14 juli 1789, begindatum van de Franse revolutie - was, evenals de val van de Berlijnse muur, voornamelijk een symbolische daad. De Bastille, een beruchte gevangenis, werd nauwelijks verdedigd, de Berlijnse muur in het geheel niet. Twee eeuwen na de veertiende juli 1789 bestaat er een Frans chanson dat begint met de zin: “men heeft de Bastille vernietigd maar dat heeft niets veranderd”. Dat is waar… en het is ook niet waar. Twee jaar na de ondergang van de Berlijnse muur gingen er in Oost-Duitsland allerlei stemmen op die zeiden: men heeft de Berlijnse muur afgebroken, maar dat heeft niets veranderd. Het is waar… en het is ook niet waar.
Het is niet waar omdat de val van de muur - evenals die van de Bastille - de wereld definitief veranderd heeft. De koude oorlog is ten einde. De Sowjet-Unie en de regimes in Oost-Europa zijn verdwenen. Duitsland is herenigd. Het communisme, dat wil zeggen het marxisme-leninisme, is failliet Aan de andere kant is het ook waar dat er niets veranderd is. De teleurstellingen zijn algemeen. De vrijheid heeft weinig meer dan deceptie gebracht. De dromen zijn niet verwezenlijkt. De hoop is verdwenen.
Er zijn uiteraard ook grote verschillen tussen de val van de Bastille en die van de muur, tussen de Franse revolutie en de recente veranderingen in Oost-Europa. Peter Kropotkin, die niet alleen de bekendste anarchistische publicist van zijn tijd was maar ook een belangrijk geograaf en een interessant historicus, gebruikte, als hij het over de Franse revolutie had, altijd de uitdrukking ‘De grote Franse revolutie’. ‘Grote revolutie’: men kan het woord ‘grote’ als een bijvoeglijk naamwoord zien, als een kwantiteit. Je kan ook de term ‘grote revolutie’ als een begrip op zichzelf zien. Een soort van revolutie die verschilt van andere vormen van revoluties, als een kwaliteit. Indien wij van de tweede optie uitgaan, rijst de vraag wat dan een ‘grote revolutie’ inhoudt.
Naar mijn mening is er sprake van een ‘grote revolutie’ als in een revolutie de ‘laatste vragen’ worden gesteld. De laatste vragen over de mens, over de samenleving, over de verhouding tussen de mensen en over de verhouding van de mens tot de samenleving. En niet alleen gesteld, er dient ook getracht te worden deze vragen op een nieuwe manier te beantwoorden. Hierdoor raakt een ‘grote revolutie’ alle aspecten van het leven en de samenleving, het is een poging om de gehele samenleving, ja om de wereld opnieuw te maken. Het is een revolutie met ideeën. Volgens deze criteria is het duidelijk dat de Franse revolutie een ‘grote revolutie’ was. En we kunnen ook beweren dat de anarchistische revolutie in Aragón in 1936 tijdens de Spaanse revolutie, die zich op een klein gebied met een bevolking van misschien 300.000 mensen voltrok, een ‘grote revolutie’ was. De omwentelingen in Oost-Europa en Rusland daarentegen, die het bestaan van driehonderd miljoen mensen diepgaand raakten, vormden slechts ‘kleine revoluties’. Er waren geen nieuwe ideeën in Oost-Europa. De westerse wereld navolgen, Amerika na te doen, dat was de enige gedachte, dat was de hele ideologie van deze kleine revolutie.
De westerse wereld heeft evenmin ideeën gehad aangaande de nieuwe situatie in Oost-Europa, geen projecten, geen plannen, niets. De sociaaldemocratie heeft altijd de pretentie gehad een democratisch alternatief van het autoritaire socialisme van de marxisten-leninisten te kunnen bieden. Na de val van de muur hebben de socialisten zelfs geen conferenties georganiseerd om werkelijk te discussiëren over de vraag: ‘Wat moeten wij doen?’ (ten aanzien van Oost-Europa). De westerse wereld begon direct te praten over ‘sodale markteconomie’ maar het woord sociaal verdween al heel snel. Het werd de ‘vrije’ markt van een rauw kapitalisme. Dat heeft de staatseconomie vervangen. De profiteurs zijn dezelfden gebleven. De gedachte om een distributiesysteem in te stellen voor de meest elementaire levensbehoeften, ten einde de ellende van de armsten en meest door de verandering getroffenen te verlichten, schijnt bij niemand te zijn opgekomen.
