Dick Gevers
De zaak Sacco en Vanzetti
Na de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) komt in de Verenigde Staten een industriële ontwikkeling op gang die zich voltrekt binnen een economisch en politiek systeem van ongebreideld kapitalisme, waarin de arbeiders volkomen rechteloos zijn. In de behoefte aan arbeidskrachten voor het realiseren van deze industriële revolutie wordt voorzien door immigranten uit Europa naar de Verenigde Staten te halen. Na de Engelse, Ierse, Scandinavische en Duitse immigratiegolven zijn het vooral emigranten uit Oost- en Zuid-Europa die zich met honderdduizenden vestigen in grote steden als New York en Chicago. Vooral deze laatsten brengen het anarchistische gedachtegoed, dat in hun landen van herkomst veel aanhangers kent, over naar de Verenigde Staten.
In 1881 wordt in Chicago een eerste anarchistisch congres georganiseerd, The Black International Congress, waarop afgevaardigden uit veertien steden zich uitspreken voor de vorming van een anarchistische maatschappij, die volgens hen alleen door geweld tot stand kan worden gebracht. In 1883 organiseert de Duitser Johann Most in Pittsburg het International Anarchist Congress. Tijdens dit congres wordt een manifest uitgevaardigd dat oproept tot de vernietiging van het bestaande klassensysteem met gebruikmaking van alle middelen. Voorts bepleit het manifest de vestiging van een vrije maatschappij, die gebaseerd is op coöperatieve organisatie van de productie, vrije uitwisseling van producten – dat wil zeggen zonder tussenhandel – tussen producerende organisaties, onderwijs op niet-religieuze, wetenschappelijke grondslag en op basis van gelijkheid van beide seksen, gelijke rechten voor alle mensen zonder onderscheid naar geslacht of ras, en regeling van alle publieke zaken door middel van vrijwillige samenwerking op basis van federalistische principes. Als gevolg van de snel voortschrijdende mechanisering van de arbeid in alle takken van industrie, in combinatie met een economische depressie, ontstaat een hand over hand toenemende werkloosheid, die leidt tot groeiende sociale onrust. In 1886 neemt deze een ongekende omvang aan: 340.000 arbeiders in 12.000 fabrieken leggen het werk neer en eisen een achturige werkdag. Om de staking te breken wordt door de politie en door ordediensten van bedrijven hard opgetreden. In Chicago vallen door het brute politieoptreden verscheidene doden en gewonden onder de stakers. Naar aanleiding daarvan roepen de anarchisten in Chicago op tot een protestdemonstratie op 4 mei. Aan deze demonstratie nemen 80.000 arbeiders deel. De demonstratie zelf verloopt vreedzaam, maar heeft een bloedige nasleep. Nadat de demonstratie het einddoel van de protestmars, de Haymarket, had bereikt en de demonstranten uiteengegaan waren, voert de politie een aanval uit op ongeveer tweehonderd nog achtergebleven demonstranten. Een bom explodeert tussen de agenten, van wie er één gedood wordt en zeventig gewond. Wie de bom gegooid heeft is nooit duidelijk geworden. Er is nooit vastgesteld dat de bom door één van de demonstranten is gegooid. De anarchisten hebben altijd volgehouden dat dit het werk was van een agent-provocateur. Acht anarchisten werden voor deze aanslag gearresteerd. Ondanks een wereldwijd protest werden vier van hen opgehangen en de anderen tot levenslang veroordeeld. Zes jaar later worden de overlevenden vrijgelaten en alle veroordeelden officieel onschuldig verklaard.
LEVENSSTIJL
Ondanks de repressie winnen de anarchistische opvattingen snel terrein. Een invloedrijke groep is die rond de Italiaanse anarchist Luigi Galleani, een talentvol redenaar en redacteur van het blad Cronaca Sovversiva. Galleani meent dat de sociale revolutie op handen is en propageert gewapend verzet tegen de repressie door de staat. In de Cronaca Sovversiva en tijdens zijn spreekbeurten hamert Galleani vooral op het thema dat het verzet begint bij het individu, wat tot uiting komt in zijn leus ‘La salute è in voi.’ Al een paar jaar lang houdt de politie dossiers bij over de leden van deze groep, waartoe ook Sacco en Vanzetti behoren. In 1905 wordt een anarcho-syndicalistische vakbond opgericht, Industrial Workers of the World (IWW). Het ledental van deze vakbond zal oplopen tot 100.000 en er worden ook afdelingen opgericht in Zweden, Finland, Argentinië, Chili, Mexico, Canada en Engeland. Het lidmaatschap van de IWW stond open voor arbeiders uit alle bedrijfstakken. De IWW wilde de arbeiders in een revolutionaire vakbond organiseren, met als uiteindelijk doel, door middel van een algemene werkstaking en bezetting van de bedrijven het kapitalisme te breken, zodat de arbeiders de productiemiddelen in handen zouden krijgen. De IWW steunde tal van stakingen, zoals die in de textielstad New Jersey, in de auto-industrie in Detroit, in de mijnstreek in Minnesota en die van de landarbeiders in Kansas en Oklahoma. De IWW streed niet alleen tegen de grote kapitalistische ondernemingen, maar ook tegen reformistische vakbonden als de American Federation of Labor, die een revolutionaire verandering afwezen. Naast deze vakbondsstrijd vonden er ook individuele acties plaats, zoals die van de van oorsprong Russische anarchisten Alexander Berkman en Emma Goldman. In 1892 werden stakende staalarbeiders in Homestead, Pennsylvania, door de bedrijfspolitie neergeschoten. Berkman en Goldman besluiten als vergelding een aanslag te plegen op de directeur van de staalfabriek Henry Clay Frick. Berkman lost enige schoten op de directeur, die licht gewond raakt, en wordt veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf. De anarchisten beperken zich echter niet tot de bestrijding van het kapitalisme en het uitdragen van het anarchistische gedachtegoed. Zij beijveren zich ook voor de ontplooiing van de mens. De anarchistische pers speelt een belangrijke rol in de beweging. Er worden vele kranten, tijdschriften en pamfletten gepubliceerd in vele talen, onder meer in het Engels, Duits, Italiaans, Jiddisch en Russisch. Ook worden er bibliotheken, culturele clubs en alternatieve scholen opgericht, zoals bijvoorbeeld de Modern School in New York, die bezocht werd door de schilder George Henri en de vooral om zijn surrealistische foto’s beroemd geworden kunstenaar Man Ray. Er ontstaat een anarchistische levensstijl, die mede bevorderd wordt door het gezamenlijk organiseren van picknicks, theatervoorstellingen, zang-, poëzie- en schilderactiviteiten. Emma Goldman is daarbij een van de belangrijkste activisten; zij geeft de krant Mother Earth uit, die in de jaren na 1910 een oplage haalt van 10.000 exemplaren en zij organiseert talloze lezingen over onderwerpen als vrouwenkiesrecht, huwelijk, geboortebeperking, anarchisme. Haar uitspraak: ‘Heb je geen werk, eis werk, krijg je geen werk, eis brood, krijg je geen brood, neem het,’ leverde haar een jaar gevangenisstraf op.