Je kan je zelfs niet aan de indruk onttrekken dat het communisme in zijn val de gehele sociaaldemocratie heeft meegesleurd. Overal hebben socialistische partijen hun verleden verraden. De sociale wetgeving, de nationalisatie van sleutel-industrieën, de hele idee van een sociale staat, het is allemaal volledig verlaten.
2
En wij, de libertairen? Hebben wij wat te bieden?
Ik heb helemaal uit Nederland een boek meegesjouwd. Dat ik vanmorgen natuurlijk in mijn hotel liet liggen. Het is een belangrijk boek want het is uitgegeven door het Atelier de Création Libertaire, een van de medeorganisatoren van deze conferentie. Een heel belangrijk boek, want ik heb er zelf een stukje in geschreven. Er staat ook een bijdrage in van Nico Berti, een voordracht die hij heeft gehouden op de internationale libertaire ontmoeting in Venetië in 1984. Het ging mij om een passage waarin Berti zegt dat het anarchisme sedert 1945 niet alleen tegen de geschiedenis ingaat, maar buiten de geschiedenis is komen te staan.[1]
Nou, dat is natuurlijk geen erg originele opmerking - Nico Berti heeft interessanter dingen gezegd - maar ik kan hem goed gebruiken ter ondersteuning van mijn betoog. Want inderdaad, als wij vandaag de dag het failliet zien van het communisme en van de sociaal democratie, dan moeten we ook erkennen dat wij nergens een echte herleving van het anarchisme zien.
Het jaar 1996 brengt ook de honderdste verjaardag van het congres van Londen, het vierde congres van de (Tweede) socialistische Internationale, waarop de anarchisten definitief werden uitgesloten uit deze organisatie. Het was meer dan een scheiding. Sindsdien zijn de ideologieën als het ware vast gezet, gefixeerd. Het anarchisme is in zijn eigen gelijk blijven steken, raakte opgesloten in zijn isolement en verloor zijn scheppende naïviteit. Het is genoeg om te zeggen dat je anarchist bent; het is een soort van a priori geworden als je wilt dat andere anarchisten naar je luisteren. Men zoekt geen antwoorden meer, men heeft een antwoord. Bij Proudhon en Bakoenin was dat anders, het anarchisme was géén uitgangspunt maar een conclusie.
Ik had mij voorgenomen u over een aantal interessante voorbeelden van het gebrek aan creativiteit van de anarchisten te onderhouden, maar gisteren hebben vrienden die veel bekwamer zijn dan ik al reeds zo indringend gesproken over de ‘bewakers van graftombes’ en over ‘ideologische postzegelverzamelaars’ dat ik dit gedeelte van mijn betoog - dat overigens het aardigste was - gelukkig kan schrappen. Ja, ik zie mij zelfs genoodzaakt iets aardigs te zeggen over de ‘bewakers van graftombes’. Elke cultuur heeft een zekere mate van continuïteit nodig, zelfs de libertaire cultuur. Deze continuïteit vind je in het anarchisme in de eerste plaats in de continuïteit van de pers. De kranten en tijdschriften die met een bewonderenswaardige taaiheid werden gepubliceerd, maar helaas ook met een betreurenswaardig gebrek aan originaliteit. Toch heeft onze pers het anarchisme voor vergetelheid behoed. Wat we nu nodig hebben - en eigenlijk al heel lang - is een terugkeer, zowel naar de argeloosheid, de naïviteit als naar de werkelijkheid. Gustav Landauer, die jammer genoeg weinig bekend is in Frankrijk, heeft heel terecht de marxisten gekarakteriseerd als ‘fantasten zonder fantasie’. Het is voldoende om de communistische plannen en projecten te bekijken van de marxisten-leninisten, of zij nu uit Rusland kwamen of uit Cuba: geen realisme en geen verbeeldingskracht. Welnu, het tegenovergestelde van ‘fantasten zonder fantasie’ zijn ‘realisten met verbeeldingskracht’. De problemen heel concreet stellen en met werkelijkheidszin en verbeeldingskracht en met de hulp van libertaire concepties zoeken naar antwoorden.
Er bestaat een vreemde tegenstelling in onze samenleving. Onze wereld is vol van ‘grains d’ananar’ (anarchistische graankorreltjes), om de woorden uit een lied van Leo Ferré te gebruiken. Maar er is geen anarchistisch brood, geen anarchistisch korenveld. De anarchistische graankorreltjes vind je in allerlei libertaire experimenten, in diverse sociale bewegingen, protestbewegingen, waar men probeert autoritaire en hiërarchische structuren te vermijden. Er zijn anarchistische graankorrels in het persoonlijk leven, in de verhouding tussen man en vrouw, tussen ouders en kinderen, in vriendenkringen en affiniteitsgroepen. Er komen zelfs steeds meer van deze anarchistische graankorreltjes maar zij vormen tezamen nog geen anarchistisch brood. Het ontbreekt aan ideeën en plannen voor de samenleving als geheel Structuren zonder dominantie voor de maatschappij.
Het is natuurlijk makkelijk om te zeggen dat we realistisch moeten zijn, maar wat moeten we doen? Zoals in het verleden vechten tegen de autoritaire staat, tegen het kapitalisme met zijn wereldmarkt, tegen de overal doordringende centralisatie? Zoals de anarchisten in het verleden deden, komen we op voor zelfbestuur, voor het federalisme, voor een vrijheidlievend socialisme, het vrije denken enz. We vergeten daarbij te veel dat de fundamentele structuren van de moderne wereld veel complexer en anti-anarchistischer zijn, het anarchisme veel moeilijker maken, dan de wereld van de negentiende eeuw; veel complexer ook dan de wereld van 1945. Kijken we naar de economie ‘Ouvrier, prends la machine, prends la terre paysan!’ (Arbeider neem de machine, boer neem de grond). Met deze schitterende woorden begint de Jurassienne, het lied van de anarchistische Jura-federatie uit de tijd van Marx en Bakoenin. De woorden vormden een program – en een realistisch program. Maar vandaag de dag? Als je de machines en de grond in bezit hebt of neemt, dan controleer je de productie niet. Je bent afhankelijk van banken, van een wereldmarkt waar je geen invloed op hebt, van regels van de staat of de Europese gemeenschap, van subsidies. In feite ontsnapt de economie aan elke controle, die van de kapitalisten zelf, die van de staat. Over de ‘onzichtbare hand’ die de economie zou sturen en waar vroegere generaties van liberalen de mond vol van hadden, hoor je nu niemand meer. De economie is een Golem geworden, oncontroleerbaar.
Nemen we vervolgens de politiek. Hier zien we hetzelfde. De politiek reageert op de ontwikkelingen, maar is niet in staat om ze te controleren. De verschillen tussen rechts en links worden steeds kleiner. De politiek bevindt zich in een diepe crisis. Extreemrechts komt met een curieus programma: minder staat en meer repressie.
Ondanks veel woorden tegen extreem-rechts bepaalt dit tegenstrijdige programma steeds meer de gehele politiek.
Als we ons vervolgens naar het terrein van de cultuur wenden, zien we een geheel andere situatie. Op het gebied van de kunst, van de literatuur, de muziek, bestaat er een grote vrijheid, ondanks de aanwezigheid van kapitalistische machten en van de sterke staat. Om te kunnen scheppen moet je vrijheid hebben. Op cultureel gebied, genomen in de zeer ruime zin van het woord, bestaat er meer vrijheid dan in het verleden.
Ik herinner hier nog aan de individuele vrijheid, de emancipatiebewegingen van vrouwen, van homofielen, de kritiek op kerkelijke en ideologische dogma’s, de verwerping van hiërarchie in kerken en partijen. De vrijdenkers-organisaties zijn veel minder belangrijk dan vroeger maar binnen de kerken vindt men bij veel gelovigen een open mentaliteit, een geest van tolerantie en onafhankelijkheid. In plaats van de oude strijd der vrijdenkers tegen de kerken kunnen we nu zeggen ‘De emancipatie van de christenen zal het werk van de christenen zelf zijn’… Je komt ook een nieuw respect voor de anarchistische idee tegen. Zelfs als het anarchisme als een spook uit het verleden of als een schone illusie wordt gezien. En opnieuw kunnen wij de vraag stellen ‘Wat moeten wij doen?’ Het anarchisme bevindt zich buiten de geschiedenis. Hoe komen we er in terug? Dat wil zeggen in de actuele discussies over sociale, politieke en economische kwesties.