RAZZIA'S
In de anarchistische beweging zijn twee stromingen te onderkennen: de meerderheid, die anarcho-pacifistisch is, en een minderheid, die voorstander is van gewelddadige directe actie en die zich richt tegen de staatsinstellingen en hun symbolen. De Galleanigroep behoort tot deze minderheid. Deze groep pleegt een aantal aanslagen. Een voorbeeld daarvan is een mislukte aanslag op de magnaat Rockefeller in 1914. De voor Rockefeller bestemde bom explodeerde tijdens het transport en doodde de anarchisten. De aanslag was bedoeld als vergeldingsactie voor het feit dat Rockefeller in Ludlow, met steun van de federale troepen een mijnwerkersopstand had neergeslagen. Hierbij werden elf mensen vermoord, voornamelijk vrouwen en kinderen. De regering – daarbij gesteund door het Congres – zet alles op alles om de sociale onrust de kop in te drukken en de vakbond IWW, de Galleanigroep en ook andere radicalen uit te schakelen. De angst dat de Russische revolutie naar de Verenigde Staten zou overslaan is daar niet vreemd aan. Stakingen worden gebroken door leger, politie en knokploegen van ondernemers; huizen van activisten worden overvallen en vernield, radicalen worden gearresteerd, op politiebureaus in elkaar geslagen en gemarteld (de beruchte derdegraads verhoren), tot lange gevangenisstraffen veroordeeld en het land uitgezet. Linkse kranten worden verboden en kantoren en drukkerijen vernield. In 1917 wordt een immigratiewet aangenomen, waarbij de immigratie van Italianen wordt beperkt en die immigranten iedere politieke activiteit verbiedt, op straffe van uitzetting. Naast het monolithische blok van de trusts die zich stevig hadden verankerd in de Amerikaanse samenleving, moest er een even krachtige bureaucratie worden opgebouwd die naadloos aan zou sluiten op de belangen van het kapitalisme. Tot dan toe was de inzet van de federale troepen en de politie ter ondersteuning van de grote ondernemingen nog incidenteel geweest. Nu organiseert en coördineert de regering alle diensten die een rol kunnen spelen in de onderdrukking van de arbeidersstrijd: de immigratiedienst, het ministerie van Binnenlandse Zaken, de geheime diensten, zoals het Bureau of Investigation (voorloper van FBI en CIA), het leger en zelfs de posterijen, die weigerden radicale kaarten en literatuur te verzenden. Het ministerie van Justitie krijgt grotere bevoegdheden: het heeft de zeggenschap over de politie en de geheime diensten, intervenieert in processen door instructies te geven aan de openbare aanklagers over de te volgen strategie en door druk uit te oefenen op rechters en het organiseert uitzetting van radicalen. De deelname van de Verenigde Staten aan de Eerste Wereldoorlog werd door de anarchisten veroordeeld, omdat zij oorlog beschouwen als een uitvloeisel van het kapitalistisch systeem, dat immers uitsluitend zou leiden tot verdere verrijking van de rijken, terwijl gestreefd moest worden naar een wereldwijde sociale revolutie. Dit werd door de regering aangegrepen om de ‘roden’ en in het bijzonder de anarchisten, die verantwoordelijk werden gesteld voor het antimilitarisme, de arbeidersstrijd en de aanslagen, te elimineren. In 1918 wordt een wet aangenomen die protesteren tegen de oorlog strafbaar stelt met gevangenisstraffen van vijftien tot twintig jaar. In 1919 worden Alexander Berkman en Emma Goldman samen met 249 anderen per schip teruggestuurd naar Rusland. De officiële instanties staan letterlijk op voet van oorlog met de ‘binnenlandse vijand.’ Vanaf november 1918 organiseert de minister van Justitie, A. Mitchell Palmer, een aantal razzia’s. De grootste daarvan vindt plaats op 2 januari 1920; dan worden in drieëndertig steden, 2500 radicalen gearresteerd, vakbondskantoren vernield, organisatoren gevangengezet, gemarteld en soms doodgeschoten; een groot deel van de arrestanten wordt vervolgens het land uitgezet. Dat betekent het einde van de IWW en de uitschakeling van de Galleanigroep. De represailles tegen linksradicalen gaan door. Op 5 mei 1920 worden Sacco en Vanzetti gearresteerd. Hun proces en veroordeling betekenen in feite het einde van een periode van strijd voor een radicale verandering van de maatschappij.
SACCO
Nicola Sacco en Bartolomeo Vanzetti maakten deel uit van de 130.000 Italiaanse immigranten die in 1908 in de Verenigde Staten voet aan wal zetten. In de jaren daarvoor waren al enkele miljoenen Italianen hen voorgegaan, die net als zij de Verenigde Staten zagen als het land van de onbegrensde mogelijkheden. Ongehuwd, avontuurlijk van geest, ontvluchtten Sacco en Vanzetti het Italiaanse platteland voor een beter en vrijer bestaan. Zij geloofden dat ‘het land van de vrijheid’ hen daartoe de mogelijkheden zou bieden. Armoede of politieke motieven speelden in hun keus geen rol. Zij namen de beslissing om te emigreren onafhankelijk van elkaar. Zij ontmoetten elkaar pas in 1917, toen beiden naar Mexico vluchtten om de dienstplicht te ontlopen. In de Verenigde Staten werden zij anarchistische militanten en propageerden zij de gewapende strijd om de staat en het kapitalisme te vernietigen. Nicola Sacco werd op 22 april 1891 geboren in Torremaggiore, een stadje in het zuiden van Italië, gelegen aan de voet van de Apennijnen in de buurt van de provinciehoofdstad Foggia. Hij was de derde zoon in een gezin met zeventien kinderen. Zijn werkelijke voornaam is Ferdinando; in 1917 overleed zijn broer Nicola, en ter nagedachtenis aan hem noemt Ferdinando zich sindsdien Nicola. Zijn vader was een wijnhandelaar die aan het hoofd stond van een bloeiend bedrijf en die een aantal arbeiders in dienst had. Hij bezat ook een stuk grond met wijngaarden en een groentekwekerij. Sacco had een gelukkige jeugd en werkte met plezier in de wijngaard en de kwekerij van zijn vader. Hij had bovendien een grote interesse voor machines. De industrialisering in de Verenigde Staten en de snelle ontwikkeling van de techniek, fascineerden hem. ‘Amerika,’ zou hij later zeggen, ‘was altijd in mijn dromen.’ Die dromen werden gedeeld door zijn broer Sabino. Ondanks verzet van hun ouders besloten beide broers te emigreren. Calzone, een vriend van hun vader die enkele jaren daarvoor geëmigreerd was, nodigde hen uit naar Milford (Massachusetts) te komen. Begin april 1908 namen zij de trein naar Napels en ze kwamen op 12 april 1908 per schip aan in Boston. Sacco en Sabino trekken bij Calzone in. Al snel vindt Sacco werk als handlanger in de wegenbouw. Met hulp van Calzone krijgt hij een baan in een fabriek die machines produceert voor de textielindustrie. Sabino keert in 1909 terug naar Italië. Sacco heeft inmiddels wel geconstateerd dat een ongeschoolde arbeider niet bepaald een glorieuze toekomst te wachten staat en besluit daarom een opleiding tot schoenmaker te gaan volgen. Een dergelijke opleiding bestond op dat moment bij de Milford Shoe Company. Met het geld dat hij had weten te sparen betaalde hij de lessen, die gegeven werden door Michael F. Kelley. Zijn inzet en bekwaamheid waren zo groot dat de Milford Shoe Company hem na afloop van de cursus in dienst nam, en van september 1910 tot mei 1917 had Sacco daar een goed betaalde baan. Zijn werkgever had zoveel vertrouwen in hem dat hij toestemming kreeg in zijn vrije tijd een stuk land te bewerken waarvan de opbrengst verdeeld werd tussen zijn werkgever, hemzelf en de armen van Milford. Behalve als schoenmaker werkte Sacco ook als nachtwaker in de fabriek. Voor dit werk kocht hij een Colt .32. Verder volgde hij een avondcursus om Engels te leren. Zijn lerares, Mary de Pasquale herinnert zich hem als een hard werkende, nette en intelligente leerling. In 1911 ontmoet hij de zestienjarige Rosa Zambelli, die toen net in de VS was aangekomen. Haar vader was enkele jaren eerder geëmigreerd met zijn vrouw en drie oudere kinderen. Rosa was in een klooster ondergebracht tot ook zij naar de VS kon overkomen. In 1912 trouwden Sacco en Rosa en in 1913 werd hun zoon Dante geboren. Sacco had een gelukkig gezinsleven, een hechte kring van vrienden die hem nooit in de steek lieten en er altijd van overtuigd zijn gebleven dat hij niet tot een roofmoord in staat was. Hij stond in hoog aanzien bij zijn werkgever. Hoewel het hem persoonlijk goed ging, was hij niet blind voor het lijden van anderen en begon hij zich te interesseren voor wat hij noemde ‘de onrechtvaardigheid en wrede vervolging in deze vrije maatschappij van vandaag’ en in het bijzonder voor de armen. In 1912 werd hij een regelmatig lezer van het weekblad Il Proletario, dat werd uitgegeven door de IWW. Tijdens een staking van textielarbeiders in Lawrence zamelde hij geld in om de stakingskas te steunen en in 1913 werd hij lid van de anarchistische studiegroep Circolo di Studi Sociali in Milford en abonneerde hij zich op de Cronaca Sovversiva van de Italiaanse anarchist Luigi Galleani. In het anarchisme zag Sacco de oplossing voor de problemen waarmee hij worstelde. Anarchisme betekende voor hem een wereld zonder regering, zonder politie, zonder rechters, zonder bazen, zonder gezag, een maatschappij bestaande uit autonome groepen, waarin het volk zelf over alles beslist, waarin sprake is van werk in gemeenschap en voorziening naar behoeften, van gelijkheid, rechtvaardigheid, kameraadschap en wederzijdse liefde. Sacco werd een militant anarchist en propagandist, hij steunde elke staking, was bij elke demonstratie aanwezig, zamelde geld in en schreef in de Cronaca Sovversiva. In 1916 werd hij wegens deelname aan een staking tot drie maanden gevangenis veroordeeld, wegens verstoring van de openbare orde, maar vervolgens in hoger beroep vrijgesproken. Vanaf dat moment staat hij echter bij de plaatselijke autoriteiten te boek als een ‘fanatieke anarchist.’ Op 6 april 1917 neemt de Amerikaanse regering het besluit dat de VS met de geallieerden mee zullen strijden in de Eerste Wereldoorlog. Een van de consequenties daarvan is dat alle jonge mannen – ongeacht of ze wel of niet Amerikaans staatsburger zijn – zich moeten laten registreren, zodat ze eventueel opgeroepen kunnen worden voor het leger. Galleani roept in zijn Cronaca Sovversiva, in een artikel met de titel ‘Matricolati’ (geregistreerden), de anarchisten op zich niet te laten registreren. Voor Sacco was de oorlog een zaak van en voor de rijken. ‘Welk recht heb ik een ander te doden? Ik heb met Ieren, met Duitsers, met Fransen en mensen van andere nationaliteiten gewerkt... Waarom zou ik hen doden? Wat hebben zij mij gedaan? Zij hebben mij niets gedaan, dus geloof ik niet in oorlog. Ik wil die geweren vernietigen.’ Sacco geeft zijn baan op en besluit naar Mexico uit te wijken met een vijftigtal andere leden van de Galleanigroep, onder wie Bartolomeo Vanzetti. Het was voor het eerst dat zij elkaar ontmoetten, hoewel zij van elkaar artikelen hadden gelezen in de Cronaca Sovversiva. Deze ontmoeting betekende het begin van een hechte vriendschap en een gedeelde passie voor het anarchisme.
VANZETTI
Bartolomeo Vanzetti werd op 11 juni 1888 geboren in het Noord-Italiaanse stadje Villafalletto, in de provincie Cuneo, in de Piëmont. Zijn vader was een handelaar in fruit, graan en wijn, en bezat een stuk land, een mooie tuin en een comfortabel huis in het centrum van de stad. Vanzetti was de oudste van vier kinderen. Zijn drie jaar jongere zuster Luigia zal een belangrijke rol in zijn leven spelen. Op school is Vanzetti een intelligente, ijverige leerling. Hij slaagt als de beste van zijn klas, maar zijn vader besluit dat hij beter niet verder kan studeren, omdat er toch al teveel werkloze academici zijn. De dertienjarige Vanzetti komt bij een banketbakkerij terecht, waar hij van zeven uur ‘s morgens tot tien uur ‘s avonds werkt. Hij houdt het er bijna twee jaar uit. In 1907 overlijdt zijn moeder. De lijdensweg van zijn moeder – die aan kanker stierf – grijpt Vanzetti zo aan dat hij in de weken na haar dood bijna tot zelfmoord komt. In zijn autobiografie Het leven van een proletariër, die hij in 1923 in de gevangenis schreef, noemt Vanzetti als belangrijkste reden voor zijn emigratie, de smartelijke dood van zijn moeder en het immense verdriet dat hij voelde toen hij haar verloor. Op 9 juni 1908 verlaat Vanzetti Villafalletto en reist per trein naar Frankrijk, waar hij op 13 juni in Le Havre scheep gaat naar de VS; op 20 juni komt hij aan op Ellis Island. Aanvankelijk vindt hij onderdak in New York bij een neef die enkele jaren eerder was geëmigreerd. Zijn neef is kok en bezorgt Vanzetti een baantje als bordenwasser. Het is op dat moment zeer moeilijk om werk te vinden vanwege de economische crisis waarin de VS zich bevindt. Het huis van zijn neef is niet groot genoeg om langdurig te kunnen inwonen, zodat Vanzetti vertrekt, in logementen woont en soms zelfs op straat overnacht. Er volgen moeilijke jaren waarin hij honger en ontberingen lijdt, en vuil en slecht betaald werk verricht. Hoe moeilijk en zwaar zijn leven in die periode ook is, toch weet hij zijn leeshonger te stillen. Hij leest Tolstoj, Hugo en Zola, Darwin, Spencer en Laplace, Dante’s Divina Comedia, maar vooral politieke en sociale schrijvers: Marx, Mazzini, Kropotkin en Malatesta. Een van zijn meest geliefde boeken is Het leven van Jezus van Ernest Renan, die Jezus vooral beschrijft als een mens die opkomt voor de armen en misdeelden, en rechtvaardigheid nastreeft. In 1912 komt hij in contact met een groep anarchisten in Worcester en abonneert hij zich op Galleani’s Cronaca Sovversiva. Hij kiest voor het anarchisme omdat het, als enige van alle radicale theorieën, de afschaffing van iedere staatsvorm voorstaat, omdat die gezien wordt als de belangrijkste oorzaak van tirannie en onderwerping. In 1913 vestigt Vanzetti zich in Plymouth, waar hij een kamer huurt in het huis van Vincenzo Brini, een anarchistische kameraad. Met hulp van Brini vindt Vanzetti werk in de grootste touwfabriek ter wereld, de Plymouth Cordage Company. In januari 1915 neemt hij ontslag en gaat in de bouw werken. Een jaar later breekt er een staking uit bij de Plymouth Cordage Company. Hoewel Vanzetti er niet meer werkt, speelt hij een actieve rol in de staking. Hij houdt redevoeringen, zamelt geld in voor de stakers, schrijft verslagen voor Cronaca Sovversiva, en organiseert zelfs een demonstratie van de stakers, waarbij hij een spandoek meedraagt met de tekst ‘Verwachten jullie dat wij zo ons hele leven blijven leven?’ De vakbonden American Federation of Labor en de Industrial Workers of the World willen de leiding van de staking overnemen, maar de stakers weigeren daarop in te gaan. Vanzetti is ervan overtuigd dat hij vanwege zijn actieve rol tijdens de staking op een zwarte lijst is gezet, met als gevolg dat het hem daarna vrijwel onmogelijk wordt werk te vinden. Vanzetti brengt bij de familie Brini een aangename tijd door. Hij wordt er gewaardeerd om zijn intelligentie, gevoeligheid, hulpvaardigheid en zijn belangstelling voor de kinderen. Vooral de zoon Beltrando Brini, die in het proces tegen Vanzetti als getuige à décharge zal optreden, wordt door hem beschouwd als ‘zijn geestelijke zoon.’ Zestig jaar later zal Beltrando Brini, die na een universitaire studie directeur van een school is geworden, maar ook enige tijd dirigent van het Brooklyn Symphony Orchestra is geweest, zeggen dat Vanzetti als een vader voor hem was: ‘Hij stond meer klaar voor mij dan mijn vader, als hij niet op de fabriek moest werken. Hij had overal belangstelling voor en behandelde mij met liefde en respect. En dieren behandelde hij op dezelfde manier [...] Hij hield van de natuur, van bloemen, van de zee, met dezelfde zuivere liefde. Als wij wandelden in de bossen of op het strand, wist hij mij door zijn gesprekken en zijn daden waarden en deugden bij te brengen, die mij mijn hele leven zijn bijgebleven...’ Aan deze gelukkige jaren komt een eind als op 6 april 1917 president Wilson de oorlog verklaart aan Duitsland en Oostenrijk. Zeven weken later wijkt Vanzetti uit naar Mexico.