3
In verschillende brieven die hij aan zijn vrienden schreef in de jaren dertig - het decennium van het overal triomferende fascisme - gebruikte de anarchistische historicus Max Nettlau een metafoor. Wij, de anarchisten, hebben ons mooie libertaire tuintje gecultiveerd zonder ons er rekenschap van te geven dat de woestijn van het totalitarisme in opmars was, die al het leven, alle tuintjes, alle vrijheid, al het sociale leven, verstikte onder het totalitaire zand. De conclusie van Nettlau was dat meer vrijheid alleen uit vrijheid ontstaat, socialisme alleen uit sociaal leven. Het gaat om een ontwikkeling van liberaal (niet in de partijpolitieke zin van het woord) naar libertair, van sociaal naar socialisme.
Ik onderschrijf deze conclusie van Nettlau en zou zelf een libertair possibilisme (possible: het mogelijke) voor willen stellen. De term possibilisme is gebruikt door Paul Brousse - een Franse anarchist, lid van de ‘internationale broederschap’ van Bakoenin en diens vrienden - in een brief aan zijn Spaanse vriend Garcia Viftas, een brief over zijn Russische, Italiaanse en Zwitserse vrienden van de ‘broederschap’. Max Nettlau, Oostenrijks verzamelaar met Duitse nationaliteit, kreeg de brief van de Spaanse familie Urales en vervolgens werd deze gered door de bibliothecaresse van het Internationaal Instituut voor Sodale Geschiedenis, Annie Adama van Scheltema. Tenslotte werd de brief voor het eerst in zijn geheel gepubliceerd door een Engelse historicus.[2] De term possibilisme heeft dus in ieder geval een heel internationale oorsprong.
Bij Brousse is het woord al gekoppeld aan het reformisme In zijn brief stelt hij voor het anarchisme deels te verlaten en de politiek en verkiezingen te accepteren. Hij zelf zou tenslotte het anarchisme volledig verlaten. Brousse was zelfs gedeputeerde voor Parijs toen de Franse autoriteiten het internationale anarchistische congres van 1900 in die stad verboden. Met de term possibilisme wil ik overigens allerminst deelname aan de politiek propageren (zoals bij voorbeeld wel het geval was bij Horacio Prieto, militant van de Spaanse anarcho-syndicalistische CNT in zijn boek Possibilismo Libertario). Ik wil integendeel de anarchistische idee intact laten. Ik geloof dat niet de politiek maar de rechten van de mens (zowel de sociale rechten als die betreffende de individuele mens) voor de anarchisten een mogelijkheid openen om terug te keren in de geschiedenis. Bij possibilisme stel ik mij een open houding voor tegenover alle actuele problemen zoals je die ook vindt bij Proudhon en Bakoenin, met concrete voorstellen, standpunten over en benaderingen van concrete kwesties vanuit een libertair gezichtspunt.
Ik denk daarbij aan de anarchistische graankorreltjes waar ik het over had, tevens aan het praktische idee van een distributiesysteem voor landen als Rusland om een zekere mate van sociale zekerheid - zoals die daar vroeger bestond - te garanderen. Ik voeg er hier twee ideeën aan toe; over de markt en over ex-Joegoslavië.
We leven in de tijd van de Heilige Markt. Iedereen is tegenwoordig een voorstander van de - ‘vrije’ - markt van het kapitalisme. Zelfs de ex-communisten in Rusland en Oost-Europa, de communisten-aan-de-macht in China en op Cuba, de sociaaldemocraten en de grote meerderheid van allerlei zeer linkse figuren uit de jaren zestig en zeventig, dienu ‘realistisch’ en ‘verstandig’ zijn geworden.