REVOLUTIE
De vlucht van Sacco en Vanzetti met een groep aanhangers van Galleani werd niet alleen ingegeven door hun afkeer van de oorlog – die voor hen slechts een imperialistische strijd was om macht en winst – maar ook omdat drie maanden eerder in Rusland de Februarirevolutie was uitgebroken. Zij verwachtten dat deze elk ogenblik naar Italië kon overslaan. Het was hun bedoeling onmiddellijk naar Italië af te reizen zodra dit gebeurde; zij meenden dat zij na de invoering van de registratieplicht moeilijker de VS zouden kunnen verlaten. De groep vestigde zich in enkele huizen in een buitenwijk van Monterey. Zij leefden daar in een commune en deelden met elkaar wat ze met hun werk verdienden. Vanzetti vond werk bij een bakker en liet zich soms in brood uitbetalen. Tot deze groep behoorden mensen die in de zaak Sacco en Vanzetti later een belangrijke rol zouden spelen: de mijnwerker Emilio Coda uit Oost-Ohio, die bij elke staking in de mijnen zeer actief was en felle kritiek had op het bestuur van de vakbond United Mine Workers; Amleto Fabbri, een schoenmaker uit Beverley, die later secretaris wordt van het Verdedigingscomité Sacco en Vanzetti; Mario Buda, die kort voordat Sacco en Vanzetti gearresteerd werden nog in hun gezelschap was, werd er door de autoriteiten van verdacht medeplichtig te zijn aan de overval in South Braintree, maar wist aan arrestatie te ontkomen. In Italië brak echter geen revolutie uit. Ook werd duidelijk dat degenen die niet voldeden aan de registratieplicht, daarvan geen kwalijke consequenties ondervonden. Daarom keerde de groep geleidelijk aan terug naar de VS. Sacco en Vanzetti gingen in juli 1917 als eersten terug. Sacco had aanvankelijk moeite weer werk te vinden, maar in 1918 kon hij aan de slag als schoenmaker bij de Three-K Shoe Company in Stoughton, het bedrijf van Michael Kelley, de man die hem indertijd het vak had geleerd bij de Milford Shoe Company en later voor zichzelf begonnen was. Daar bleef hij tot zijn arrestatie werken, tot volle tevredenheid van zijn werkgever. Veel later zal Kelley over Sacco zeggen: ‘Een man die ‘s morgens om vier uur in zijn tuin is en om zeven uur op de fabriek, en die na het avondeten weer tot negen of tien uur ‘s avonds in zijn tuin werkt, met water loopt te zeulen en meer groenten kweekt dan hij nodig heeft en deze dan bij mij brengt om ze aan de armen te geven, is geen roofovervaller.’ Vanzetti ging na zijn terugkeer uit Mexico weer in de bouw werken. Hij zocht een ander onderkomen, omdat bij de Brini’s, vanwege hun opgroeiende kinderen geen ruimte meer was. Enige tijd later kocht hij een handkar, een weegschaal en een stel messen en werd hij visverkoper in Plymouth, in de wijken waar veel Portugese en Italiaanse immigranten woonden. Op 25 februari 1920 wordt Salsedo, de drukker van Cronaca Sovversiva, in New York gearresteerd en opgesloten in een cel in het Bureau of Investigation. Sacco en Vanzetti komen onmiddellijk in actie om Salsedo te steunen: Vanzetti houdt spreekbeurten, zij verspreiden informatiemateriaal en zamelen geld in om Salsedo’s verdediging te bekostigen. Na uitputtende kruisverhoren en mishandeling, wordt het lijk van Salsedo op 3 mei aangetroffen op de stoep van het Bureau of Investigation. Vanaf de elfde verdieping is hij daar terechtgekomen. Zelfmoord, zeggen de autoriteiten. Moord, zeggen de anarchisten. Sacco en Vanzetti besluiten deze politieke moord direct aan de kaak te stellen. Er wordt een vlugschrift gemaakt waarin wordt opgeroepen tot een demonstratieve bijeenkomst waarop Vanzetti zal spreken. Met de auto van Mario Buda – die ook tot de Galleanigroep behoort – willen zij dit geschrift gaan verspreiden. Op 5 mei halen zij met Buda en Riccardo Orciani, ook een kameraad, de auto van Buda op bij garagehouder Simon Johnson. Dan lopen zij echter in een val, die door de sheriff, Michael E Stewart, is opgezet. Deze is op zoek naar Buda vanwege diens politieke activiteiten en heeft de garagehouder opdracht gegeven hem te bellen als de verdwenen Buda zijn auto komt ophalen. De garagehouder probeert de mannen aan de praat te houden en tijd te rekken door Buda erop te wijzen dat er een nieuwe kentekenplaat op de auto moet, dat hij die helaas niet in voorraad heeft, en dat Buda problemen kan krijgen door zonder de juiste kentekenplaat de weg op de gaan. Buda besluit toch, samen met Orciani weg te rijden en ontspringt de dans. Sacco en Vanzetti gaan te voet en met de tram terug en worden onderweg gearresteerd. Sacco draagt het vlugschrift bij zich. Beiden zijn gewapend.
PROCES
Sacco en Vanzetti worden in de tram gearresteerd. De reden van hun arrestatie wordt hen niet verteld. Maar beiden twijfelen er niet aan dat zij gearresteerd worden wegens hun anarchistische activiteiten: die gedachte is niet zo verwonderlijk gezien de dan aan de gang zijnde hetze tegen alles wat links is. Bovendien weten ze maar al te goed hoe het hun vriend Salsedo is vergaan. Hun eerste indruk over de reden voor hun arrestatie wordt bevestigd en nog versterkt door de vragen die bij de ondervraging door sheriff Stewart op hen worden afgevuurd: Bent u Amerikaans staatsburger?; Bent u lid van een of andere club of groepering?; Bent u communist?; Of anarchist?; Gelooft u in onze regering?; Wilt u door middel van geweld een andere regering aan de macht helpen?; Bent u geabonneerd op anarchistische kranten?’ Tijdens de eerste verhoren door Stewart en later door de openbare aanklager Frederick Katzmann, verklaren beiden dat ze gewapend zijn omdat Sacco ook nachtwaker op de schoenenfabriek is en Vanzetti als vishandelaar soms veel geld op zak heeft. Aannemelijker is echter dat zij wapens bij zich hadden vanwege hun revolutionaire activiteiten (zo waren volgens Vanzetti de revolver- en geweerpatronen die zij bij zich hadden bestemd om door te verkopen aan een vriend ten behoeve van de beweging). En juist daarover willen zij zwijgen of liegen om anderen niet in gevaar te brengen. Pas veel later wordt hen duidelijk gemaakt dat zij beschuldigd worden van twee roofovervallen die in Massachusetts gepleegd werden: de eerste op 24 december 1919 in Bridgewater, de tweede op 15 april 1920 in South Braintree. In beide gevallen ging het de roofovervallers om geld dat bestemd was om arbeiders van schoenenfabrieken uit te betalen. De eerste mislukte, maar de tweede – waarbij twee werknemers werden doodgeschoten – leverde de overvallers 16.000 dollar op: geld dat nooit is teruggevonden. De strategie van politie en justitie speelt de aanklager een machtig argument in handen dat van grote invloed was bij de schuldigverklaring door de jury: Sacco en Vanzetti hadden gelogen tegen de politionele en gerechtelijke autoriteiten! De aanklager weet de jury er namelijk van te overtuigen dat zij niet hadden gelogen omdat zij hun kameraden wilden beschermen, maar dat hun leugens voortkwamen uit hun ‘consciousness of guilt’, waarmee wordt bedoeld dat personen door hun uitingen en gedragingen laten blijken dat zij weten dat zij schuldig zijn aan wat hen ten laste wordt gelegd. Sacco en Vanzetti moesten bewijzen dat ze op 24 december en 15 april niet, respectievelijk in Bridgewater en South Braintree aanwezig waren. Sacco had voor de 24ste december een alibi: hij was gewoon aan het werk in zijn schoenenfabriek. Een alibi van een visverkoper is moeilijk te geven en daarom wordt alleen tegen Vanzetti een proces aangespannen voor de mislukte roofoverval in Bridgewater op 24 december 1919. Dit proces vindt plaats in Plymouth op 22 juni 1920. De rechter is Webster Thayer, die in eerdere processen al van zijn vooringenomenheid tegen radicalen blijk had gegeven, ondermeer door zich te verzetten tegen de vrijspraak van een anarchist door een jury. Anarchistische opvattingen stonden bij hem gelijk aan criminaliteit. Ook aanklager Katzmann had al naam gemaakt als een verbeten vervolger van alles wat links was. Vanzetti werd verdedigd door de advocaat P. Vahey, die een zwakke verdediging voerde en bovendien na afloop van het proces voor het openbaar ministerie ging werken en één van Katzmanns naaste medewerkers werd. Hij verbood Vanzetti tijdens het proces het woord te voeren, omdat hij vreesde dat het proces daardoor een politiek karakter zou krijgen. Vanzetti’s zwijgen werd door de jury echter uitgelegd als ‘consciousness of guilt’. Er waren vier ooggetuigen van de overval, die één van de daders konden beschrijven. Aanvankelijk deed niets in hun beschrijvingen denken aan Vanzetti; tijdens het proces veranderden zij echter hun getuigenis en wezen Vanzetti aan als de dader die zij hadden gezien. Getuigen à décharge, die verklaarden dat zij op 24 december vis bij Vanzetti hadden gekocht, werden niet serieus genomen. Traditioneel is de dag voor kerst een dag waarop de Italiaanse gemeenschap aal eet. Tijdens het proces waren er dan ook vele Italiaanse huisvrouwen aanwezig die getuigden dat zij die dag aal bij Vanzetti hadden gekocht, die precies wisten aan te geven op welk tijdstip dat was gebeurd, en soms zelfs zover gingen dat zij de bereidingswijze van de aal vertelden. Deze verklaringen werden door rechter Thayer weggewuifd en de getuigenis van de dertienjarige Beltrando Brini – die op 24 december Vanzetti had vergezeld bij het verkopen van zijn vis – werd door hem beschouwd als ‘een uit zijn hoofd geleerd lesje.’ Op 1 juli 1920 eindigt het proces tegen Vanzetti. Hij wordt veroordeeld tot de maximumstraf: vijftien jaar dwangarbeid wegens poging tot diefstal.
VEROORDELING
Dit proces vormde echter slechts het voorspel tot een tweede proces in verband met de overval in South Braintree op 15 april 1920, waarbij twee doden waren gevallen. In het eerste proces was Sacco buitenspel gebleven, omdat Katzmann wist dat hij voor de betreffende datum een waterdicht alibi had. Voor de tweede datum was dat in de ogen van Katzmann niet het geval. Op die dag had Sacco namelijk vrij genomen om een visum aan te vragen om naar Italië terug te keren. De Italiaanse ambtenaar – die voor hem getuigde – wist zich Sacco nog goed te herinneren, omdat hij een ongeschikt formaat foto had aangeboden. Deze getuigenis werd door rechter Thayer niet serieus genomen, omdat – zoals Thayer het uitdrukte – een Italiaan, ook al was hij beambte van de Italiaanse ambassade, niet te vertrouwen was. Dit proces voor de roofoverval in South Braintree, dat in Boston plaatsvindt, eindigt op 14 juli 1921 met de terdoodveroordeling van Sacco en Vanzetti. In beide processen tonen rechter Thayer en openbare aanklager Katzmann openlijk hun vooroordelen tegen de Italiaanse getuigen: ‘Hebben jullie gezien hoe ik laatst [bij een eerder proces] die anarchistische smeerlappen heb aangepakt? Ik veronderstel dat hen dat wel een tijdje zal tegenhouden,’ zei Katzmann. En na de terdoodveroordeling van Sacco en Vanzetti zei hij tegen journalisten: ‘Hebben jullie gezien hoe ik dit gedaan heb?’ De ‘bewijzen’ die Katzmann aanvoert missen zozeer elke grond, dat alleen door intimidatie en manipulatie van de getuigen en het bespelen van de met zorg op anti-Italiaanse gevoelens en conservatieve ideeën geselecteerde juryleden, het ‘schuldig’ door de jury kon worden uitgesproken. De gehele rechtsgang past in de hetze tegen alles wat radicaal en Italiaans is en doet sterk denken aan een frame-up, een vooropgezet plan om door een gerechtelijke moord twee anarchistische arbeiders uit de weg te ruimen, en hun activiteiten en idealen te bezoedelen door hen een roofmoord aan te wrijven, om zodoende het rode gevaar te bezweren en de sociale onrust door terreur te onderdrukken. Aanklager Katzmann beschikt over drie ‘bewijzen.’ Ten eerste dat Sacco en Vanzetti gelogen hebben tijdens hun eerste verhoren. Hun antwoord dat zij niet wisten waarom zij gearresteerd waren en hun vrienden niet wilden verraden, wordt niet geaccepteerd. ‘Waarom zouden zij liegen als zij niets te vrezen hadden?’ vroeg Katzmann aan de jury. Het tweede bewijs is de getuigenis van drie ooggetuigen. De getuigen veranderen echter van mening tijdens het proces, kennelijk onder druk van Katzmann. Aanvankelijk onzeker en vaag, wordt hun beschrijving van de overvallers in de loop van het proces steeds preciezer en beginnen deze steeds meer op Sacco en Vanzetti te lijken. De procedure om Sacco en Vanzetti te identificeren als degenen die de roofmoord in South Braintree zouden hebben gepleegd, week geheel af van wat gebruikelijk is. De normale gang van zaken is dat ooggetuigen geconfronteerd worden met een aantal personen van ongeveer gelijk postuur en voorkomen, om te zien of zij dan inderdaad de verdachte kunnen aanwijzen als degene die zij de misdaad hebben zien plegen. Bij Sacco en Vanzetti was van een dergelijke line-up geen sprake. De getuigen kregen alleen Sacco en Vanzetti te zien, die bovendien gedwongen werden dezelfde houding aan te nemen als de roofovervallers. Professor Felix Frankfurter, hoogleraar rechten aan de Universiteit van Harvard en later lid van het Amerikaanse Hooggerechtshof, noemde in zijn verdedigingsschrift van Sacco en Vanzetti (The Case of Sacco and Vanzetti, augustus 1927) de identificatieprocedure dan ook een farce. In deze scherpzinnige analyse van de zaak laat hij van de getuigenverklaringen geen spaan heel.