Om eerlijk te zijn ben ik zelf ook geen woeste tegenstander van de markt. Ik heb altijd een zeker wantrouwen gehad tegen het anti-markt denken van links. Waarom? Omdat de markt altijd een sociaal verschijnsel is geweest, een sociale instelling bij uitnemendheid. De markt, dat is de ontmoetingsplaats van goederen, van mensen, van culturen, van talen. De markt is een vreedzame ontmoetingsplaats met de anderen. Je zou een geschiedenis van de markt kunnen schrijven als een cultuurgeschiedenis. In wezen waren de socialisten ook niet zo zeer tegen de markt als zodanig maar tegen het bederf op de markt, tegen de ongelijkheid op de markt. In plaats van de markt te vernietigen zou je hem moeten democratiseren en socialiseren. Een distributiesysteem zoals ik dat voor Rusland in gedachte heb, maakt de gelijkheid op de markt groter (althans de ongelijkheid kleiner).
Je zou je kunnen voorstellen in onze maatschappij luxe-artikelen en de cultuur (bij voorbeeld kaartjes voor de bioscoop, theater, concerten, voetbalwedstrijden; ook een aantal kilometer-afstanden van de trein) voor een deel gratis te distribueren, met het recht de bonnen hiervoor te commercialiseren. Het effect zal een zekere mate van democratisering van de cultuur zijn en van socialisering van de markt. Om de markt te democratiseren is het verder van het grootste belang dat iedereen een minimum-inkomen heeft; iedereen, zowel armen als rijken, mensen met een betaalde baan èn werklozen.
Over ex-Joegoslavië bestaat in Europa een gemeenschappelijke mening. Een algemeen gedeeld gevoel van verdriet en schaamte. Men heeft de misdaden tegen de mensheid, tegen de rechten van de mens niet kunnen voorkomen. Ondanks alle mooie woorden over Europese eenheid, ondanks allerlei intergouvernementele instellingen, ondanks de ontelbare internationale commissies en organisaties die door de Europese staten in het leven zijn geroepen. Europa is niet in staat geweest om de catastrofe in Bosnië te voorkomen. En wij, de mensen van links, de libertairen? Links heeft geen, in ieder geval heel weinig, constructieve denkbeelden naar voren gebracht.
Zo is het heel jammer dat wij niet tijdig op het idee zijn gekomen van een onafhankelijke internationale radiozender die systematisch informatie bracht over alle schendingen van mensenrechten, begaan door alle partijen in ex-Joegoslavië, met uitzendingen in het Servo-Kroatisch en alle andere talen in het gebied en bereikbaar voor alle bewoners. Een zender vrij van alle staatsinvloed en onder controle van niet-gouvemementele organisaties als Amnesty International en de Federatie van Liga’s voor de Rechten van de Mens. Nu zijn wij in Frankrijk, in Nederland of in Duitsland meer en veel beter geïnformeerd over hetgeen zich in ex-Joegoslavië afspeelt dan de mensen daar.
In De AS 99 heb ik geschreven over een ander aspect van de Bosnische tragedie. De internationale organisaties hebben geprobeerd het geweld tot staan te brengen of om tussenbeide te komen om nieuwe botsingen te voorkomen. Maar men heeft daarbij wel steeds de door het geweld ontstane situaties, de nieuwe politieke eenheden en mini-staten geaccepteerd als afgedwongen feiten. Er is steeds onderhandeld met de mensen die de macht hadden of die met wapengeweld gebieden in hun macht hadden gekregen. Kortom, men heeft steeds contact gezocht met politieke autoriteiten. Het uitgangspunt van elke politieke ‘oplossing’ was steeds de bestaande toestand of de nieuwe bestaande toestand zoals die door het geweld was verkregen. Men heeft de legers van elkaar gescheiden, maar men heeft de bevolking niet beschermd.
Als men toch besluit om in te grijpen, waarom is het uitgangspunt dan steeds de centrale macht en de nieuw gevormde centrale machten? Waarom heeft men niet rechtstreeks met de gemeenten en met de bevolking in de gemeenten onderhandeld? Waarom heeft men niet gezegd: Wij willen met behulp van een internationale politie de gemeenten, de dorpen en de steden beschermen waarin men zelf bereid is om de rechten en mensenrechten van alle inwoners, van alle minderheden te beschermen. Duitsland was in 1945 zowel bezet (door de geallieerden] als bevrijd (van het nazisme). In Bosnië had men het land kunnen bezetten en de gemeenten kunnen bevrijden (van etnisch geweld).