GETUIGEN
Eén van de belangrijkste getuigen is Mary Splaine, die Sacco identificeerde als één van de inzittenden van de vluchtende auto. Zij werkte op de eerste verdieping van de schoenenfabriek en zag de wegrijdende auto van bovenaf van een afstand van ongeveer twintig meter, en nog geen drie seconden lang. Direct na de arrestatie – veertig dagen na de overval – werd zij tijdens de eerste hoorzitting geconfronteerd met Sacco. Zij was niet in staat Sacco te identificeren als één van de inzittenden van de auto. Een jaar later was zij er absoluut zeker van dat Sacco in de auto had gezeten en wist zij zich zijn lengte, zijn gewicht, de vorm van zijn hand en de manier waarop hij gekleed was te herinneren, en kon zij tot in details zijn gezicht en zijn kapsel beschrijven. Felix Frankfurter citeert naar aanleiding van deze getuigenverklaring dr. Morton Prince, hoogleraar in de psychologie aan de Universiteit van Harvard: ‘Ik verklaar ronduit dat de hoofdgetuige voor de rechtbank een getuigenis heeft afgelegd – ongetwijfeld in alle oprechtheid – die psychologisch gezien onmogelijk is. Mevrouw Splaine legde een verklaring af, hoewel zij Sacco op het ogenblik dat er geschoten werd alleen maar gezien heeft van ongeveer twintig meter afstand, en niet langer dan anderhalf à drie seconden, in een auto die wegreed met een snelheid van vijftien tot achttien mijl per uur, en waarvan de snelheid toenam. Zij noemde zestien details van zijn uiterlijk op, die zij zegt gezien te hebben en zich na een jaar nog te kunnen herinneren, zoals de grootte van zijn hand, de lengte van zijn haar – dat tussen de vijf en zes en een halve centimeter lang was – en zelfs de kleur van zijn wenkbrauwen! Het is heel eenvoudig te bewijzen dat een dergelijk waarnemingsvermogen en geheugen onder zulke omstandigheden psychologisch onmogelijk zijn. Dat weet elke psycholoog - zoals ook Houdini dat wist. En wat moeten we denken van de oprechtheid en de eerlijkheid van het openbaar ministerie dat een dergelijke getuigenverklaring accepteert, in de wetenschap dat de jury onvoldoende deskundig is om er geen geloof aan te hechten.’ Eén van de belangrijkste getuigen van de aanklager tegen Vanzetti was Le Vangie, een spoorwegarbeider, die net de overwegbomen wilde neerlaten omdat er een trein aankwam, toen de auto met de overvallers wilde passeren. Eén van hen bedreigde hem met een pistool om hem te dwingen de slagbomen open te laten. Tijdens het proces beweerde Le Vangie dat Vanzetti de bestuurder van de auto was. Deze getuigenis werd tegengesproken door de stoker McCarthy, die drie kwartier na de gebeurtenis met Le Vangie sprak. Le Vangie vertelde McCarthy dat er een pistool op hem was gericht en dat hij ervandoor was gegaan en zich had verscholen in de loods. McCarthy: ‘Ik vroeg hem of hij ze kende. Hij zei: “Nee, ik ken ze niet.” Ik vroeg hem of hij ze zou herkennen als hij ze weer zag. Hij zei: “Nee.” Hij zei dat hij alleen maar oog had gehad voor het pistool en dat hij de loods in gevlucht was.’ Daar komt nog bij dat getuigen van beide zijden verklaarden dat de chauffeur van de auto een jongeman was met blond haar en een tenger postuur, en in geen geval Vanzetti kon zijn. Toch wist de openbare aanklager de jury ervan te overtuigen dat Le Vangie, hoewel hij verklaarde dat Vanzetti de bestuurder was, eigenlijk bedoelde dat Vanzetti op de achterbank zat. Bovendien waren volgens de aanklager de getuigenverklaringen van weinig of geen belang voor het oordeel van de rechtbank en de jury; doorslaggevend was de ‘consciousness of guilt’ van Sacco en Vanzetti. Reeds eerder is aangegeven waarom Sacco en Vanzetti ontwijkende antwoorden gaven of leugens vertelden bij hun arrestatie. Hun gedrag tussen 15 april – de dag van de roofoverval – en 5 mei, toen ze werden gearresteerd, zou eerder tot de overtuiging moeten leiden dat er van ‘consciousness of guilt’ absoluut geen sprake was. Zij veranderden niet van levensstijl, uitgavenpatroon of werk; van de 16.000 dollar die zij buit zouden hebben gemaakt is geen spoor teruggevonden. Ze hielden zich niet schuil en leefden niet onder valse namen. Bij hun arrestatie had Sacco een pamflet bij zich dat een oproep bevatte voor een vergadering waar Vanzetti zou spreken. Ze verzetten zich niet toen ze gearresteerd werden. Doorgewinterde criminelen die zo’n bloedige roofoverval op hun geweten hadden, zouden terdege beseft hebben wat een arrestatie betekende en zouden zich gewapenderhand hebben verzet.
WAPENS
Het derde bewijs betreft de wapens van Vanzetti en Sacco. Aanklager Katzmann beweerde dat de revolver die Vanzetti bij zich droeg toen hij gearresteerd werd van Berardelli was, die bij de roofoverval was omgekomen. Sacco zou Berardelli deze revolver afhandig hebben gemaakt. Niemand kon echter getuigen dat Berardelli een revolver bij zich had, noch had iemand gezien dat één van de moordenaars Berardelli van zijn wapen had beroofd. Toch wist de openbare aanklager hiermee een rookgordijn op te trekken, waardoor de verdediging er niet achter kwam wat Katzmann wel wist, namelijk dat het serienummer van de revolver van Berardelli anders was dan dat van Vanzetti’s revolver: Berardelli beschikte over een Harrington and Richard.31, Vanzetti over een Harrington and Richard. Nog subtieler waren de machinaties van de rechtbank wat betreft het wapen van Sacco, een Colt, waarmee de moord op Berardelli zou zijn gepleegd. De wapendeskundige Proctor, hoofd van de staatspolitie, die zich ruim twintig jaar met roofovervallen had beziggehouden, kreeg de opdracht te onderzoeken of de kogel die een eind had gemaakt aan het leven van Berardelli uit het pistool van Sacco was gekomen. Vóór het proces waarschuwde Proctor rechter Thayer en de openbare aanklager Katzmann dat hij niet het geringste bewijs had dat de bewuste kogel inderdaad door Sacco’s pistool was afgeschoten. De vragen werden tijdens zijn getuigenis dan ook zo ingekleed dat Proctor naar waarheid kon antwoorden zonder meineed te plegen. Thayer: ‘Hebt u een mening over de vraag of kogel nr. 3 uit het bewuste automatische Colt-pistool afkomstig is?’ Proctor: Ja.’ Thayer: ‘En wat is uw mening?’ Proctor: ‘Mijn mening is dat hij kenmerken vertoont die overeenkomen met die van een door dat pistool afgevuurde kogel.’ Dit dubbelzinnige antwoord, dat de vraag openliet of de kogel werkelijk door dit pistool was afgeschoten, was voldoende voor rechter Thayer en de officier van justitie Katzmann om de jury ervan te overtuigen dat de kogel werkelijk door Sacco’s pistool was afgeschoten. Dat was overigens een niet al te moeilijke taak. Daags voor het proces had Ripley, de voorzitter van de jury, tegen één van zijn vrienden, die twijfelde aan de schuld van Sacco en Vanzetti, gezegd: ‘Die rotzakken, hangen moeten ze sowieso.’ Na het vonnis legde Proctor een beëdigde verklaring af, waarin hij het bovenstaande bevestigde en tot zijn verontschuldiging aanvoerde: ‘Had men mij rechtstreeks gevraagd of ik enig overtuigend bewijs had gevonden dat die zogenaamde dodelijke kogel uit Sacco’s pistool was afgeschoten, dan zou ik toen, zoals ik nu ook zonder aarzelen doe, ontkennend hebben geantwoord.’ De evidente manipulatie van getuigen, de intimidatie van getuigen à décharge, de machinaties van de rechter en zijn openbare aanklager met betrekking tot het wapen van Vanzetti, de afgedwongen verdraaide verklaring van de wapenexpert Proctor, die ervan overtuigd was dat alleen professionele criminelen een roofoverval als die van South Braintree zouden kunnen uitvoeren, wettigen de conclusie dat Sacco en Vanzetti ten onrechte zijn veroordeeld en dat hun executie een gerechtelijke moord was. De rechtszitting eindigt onder luid protest van Sacco: ‘Ik ben onschuldig,’ roept hij. Zijn vrouw Rosa werpt zich om zijn hals en zegt huilend: ‘Wat moet ik doen? Ik heb twee kinderen. Oh! Nick. Zij doden mijn man.’ Als Sacco en Vanzetti worden weggevoerd, schreeuwt Sacco tot de rechter en de jury: ‘Denk eraan! Zij doden twee onschuldigen.’
MADEIROS
In 1924 wordt Fred Moore als verdediger vervangen door de advocaten Thompson, een conservatieve maar uiterst bekwame jurist, en Ehrmann. Sommigen zijn van mening dat het proces anders verlopen zou zijn als de competente Thompson in een eerder stadium met de verdediging zou zijn belast. Moore voelt zich door zijn vervanging in zijn eer aangetast en gaat zelfs zover dat hij verklaart dat Sacco schuldig is! Een verklaring die gretig door het andere kamp wordt uitgebuit. Thompson en Ehrmann proberen tevergeefs de rechtszaak heropend te krijgen door te wijzen op de onregelmatigheden in de procesvoering. Zelfs de bekentenis van een andere gevangene, de Portugees Celestino F. Madeiros, dat hij als lid van de Morelli-groep – een groep gangsters die zich gespecialiseerd had in roofovervallen -– de overvallen had helpen uitvoeren en dat Sacco en Vanzetti er niets mee te maken hadden, mocht niet baten. Het openbaar ministerie ging er van uit dat een dergelijke bekentenis Madeiros niet kon schaden, omdat hij toch de doodstraf zou krijgen voor andere roofovervallen en dus niets te verliezen had. Maar Madeiros deed zijn bekentenis op het moment dat hij nog niet ter dood was veroordeeld en maakte zo zijn kansen om de doodstraf te ontlopen er niet groter op. Hij werd inderdaad ter dood veroordeeld en tegelijk met Sacco en Vanzetti geëxecuteerd. De verklaring die Madeiros aflegde klopt echter met de gebeurtenissen in South Braintree. Volgens hem waren behalve hijzelf nog vier anderen bij de overval betrokken, drie Italianen en de chauffeur van de auto, een Noord-Europeaan met blond haar. Hij weigerde de identiteit van de overvallers te onthullen, maar Thompson ging naar aanleiding van Madeiros’ verklaring op onderzoek uit en wist hun identiteit te achterhalen: de leider van de bende was Joe Morelli en de blondharige chauffeur was een Pool, bijgenaamd Steve the Pole. Al tijdens het proces hadden twee vrouwen die in de schoenenfabriek werkten verklaard dat zij Steve the Pole hadden gezien. Twee andere getuigen hadden verklaard dat Joe Morelli één van de mannen was die geschoten hadden. Joe Morelli bezat een Colt.32, en Mancini – een andere overvaller – had een wapen van een kaliber dat overeenkwam met de andere vijf kogels die in de lichamen van de slachtoffers waren aangetroffen. De Morelli’s waren in de VS geboren, hetgeen verklaart dat de overvallers volgens getuigen goed Engels spraken; wat niet voor Sacco en Vanzetti gold.
EXECUTIE
Sacco en Vanzetti zullen elkaar na hun veroordeling zes jaar lang niet zien. Vanzetti wordt opgesloten in de gevangenis van Charlestown, Sacco in de gevangenis van Dedham. Een week voor de executie op 23 augustus 1927 zien ze elkaar weer in de dodencel van de staatsgevangenis in Charlestown. Deze jaren zijn een onbeschrijflijke lijdensweg voor hen geweest. Het Verdedigingscomité Sacco en Vanzetti stelt alles in het werk om de publieke opinie te mobiliseren en geld bijeen te brengen om hun verdediging te betalen. Wat aanvankelijk een zaak was die voornamelijk beperkt was tot de anarchisten, groeide met behulp van linkse intellectuelen en schrijvers uit tot een wereldomspannend protest dat in de laatste jaren van hun gevangenschap zijn weerga niet heeft gehad in de geschiedenis. Het leed dat Sacco en Vanzetti in die zeven jaar is aangedaan is onbeschrijflijk. Onophoudelijk beklemtoonden zij hun onschuld, gingen in hongerstaking, maar verloren nooit hun waardigheid en hun geloof in de anarchie. Voor Sacco, die een diepe liefde voelde voor zijn vrouw Rosa en zijn kinderen Dante en Ines, en die zich alleen gelukkig voelde in de natuur en zich het liefst bezighield met tuinieren, was deze tijd zo’n kwelling dat hij lange tijd opgenomen moest worden in een penitentiair psychiatrisch ziekenhuis. Vanzetti hield zich overeind door een biografie te schrijven, te lezen, te studeren en te vertalen. De kameraadschap tussen Sacco en Vanzetti is altijd ononderbroken geweest. Slechts één keer ontstond er wanbegrip. Dat is op 3 mei 1927, als Sacco weigert zijn handtekening te zetten onder een gratieverzoek aan Alvan T. Fuller, de gouverneur van Massachusetts, dat door Vanzetti was opgesteld op initiatief van hun advocaat Thompson. Gratie vragen als men recht eist, gaat Sacco te ver. Bovendien heeft hij geen enkel vertrouwen meer in het rechtssysteem. In juni 1927 stelde Fuller een ‘onafhankelijke’commissie’ in waarvan de belangrijkste man A.Lawrence Lowell was, voorzitter van de Harvard Universiteit, teneinde na te gaan of de rechtspleging eerlijk was verlopen.Velen geloofden – zelfs Vanzetti – dat de commissie objectief te werk zou gaan en Sacco en Vanzetti snel vrij zouden zijn. Maar van objectiviteit was geen sprake: de commissie was slechts ingesteld om de rechtspleging een schijn van wetenschappelijke objectiviteit te geven. De zoveelste manipulatie in de zaak Sacco en Vanzetti. Lowell leende zich daarvoor en verklaarde hen schuldig. Het gratieverzoek, dat geen echt gratieverzoek is, omdat het nogmaals de beschuldigingen tegen Sacco en Vanzetti ontzenuwt en slechts eist dat hen recht gedaan wordt, dat wil zeggen dat zij vrijgesproken worden, wordt verworpen. Sacco krijgt gelijk en Vanzetti erkent dat. Ondanks de internationale druk, de nieuwe bewijzen van hun onschuld en van de ondeugdelijkheid van de procesvoering, weigerde Webster Thayer – die ook het verzoek om hoger beroep behandelde – het proces te heropenen, en wordt beslist dat Sacco en Vanzetti in de nacht van 22 op 23 augustus 1927 ter dood zullen worden gebracht op de elektrische stoel in de staatsgevangenis van Charlestown (Mass.). Aan de vooravond van de gerechtelijke moord op Sacco en Vanzetti, als honderdduizenden mensen over de gehele wereld protesteren, Amerikaanse ambassades door leger en politie worden afgeschermd, er een stroom telegrammen binnenkomt van vooraanstaande intellectuelen en schrijvers, is Charlestown een belegerde stad. Als Sacco kort na middernacht de executieruimte wordt binnengebracht, roept hij twee keer in het Italiaans: ‘Leve de Anarchie! en zegt: ‘Gegroet, mijn vrouw en kinderen, gegroet, u allen, mijn vrienden.’ Zijn laatste woord is: ‘Moeder.’ De executie op de electrische stoel is een gruwelijke marteling. De doodsstrijd van Sacco duurt elf minuten. Als Vanzetti wordt binnengeleid, verklaart hij: ‘Ik wil u zeggen dat ik onschuldig ben, dat ik nooit een misdaad heb begaan, enkele zonden misschien, maar nooit een misdaad. Ik ben onschuldig aan elke misdaad, niet alleen aan deze, maar aan alle, ik ben onschuldig.’ Zijn laatste woorden zijn: ‘Ik wil nu sommigen vergeven wat zij doen.’
REHABILITATIE
Pas in 1977 zullen Sacco en Vanzetti gerehabiliteerd worden door de toenmalige gouverneur van Massachusetts, Michael Dukakis. Hiermee lijkt de zaak Sacco en Vanzetti afgesloten te zijn. Toen echter de gemeenteraad van Boston (waar het proces tegen beiden in 1921 had plaatsgevonden) besloot om naar aanleiding van de zeventigste sterfdag van Sacco en Vanzetti een gedenkteken te plaatsen – een bas-reliëf van de kunstenaar Gutzon Borglum – ontstond er weer heftige beroering. De reactionaire krant The Boston Herald schreef dat het niet gepast was een monument op te richten voor Sacco en Vanzetti, die immers wegens moord ter dood waren veroordeeld. De burgemeester haastte zich te antwoorden dat het besluit het bas-reliëf te plaatsen geen onschuldigverklaring van Sacco en Vanzetti impliceerde, maar dat daartoe besloten was omdat ‘zij nu eenmaal deel uitmaakten van de geschiedenis van Massachusetts.’ Al eerder hadden enkele reactionaire historici een ‘revisionistische’ opvatting over de zaak Sacco en Vanzetti verkondigd en beiden – en zeker Sacco – schuldig verklaard. Een parallel met de revisionistische mening van sommige historici over de zaak Dreyfus dringt zich hier op. Blijkbaar betekent een erkenning van hun onschuld de erkenning van het falen van een economisch, politiek en justitieel systeem.