4
Aan het slot van mijn betoog wil ik twee zaken naar voren halen die gunstig zijn voor de libertaire cultuur. De eerste is dat men in de praktijk van het dagelijks leven - zeker niet altijd, maar toch - wel tot niet-autoritaire oplossingen komt. Zoals bijvoorbeeld ook het revolutionaire en anti-autoritaire syndicalisme geboren werd in de praktijk van de sociale strijd en niet in de knappe koppen van de anarchistische theoretici. De mensen die op een heel praktische manier te maken hebben met de werkelijke problemen van de samenleving komen, juist door hun concrete dagelijkse werk, soms tot oplossingen die veel dichter bij onze ideeën staan dan men zich van beide kanten realiseert. Een voorbeeld. U weet dat in Frankrijk een soort van ‘Grote Angst’ heerst voor de cannabis die uit Nederland komt. Ik begrijp dat. Voltaire heeft al eens over Holland gezegd dat het een land is van ‘de canaux, de canards et canaille’ (kanalen, eenden en canaille). Helaas zijn ten gevolge van de Franse chemische industrie langs de Rijn de kanalen verontreinigd waardoor de eenden dood zijn gegaan. Maar wat het canaille betreft: hier ben ik! En ik geloof dat uw president, mijnheer Chirac nu van mening is dat Nederland een land is van ‘cannabis en canaille’.
Het liberale klimaat - zeker in vergelijking met Frankrijk - dat in Nederland bestaat ten aanzien van cannabis wordt verdedigd door mensen die in de praktijk van hun werk met de problemen van de cannabis en de gebruikers ervan geconfronteerd worden, zelfs door politiemensen. Onlangs hebben een aantal verantwoordelijken voor de politie in de grenssteden, waar men veel cannabis verkoopt, de regering geadviseerd om de bestaande vrij tolerante politiek voort te zetten. Anders, zo zeiden ze, zullen de sociale en criminele gevolgen veel ernstiger zijn.
Dan de tweede. ‘Quand nous en serons au temps d’anarchie, les humains joyeux auront un gros coeur…’ (Als wij in anarchistische tijden leven, zullen de mensen gelukkig en ruimhartig zijn) luidt de tekst van een van de mooiste liederen uit onze libertaire cultuur. Om ruimhartig te zijn hoeven we echter niet te wachten op anarchistische tijden; en de mensen die ruimhartig zijn, zijn beslist niet altijd anarchisten. Dat is een groot verschil tussen alle marxistische projecten en die van de libertaire cultuur. Voor marxistische projecten heb je altijd marxisten nodig, marxistische partijen en organisaties. Voor het project van de libertaire cultuur, voor het anarchisme, is het niet nodig dat je anarchisten hebt.
Het anarchisme vindt zijn eigen weg, in de samenleving en bij de mensen. Zelfs bij de mensen die groot zijn geworden of leven onder autoritaire verhoudingen ontdek je opvattingen die vanuit een anarchistisch gezichtspunt interessant zijn. Zoals wij al zagen aan het voorbeeld van de cannabis in Nederland, komen de mensen in de praktijk van hun leven soms tot minder autoritaire opvattingen. Ik heb ook de zelfbevrijding van christenen genoemd. Heel wat gelovigen - en heel overtuigde gelovigen - zeggen vandaag de dag: ‘de kerk, dat is niet de paus, dat is niet de hiërarchie, dat zijn wij, de gelovigen, en gezamenlijk vormen wij de kerk’, In de praktijk van hun leven en hun maatschappelijk actief zijn geven niet-anarchisten ons dikwijls een voorbeeld van solidariteit en tolerantie.
In laatste instantie heeft het anarchisme geen anarchisten nodig en dat is dan ook mijn slotconclusie die ongetwijfeld een opluchting voor u zal zijn: de libertaire cultuur heeft beslist geen Rudolf de Jong van node.
Noten
[1] Nico Berti, Pour un bilan historique et idêologiquede L’anarchistme’ dans t’Etat et t’anarchie, Lyon, ACL 1985, p. 82.
[2] 2. David Stafford, From anarchisme to Reformism, A study of die politicaI activities of Paul Brousse within the First International and the French socialist movement 1870-90, London 1970, pp. 252254.