KOGEL
In 1986 publiceerde Francis Russell zijn boek Sacco &Vanzetti, met als triomfantelijke ondertitel The case resolved (De zaak is opgelost). Hierin kwam hij tot dezelfde conclusie als in zijn in 1962 verschenen werk Tragedy in Dedham, namelijk dat de kogel die de bankloper Berardelli doodde wel degelijk de kogel was uit de Colt van Sacco en hij inderdaad schuldig was. Het sluitend bewijs was voor hem een test door middel van microscopische vergelijking van de Colt .32 van Sacco, in 1962 door twee wapendeskundigen, die het exclusieve recht kregen van de politie van Massachusetts een test met de Colt van Sacco uit te voeren. Een toestemming die Ehrmann, de advocaat van Sacco en Vanzetti, die de test ook wilde herhalen, niet kreeg. Een toestemming die waarschijnlijk verband hield met de verklaring van de wapendeskundigen, Jury en Weller, die zij aflegden voorafgaande aan de aanvraag van de test, dat zij Sacco schuldig achtten. Russel schreef in zijn verzoek dat hij wilde bewijzen, dat Sacco de dodelijke kogel had afgevuurd. Weller, die in een moordzaak enkele jaren eerder een vergissing had begaan, verklaarde dat hij nooit een conclusie zou trekken die zou ingaan tegen de politie en de justitie. In 1985 verscheen Postmortem van William Young en David E. Kaiser. Hoewel Kaiser wees op het onzekere resultaat van de test, nam hij de conclusie van Russell over dat de dodelijke kogel uit de colt van Sacco kwam, maar dat dit echter niet inhield dat Sacco schuldig was. Kaiser trok de gevolgtrekking dat één van de vier kogels die Berardelli troffen verwisseld was door een kogel uit de Colt van Sacco die hem tijdens zijn arrestatie op 5 mei 1920 ontnomen was. De verwisseling vond plaats in de periode na de arrestatie van Sacco en Vanzetti, tot het proces tegen Sacco en Vanzetti in Boston in september 1920. In die periode deed de politie, op last van openbare aanklager Katzman, meerdere tests met de Colt van Sacco. William G. Thompson, de advocaat van Sacco en Vanzetti, die in 1924 de verdediging van de advocaat Moore had overgenomen, was al in 1927 tot de conclusie gekomen dat er een wisseling had plaats gevonden van één van de vier kogels. Wapenexpert Goddard verklaarde, na een microscopisch vergelijkend onderzoek, dat één van de kogels uit de Colt van Sacco kwam. Dr. George Magrath, de medisch expert die Berardelli vlak na de roofoverval op 15 april 1920 in South Braintree had onderzocht en vier kogels uit het slachtooffer had gehaald, had deze gemarkeerd met de romeinse cijfers I ,II ,III , IIII. Zij kwamen volgens hem uit hetzelfde vuurwapen. Volgens justitie kwam kogel III echter uit de colt van Sacco en omdat die kogel de dood van Berardelli tengevolge had werd Sacco als de moordenaar beschouwd. De andere kogels kwamen volgens de justitie uit een toen nog niet gedefinieerd vuurwapen. Thompson liet verscheidene wapenexperts kogel III onderzoeken. Zij constateerden dat kogel III met een ander voorwerp was gemarkeerd dan de andere kogels. Dit werd in 1961 nog eens bevestigd door wapendeskundige luitenant John Collins. Thompson was dus al in 1927 met concrete aanwijzingen gekomen dat de kogel uit Sacco`s Colt een verwisseling was, een manipulatie van justitie, zoals de hele rechtsgang een manipulatie was. Tevergeefs probeerde Thompson het proces tegen Sacco en Vanzetti te heropenen. In het doorwrochte onderzoek Postmortem, toont Kaiser aan dat Thompson gelijk had en er een verwisseling van de kogel heeft plaats gevonden. In het kort komen zijn argumenten op het volgende neer. Tijdens de lijkschouwing van Berardelli constateerde dr. George Magrath dat het slachtoffer getroffen was door vier kogels uit één en hetzelfde vuurwapen die hij markeerde met I, II, III, IIII. Kogel III was dodelijk. Kaiser onderzocht grondig de ooggetuigenverklaringen van degenen die van nabij de roofoverval hadden gezien. Hij kwam tot de conclusie dat er maar één schutter moest zijn. Bij de arrestatie van Sacco en Vanzetti werd de Colt van Sacco in beslag genomen. Het magazijn was geheel gevuld. Blijkbaar was hiermee geen schot gelost. De sheriff Stewart, die de arrestatie verrichtte, overhandigde de Colt aan Proctor, het hoofd van de politie van de Staat Massachusetts en getuige van het openbaar ministerie. Van meet af aan geloofde Proctor niet dat Sacco en Vanzetti de overval hadden gepleegd, omdat deze naar zijn mening het werk was van professionele misdadigers. Veel later zou blijken dat hij daarin gelijk zou krijgen toen Madeiros verklaarde dat hij tot de Morelligroep behoorde die de roofoverval had gepleegd. Maar openbare aanklager Katzmann en sheriff Stewart – gedreven door hun haat tegen alles wat links was – verklaarden bijna onmiddellijk na de arrestatie van Sacco en Vanzetti dat zij de daders van de roofmoord te pakken hadden. Katzmann zette Proctor onder druk om voor Sacco een belastende verklaring af te leggen. In de periode na de arrestatie tot het proces werden er tests met de Colt van Sacco gedaan. De Colt kwam in verscheidene handen terecht. In die periode moet de omwisseling van één van de vier kogels, namelijk nummer III hebben plaats gevonden. Pas in 1983 kon worden vastgesteld dat de schutter zich bediende van een Harrington and Richardson.32. Kogel III was gemarkeerd met een ander voorwerp dan dat van dr. Magrath zoals in 1927 en in 1961 door wapenexperts al was aangetoond. Kaiser is er van overtuigd dat Proctor van de omwisseling op de hoogte is geweest. Zelf heeft Proctor volgens Kaiser de omwisseling niet uitgevoerd. Immers, deze moet hebben geconstateerd dat één van de vier kogels er anders uitzag dan die hij van Stewart vlak na de arrestatie kreeg. Zelfs een leek kan zien dat de groeven op kogel III naar links overhellen en de groeven van de andere kogels naar rechts. Tijdens het proces volstond hij met een halfslachtige verklaring door op de vraag ‘kwam deze kogel uit de Colt van Sacco’ te zeggen dat deze ‘uit een soortgelijk wapen kwam.’ Voldoende voor de aanklager om via een frame-up de jury ervan te overtuigen dat Sacco de moordenaar was. De verklaring van Proctor betekende echter het einde van zijn loopbaan. Hij werd enkele maanden daarna ontslagen en opgevolgd door de volgzamer Van Amburgh. Kaiser trekt in Postmortem de volgende conclusie: ‘De zaak (van Sacco en Vanzetti) zal altijd wel controversieel blijven, maar de waarheid mag niet in twijfel getrokken worden. De overstelpende waarschijnlijkheid is dat er een wisseling van de kogel heeft plaats gevonden en dat Sacco en Vanzetti volledig onschuldig waren aan de moorden in South Braintree.’ Enkele uren voor de gerechtelijke moord op Sacco en Vanzetti kwam Thompson in de dodencel van Vanzetti en vroeg hem of hij zich vergist had in zijn overtuiging dat ze onschuldig zijn. Thompson schreef in zijn verslag van dit gesprek: ‘Vanzetti antwoordde rustig en en kalm en met een oprechtheid waaraan ik niet kon twijfelen dat beiden absoluut onschuldig waren aan de misdaad in South Braintree en hij ook aan de misdaad in Bridgewater.’ En in een kort gesprek met Sacco in de dodencel ernaast zei Sacco tegen Thompson: ‘Dat alle inspanningen wat hem betreft, in de rechtszaal of bij de autoriteiten nutteloos zijn, omdat geen enkele kapitalistische maatschappij zich kan veroorloven hem recht te doen.’ Thompson, die wel vertrouwen had in het rechtssysteem, voegde het volgende aan de woorden van Sacco toe: ‘Ik was uitgegaan van een ander gezichtspunt; maar bij dit laatste interview suggereerde hij niet, dat het resultaat zijn standpunt bevestigde, en niet het mijne. The case resolved? Absoluut. Sacco en Vanzetti waren onschuldig.